Een Tsjechische schrijver, geboren in 1893 en overleden in 1929. Hij schreef in het Duits een niet zo omvangrijk oeuvre bijeen.
Het is een hard boek. De hoofdpersoon Franz Polzer is een bankbediende die nooit een dag vrij neemt en die een kamer betrekt bij een weduwe. Hij heeft in zijn jeugd enkele traumatische ervaringen meegemaakt (hij wordt aangerand door een dienstmeisje, en betrapt zijn vader, die weduwnaar is, op seks met de zus van zijn vader). Die gebeurtenissen blijven hem de rest van zijn leven achtervolgen. Het is een besluiteloze, gefrustreerde man die elk sociaal contact zoveel mogelijk vermijdt. Hij moet de avances ondergaan van zijn hospita, Klara Porges, die op het eind van het verhaal wordt vermoord. Er verschijnen nog enkele figuren in de roman, o.a. een oude jeugdvriend, van wie de benen geamputeerd zijn en die zijn vrouw terroriseert. Verder doet er nog een verpleger mee, een godsdienstwaanzinnige.
Geen opbeurend gezelschap. De hoofdpersoon Franz Polzer heeft de gebeurtenissen niet onder controle. Hij wordt meegesleurd in een logica van verraad, ongezonde seksualiteit en manipulatie.
De sfeer van het boek is drukkend, soms op het groteske af. De mens wordt op zijn slechtst getoond, taboes worden doorbroken.
Als ik het bovenstaande overlees, besef ik dat weinig mensen geneigd zullen zijn om het boek te lezen. Het is geen mooi boek, het is hard en toch ben ik blij het te hebben gelezen.
Van deze Amerikaanse auteur had ik nog nooit gehoord. Hij werd geboren in 1931. Zijn ouders immigreerden kort na de eerste wereldoorlog uit Rusland. Hij groeide op in Washington, in een arme negerbuurt. Hij is dan begonnen aan de studie geneeskunde en specialiseerde in de psychiatrie. Over dat onderwerp heeft hij enkele werken gepubliceerd. Daarnaast schreef hij ook fictie, o.a. de roman Nietzsches tranen. Zelf noemt hij dat werk a teaching novel of een roman waaruit je wat kunt leren. In het hier besproken boek is dat ook het geval, zonder dat het belerend is. Het verhaal blijft het belangrijkste.
Mij heeft dit boek verleid door zijn titel, omdat ik nogal een fan ben van Schopenhauer (1788-1860).
De hoofdpersoon Julius Hertzfeld, een psychotherapeut, krijgt te horen dat hij aan huidkanker lijdt en nog maar een jaar te leven heeft. Hij vraagt zich af wat hij in zijn leven heeft gepresteerd en daarvoor zoekt hij contact met Philip Slate, een patiënt die 20 jaar geleden bij hem in therapie was en met wie de therapie toen was mislukt. Deze Philip loopt hoog op met Schopenhauer en hij wil Julius inwijden in de gedachtewereld van deze filosoof. Julius gaat ermee akkoord op voorwaarde dat Philip deelneemt aan een therapiegroep onder leiding van Julius. Dit is de inleiding en wat krijgen we nu verder in het boek ?
De hoofdmoot bestaat vooral uit de gesprekken in de therapiegroep waaraan een zestal personen deelnemen. We leren de verschillende personen uit die groep kennen en de spanningen die ze bij elkaar oproepen. Daar de auteur zelf psychiater is, schrijft hij met kennis van zaken. Afgezien van het verhaal, leer je veel over de methoden en technieken die een therapeut in zon groep gebruikt. Elk hoofdstukje begint met een citaat uit de werken van Schopenhauer. En verder wordt er geregeld een hoofdstuk ingelast waarin een korte levensschets van deze wijsgeer wordt gegeven. Een van de themas in het boek is of de leer van deze filosooftherapeutische waarde heeft. Schopenhauer stond erg negatief tegenover het leven en hij zag heil in een vorm van onthechting, een beetje zoals in het boeddhisme.
De persoon Schopenhauer wordt in dit boek wel een beetje clichématig beschreven. We krijgen nog maar eens te horen dat hij een vrouwenhater was, een zwarte pessimist, enz.
Het is dan ook een roman en geen wijsgerig traktaat of een biografie. Toch is het een interessant, boeiend en onderhoudend boek. Vooral lezers met interesse voor psychologie en filosofie zullen in de wolken zijn.
Laat me om te eindigen het fragment van Schopenhauer opschrijven dat boven het eerste hoofdstuk staat, het hoofdstuk waarin de hoofdpersoon verneemt dat hij kanker heeft.
Met elke ademhaling, weren we de dood af die ons voortdurend op de hielen zit
Uiteindelijk zal de dood overwinnen, want ons lot staat vast vanaf onze geboorte, hij speelt met zijn prooi, maar slechts voor korte tijd, dan slaat hij onverbiddelijk toe.
Toch gaan we gedreven en toegewijd zo lang mogelijk door met leven, zoals we proberen de grootste en langste zeepbel te blazen, in de wetenschap dat hij uit elkaar zal spatten.
Van Schopenhauer is bekend dat hij heel mooi, helder en beeldrijk proza schreef. Het bovenstaande is daar een staaltje van en zo staan er nog tientallen geslaagde fragmenten in het boek.
Von Keyserling: Branding Hrabal: Zwaarbewaakte treinen Voltaire: Candide Ishiguro: Een kunstenaar van het vlietende leven Hawthorne: De scharlaken letter Yalom: De Schopenhauer-kuur Rosa: De derde oever van de rivier Hoffmann: Das Fräulein von Scuderi Waugh: The Loved One Kadare: Het donkere jaar Baricco: Zijde Moorehead: De Blauwe Nijl Lampedusa: De tijgerkat Melville: Billy Budd Platonov: De bouwput Tim Parks: Bestemming Bernhard: De neef van Wittgenstein Kafka: Die Verwandlung Werfel: Het bleekblauwe handschrift van een vrouw Traven: Verhalen Baldwin: Go Tell it on the Mountain Faulkner: As I lay dying Oë: De hoogmoedige doden Trilling: The Middle of the Journey Hardy: Far from the madding crowd Kristof: De analfabete McEwan: Amsterdam Filloy: De bende Sciascia: De Zaak Aldo Moro Salinger: Franny and Zooey