Deze Franse auteur leefde van 1763 tot 1852. Hij is geboren in de Savoye toen die nog bij Italië hoorde. Hij was soldaat in het Sardijnse leger en toen de Savoye naar Frankrijk ging, moest hij het land verlaten en trok hij naar Sint-Petersburg. Hij zou daar sterven.
Dit boekje danken we aan een duel dat de auteur uitvocht in 1790 en dat hij won. Als straf kreeg hij 42 dagen kamerarrest en tijdens die dagen van opsluiting schreef hij dit werkje. Het duel was ook de aanleiding voor een eigenaardige gedachtekronkel. Aangezien het gebruik een duel toestaat, maar het bij wet verboden is, ontlokt die vaststelling hem de volgende gedachte: aangezien wet en gebruik met elkaar in strijd zijn, zouden de rechters hun uitspraak ook het best met dobbelstenen kunnen bepalen.
De schrijver beschrijft de voorwerpen in zijn kamer en de herinneringen die ze bij hem oproepen. Over het bed schrijft hij: En ten slotte is het in dat verrukkelijke meubel dat wij tijdens de ene helft van ons leven de narigheid van de andere helft vergeten. Het is een met bloemen versierde wieg; - het is de troon der liefde;- het is een graf.
Hij begint met een (simpele) metafysische uiteenzetting die erop neerkomt dat hij de mens ziet als een samenstel van geest en beest. In het beest kan men met een beetje goede wil een voorloper zien van het onbewuste bij Freud. Er volgt een overzicht van de schilderijen aan de muur, hij heeft het over de jeugd met dit mooie stukje zin: de bossen hebben paden die je op latere leeftijd nooit meer terugvindt.
Over de dag dat zijn arrest wordt opgeheven schrijft hij:
Vandaag ben ik dus vrij of laat ik mij, liever gezegd, weer aan banden leggen. Het juk der dagelijkse beslommeringen zal opnieuw op mij drukken; ik zal geen stap meer zetten die niet door fatsoen en plicht is afgemeten.
Uit de voorbeelden is wel duidelijk waarover dit boekje gaat. Het is een curiosum, hoewel de auteur in de leer is geweest bij Laurence Stern (1713-1768) die in die trant A Sentimental Journey through France and Italy schreef.
Het boekje werd in 1995 uitgegeven bij Uitgeverij Voetnoot Amsterdam. De vertaling en het nawoord zijn van Paul de Bruin.
Een liefdesverhaal. Enkele taferelen uit de jeugd van de hoofdpersoon, vooral over zijn contacten met zijn vriendinnetjes. Een van hen heeft polio gehad en mankt. Door te veranderen van school verliezen ze elkaar uit het oog, maar twintig jaar later ontmoeten ze elkaar weer. De hoofdpersoon is dan getrouwd en heeft twee kinderen. De jeugdvriendin doet eigenaardig over haar leven. Ze heeft een kind gehad maar dat is na enkele dagen gestorven. De twee worden verliefd op elkaar, maar de vrouw verdwijnt opnieuw uit zijn leven.
De roman leest heel vlot. Hij heeft veel lovende kritieken gekregen en ik ken ook enkele mensen die het een heel goed boek vonden. Mij heeft het werk echter niet echt kunnen boeien. Er zijn al zoveel liefdesgeschiedenissen beschreven en in dit werk ontbrak toch wat originaliteit. Ook de neventhematiek, de corrupte zakenwereld in Japan kwam maar terloops aan bod en werd niet uitgewerkt.
De roman is van 1998 en werd uitgegeven bij Atlas Amsterdam/Antwerpen
We bevinden ons in het midden van de 19e eeuw in een afgelegen nederzetting (ze heeft zelfs nog geen naam) van kolonisten in Queensland, Australië. Drie kinderen merken een haveloze man op die uit de moerassen opduikt en nauwelijks Engels spreekt. Hij werd 15 jaar geleden, als kind, over boord van een schip gezet en leefde al die tijd onder de inboorlingen. De komst van de man verwekt opschudding in de kleine gemeenschap. Hij wordt opgevangen door het gezin van de drie kinderen Mc Ivor. De plaatselijke dominee ondervraagt hem en de plaatselijke leraar tekent zijn verhaal op. In het volgende hoofdstuk lezen we hoe de jongen werd gevonden door de inboorlingen. (Een prachtige passage). Hij blijft jaren bij de stam tot hij verneemt dat er blanken gesignaleerd zijn. In de volgende hoofdstukken wordt het verleden van deze Gemmy nog beschreven en maken we kennis met de dorpsbewoners.
Het verhaal gaat verder met de vijandigheid die in de gemeenschap tegenover Gemmy ontstaat. De kolonisten vertrouwen hem niet en denken dat hij nog contact onderhoudt met de zwarten. Er ontstaan schermutselingen en Gemmy zalten slotte terugkeren naar de stam. In het laatste zijn we vijftig jaar later en lezen we wat er van enkele van de personages is geworden.
Tot zover de inhoud. Het boek is echter heel rijk aan themas. Het moeilijke leven en de angst van de kolonisten, de confrontatie met het andere, hier in de persoon van de halve wilde Gemmy, het contrast tussen wildernis en beschaving. De verschillende benadering van de natuur door Gemmy en de kolonisten. Bij de eerste is er nauw en intuïtief contact met de natuur. Het lijkt wel een pleidooi van de auteur om toch wat van de oorspronkelijkheid van het oude Australië in stand te houden. De roman bevat bovendien een groot aantal zeer gevarieerde karakters. En dan zijn er talrijke mooie passages, onder andere die met een meisje dat een zwerm bijen over zich heen krijgt. Verder is het ontroerend hoe Gemmy (een stotteraar) opnieuw Engelse woorden ontdekt, en later, hoe hij heimwee voelt naar het veel rijkere leven (door de band met de natuur) van de inboorlingen.
De roman berust op fantasie, maar volgens een naberichtje heeft de auteur inspiratie gevonden bij een echt voorval.
David Maloufis geboren in Brinsbane, Queensland, in 1934. De familie van zijn vader emigreerde in 1880 naar Australië vanuit Libanon. Hij heeft lang in Engeland geleefd. Wie een interview met de auteur wil lezen, kan terecht op het volgende adres: http://www.lib.latrobe.edu.au/AHR/archive/Issue-Sept-1996/intermal.html
Het boek heet oorspronkelijk Remembering Babylon en is van 1993. De Nederlandse vertaling door Annelies Roskam werd uitgegeven bij Van Gennep Amsterdam in 1994. Het boek telt 215 bladzijden.
Een roman uit 1934 al en een beetje is het eraan te zien, wat niet wegneemt dat het toch nog de moeite is. In het eerste hoofdstuk maken we kennis met John Beaver en zijn moeder. Zij is een zakenvrouw met wie ik nooit zaken zou doen, hij een klaploper en schotelvod die van zijn moeder geen geld krijgt en zoveel mogelijk etentjes probeert te versieren. Het andere gezin bestaat uit Tony Last en zijn vrouw Brenda. Ze wonen buiten de stad waar Brenda zich stierlijk verveeld en Tony enkel bekommerd is om zijn woning. Ze hebben ook nog een zoontje dat zijn juf een ouwe taart noemt en daarvoor een standje krijgt van zijn ouders. Veel helpt het niet, want even later vertelt hij zijn vader als volgt hoe hij bijna van zijn paard was gevallen: Ik deed gewoon mijn poten van elkaar en kwam op mijn reet terecht. Niets mee aan te vangen dus. Het loopt trouwens slecht af met dat jongetje. Het huwelijk van Tony en Brenda loopt op de klippen, want Brenda begint een verhouding met John Beaver. Dat was voorspelbaar, net als de dood van hun zoontje. Maar daar is het de schrijver niet om te doen. Hij moet zijn ironie kwijt kunnen, de leegheid van het bestaan aantonen en spotten met jan en alleman, tot de hond toe. Een voorbeeldje (hondenliefhebbers slaan de volgende zinnen beter even over).Djinn (de hond) was een bijzonder ondankbare hond die nooit om zich heen keek en aan zijn tuigje voortgetrokken moest worden. Toen ze hem loslieten, bleef hij stokstijf staan en staarde humeurig naar het asfalt totdat ze weer terug naar huis gingen. Ik geloof niet dat hij ook maar een greintje menselijk gevoel heeft, zei Marjorie.
Wat doet Tony als Brenda hem verlaten heeft ? Hij maakt een reis naar het Amazonewoud in Brazilië, samen met een soort ontdekkingsreiziger die een vergane stad zoekt. Een mooie gelegenheid voor de auteur om de spot te drijven met de antropologen. Tony wordt er ziek en zijn reisgezel verongelukt. Hij wordt gered door een man die al jaren onder de inboorlingen woont, maar hij had beter niet gered kunnen worden. Hij wordt verplicht de man het hele werk van Dickens voor te lezen en ontsnappen is niet mogelijk. We horen niets meer van hem. Brenda daarentegen heeft Beaver verlaten en legt het nu aan met een oude vriend van Tony.
In mijn vorig weblog had ik The Loved One van deze auteur al besproken. Een komedie over de begrafenisgebruiken in Amerika. Dat was zuivere kolder. In Een Handvol Stofis er nog veel ironie, spot en humor, maar er zit wel wat meer in ook.
Je moet een liefhebber zijn van dit soort boeken.Ik lees ze in ieder geval graag. En belangstellenden zullen zich moeten haasten. De laatste tijd worden zijn boeken door de bibliotheken verkocht op de jaarlijkse uitverkoop.
Het boek werd uitgegeven door Bert Bakker in 1989. De vertaling is van Bas Heyne. De omvang: 232 bladzijden.
Von Keyserling: Branding Hrabal: Zwaarbewaakte treinen Voltaire: Candide Ishiguro: Een kunstenaar van het vlietende leven Hawthorne: De scharlaken letter Yalom: De Schopenhauer-kuur Rosa: De derde oever van de rivier Hoffmann: Das Fräulein von Scuderi Waugh: The Loved One Kadare: Het donkere jaar Baricco: Zijde Moorehead: De Blauwe Nijl Lampedusa: De tijgerkat Melville: Billy Budd Platonov: De bouwput Tim Parks: Bestemming Bernhard: De neef van Wittgenstein Kafka: Die Verwandlung Werfel: Het bleekblauwe handschrift van een vrouw Traven: Verhalen Baldwin: Go Tell it on the Mountain Faulkner: As I lay dying Oë: De hoogmoedige doden Trilling: The Middle of the Journey Hardy: Far from the madding crowd Kristof: De analfabete McEwan: Amsterdam Filloy: De bende Sciascia: De Zaak Aldo Moro Salinger: Franny and Zooey