Ik heb de laatste tijd al veel over deze auteur geschreven, daarom maak ik het me nu eens gemakkelijk en laat alleen wat citaten volgen. Ze zullen een veel beter beeld geven van deze schrijver dan al wat ik er nog zou aan toevoegen.
Aan de rand van oude provinciesteden heb je van die vervallen stroken. Mensen komen er dikwijls rechtstreeks vanuit de natuur wonen.
Zachar Pavlowitsj zweeg. Menselijke taal was voor hem hetzelfde als het geruis van bomen voor een bosbewoner - je hoort het niet meer.
Er was een oude vrouw, Ignatjeva, die voor kleine kinderen een middeltje tegen de honger wist. Ze gaf hun paddestoelen op brandewijn, vermengd met zoete kruiden en de peuters sliepen vredig in, met droog schuim op de lippen. De moeder kuste haar kind op het ouwelijke, rimpelige voorhoofdje en fluisterde: Mijn schatje is uit zijn lijden verlost. De Here zij geprezen!
De opzichter werd het kantoor in gedragen en vandaar begon men met het station te telefoneren. Sasja was verbaasd dat het bloed zo rood en jong was en de opzichter zo grijs en oud, net of hij van binnen nog een klein kind was.
zit je niet af te pijnigen met dat boek als er iets belangrijks in stond, hadden de mensen elkaar al lang omhelsd.
Nog een ding. Waardoor ik ook voor deze schrijver ingenomen ben. Hij heeft zijn oeuvre moeten schrijven in heel moeilijke omstandigheden. Onder de dreiging van de Stalinterreur, in armoede, zijn zoon die werd opgepakt en later overleed. Als je die omstandigheden vergelijkt met de luxe waarin hedendaagse Vlaamse en Nederlandse auteurs kunnen schrijven
Onlangs hoorde ik deze politicus verkondigen dat we af moeten van het wij- en zijgevoel. Eerst dacht ik nog dat hij het had over het vijandige gevoel tussen wij (de autochtonen) en zij (de allochtonen). Daar kan natuurlijk iedereen mee instemmen. Maar Somers gaat veel verder. Volgens hem moeten wij en zij verdwijnen. Want wat stelthij in de plaats: het individu. We zijn allemaal individuen. We moeten elkaar tegemoet treden als individuen. Op die manier verdwijnen alle verschillen van ras, geaardheid, leeftijd enz. Eerst en vooral is dat onzin, want wij zijn niet enkel individuen. We zijn opgegroeid in een groep, een samenleving met een bepaalde geschiedenis, bepaalde gewoonten, overtuigingen enz. Elkaar als groep, met al die verschillen, tegemoet treden, mag dus niet enkel gezien worden in een perspectief van vijandigheid. Het kan ook verrijkend zijn. En bovendien bestaat dat abstracte individu niet: ieder van ons is blank, zwart, oud, jong, hetero, homo enz.
Verder is dat groepsgevoel normaal. Turken zullen zich meer thuis voelen onder elkaar dan in het gezelschap van Vlamingen. Als ik soms in een Kosovaars gezin kom, staat daar de televisie steevast afgestemd op een zender uit Kosovo. We kunnen dat betreuren, maar dat is de realiteit. Wij zouden in het buitenland juist hetzelfde doen. Voor allochtonen is hun cultuur een manier om zich thuis te voelen in onze samenleving. Zonder die band met hun thuisland zouden ze hier niet kunnen aarden.
Waarom gebruikt Somers in zijn betoog de term individu ? Omdat dit een leeg en abstract begrip is dat hem goed uitkomt. Had hij bijvoorbeeld de term 'mens' gebruikt, dan had zijn redenering niet geklopt. Waarom niet ? Omdat het woord 'mens' veel geladener is. Wie 'mens' zegt denkt automatisch aan een wezen dat kan liefhebben, lijden, behoeftig zijn. Je denkt aan je medemensen. In het woord 'individu' is die inhoud afwezig is. Het is onpersoonlijk en dus heel dienstig om maar de helft van het verhaal te vertellen. Een allochtoon een individu noemen of een allochtoon een mens noemen, maakt een wereld van verschil uit.
Maar Somers en consorten zijn natuurlijk gediend met die individualisering, met de reductie, met de atomisering van de maatschappij tot een geheel van individuen. Dit past in het liberale discours: ieder voor zich, ieder op eigen kracht. Dat leidt tot een samenleving waarin de sterkste, de rijkste, de machtigste het voor het zeggen heeft. Want er wordt geen weerwerk meer geleverd door georganiseerde mensen. Niet door vakbonden (en ik ontken niet dat daar veel kritiek op geuit kan worden), niet door organisaties van allochtonen die opkomen voor hun belangen enz.
Somers stelling was onder andere gericht tegen het VB. Maar met zijn redenering komt hij heel dicht in de buurt van de politiek die door deze partij wordt gevoerd. Alleen zijn zij al een stap verder. Die partij wordt geleid door een kleine groep mensen, een elite, waarvan de voorzitter zelfs niet is verkozen. Zij ziet de samenleving als een organisch geheel, waarin ieder individu zijn plaats heeft. De mensen zijn herleid tot radertjes die moeten draaien zoals de partijtop decreteert.
Als we Somers volgen, komen we ook ooit in een dergelijke elitaire maatschappij terecht.
Op de flap staat dat de roman al in eenendertig talen vertaald is. Als dat geen aanbeveling is ! Het is dan ook echt een goede roman.
Een man wordt voor een jaar afgezet op een eilandje in de zuidelijke Atlantische oceaan. Hij zal er de winden bestuderen. Hij is een Ierse vrijheidsstrijder die voor die vlucht heeft gekozen om uit de handen van de Engelsen te blijven. Het verhaal speelt in het begin van de twintigste eeuw. Hij vindt de hut waar hij moet verblijven in een erbarmelijke toestand. Verder op het eiland is er nog een vuurtoren die bewoond wordt door een half verwilderde man, Batís Caffó. De vuurtoren is een versterkte burcht en het zal duidelijk worden waarom. Tijdens de eerste nacht wordt de hoofdpersoon in zijn hut aangevallen door vreemde wezens.Hij kan de aanval afslaan en zal later zijn intrek nemen in de vuurtoren. Die wezens komen uit de zee. Het zijn een soort reuzenkikkers, met erg menselijke trekken. Een vrouwelijk wezen (Aneris) van de stam (de citauca) is door Batís tot vrouw, of beter, lustobject genomen. Wie de namen van achteren naar voren leest, zal al een en ander duidelijk worden. De beide mannen houden zich vooral bezig met zich te verdedigen tegen en met het verdelgen van die zeeschepsels die hen voortdurend aanvallen.
Ik zal nog niet verklappen hoe alles evolueert en afloopt. Je kunt het boek lezen als een avonturenroman, halve science fiction. Maar het gaat ook over de condition humaine. De eerste zinnen van het boek luiden: We staan nooit zover af van degenen die we haten. Alleen al daarom komen we nooit echt nader tot degenen die we liefhebben. Dat thema wordt in de roman uitgewerkt. De haat geldt de vijandigheid van de twee mannen tegenover die vreemde wezens. De liefde heeft betrekking op de verhouding van de twee mannen met Aneris. Bij de hoofdpersoon evolueert het misprijzen tot echte liefde, als hij merkt dat dit wezen bepaalde menselijke eigenschappen lijkt te bezitten.
Het boek schetst een beeld van onze harde samenleving, van het onbegrip voor het andere, voor die mensen die niet zijn zoals wij. Al die aspecten worden niet expliciet of belerend aangebracht. Ze vormen de ondergrond van het werk.
Ondanks de aanwezigheid van deze reuzenkikkers of monsters is het boek toch heel geloofwaardig en overtuigend.
Von Keyserling: Branding Hrabal: Zwaarbewaakte treinen Voltaire: Candide Ishiguro: Een kunstenaar van het vlietende leven Hawthorne: De scharlaken letter Yalom: De Schopenhauer-kuur Rosa: De derde oever van de rivier Hoffmann: Das Fräulein von Scuderi Waugh: The Loved One Kadare: Het donkere jaar Baricco: Zijde Moorehead: De Blauwe Nijl Lampedusa: De tijgerkat Melville: Billy Budd Platonov: De bouwput Tim Parks: Bestemming Bernhard: De neef van Wittgenstein Kafka: Die Verwandlung Werfel: Het bleekblauwe handschrift van een vrouw Traven: Verhalen Baldwin: Go Tell it on the Mountain Faulkner: As I lay dying Oë: De hoogmoedige doden Trilling: The Middle of the Journey Hardy: Far from the madding crowd Kristof: De analfabete McEwan: Amsterdam Filloy: De bende Sciascia: De Zaak Aldo Moro Salinger: Franny and Zooey