Paus Benedictus was niet de eerste die een bepaalde visie kracht bijzette via een sneer naar de islam. Voltaire is hem daarin voorgegaan, hoewel die het christendom veel meer dan de islam heeft gehekeld.
In zijn Filosofisch Woordenboek is een hoofdstukje gewijd aan Gezond Verstand. Voltaire begint met te zeggen dat sensus communis bij de Romeinen meer inhield dan gezond verstand alleen, dat ook de mens zijn innerlijke gevoelens daaronder begrepen waren. In het Frankrijk van Voltaire geeft de sens commun maar de helft weer van wat de Romeinen bedoelden. De uitdrukking duidt op het begin van het denken, op het allereerste begrip van de gewone dingen, iets tussen stomheid en intelligentie in.
De mensen die het woord sensus (zintuig) bedachten, aldus Voltaire, gaven daarmee toe dat in de ziel niets kan worden opgenomen dan via de zintuigen. Er wordt wel eens beweerd dat gezond verstand heel zeldzaam is. En dan geeft Voltaire het voorbeeld van de Arabier, die een goed rekenkundige, een geleerd scheikundige en een betrouwbaar astronoom is, maar die desondanks gelooft dat Mohammed de helft van de maan in zijn mouw heeft gestopt. Wat is de oorzaak van die tweespalt in deze man ? Het is angst. Want er wordt hem voorgehouden dat als hij niet in die mouw gelooft, hij na zijn dood in de hel belandt, of men zal hem verwijten dat hij te trots is, of men zal hem voor de rechtbank slepen enz. Maar gelooft onze Arabier nu echt in die mouw van Mohammed ?
Nee, hij doet erg zijn best om erin te geloven; hij zegt: Het is onmogelijk, maar het is waar; ik geloof wat ik niet geloof. In zijn hoofd ontstaat een warwinkel van ideeën over die mouw, en hij durft daarin geen orde te scheppen; en dan beschik je pas echt niet meer over je gezonde verstand.
Dit mooie door Van Gennep in 2001 uitgegeven boek werd vertaald door J.M. Vermeer-Pardoen.
In het laatste bedrijf dobbert de ark op de golven en vertoeven we in het gezelschap van de verstokte zondaars die verzuimden in te schepen.
Hun poging om de ark in brand te steken is mislukt, wat aan Achiman de volgende woorden ontlokt:
Dat wiltbraet is in t hol der arke ons jaght ontslopen.
Het wiltbraet slaat op Noë en zijn gevolg, maar natuurlijk ook op de arkdieren. In deze beeldspraak van de jacht wordt de ark vergeleken met het hol waarin het opgejaagde dier zich verbergt. Een prachtig gebalde zin.
Volgens Urania had haar echtgenoot geweld moeten gebruiken, want:
Schiet de list
Van t vossevel te kort, wanneer het schelmen ruiken,
Dan geldt de leeuwenhuit: men most gewelt gebruiken.
Aen duigen uit den bant. Geen banden langer klemmen.
De lantzaet pooght vergeefs dien waterval t ontzwemmen.
Geen vlot op tonnen, met een koorde vast gehecht,
Beschut de driftigen in t strenge waterrecht.
In die taal van Vondel uit de zeventiende eeuw hebben de afzonderlijke woorden dikwijls een heel ruime betekenis. Uit het vorige citaat:
Ontzwemmen: al zwemmend aan het gevaar ontsnappen
Waterrecht: het water dat het vonnis voltrekt
Als Achimon ziet dat hij aan het onheil niet meer ontsnappen kan, richt hij zijn verwijten aan Urania, en de vrouw in het algemeen:
Meerminnentronien, gy hebt ons ingeluit
En Noë noit gelooft. Gedroght, van boosheit zwanger.
De woorden van Urania zijn misschien wel toepasselijk op onze tijd:
Gena, t is onze schuld. Genade, geen van allen
Gedacht oit dat dees straf den mensch zoude overvallen
Wat raet ? waer heen gevloön ? De weerelt krijght een krak.
Hoor hoe Vondel de donder beschrijft:
Daer kraekt een donderkloot de kruin van t reuzendak.
De toestand waarin het gezelschap zich bevindt is een bruiloft van ellenden.
Tot slot daagt de engel Uriël op en wordt in de Rei der engelen de ark vergeleken met de kerk en is het water de voorafbeelding van het doopsel dat
De smet der ziele afwasschen kan.
Hiermee is dit laatste drama van Vondel afgelopen. Het is niet zo sterk als Lucifer of Adam in Ballingschap, maar als men bedenkt dat het werd geschreven door een tachtigjarige, dan is men toch verbaasd over de creativiteit en het taalgebruik van deze dichter.
Von Keyserling: Branding Hrabal: Zwaarbewaakte treinen Voltaire: Candide Ishiguro: Een kunstenaar van het vlietende leven Hawthorne: De scharlaken letter Yalom: De Schopenhauer-kuur Rosa: De derde oever van de rivier Hoffmann: Das Fräulein von Scuderi Waugh: The Loved One Kadare: Het donkere jaar Baricco: Zijde Moorehead: De Blauwe Nijl Lampedusa: De tijgerkat Melville: Billy Budd Platonov: De bouwput Tim Parks: Bestemming Bernhard: De neef van Wittgenstein Kafka: Die Verwandlung Werfel: Het bleekblauwe handschrift van een vrouw Traven: Verhalen Baldwin: Go Tell it on the Mountain Faulkner: As I lay dying Oë: De hoogmoedige doden Trilling: The Middle of the Journey Hardy: Far from the madding crowd Kristof: De analfabete McEwan: Amsterdam Filloy: De bende Sciascia: De Zaak Aldo Moro Salinger: Franny and Zooey