Foto
Ich gruet u allen int gemeyne,
Want met nimant besonder en ben ich bekent
Inhoud blog
  • esperanto
  • Over liefde
  • Bidden en/of mediteren
  • in memoriam
  • Karel D'huyvetters: Spinoza: de brieven over God
  • Losse bedenkingen 2: De hoofddoek
  • Losse bedenkingen 1: Geloven en niet-geloven
  • Gerrit Achterberg: Weerbericht
  • Nicole Verschoore: Le maître du bourg
  • Henry James: Washington Square
  • liefde
  • Blason du corps féminin
  • Pessoa: Criança desconhecida e suja brincando à minha port
  • Boutens: Rijk gemis
  • Beschouwingen bij Als de ziel spreekt
  • P.C. Boutens: De ziel spreekt
  • Jacob Winkler Prins: Uit mistig grijze morgenstrepen
  • Franco Sacchetti: Florentijnse verhalen
  • Peter Handke: Wunschloses Ungluck
  • Maria Petyt: Het leven van de weerdighe moeder Maria Petyt
  • Leonardo Sciascia: Mort de l'Inquisiteur
  • Flannery O'Connor: Goede mensen zijn dun gezaaid
  • McCullers: Clock without hands
  • Jane Bowles: Two Serious Ladies
  • J.D. Salinger: Franny and Zooey
  • Anne Bronte: A Reminiscence
  • William Faulkner: Shingles for the Lord
  • Vercors: Le Silence de la Mer
  • Maria Dermout: De Sirenen
  • Aifric Campbell: De logica van het moorden
  • Jörn Pfennig: Twee gedichten
  • Hesse: Over lezen en boeken
  • Colum McCann: Het verre licht
  • Vondel, Shakespeare! 2
  • Vondel: Joseph in Egypten
  • Schnitzler: Traumnovelle
  • Vondel, Shakespeare !.
  • Arthur Schnitzler: Doktor Gräsler, Badearzt
  • Psalm 23
  • Rilke: Eranna an Sappho
  • Charles Perrault: Riquet à la houppe
  • Cathérine Bernard: Riquet à la houppe /Riquet met de kuif
  • Vestdijk: The Beauty and the Beast
  • Schnitzler: Der blinde Geronimo und sein Bruder
  • Arthur Schnitzler: Sterben
  • Hofmannsthal
  • Yeats
  • Swift: A Voyage to the Houyhnhnms
  • Swift: A voyage to Laputa!
  • Swift: A voyage to Brobdingnag
  • Swift 2
  • Swift (1667-1745)
  • Swift: Gulliver's Travels (1)
  • Joseph Conrad: Within the Tides
  • Schopenhauer over de dood (1)
  • Piet Calis: Vondel. Het Verhaal van zijn Leven
  • Jacques Prévert: Fatras
  • Van de Woestijne: Vervarelijk Festijn
  • John M. Synge: The Playboy of the Western World
  • Synge: prelude
  • Alan Bennett: The Uncommon Reader
  • James Baldwin: Going to meet the man
  • Laura Esquivel: Como agua para chocolate
  • Carry van Bruggen: Goenong Djatti
  • Carry van Bruggen: Anekdote
  • Juan Filloy: De Bende
  • Sébastien Japrisot: L'été meurtrier
  • Richard Hough: The Potemkin Mutiny
  • Leonardo Sciascia: De Zaak Aldo Moro
  • A. Stifter: Brigitta
  • Lodeizen/Merrill
  • Gezelle
  • Michaël Borremans: The glaze
  • McEwan: Aan Chesil Beach
  • Hanshan: Gedichten van de Koude Berg
  • Richard Minne: Madèle of de lustige weduw
  • William Faulkner: Mosquitos
  • Indisch beeldje
  • William Cullen Bryant
  • William Cullen Bryant: To the fringed gentian
  • William Cullen Bryant: Sonnet - To an American Painter Departing for Europe
  • Balzac: Les Proscrits
  • Herman Melville: Bartleby the Scrivener
  • Nabokov: An Affair of Honor
  • Nabokov: The Visit to the Museum
  • D. H. Lawrence: Liefde in het hooi
  • Grillparzer (1791-1872): De arme Speelman
  • Franz Kafka: Das Urteil (Het Vonnis)
  • Reiner Stach: Kafka. Die Jahre der Entscheidungen
  • Moreau-Vauthier: La mort de Joseph Bara
  • Louis David: Joseph Bara
  • J. Boze: Marat
  • David: A Marat
  • Goldsmith: She Stoops to Conquer
  • Pirandello en Camilleri
  • Oliver Goldsmith: The Vicar of Wakefield
  • Barbara Allen
  • Victor Jara (1932-1973)
  • Vestdijk: Sint Sebastiaan
  • Le jeu de tonneau
  • Brecht: Twee gedichten
  • Joden in Engeland
  • Christopher Marlowe: The Jew of Malta
  • Franz Kafka: Brief an den Vater
  • Willem de Mérode: De witte kater
  • Shakespeare: The Merchant of Venice (eerste bedrijf)
  • Stendhal: Lucien Leuwen
  • Baudelaire: Les Fleurs du Mal
  • The Arrest of Oscar Wilde at the Cadogan Hotel
  • Lichtenberg
  • Charles Ducal: In inkt gewassen
  • Amoz Oz: Verzen van het leven en de dood
  • Goldsmith (1728-1774)
  • Shakespeare: The Tempest
  • David van Reybrouck: Slagschaduw
  • Norbert De Beule: EBdiep
  • Een naam
  • Ira Levin: Een kus voor je sterft
  • José Eduardo Agualusa: De handelaar in verledens
  • Kathleen Raine: The World
  • Erwin Mortier: Avonden op het Landgoed. Op reis met Gerard Reve
  • Nathaniel Hawthorne: The Gentle Boy
  • Poe: The Premature Burial
  • Melville
  • Bhartrihari
  • Ismail Kadare: De dochter van Agamemnon. De opvolger
  • Thomas Hardy: Jude the Obscure
  • Carlos Drummond de Andrade: De liefde, natuurlijk
  • Kenzaburo Oë: De knoppen breken
  • Angus Wilson: Anglo Saxon Attitudes
  • Sandro Veronesi: Waar gaat die vrolijke trein naartoe
  • Frederik van Eeden: Pauls ontwaken
  • Sàndor Màrai: Gloed
  • Anthony Powell: What's become of Waring
  • Ian McEwan: De troost van vreemden
  • Stendhal: Lamiel
  • Sándor Márai: De opstandigen
  • Friedrich Dürrenmatt: De rechter en zijn beul
  • Thomas Bernhard: Der Stimmenimitator
  • B. Traven: Een generaal komt uit de wildernis
  • Epicurus/Leopold
  • Bernardo Carvalho: Negen nachten
  • Ian McEwan: Amsterdam
  • Rosalie en Virginie Loveling
  • Agota Kristof: De analfabete
  • Daniel Defoe: A Journal of the Plague Year
  • Voltaire: Filosofisch woordenboek
  • Vondel: Noah 5e bedrijf
  • Thomas Hardy: Far from the Madding Crowd
  • Dromen
  • Leonardo Sciascia: Een duidelijke zaak
  • L.P. Boon: De paradijsvogel
  • Gorecki: Symfonie nr. 3 - Symfonie der Klaagliederen
  • J. H. Leopold
  • Petrarca: Brieven aan zijn broer
  • Konstantin Paustovskij: Begin van een onbekend tijdperk
  • Heinrich van Kleist: Die Marquise von O.
  • Lionel Trilling: The Middle of the Journey
  • Poesjkin: Schoppenvrouw
  • Schnittke
  • Timmermans: Adagio
  • Joseph Roth: Rebellie
  • John Boyne: De jongen in de gestreepte pyjama
  • Evelyn Waugh: Edmund Campion
  • Umberto Saba: Voor de vogels en een vriend
  • Kenzaburo Oë: De hoogmoedige doden
  • Heinrich Böll: De nalatenschap
  • Nabokov: Uitnodiging voor een onthoofding
  • Achterberg: En Jezus schreef in 't zand
  • Vondel: Noah 4e bedrijf
  • Streven januari 2007
  • Vladimir Nabokov: Bastaards
  • Sá-Carneiro: Twee gedichten
  • Mário de Sá-Carneiro: Beijos
  • Boutens: Kussen
  • Georges Eekhoud / J.I. De Haan
  • Vestdijk: Ierse nachten
  • Faulkner: As I Lay Dying
  • Boutens
  • Alfred Jarry: L' amour en visites
  • Ledeganck: Het burgslot van Zomergem
  • Tsjechow: Drama op de jacht
  • William Faulkner: Sanctuary
  • Vondel: Noah vervolg 3e bedrijf
  • Vondel: Noah 3e bedrijf
  • Pierre Louÿs (1870 - 1925) : Journal
  • Ledeganck: De Zinnelooze
  • Pikanterie
  • Goya en Louÿs
  • Pierre Louÿs: La Femme et le Pantin
  • Jack London: De droom van Martin Eden
  • Hugo von Hofmannsthal: Das Erlebnis des Marschalls von Bassompierre
  • Eduard von Kaiserling: Schwüle Tage
  • Flaubert: Saint Julien l'hospitalier
  • Saint Julien l'hospitalier
  • Emile Zola: Thérèse Raquin
  • Zondeval
  • Witold Gombrovicz: De beheksten
  • Janneke
  • Albert Verwey: De page
    Zoeken in blog

    sprokkelhout

    11-05-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.J. H. Leopold
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    J. H. Leopold

     

    Een vroeg gedicht. Het is te merken aan de tegenstelling tussen het begin, de eerste twee (lange) zinnen, en de twee laatste zinnen. Het laatste stuk doet kinderachtig aan en herinnert een beetje aan de negentiende-eeuwse versjes van Van Alphen en De Schoolmeester. Het eerste deel vind ik wel heel mooi.

     

    Een enklen maal, wanneer ik moe te bed ging
    en mij in ’t naderen van de slaap verheug,
    den denk ik aan den dood en vraag mij zelven
    of het dan evenzoo zal zijn, wanneer
    voor de allerlaatste maal het daglicht tusschen
    de zware wimpers schemert en verdwijnt.

    Dan voel ik, dat het een genot moet zijn
    voor hem, die moede is van den dag des levens,

    als hij mag zinken in een diepen slaap;
    hij denkt niet verder aan een andren morgen,

    maar snakt naar rust alleen, naar donkre rust,
    en zacht en zegenend komt voor hem de dood,
    zoals een zorgend vader, als zijn kind
    des avonds moe is van den langen dag
    en de oogjes onder ’t spel zijn toegevallen,
    den kleine opbeurt en hem zacht te bed brengt,
    voorzichtig, dat hij ’t in zijn slaap niet stoort.-

    Maar als nu eens de vader reeds des middags
    zijn kind zegt, dat het tijd van slapen is
    en ’t jongske pruilt, dat het nu nog geen slaap heeft
    en dat het met zijn vriendjes spelen moet,
    en dat de zon nog buiten schijnt, - wat dan ?

    Zal dan het kind naar ’t ernstig oog des vaders
    opziend, vertrouwen dat het zo het beste is ?

    of zal het eerst zich moede moeten schreien
    voordat het inslaapt met betraanden wang?

     

    Als toemaatje iets helemaal anders van Leopold, maar ook een jeugdvers.

     

    In deze vele
    week fluweelen
    plooien van vleesch,
    dofwit vleesch,

    is hoog vermeien,
    aaien en vleien
    mijn droge lippen,
    warme lippen

    en sterft mijn ziel…

    11-05-2007 om 13:08 geschreven door john

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (1)
    07-05-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Petrarca: Brieven aan zijn broer
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Petrarca: Brieven aan zijn broer

     

    Ik zal me beperken tot de eerste brief, die op zich al lang genoeg is (13 blz.). Petrarca (1304 – 1374) schreef deze brief in 1349. Zijn broer Gherardo was toen een jaar of zes kloosterling . In de brief benijdt Petrarca zijn broer om zijn gelukkig leven. Hij herinnert zich hun jonge jaren, toen ze beiden ijdeltuiten waren: Wat waren we bang dat onze keurig gekapte krullen  uit model zouden raken en dat ons prachtig opgemaakte kapsel door een zuchtje wind zou verwaaien… Wat zijn het toch een dwaze dingen waar mensen, en vooral jonge mensen,  zich druk om maken! Want waartoe dient die bezorgdheid ? Tot niets anders dan om andermans ogen te behagen.

     

    Het is wel de waanzin gekroond als we onze omstandigheden geen vorm weten te geven door ons eigen verstand te gebruiken, maar ons laten beïnvloeden door de waanideeën van de massa en ons laten adviseren over de inrichting van ons leven door lieden wier levenswandel onze afkeer opwekt ! Niemand kiest een generaal met een rug vol littekens…

     

    Zelfs zijn vroege gedichten (in de volkstaal geschreven, terwijl deze brieven in het Latijn zijn) waren een vorm van ijdelheid. Wat hebben we vaak lettergrepen in een metrum gewrongen of de betekenis van woorden verdraaid, kortom, wat hebben we al niet gedaan om die liefde, die niet kon worden uitgesproken, maar ook niet uit fatsoen werd stilgehouden, tot ieders genoegen te bezingen ?!.

     

    Zoals bekend waren de gedichten van Petrarca gewijd aan Laura. Hij zag dat meisje voor het eerst in een kerk op Goede Vrijdag in 1327.  Ze stierf al in 1348 (dus kort voordat deze brief geschreven werd). Ook de geliefde van Gherardo stierf op jonge leeftijd, waarschijnlijk in 1337. In de volgende passage richt Petrarca zich tot God. Hij is Hem dankbaar omdat Hij hen de liefde heeft laten kennen, maar ook omdat Hij hen de geliefden heeft ontnomen, zodat ze zich met de ernstige zaken des levens konden bezighouden. Een hele rare redenering die wij nu niet meer voor mogelijk houden.

     

    Barmhartige God, hoe stil geeft u raad, hoezeer komt u in het verborgene te hulp, hoe ongemerkt brengt u genezing! Want wat anders streefden wij met al die inspanningen na dan sterfelijke of, beter gezegd, doodbrengende liefde ? U hebt ons toegestaan om van de bedrieglijke en met talrijke doorns bedekte zoetheid daarvan tot verzadiging te proeven, opdat niets ons bijzonder meer zou lijken omdat we het zelf niet hadden ervaren. Anderzijds hebt u er in uw mededogen voor gezorgd dat die zoetheid niet zo groot was dat zij ons overweldigde, doordat u ons onze geliefden ontnam. Want toen uw rechterhand hen wegnam, rukte hij ook onze verwachtingen vrijwel met wortel en al uit de aarde. Op jeugdige leeftijd hebt u hen tot u geroepen dood de dood die, naar ik hoop, voor hen zinvol was en voor ons noodzakelijk, en daarmee hebt u de kluisters van onze ziel van ons weggenomen.

     

    Hij prijst het leven dat zijn broer nu leidt en acht hem een bevoorrecht man.

     

    Vergelijk wat je vroeger had eens met wat je nu hebt: de windstilte van de armoede met de stormen van de rijkdom, de zoete rust met de bittere bezigheden, de goede kloosterbroeders met de gemene vijanden. Vergelijk ook de stilte met die luide discussies, de eenzaamheid met de mensenmassa’s, de bossen met de steden, het vasten met de overdadige diners, de nachtelijke samenzang met dat dansen overdag.

     

    Mooi is ook de volgende passage naar aanleiding van een advies van Epicurus, namelijk dat men een denkbeeldige getuige van zijn levenswandel moet zoeken: ‘Doe alles op zo’n manier alsof Epicurus toekijkt’.

     

    Epicurus leert dat men een denkbeeldige getuige van zijn levenswandel moet zoeken…. Voor ons is deze kusntgreep helemaal niet nodig: wij hoeven niet te zoeken naar een fictieve getuige, omdat wij de levende, ware en altijd aanwezige Christus hebben. Want steeg ik ten hemel – hij is daar, of daalde ik af naar het dodenrijk – hij is daar. Laten wij dus alles doen in zijn tegenwoordigheid, niet alsof hij toekijkt, maar omdat hij werkelijk toekijkt.

     

    Bijna zevenhonderd jaar oud zijn deze geschriften. Het is een wonder dat ze nog zo goed leesbaar zijn en dat er zoveel herkenbaars in staat.

    Dit boek is al in 1993 verschenen bij uitgeverij Ambo, in de reeks Klassiek. Het is een prachtige uitgave maar jammer genoeg ook heel duur.  

    07-05-2007 om 21:00 geschreven door john

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Konstantin Paustovskij: Begin van een onbekend tijdperk
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Konstantin Paustovskij: Begin van een onbekend tijdperk

     

    Deze Russische schrijver (1892 – 1968) is vooral bekend door zijn zesdelige autobiografie, waaraan hij schreef van 1945 tot 1963. De zes delen zijn in het Nederlands verschenen in de reeks Privé-Domein van de uitgeverij De Arbeiderspers.

     

    Begin van een onbekend tijdperk is het derde deel van de cyclus en het behandelt het begin van de Russische revolutie in 1917. De auteur heeft die revolutie beleefd als een buitenstaander, hoewel hij soms bij bepaalde troepen werd ingelijfd, maar nooit bij de Bolsjewieken. Uit het boek blijkt dat er toen in Rusland een complete chaos heerste. De Duitsers zijn nog in het land en bezetten de Oekraïne, de Witten voeren strijd tegen de Bolsjewieken en het land wordt overspoeld door benden bandieten, die zelfs met treinen rondrijden en van de chaos gebruik maken om te plunderen en te moorden. Zo staan er een paar vreselijke gebeurtenissen in het boek. Ook de auteur is enkele keren aan de dood ontsnapt.

     

    Als je dit boek leest vraagt men zich af hoe de Bolsjewieken erin geslaagd zijn om dat enorme land onder controle te krijgen.  Dat is volgens mij de enige tekortkoming van deze autobiografie. Je krijgt geen zicht op de strijd en de vooruitgang van de Roden. Hun strijd blijft altijd op de achtergrond. Alleen aan het slot van het boek komen ze even voor, als ze de zuidelijke havenstad Odessa zonder slag of stoot innemen. Ze moeten alleen toekijken hoe de bevolking onder een angstpsychose lijdt en de stad met stoomboten tracht te ontvluchten.

     

    07-05-2007 om 20:23 geschreven door john

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (8 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    05-05-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Heinrich van Kleist: Die Marquise von O.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Heinrich van Kleist: Die Marquise von O.

     

    In M., einer bedeutenden Stadt im oberen Italien, ließ die verwitwete Marquise von O., eine Dame von vortrefflichem Ruf und Mutter von mehreren wohlerzogenen Kindern, durch die Zeitungen bekanntmachen, daß sie ohne ihr Wissen in andere Umstände gekommen sei, daß der Vater zu dem Kinde, das sie gebären würde, sich melden solle und daß sie aus Familienrücksichten entschlossen wäre, ihn zu heiraten.

     

    De markiezin is weduwe en verblijft bij haar ouders op de citadel. Op een bepaald moment wordt de vesting aangevallen en veroverd door Russische soldaten. Een groepje soldaten probeert de jonge markiezin naar een afgelegen plek te voeren en te overweldigen.  Maar het komt niet zo ver, want de markiezin wordt gered door een Russische graaf en officier, waarna ze in zwijm valt. Het is deze graaf die haar zwanger heeft gemaakt terwijl ze bewusteloos was. De graaf zegt niet wat hij gedaan heeft, maar hij vraagt de markiezin ten huwelijk. Hij moet echter om dienstredenen vertrekken.

     

    Na enkele maanden merkt de markiezin dat ze zwanger is. Dokter en vroedvrouw worden er bij geroepen en bevestigen haar vermoeden. De markiezin houdt vol dat ze niet weet wie de vader van het kind is.  Haar ouders geloven haar niet en ze wordt het huis uitgezet. Ten einde raad plaatst ze een advertentie (zie de openingszin van het verhaal hierboven). Door een list van de moeder geraken de ouders ervan overtuigd dat de markiezin echt niet weet wat haar overkomen is, en ze verzoenen zich met hun dochter. Als ten slotte de graaf opduikt en zich meldt als de vader, is de markiezin zo verontwaardigd dat ze hem afwijst. Maar na een tijdje vergeeft ze hem en trouwt ze met hem.

     

    Kleist leefde van 1777 tot 1811.  Hij kwam om het leven in dramatische omstandigheden. Hij was levensmoe en had al eens aan zijn nicht aangeboden om samen zelfmoord te plegen. Toen ontmoette hij bij vrienden Henriette Vogel. Deze jonge vrouw had van haar arts vernomen dat ze aan kanker leed en dat ze niet lang meer zou leven. Toen Kleist zich half schertsend eens liet ontvallen dat ze samen zelfmoord zouden kunnen plegen, hapte Henriette direct toe. De zelfmoord werd zorgvuldig gepland.

     

    Am 20. November fuhren sie in ein Gasthaus am Wannsee, speisten, wie berichtet wird, “sehr vergnügt“ zusammen, tranken Kaffee, schrieben darauf in ihren Zimmern Briefe und gingen anschließend  zur Ruhe. Am nächtsten Tage bezahlten sie ihre Rechnung bei dem Wirt, erbaten einen Boten für ihre Briefe nach Berlin, aßen abermals und tranken Kaffee, und gingen dann zusammen am Seeufer ungefähr 50 Schritte weit fort. Man hörte zwei Schûsse, und die hinzueilende Wärterin fand beide am Boden. Kleist hatte Henriette Vogel durch die linke Brust ins Herz geschossen, dann sich selbst durch den Mund in den Kopf.  

     

     

     

    05-05-2007 om 19:46 geschreven door john

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (3 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    30-04-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Lionel Trilling: The Middle of the Journey
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Lionel Trilling: The Middle of the Journey

     

    Tot de aanschaf van deze roman heb ik me laten verleiden door de spotprijs (0.50 euro), de reeks waarin het boek is verschenen (Penguin Modern Classics) en de reproductie op de kaft (een detail van het schilderij In the Subway van de Amerikaanse schilder George Tooker). De auteur kende ik niet. Hij heeft enkel deze roman geschreven en verder was hij vooral actief als literair criticus. Hij leefde van 1905 tot 1975.

     

    De roman is geschreven in 1946 en behandelt de jaren dertig in Amerika. Hij is geconcentreerd rond een zestal personen met linkse sympathieën.  John Laskell  is ernstig ziek geweest en komt op krachten bij een bevriend koppel op het platteland. Daar leren we ook de klusjesman van het koppel, zijn vrouw en hun dochter kennen. Zij zullen voor de dramatische gebeurtenissen in het boek zorgen.  Later verschijnt in het verhaal ook Gifford Maxim. Hij was lid van de communistische partij, maar na het uitvoeren van een geheime opdracht  heeft hij de partij verlaten en nu vreest hij voor zijn leven.

     

    Heel veel gebeurt er niet in de roman. Het is vooral een psychologische en een ideeënroman. Sommige personages zouden uit een werk van Dostojewski kunnen komen. Dat geldt voor de ex-communist Maxim die zijn overtuiging afzweert en religieus wordt. Dat geldt ook voor het ontroerendste personage uit het boek, Emily Caldwell, de vrouw van de klusjesman. Ze is tegelijk de gevoelige en vergevensgezinde vrouw en moeder uit de werken van Dostojeswki en een vrouwelijke Lady Chatterley’s Lover van Lawrence.

     

    In het boek wordt veel gereflecteerd, over de dood, bewustzijn en gewaarwording. Dit voorbeeld komt uit de periode dat John Laskell in het ziekenhuis lag en daar eigenlijk heel gelukkig was.

    What John Laskell chiefly felt as he lay there in his wide bed was awareness. He did not know, really, what he was aware of. He did not even know what awareness was, except that it was different from consciousness or thought. He had no real thoughts and no wishes. He did not think about his work nor did he think about himself at all. Yet his awareness was an awareness of himself.  He lay trough the day, drinking in the light that filled the room, and experienced something just short of an emotion. It had great delicacy and simplicity, as if the circulation of his blood had approached the threshold of his consciousness and was just about to become an idea. It was as if being had became a sensation.

     

    Tot mijn grote verrassing en vreugde wijdde de auteur ook enkele bladzijden aan mijn lievelingsnovelle Billy Budd van Melville. Hij ziet in het verhaal the Tragedy of Spirit in the world of Necessity.

    Billy Budd is de zuivere geest, terwijl Captain Vere de Wet is in een wereld van noodzaak.  De redenering komt hierop neer: as long as Evil exist in the world, Law must exist and it – not Spirit – must have the rule. And Vere’s is the suffering, his is the tragic choice of God the father, who must condemn his own son to death. But not as in the familiar transaction of Christian theology, as a sacrifice and an atonement, but for the sake of the son himself, for the sake of Spirit in humanity. Fot Billy Budd is not only Christ, he is Christ in Adam, and is therefore imperfect, subject to excess.

    In deze roman  geplaatst betekent het dat Spirit (of idealisme) iets is dat niet onmiddellijk kan worden tot stand gebracht (bijvoorbeeld door revolutie) maar dat het een eeuwig doel is, nooit volledig te verwezenlijken. Vandaar dat Maxim het communisme heeft afgezworen.

     

    Een andere passage gaat over hoop en toekomst. Ik heb ze proberen te vertalen en laat ze hier volgen.

     

    En hij vroeg zich af of dat gevoel, namelijk dat er in feite geen toekomst was, of dat gevoel ten slotte bij iedere mens opdook en altijd zo vroeg in iemands leven.

     

    Hij bedoelde niet dat hij geen toekomst had. Hij bedoelde dat de toekomst en het heden een en hetzelfde waren – dat het heden niet langer de toekomst kon smeden en voortbrengen door de wensen van vandaag, in de vorm van verwachting en hoop, naar voren te schuiven.  Het was niet zo dat hij ‘geen hoop meer had’, alleen maakte hij geen onderscheid tussen wat hij nu had en was en wat hij verwachtte te hebben en te zijn. Aan het verwende kind uit de middenklasse wordt de toekomst aangeleerd door middel van beloften – de verjaardagsgeschenken zijn op komst en de kerstgeschenken zijn op komst, en de voorstelling in de hippodroom, en kamp en universiteit en de reis naar Europa. En al de beloften en hun vervulling staan symbool voor de grote belofte – aan hemzelf en aan iedereen – dat hij in gunstige zin zal groeien en veranderen. Hij maakt het zich ook eigen in de bijzondere vorm van zijn visie op de tijd, waarin de toekomst altijd ruimer en schitterender is dan het heden.  Hoe zeer wordt de geest van de welvarende jongeman uit de middenklasse geleid door de toekomst ! het is zijn kenmerk, zijn Muze – want verleidelijk als een vrouw – en onderscheidt hem van de jongeman uit de echte lagere klassen en van de jongeman uit de echte hogere klasse.

     

    Er komt ook poëzie ter sprake in de roman. Zo citeert hij de beginregels van een zestal gedichten zonder namen te noemen. Zoiets zet natuurlijk aan tot wat opzoekwerk. En het bleek dat Trilling het de lezer gemakkelijk had gemaakt.  Alle gedichten zijn namelijk opgenomen in ‘The Golden Treasury of Songs and Lyrics’i van Palgrave. Die bloemlezing werd voor het eerst in 1861 gepubliceerd en is sindsdien tientallen keren herdrukt en uitgebreid.

     

    Nog een citaat dat de revolutionair voor zijn geweten plaatst.

     

    And never has there been so much talk of liberty while the chains are being forged. Democracy and freedom.  And in the most secret heart of every intellectual, where he scarcely knows of it himself, there lies hidden the real hope that these words hide. It is the hope of power, the desire to bring his ideas to reality by imposing them on his fellow man. We are all of us, all of us, the little children of the Grand Inquisitor. Yhe more we talk of welware, the crueller we become. How can we possibly be guilty when we have in mind the welfare of others, and of so many others.

     

     

    Het is het beste boek dat ik dit jaar las. Jammer dat het niet vertaald is in het Nederlands. In de bibliotheken van Antwerpen en Gent is het in het Engels beschikbaar. Een aanrader voor lezers die bij een boek graag wat nadenken.

    30-04-2007 om 21:06 geschreven door john

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    28-04-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Poesjkin: Schoppenvrouw
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Poesjkin: Schoppenvrouw

    Binnenkort wordt in de Vlaamse Opera Schoppenvrouw van Tsjaikovski  uitgevoerd. De opera is gebaseerd op een verhaal van Poesjkin (1799-1837). Maar tussen het verhaal en het libretto zijn grote verschillen. Het libretto is dramatischer en romantischer gemaakt, terwijl het verhaal ironisch en speels is. En het verhaal draait rond spelen en gokken. Schoppenvrouw is een kaart en in de waarzeggerij staat ze voor verborgen kwaadwilligheid.

     

    Een groepje officieren speelt kaart tot in de vroege uurtjes. (Het is in die 19e eeuwse Russische romans opvallend hoeveel personages officieren en andere militairen zijn. Bovendien trekken die heren maar zelden ten strijde. Meestal verdoen ze hun tijd met vrouwenjagen, drinken en bals). Een van die officieren is Hermann. Hij volgt het spel van de anderen maar zelf speelt hij niet. Hij is van Duitse afkomst en dus zuinig en zelf zegt hij dat zijn omstandigheden niet veroorloven het noodzakelijke op te offeren, in de hoop het overtollige te verwerven. Hij raakt gefascineerd door een anekdote over een gravin, de grootmoeder van een van de kaartspelers, die in haar gloriejaren kaarten kon voorspellen. Nu is ze een oude vrouw en ze speelt nooit. Ze nam deel aan alle ijdele vermaken van de grote wereld, sleepte zich naar de bals, waar ze in een hoek zat, ouderwets gekleed en opgemaakt, een gedrochtelijke doch onmisbare versiering van de balzaal. De binnenkomende gasten traden onder het maken van diepe buigingen op haar toe, als gold het een vastgesteld ceremonieel, en daarna schonk niemand meer enige aandacht aan haar.

    Hermann wil haar geheim kennen. Hij doet alsof hij verliefd is op een meisje dat bij de gravin inwoont. Hij bezorgde haar een briefje: Het behelsde een liefdesverklaring aan haar: teder, eerbiedig en woord voor woord overgeschreven uit een Duitse roman.

    Op die manier geraakt hij in de woning, maar als hij de gravin bedreigt om haar geheim te kennen, valt deze dood.

    De volgende episode is de begrafenis van de gravin, waarop niemand huilde, tranen zouden une affection zijn geweest. Voor Poesjkin een gelegenheid om de hypocrisie van de geestelijkheid te bespotten.

    Een jonge bisschop sprak de grafrede uit. In eenvoudige en ontroerende bewoordingen schilderde hij het vredig verscheiden van de rechtschapen vrouw, die lange jaren had doorgebracht in een stille en hartroerende voorbereiding op een christelijk einde. (De engel des doods nam haar weg,’ zei de redenaar, ‘terwijl zij waakte, in heilige gedachten verzonken en in afwachting van de middernachtelijke komst van de Hemelse Bruidegom…’ De dienst verliep in een sfeer van welvoeglijke droefenis.

     

    De volgende nacht heeft Hermann een verschijning. Hij ziet de gravin in een wit gewaad en zij verklapt hem de drie kaarten: drie, zeven en aas, waarmee hij kan winnen. Hermann geraakt geobsedeerd door dat idee.

     

    Twee idées fixes kunnen in de psychische wereld evenmin naast elkaar bestaan als in de fysieke wereld twee voorwerpen een en dezelfde plaats kunnen innemen. Drie, zeven, aas –dreven in Hermanns fantasie het beeld van de dode gravin geheel naar de achtergrond.

     

    Hermann gaat dan spelen. Hij zet enorm veel geld in en wint twee dagen achter elkaar. Bij het derde spel echter verliest hij alles. In plaats van de verwachte aas, draait hij schoppenvrouw om. Op dat ogenblik scheen het hem toe, dat de schoppenvrouw knipoogde en hem toegrijnsde. Hij werd getroffen door een ongewone gelijkenis. ‘de oude gravin ! schreeuwde hij vol ontzetting.

     

    Op de afbeelding ziet u een zelfportret van Poesjkin.

     

     

     

    28-04-2007 om 21:07 geschreven door john

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (7 Stemmen)
    >> Reageer (1)
    26-04-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Schnittke
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Schnittke (1934 -1998)

     

    Over muziek schrijven is moeilijk omdat ik terzake niet zo onderlegd ben. Toch wou ik een werk kort signaleren. Voor een prikje kon ik enkele oude LP’s kopen, waaronder een met de vierde symfonie van deze Russische componist. Platen van meer dan twintig jaar oud, toen de Sovjet-Unie nog bestond. Het is dan altijd bang afwachten of de platen niet te erg beschadigd zijn. Dit keer viel het mee.

     

    Het werk zelf is prachtig. Het doet bij momenten minimalistisch aan en er komen veel klokken in voor. Vooral de beiaardfinale op het einde is zeer mooi en aangrijpend.

     

    Een plezierig neveneffect van de plaat is de naam van het orkest dat het werk uitvoert. Dat heet namelijk Het Orkest van het Ministerie van Cultuur van de Sovjet Unie. Jammer toch dat dit regime niet meer bestaat.

    26-04-2007 om 21:18 geschreven door john

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Timmermans: Adagio
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Timmermans: Adagio

     

    Een bundeltje gedichten dat wel in veel gezinnen aanwezig zal zijn, zeker bij de oudere generatie. Twee gedichten eruit, een dat we destijds op school moesten van buiten leren en het mooie slotgedicht.

     

    De herfst blaast op den horen,
    en ’t wierookt in het hout;
    de vruchten gloren.

    De stilten weven gobelijnen
    van gouddraad over ’t woud,
    met reeën, die verbaasd verschijnen
    uit varens en frambozehout…

    De schoonheid droomt van boom tot boom,
    doch alle schoonheid zal verdwijnen,
    want alle schoonheid is slechts droom,
    maar Gij zijt d’Eeuwigheid!

    Heb dank dat Gij mijn weemoed wijdt
    en zegen ook zijn vruchten.

    Een ganzendriehoek in de luchten;

    nu komt de wintertijd.

    Ik hoor u door mijn hart en door de rieten zuchten.

    Ik ben bereid.

     

     

    EMMAÜS

     

    “Heer blijf bij ons, de zon gaat onder.”

    Wij boden dan het avondbrood
    den vreemden man, die langs de baan
    met ons was meegegaan.

    En wijl hij, ’t zegenend, de ogen sloot,
    gebeurde het: Zijn aangezicht
    verklaarde in een hemels licht,
    waarin hij plotseling verdween…

    Dit was het wonder.

    Wij stonden weer alleen,
    doch vouwden blij onz’ handen.

    Het was alsof Hij door ons heen verdween
    en ’t licht in ons is blijven branden.

    Blijf zo in ons, o Heer, de zon gaat onder !

     

    26-04-2007 om 21:06 geschreven door john

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (8 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Joseph Roth: Rebellie

    Joseph Roth: Rebellie

     

    Ik heb hier al enkele boeken van Roth besproken denk ik. De auteur leefde van 1894 tot 1939.

    Deze roman is zeer mooi uitgegeven door Atlas A’dam /A’pen in 2006. Op de omslag staat een detail van een schilderij van Georges Grosz dat mooi aansluit bij de inhoud van het boek.

     

    Andreas Pum, een oorlogsinvalide die een been heeft verloren (uit zijn kniegewricht gevallen), maar die een onderscheiding heeft gekregen, verblijft in een sanatorium voor oorlogsinvaliden aan de rand van de stad.  Om van de eindhalte van de tram bij het ziekenhuis te komen, had een gezond iemand een halfuur flink doorstappen nodig. Maar de patiënten van sanatorium XXIV konden de eindhalte van de tram niet bereiken.

     

    Met zijn onderscheiding voelt Andreas zich wat beter dan de anderen. Hij is dan ook tevreden met zijn lot. Dankzij die onderscheiding zal hij later een vergunning krijgen om met een draaiorgel aan de kost te komen. Voor zijn medepatiënten, de kankeraars, heeft hij het woord heidenen uitgevonden. Heidenen zijn mensen die in de gevangenis zitten of er eerlang in zullen terechtkomen. Jammer genoeg zal hij later zelf een heiden worden.

     

    Andreas was zeer blij dat hij op het woord ‘heidenen’ was gekomen. Het schonk hem voldoening, het bevredigde de vragen die door zijn hoofd maalden, en gaf antwoord op veel raadsels. Het ontsloeg hem van de verplichting verder na te denken en zich met het doorgronden van de anderen af te beulen.

     

    Andreas logeert bij een jong koppel, Klara en Willi. Andreas Pum had een slaapplaats, maar geen woning. De wereld is zo ingericht dat ieder alleen het genot mag smaken van wat hij kan betalen.

     

    Hij ontmoet een jonge weduwe en trekt bij haar in. Hij beleeft een gelukkige periode, maar dan slaat het noodlot toe. Op de tram krijgt hij het aan de stok met een zakenman. Deze had net een faliekant afgelopen amoureus avontuur achter de rug en reageerde zijn frustratie nu af op Andreas die hij uitscheldt voor een oplichter, een simulant, een bolsjewiek.  Het verhaal speelt namelijk kort na  WO I, na de opstand van de Spartakisten en op een moment dat een groot deel van de Duitse bevolking arm en werkloos is. Andreas verliest zijn zelfbeheersing, deelt een klap uit aan een politieagent en moet zijn vergunning afgeven. Thuis doet hij zijn verhaal. Zijn vrouw toont echter niet het minste begrip en scheldt hem uit voor Ellendige mankepoot. Ze zoekt troost bij een liefdesrivaal.

    Andreas moet de gevangenis in. Als hij na enkele weken vrijkomt is hij een oud man. Ten dode opgeschreven bleef hij in leven om te rebelleren: tegen de wereld en de autoriteiten, tegen de regering en tegen God.

     

    Hij ontmoet opnieuw Willi die hem een baantje als toiletman in een café bezorgt. Daar zal hij ten slotte sterven maar niet na een schimprede te hebben afgestoken tegen God.

     

    Uit mijn vrome deemoed ben ik ontwaakt tot rode, rebelse koppigheid. Ik zou u graag verloochenen, God, als ik in leven was en niet voor u stond. Maar omdat ik u met mijn eigen ogen zie en met mijn eigen oren hoor, moet ik een groter kwaad doen dan u verloochenen: ik moet u beschimpen! Miljoenen van mijn soortgenoten verwekt gij in uw vruchtbare dwaasheid, ze groeien op, gelovig en kleingemaakt, ze verduren klappen in uw naam, ze groeten keizers, koningen en regeringen in uw naam, ze laten zich door kogels etterende wonden in hun lichaam boren en door driekantige bajonetten in hun hart steken of ze kruipen onder het juk van uw met arbeid gevulde dagen, wrange feestdagen omramen met goedkope glans hun wrede weken, ze lijden honger en zwijgen.

     

    En zo gaat het nog een bladzijde voort.

     

    Niet zijn beste boek, maar het blijft toch altijd het lezen waard.

    26-04-2007 om 20:50 geschreven door john

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.John Boyne: De jongen in de gestreepte pyjama

    John Boyne: De jongen in de gestreepte pyjama

     

    Een boek uit 2006, dat in oktober 2006 al zijn vijfde druk beleefde. Het stond in de toptien van de plaatselijke bibliotheek en de commentaren op de achterflap waren begeesterend.

     

    Ik ben in ieder geval bedrogen uitgekomen. Om te beginnen stond het boek bij de volwassenen, terwijl het duidelijk een kinderboek is. Het werd trouwens genomineerd voor een kinderboekenprijs. Mocht ik nog kinderen in de leeftijd van twaalf jaar hebben, dan zou ik ze het boek laten lezen. Maar voor een volwassen lezer is het achterhaald en stroperig.

     

    Eerst iets over het verhaal. In 1943 krijgt een hoge Duitse officier van de Führer bevel om een concentratiekamp te gaan leiden. Hij trekt er met zijn gezin heen. Het verhaal wordt verteld vanuit het standpunt van het negenjarige zoontje van de officier. Dat jongetje weet niet waar hij terecht is gekomen, hij weet niet wat er gaande is. Hij sluit vriendschap met een joods leeftijdgenootje dat in het kamp verblijft. Het einde is dramatisch, maar vergezocht.

     

    Het boek steunt op de stereotypen die we meer dan zestig jaar na de oorlog stilaan moe gehoord zijn. Het onderwerp is uitgemolken.

     

    De roman is duidelijk geschreven om op de traanklieren van de lezers te werken. Bij mij heeft dat gewoonlijk een averechts effect.

     

    Een kinderboek dus.

     

     

    26-04-2007 om 20:19 geschreven door john

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (22 Stemmen)
    >> Reageer (1)
    21-04-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Evelyn Waugh: Edmund Campion
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Evelyn Waugh: Edmund Campion

     

    Evelyn Waugh is in de eerste plaats bekend als romancier, met als hoogtepunt Brideshead Revisited.

     

    Het werk dat ik nu las is een autobiografie van de Engelse jezuïet Edmund Campion (1539 – 1581). In het voorwoord schrijft Waugh dat hij zijn geloof dankt aan de rector van Campion Hall, het jezuïetencollege, en dat hij daarom iets wou terugdoen.

     

    Het leven van Campion speelt zich gedeeltelijk af onder het bewind van koningin Elisabeth en het staat in het teken van de verdediging van het katholicisme tegen de Anglicaanse kerk. Die ontstond toen de paus in 1534 weigerde het huwelijk van Hendrik VIII te ontbinden, zodat die kon hertrouwen met zijn hofdame Anna Boleyn. Hendrik VIII stichtte toen de Church of England en werd door het parlement gekozen als hoofd van die kerk. In het begin werden de katholieken nog gedoogd, maar toen de paus koningin Elisabeth in de ban deed, werden ze vervolgd. Een deel van de geestelijkheid, onder wie Campion, week uit naar Douai in Noord-Frankrijk, waar een Engels seminarie was opgericht. Vandaar uit werden geregeld priesters naar Engeland gestuurd om de katholieken daar te steunen, de sacramenten toe te dienen, de mis te lezen enz. Campion die in Rome was ingetreden bij de jezuïeten vertrok in 1580 naar Engeland. Een jaar later al werd hij verraden en aangehouden. Na gefolterd te zijn werd hij ten slotte op een vreselijke manier terechtgesteld.

    21-04-2007 om 20:22 geschreven door john

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (3 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    17-04-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Umberto Saba: Voor de vogels en een vriend
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Umberto Saba: Voor de vogels en een vriend

     

    Een boek van een vriend voor een vriend, maar dit terzijde.

     

    Dit prachtig door Atlas / A’dam A’pen in 2006 uitgegeven boek (gebonden met leeslint) stelt de Italiaanse schrijver Saba voor. Hij leefde van 1883 tot 1957 en zijn naam is verbonden met zijn geboortestad Triëst. Het boek bevat een selectie uit de gedichten, de verhalen en de briefwisseling van Saba. Daarnaast is de korte roman Ernesto opgenomen. Die was vroeger al in het Nederlands uitgegeven. Saba schreef dit autobiografische werk op late leftijd, in 1953, en het werd postuum gepubliceerd. De reden zal wel uit de inhoud blijken. Saba verhaalt de puberteitsjaren van Ernesto (van hemzelf) in Triëst op een eerlijke en ontwapenende manier. In de eerste twee episoden werkt de zestienjarige jongen bij een handelaar in meel. Hij werkt er samen met een tien jaar oudere dagloner (de man, die geen naam heeft in het verhaal), die hem verleidt. Op den duur en als de man sadistische trekjes krijgt, houdt Ernesto het voor bekeken. In de derde episode zet Ernesto een volgende stap in zijn ontwikkeling. Hij gaat bij een hoer.  En net als bij de man, vindt E. het een normale zaak en valt hij geweldig in de smaak bij de dame in kwestie. In de volgende episode komt er een nieuwe kracht op kantoor. Ernesto kan het er niet mee vinden en wil weg, ook om aan zijn baas en aan de man te ontsnappen. Hij biedt zijn ontslag aan. Omdat zijn moeder het niet begrijpt, biecht hij haar alles op, ook zijn omgang met de man.

    Dan is het verhaal eigenlijk afgelopen. Maar Saba voegt er nog twee bladzijden aan toe met als titel Bijna tot besluit. Hierin maakt hij duidelijk dat het boek over hemzelf gaat. Het verhaal zou zeker nog 100 blz. verder kunnen gaan. Ongelukkigerwijs is de schrijver te oud, te vermoeid en te verbitterd om de kracht te vinden ze te schrijven …

    Toch sluit hij niet uit dat hij ooit dat vervolg zal schrijven. Hij laat dus de deur op een kier voor de hoop van zijn weinige vrienden; zij zijn de enigen voor wie hij dit verhaal heeft ‘aangedurfd’.

    Dan staat de afsluitdatum onder het verhaal: 31 augustus 1953.

    Toch volgt er nog een episode van tien bladzijden. Daarin beschrijft Saba de ontmoeting op een concert met een jongen op wie op slag verliefd wordt. De jongens maken een afspraak, en verder volgt er niets meer.

     

    Tot slot een gedicht van de auteur:

     

    Città vecchia

     

    (da Trieste e una donna, 1910-12)

     

    Spesso, per ritornare alla mia casa

    prendo un'oscura via di città vecchia.

    Giallo in qualche pozzanghera si specchia

    qualche fanale, e affollata è la strada.

     

    Qui tra la gente che viene che va

    dall'osteria alla casa o al lupanare,

    dove son merci ed uomini il detrito

    di un gran porto di mare,

    io ritrovo, passando, l'infinito

    nell'umiltà.

     

    Qui prostituta e marinaio, il vecchio

    che bestemmia, la femmina che bega,

    il dragone che siede alla bottega

    del friggitore,

    la tumultuante giovane impazzita

    d'amore,

    sono tutte creature della vita

    e del dolore;

    s'agita in esse, come in me, il Signore.

     

    Qui degli umili sento in compagnia

    il mio pensiero farsi

    più puro dove più turpe è la via.

     

     

    In de vertaling van Benno Barnard :

     

    De oude stad

     

    Vaak neem ik een donkere steeg

    als ik naar huis loop door de oude stad.

    Een straatlantaarn als een veeg

    teken in een plas. Veel volk op straat.

     

    Tussen de ruwen en de braven,

    tussen de kroegen en de bordelen,

    tussen de veel te velen

    van een grote haven,

    vind ik de oneindigheid

    in een steeg.

    Het hoertje en de matroos, de oude
    blasfemist en de helleveeg,
    de soldaten die zich aan
    te veel wijn laven,
    de van liefde gekke
    onstuimige meid,
    het zijn allemaal schepsels
    die uit verdriet bestaan:
    in hen, in mij, roert zich de godheid.

     

    En ik besef daar elke keer:

    hoe weerzinwekkend de straat,
    hoe zuiverder ik redeneer.

    17-04-2007 om 20:32 geschreven door john

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Kenzaburo Oë: De hoogmoedige doden
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Kenzaburo Oë: De hoogmoedige doden

     

    Wie soms behoefte heeft aan een cultuurschok kan bijvoorbeeld een Japanse auteur lezen. Zelf heb ik meer dan eens ondervonden dat het bij hen precies over mensen van een andere planeet gaat, zo vreemd komt het over.

     

    Oë werd in 1935 geboren en kreeg een tiental jaren jaren geleden de Nobelprijs. Het onderhavige werk is een bundel verhalen die hij in zijn studentenjaren schreef.

    Het vreemde van deze verhalen heeft in de eerste plaats te maken met de onderwerpen. Maar al even vreemd is het onderlinge gedrag van de personages en zijn de dialogen. Er staat als het ware een muur tussen de mensen, ze missen inlevingsvermogen of laten het zeker niet blijken.

     

    Het eerste verhaal, waarnaar de titel genoemd is, speelt zich af in de kelder van de medische faculteit aan een universiteit. Twee jobstudenten en de conciërge van de lijkenkamer moeten lijken overbrengen van een met alcohol gevulde kuip naar een andere. Een van de studenten is een meisje dat ongewenst zwanger is en die zich wil laten aborteren. Vandaar misschien dat ze zich voor die lugubere job had gemeld. Ook de andere personages worden geconfronteerd met de doden.  De conciërge houdt ze al enkele tientallen jaren gezelschap en voor hem is het gewoon zijn werk, dat hij echter met respect voor de doden vervult. Dat respect ontbreekt dan weer helemaal bij een assistent die poolshoogte komt nemen en vaststelt dat al het werk vergeefs is geweest. De lijken hadden namelijk gecremeerd moeten worden. Voor hem zijn de doden louter voorwerpen.

     

    Enkele beschrijvingen, waarin de zwarte humor niet ontbreekt:

     

    De lijken waren zo hard geworden, dat ze gemakkelijk te hanteren waren; het leken wel stukken hout.

     

    De lijken schoten met een vaart kopje onder, maar meteen daarna kwamen ze weer kalm bovendrijven.

     

    De doden leken allemaal op elkaar en geen was zo apart dat hij mijn bijzondere aandacht had getrokken.

     

    Op sommige ogenblikken is de omgang met de lijken zelfs erotisch. Dan weer voert de student een gefantaseerd gesprek met een dode soldaat.

    De zwangere meisjesstudente komt nog ten val en heeft hevige pijn in haar onderbuik. De confrontatie met de doden heeft haar zienswijze toch nog veranderd.

     

    Als ik naar die mensen hier in de kuip kijk, krijg ik het gevoel dat het toch maar geboren moet worden. Het zal een eigen bestaan moeten leiden, ook al gaat het weer dood op den duur. Anders blijft het iets on-wezenlijks.

     

    Het tweede verhaal, Om andermans voeten, is al even bijzonder. Het opent met de zin:

    Rustig en kalm brachten wij ons leven door achter de taaie dichte wand… Ons leven achter de muur was vrolijk en boeiend.

    Over wie gaat het ? Een groepje jongeren in een sanatorium voor ruggenmergzieken. Verlamde jongeren die in hun bed en hun rolstoel leven. Soms verblijven ze in een zonkamer en het leukste in hun bestaan is dat ze geregeld door de verpleegsters bevredigd worden, opdat ze het beddengoed niet zouden vuilmaken. Aan dat leventje komt een eind met de komst van een nieuwe patiënt. Hij vindt het gemasturbeerd worden door de verpleegsters vernederend en laat het niet toe. Hij tracht integendeel de jongeren wat meer zelfrespect bij te brengen en hij interesseert hen voor het leven buiten de muren van het sanatorium. Hij krijgt de groep zover dat hij een brief naar de kranten schrijft tegen het gebruik van kernbommen.

     

    Na een tijdje kan de student echter opnieuw lopen. Hij verlaat het sanatorium waar de jongeren hervallen in hun vroegere gewoonten, tot groot genoegen van de verpleegsters.

     

    Nog een verhaal dat ik niet onvermeld mag laten is Een dier houden. Het speelt in een afgelegen Japans dorpje in de oorlogsjaren. Er is een Amerikaans vliegtuig neergestort en de enige overlevende, een negerpiloot, wordt als gevangene naar het dorp afgevoerd.  In afwachting van instructies van hogerhand wordt hij geketend in een kelder opgesloten. Voor de dorpelingen is het een sensatie. De man wordt aanvankelijk eerder als een dier (vandaar de titel) aangezien, maar nadat hij enkele nuttige klussen heeft opgeknapt, wordt hij aanvaard en kan hij zich min of meer vrij bewegen. Als er ten slotte instructies van de provincie komen over wat er met hem moet gebeuren, krijgt het verhaal nog een dramatische ontknoping.

     

    Het verhaal wordt verteld vanuit het perspectief van een dorpsjongen. Die is bijvoorbeeld trots over het volgende:

     

    Achter de paal in de kelder stond een oude, ondermaatse ton als gerief voor de neger. Toen het middag werd pakten Hazelip en ik de ton stevig bij het touw dat er van weerskanten aan vast was gemaakt en sjorden hem langs de trap omhoog. We gingen deze dikke pap, dit mengsel van negerpoep en –pis dat walgelijk stond te stinken en een gistend geluid maakte, weggooien op de gemeenschappelijke mestvaalt van het dorp.

     

    Als ze wat ‘geluk’ hadden  kon het tweetal de neger bezig zien zijn behoefte te doen.

     

    Als Hazelip en ik dan in gezelschap van mijn vader naar de kelder gingen om de ton te halen, zagen we dat de neger zijn broek naar beneden trok en wijdbeens met zijn zwarte, glimmende billen op de kleine ton ging zitten, haast als een neukende hond.

     

    Ik schrijf dit niet om te shockeren, wel omdat het een goed beeld geeft van de primitiviteit van die gemeenschap. Wie zich Japanse films als De vrouw in het zand  of zelfs De zeven Samourai herinnert, zal deze beelden herkennen.

     

    Nog een mooi staaltje van de beschrijfkunst van Oë en niet minder wreed is de passage waarin de vader een wezel vilt en waarbij ook de neger aanwezig is.

     

    Als de wezel werd gewurgd deed hij altijd een laatste en wanhopige poging tot kwaadaardig verzet en verspreidde een vreselijke stank.  Dan werd hij ontveld, terwijl de dofgeworden punt van het mes van mijn vader fijne scheurende geluidjes teweegbracht. Voor onze ogen lag dan het kleine, veel te naakte en ontuchtige lijfje, bedekt met een parelmoeren glans. …. Als de negerpiloot dan bewonderend keek naar de adertjes die er uitzagen als spoorlijnen op een atlas, waren wij zo trots als pauwen op vaders vakmanschap.

     

    In een andere situatie stoeit de neger in zijn blootje met de kinderen in het water. De passage is te leuk om ze niet te vermelden.

     

    Opeens ontdekten we dat de negerpiloot beschikte over een vervaarlijke, heldhaftige en prachtigmooie penis. Schreeuwend en joelend liepen we om hem heen terwijl we elkaar opduwden. Dan pakte de negerpiloot zijn penis en nam de felle stand in van een ram die een geit bespringt. Hij loeide. Wij lachten ons de stuipen en gooiden water tegen zijn penis. Toen rende Hazelip spiernaakt weg en kwam terug met de grote vrouwtjesgeit uit de tuin van de kruidenier. Wij juichten om het idee en klapten in onze handen.

     

    Het vervolg laat ik maar zo.

     

    Het verhaal deed me denken aan een persoonlijk voorval van 15 jaar geleden. We logeerden toen twee Senegalese meisjes uit Parijs, vriendinnen van mijn dochter. Voor onze overburen, moeder en zoon (de lieve mensen zijn al overleden) moet dat ongehoord zijn geweest. Toen de meisjes weer naar huis waren, kwam de zoon ons vertellen dat die twee ‘duivels’ nooit in zijn huis zouden mogen overnacht hebben.

    Dat is nog maar 15 jaar geleden, in Vlaanderen. Het verhaal van Oë is al 65 jaar oud.

     

    Een prachtige verhalenbundel. Van deze schrijver is nog geen enkel boek tegengevallen.

    17-04-2007 om 19:59 geschreven door john

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (3 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    14-04-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Heinrich Böll: De nalatenschap
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Heinrich Böll: De nalatenschap

     

    De nalatenschap (das Vermächtnis) bestaat uit een lange brief of biecht. De schrijver ervan, Wenk, richt zich tot de broer van legerofficier Schelling, onder  wie hij tijdens de oorlog gediend heeft. Aanleiding voor die brief is de toevallige ontmoeting, na de oorlog, van Wenk met Schnecker, een officier die in de oorlogsjaren de chef van Schelling was en die hem om het leven heeft gebracht. Een misdaad waarvan Wenk getuige was, maar die hij voor zich heeft gehouden, vandaar zijn schuldgevoel.

     

    Het eerste deel van deze korte roman (100 blz.) speelt zich af aan de Atlantische kust in 1943. De Duitse soldaten leiden er een saai leven. Ze moeten constant de zee afspeuren met het oog op een eventuele landing van de geallieerden. Ze brengen hun dagen door met drinken, het vinden van eten en wat vertier in enkele dorpscafés. Nadat er tussen Schelling en Schnecker ruzie is ontstaan, vraagt laatstgenoemde zijn overplaatsing naar het Oostfront.  Daar wordt wel gevochten en zal de ruzie tussen de officieren tot een dramatische ontknoping leiden.

     

    Böll schreef deze roman in 1949, maar liet hem pas verschijnen in 1982. Waarom weet ik niet. Misschien vond hij de roman minder geslaagd.

     

    Duitse schrijvers hebben iets met spoorwegen. Je kunt omzeggens geen roman openslaan of je komt terecht in een trein of een station. In deze roman blijft het binnen de perken, hoewel er een lange treinreis wordt gemaakt van de Atlantische kust naar het Russische front.

     

    Een van de best geschreven passages gaat over drinken en de roes.

     

    Je drinkt wijn, laat hem de kieskeurige poort van het verhemelte passeren, en eerst stroomt alles naar een stille ondergrond, naar een bassin dat zich moet vullen… en plotseling begint er het een of ander te stijgen als een barometer. Onzichtbaar en volkomen oncontroleerbaar vormt er zich van het lichaam naar de geest een soort communicerende buis, geluk en welbehagen nemen, hoe meer de bovenvlakken in die twee buizen elkaar naderen, steeds meer toe. Het lichaam en de geest worden met elkaar in waterpas gebracht – het is een voortdurend spel – als een koorddans…een kostelijke proef om je eigen evenwichtsgevoel te testen. Griezelig heldere inzichten komen plotseling tot ontwaken en flitsen door je heen, maar niets beklijft. Wat pijnlijk ! Maar dat ze niet van blijvende aard zijn stemt waarschijnlijk wel overeen met de vage doelloosheid van hun oorsprong.

     

    De slaap na de wijn is bijna even verrukkelijk als de wijn zelf …

     

    Er was ruzie ontstaan over het achterhouden van enkele kilo’s boter. Dit is voor de auteur een aanleiding om uiting te geven aan zijn klassenbewustzijn, aan de hand van een grammetje.

     

    Het gram is een fictie, een gram is niets, en toch zeggen ze: het is een gram! En van dat niets, van dat gram worden ze allemaal rijk. Ze worden allemaal rijk van alleen het gram, en dus moet het toch iets zijn, het gram. Daarom zijn er zoveel armen en bedrogenen nodig, omdat een gram zo weinig is, en omdat er zoveel gram voor nodig zijn om een rijke rijk te maken; daarom zijn er zovele van die grijze figuren in slobberkleren nodig, die met hun geweer op hun kont gehoorzaam dwars door Europa trekken, opdat de ratten vet worden wier enige kostelijke eten het gram is. Er zijn dus waanzinnig velen van hen nodig die je bij veertig tegelijk in een treinwagon kunt stoppen, waar met de beste wil van de wereld maar acht paarden in kunnen, gewoon omdat de paarden groter zijn dan zij, groter en waardevoller.

     

    Op diezelfde bladzijde nog deze mooie zin:

     

    Vijftien jaar oud was ik geweest toen ze het hakenkruis als een reusachtige zwarte spin aan de hemel van Duitsland ophingen.

     

    De pacifistische overtuiging van de auteur blijkt uit de volgende zin:

     

    Mijn God, ik heb me dikwijls afgevraagd hoe immens groot de macht wel niet is die miljoenen mensen ertoe brengt – ondanks lafheid en angst – gewoon willoos als een bal de dood tegemoet te rollen, zoals wij in die nacht.

    14-04-2007 om 20:41 geschreven door john

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (2)
    11-04-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Nabokov: Uitnodiging voor een onthoofding
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Nabokov: Uitnodiging voor een onthoofding

     

    Een roman die Nabokov schreef in 1934 tijdens zijn verblijf in Berlijn. Hij was toen 35 jaar. Dit werk is het tegengestelde van een utopie, namelijk een dystopie. Volgens het woordenboek is dat een ingebeelde plaats waar het leven heel moeilijk is en waar oneerlijke en immorele zaken plaatsvinden. In dit geval is deze plaats een gevangenis in een vesting.  De gevangene is Cincinnatus die er wacht op zijn terechtstelling door onthoofding. Hij is veroordeeld wegens ‘gnostische verdorvenheid’, een absurde beschuldiging die enkel vernoemd wordt en waarop de schrijver verder niet ingaat. We maken de laatste dagen van Cincinnatus mee in een wel erg ongewone gevangenis. Ze lijkt eerder deel uit te maken van een fantastische wereld vol absurditeiten en contradicties. Om maar een voorbeeld te noemen, C. heeft in zijn cel het klassieke gezelschap van een spin die regelmatig met verse vliegen wordt gevoed. Achteraf blijkt de spin een mechanisch artefact te zijn. En zo staan er nog veel ongerijmdheden in het boek. C. is bovendien de enige ‘echte’ mens. De andere personages spelen allemaal een rol, lijken marionetten van een gezag dat verder nooit in beeld komt. Men probeert de laatste dagen van C. zo gezellig mogelijk te maken, maar intussen verzwijgt men wel de informatie die hij het liefst wil horen, namelijk wanneer de terechtstelling zal plaatsvinden en of zijn beul al is aangekomen. Hij krijgt ook bezoek van zijn vrouw, maar ook zij is een karikatuur. Zo brengt ze haar nieuwste minnaar mee op het bezoek en is ze meer met haar eigen problemen bezig dan met die van haar echtgenoot. (Een beetje als de dame uit de Engelse comedy Nighty night die tegenwoordig wordt getoond op Canvas. Een door en door valse vrouw die het feit dat haar man kanker heeft in haar eigen voordeel uitbaat). Op een bepaald moment krijgt C. een buur in de cel naast de zijne. De man heet M’sieur Pierre, en hij is zogezegd gevangengenomen omdat hij C. wilde helpen ontsnappen. Een leugen die uiteindelijk geen leugen zal blijken te zijn. M’sieur Pierre mag bezoekjes brengen aan C., ze spelen schaak en Pierre probeert het vertrouwen van C. te winnen. Het gaat zelfs zo ver dat M’sieur Pierre een tunnel graaft naar de cel van C. Hij verschijnt daar dan in het gezelschap van de bewaker. Het wordt dan stilaan duidelijk dat M’sieur Pierre niemand minder is dan de beul die C. op het eind zal onthoofden. Ook hier toont Nabokov zich weer van zijn wrede kant.

     

    Ondanks de lugubere sfeer is het boek vrij luchtig en met humor geschreven. Het is niet zo wrang als het tien jaar later geschreven Bend Sinister (Bastaards). Toen hadden communisme en nationaal-socialisme zich al van hun slechtste kant laten kennen.

     

    Het boek is onder andere een pleidooi tegen de doodstraf. In die zin is het een hulde aan de vader van Nabokov die parlementslid was ten tijde van de revolutie, weliswaar niet voor de bolsjewieken, en die altijd had geijverd voor het afschaffen van de doodstraf onder het tsaristisch bewind. De vader van Nabokov zal jaren later het slachtoffer worden van een aanslag.

     

    Nabokov zelf heeft ooit geweigerd een petitie tegen de doodstraf te ondertekenen. Hij voerde toen aan dat hij veel meer dan een handtekening plaatsen had gedaan, hij had namelijk een boek, deze roman, tegen de doodstraf geschreven.

     

    In 1936 was Nabokov, onder het pseudoniem Sirin, in België en heeft hij in Brussel en Antwerpen (voor de Russische kring) enkele hoofdstukken uit deze roman voorgelezen.

    11-04-2007 om 20:11 geschreven door john

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    07-04-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Achterberg: En Jezus schreef in 't zand
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Achterberg: En Jezus schreef in ’t zand

     

    Dit gedicht is gebaseerd op Johannes 8, 3-11. Aangezien volgens de media veel mensen de betekenis van Pasen en andere kerkelijke feesten niet meer kennen, kan het misschien geen kwaad de bijbel nog eens te citeren.  Zo ziet men meteen waar de uitdrukking Wie zonder zonde is, werpe de eerste steen vandaan komt. Toch een van de mooiste zinnen uit het NT.

     

    1 Jezus ging naar de Olijfberg, 2 en vroeg in de morgen was hij weer in de tempel. Het hele volk kwam naar hem toe, hij ging zitten en gaf hun onderricht. 3 Toen brachten de schriftgeleerden en de Farizeeën een vrouw bij hem die op overspel betrapt was. Ze zetten haar in het midden en 4 zeiden tegen Jezus: ‘Meester, deze vrouw is op heterdaad betrapt toen ze overspel pleegde. 5 Mozes draagt ons in de wet op zulke vrouwen te stenigen. Wat vindt u daarvan?’ 6 Dit zeiden ze om hem op de proef te stellen, om te zien of ze hem konden aanklagen. Jezus bukte zich en schreef met zijn vinger op de grond. 7 Toen ze bleven aandringen, richtte hij zich op en zei: ‘Wie van jullie zonder zonde is, laat die als eerste een steen naar haar werpen.’ 8 Hij bukte zich weer en schreef op de grond. 9 Toen ze dat hoorden gingen ze weg, een voor een, de oudsten het eerst, en ze lieten hem alleen, met de vrouw die in het midden stond. 10 Jezus richtte zich op en vroeg haar: ‘Waar zijn ze? Heeft niemand u veroordeeld?’ 11 ‘Niemand, heer,’ zei ze. ‘Ik veroordeel u ook niet,’ zei Jezus. ‘Ga naar huis, en zondig vanaf nu niet meer.’

     

    Maar nu het gedicht van Achterberg.

     

    En Jezus schreef in ’t zand

     

    Jezus schreef met Zijn vinger in het zand.

    Hij bukte Zich en schreef in ’t zand, wij weten

    niet wat Hij schreef, Hij was het zelf vergeten,

    verzonken in de woorden van Zijn hand.

     

    De schriftgeleerden, die Hem aan de tand

    hadden gevoeld over een vrouw, van hete

    hartstochten naar een andere man bezeten,

    de schriftgeleerden stonden aan de kant.

     

    Zondig niet meer, zei Hij, Ik oordeel niet.

    Ga heen en luister, luister naar het lied.

     

    En Hij stond recht. De woorden lieten los

    van hun figuur en brandden in de blos

     

    waarmee zij heenging, als een kind zo licht.

    Zo geestelijk schreef Jezus Zijn gedicht.

     

     

    Achterberg schreef dit gedicht eind 1945.

     

    Het opvallendste woordje is wel het eerste in de titel, namelijk en. Men kan er verschillende kanten mee uit. In een eerste interpretatie wijst het erop dat het gedicht thuishoort in een verhaal dat al aan de gang is. Je kunt het lezen als En toen schreef Jezus in ’t zand.

    Een andere lezing geeft dit als resultaat: En (als antwoord daarop) schreef Jezus in ’t zand.  Hier wijst het woordje en naar de reactie van Jezus op een bepaalde situatie. 

    Ten slotte kan het woordje en ook naar de toekomst wijzen. Parafraserend: En toen Jezus in het zand had geschreven, had dat tot gevolg… Het is vooral de derde betekenis die voor het gedicht van belang is.

     

    De vinger. Jezus gebruikt zijn vinger niet om te wijzen naar de overspelige vrouw. Het is geen bestraffende of beschuldigende vinger. Het is ook niet de vinger Gods uit Exodus 8, 15. Bij de muggenplaag zeiden de tovenaars tot farao: Dat is de vinger Gods. Het is evenmin de vinger waarmee de tien geboden zijn geschreven (Exodus 31, 18). Mozes ontvangt van God de stenen tafelen, met Gods eigen vinger geschreven.

     

    Neen, Jezus bukt zich eerst en gebruikt dan zijn vinger om iets in het zand te schrijven. Twee gebaren van nederigheid tegenover een zondige vrouw.

     

    Hij was het zelf vergeten. Ook hier is een dubbele interpretatie mogelijk.  Hij was zelf vergeten wat hij schreef of hij was zijn zelf vergeten, d.w.z. hij was aan zijn ik-bewustzijn ontstegen.

     

    Zand. Zeker in het Midden Oosten is zand een vluchtige materie. Wat geschreven wordt, is al even vlug uitgewist, door de wind of door de hand zelf. We weten niet wat hij schreef en Jezus zelf was het vlug vergeten. Eigenlijk doet het er niet toe wat hij schrijft, wat telt is het gebaar. Regel  vier is op twee manieren interpreteerbaar. Zijn hand kan slaan op de hand van Jezus, maar het kan ook de hand van God zijn. God die de hand van zijn zoon leidt (zoals de dichter bij het schrijven geleid wordt door een inwendige kracht).

     

    Dan volgt de strofe over de schriftgeleerden. Let op het contrast tussen het woord schriftgeleerde en het feit dat wat Jezus schrijft niet bekend is. Versta hieronder dat het schrijven van Jezus een goddelijke daad is, die door geleerden, door middel van de kennis, niet kan worden verklaard. Ze staan aan de kant betekent dat ze van geen tel zijn. Waar het om gaat is een kwestie van het hart, niet van boekenwijsheid.

     

    Zondig niet meer, ik oordeel niet. Jezus veroordeelt of vergeeft de vrouw niet. Hij geeft haar enkel goede raad en laat het verder aan haar over wat ze doet.  Zij heeft in Jezus een gelijke gevonden, iemand die zijn oordeel opschort, die zichzelf ook als zondaar ziet. (In een vroegere versie van het gedicht luidde de tweede regel: Ga heen. Wij zijn het zelfde zoo ge ziet.) De weg ligt voor de vrouw open, het is aan haar om het rechte pad te volgen of niet. Jezus legt de verantwoordelijkheid bij haar.

    Het lied is niet nader bepaald. Ik versta het hier als het lied van het hart.

     

    De woorden… Dan heeft de metamorfose plaats, vindt de goddelijke uitwerking plaats. De woorden, die nietszeggende woorden, het gebaar, worden plots begrepen door de vrouw, wat zich uit in de blos op haar wangen.  Een blos van dankbaarheid (Nijhoff) . Licht als een kind wil zeggen dat ze haar onschuld herwonnen heeft. Misschien ook wel (in een zen-interpretatie) dat ze inziet dat ze nooit schuldig is geweest.

     

    Het is moeilijk deze prachtige zin die begint met De woorden … te lezen zonder tranen in de ogen te krijgen. Hij contrasteert met de vorige zinnen die kort en zakelijk zijn. In een vloeiende beweging loopt hij via twee enjambementen over drie regels met op het einde die prachtige toevoeging als een kind zo licht.

     

    Als men de biografische achtergrond van Achterberg kent, is het niet moeilijk het gedicht ook persoonlijk te interpreteren. In dit gedicht onderneemt de dichter dan een poging om zichzelf van zijn schuld te ontlasten. Het middel daartoe is zijn dichterschap. Zijn boetedoening bestaat in het schrijven van gedichten. Gedichten schrijven is zijn manier om aan God en de mensen vergiffenis te vragen.

    07-04-2007 om 16:17 geschreven door john

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (3 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Vondel: Noah 4e bedrijf

    Vondel: Noah 4e bedrijf

     

    Volgens Verschaeve is dit bedrijf uit dramatisch oogpunt totaal overbodig. Gelukkig staan er ook mooie verzen in, waar ik later op terugkom.

     

    1e toneel: Cham – Noë

     

    Cham heeft een gesprek gehad met Urania en hij heeft niet veel zin meer om in de ark te stappen.

    Wien lust het willigh in een’ beestestal te kruipen ?

     

    Even later vraagt hij hoelang ze dan wel in die ark moeten vertoeven.

    Hoe lang zoude eene zee dat houte moorthol schokken ?

     

    Het leven in de ark zal saai zijn:

    Dat heet geen leven, maer te leven als begraven:

    Te sterven, in geen graf van marmer, maer van hout.

     

    Achteraf zal Noah Cham toch kunnen overtuigen om mee in de ark te gaan.

     

    Ik citeer nu enige regels die Verschaeve belachelijk vindt.  In de eerste plaats omdat ze uit de toon vallen. Als een zondvloed op handen is, zal men zich niet door dergelijke pietluttige overwegingen laten leiden. Daarin heeft hij gelijk. Maar anderzijds komen die verzen voor de mens anno 2007 toch tamelijk modern over. Misschien had Verschaeve daar geen oren naar.

     

    In een spelonk van hout kan niemant adem scheppen,

    Maer boozen stank, een goot te roeren noch te reppen (=stilstaand water)

    Wat zal hieruit ontstaan ? wat anders dan een pest ?

    O tuchthuis, verkenskot, ô katte- ô hondenest !

     

    2e toneel Sem, Jafed, Noë

     

    Hier valt niets speciaals te melden. Laat me alleen enkele voorbeelden van Vondels fantasie geven in verband met de ark.

     

    Wij zullen, hemelhoogh gedraegen van de golven,

    Als in een levend graf, al levendigh gedolven,

    Heendrijven, hobbelen, en schokken nacht en dagh,

    Dryhondert etmael lang en seventigh.

     

    Met een zulk een zwaere vracht van levenden

     

    Een driftigh watervlot

     

    3e toneel Rey van Engelewacht

     

    De eerste zang is een smeekgezang tot God om de arkbewoners te sparen. Dit zijn opnieuw prachtige verzen, met een heel moderne laatste regel. Het woordje ‘stof’ heeft hier zowel de betekenis van ‘reden’ als de letterlijke van aarde.

     

    Bescherm, ô heer, ô toeverlaet

    Van uw getrouwen, ’t eenigh zaet

    En al de hoop van Adams kinderen,

    Dat hun geen holle baren hinderen.

    Zy rusten op uw hemelwacht

    Gerust en veiligh, met de vracht

    Van wilden aert en tamme dieren.

    Gy kunt den toom des afgronts vieren

    En korten, zoo het u behaegh,

    Na ’s menschdoms droeve nederlaegh,

    Waer Noë drijft op uw genade.

    Behoe zijn huisgezin voor schade,

    Op dat hy, na een lang verdragh

    Van jammeren, belanden magh,

    Wanneer, de wateren verschoven,

    Hy stof vint uwen naem te loven.

     

    De laatste zang gaat over de regenboog  als teken van het verbond tussen God en de mensen, dat hij de aarde nooit meer door een zondvloed zal laten vergaan. Ik laat eerst de bijbelpassage volgen (Gen.  9, 9-16) waarop dit vers gebaseerd is.

     

    Hierbij sluit ik een verbond met jullie en met je nakomelingen, 10 en met alle levende wezens die bij jullie zijn: vogels, vee en wilde dieren, met alles wat uit de ark is gekomen, alle dieren op aarde. 11 Deze belofte doe ik jullie: nooit weer zal alles wat leeft door het water van een vloed worden uitgeroeid, nooit weer zal er een zondvloed komen om de aarde te vernietigen. 12 En dit,’ zei God, ‘zal voor alle komende generaties het teken zijn van het verbond tussen mij en jullie en alle levende wezens bij jullie: 13 ik plaats mijn boog in de wolken; die zal het teken zijn van het verbond tussen mij en de aarde. 14 Wanneer ik wolken samendrijf boven de aarde en in die wolken de boog zichtbaar wordt, 15 zal ik denken aan mijn verbond met jullie en met al wat leeft, en nooit weer zal het water aanzwellen tot een vloed die alles en iedereen vernietigt. 16 Als ik de boog in de wolken zie verschijnen, zal ik denken aan het eeuwigdurende verbond tussen God en al wat op aarde leeft. 17 Dit,’ zei God tegen Noach, ‘is het teken van het verbond dat ik met alle levende wezens op aarde gesloten heb.’

     

    En nu Vondel:

     

    De godtheit sterkt dit heilverbont

    Met eenen eedt, uit haeren mont,

    En zet een teken aen de wolken,

    Den reghenboog voor alle volken,

    Gebogen midden in de lijst

    Der weerelt, daer hy daelt en rijst

    Op ’t oogh; een boogh uit veele verven,

    Die meest in blaeu en root versterven.

    Het blaeu bediet den weereltvloet;

    Het root een’ brant en weereltgloet,

    Twee oordeelen, een nu gestreeken,

    Het ander namaels uit te spreeken,

    Wanneer het menschdom zal vergaen,

    En voor de jongste vierschaer staen,

    Zoo Enoch spelde lang te voren.

    Godtvruchtigen ontzien Godts toren.  

    07-04-2007 om 15:29 geschreven door john

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    06-04-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Streven januari 2007
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Streven januari 2007

     

    Streven is een van de interessantste Vlaamse maandbladen die ik ken. In elk nummer tref je wel een boeiend artikel aan. Zo ook in dit nummer. Ik zou een samenvatting willen geven van een bespreking van het boekje On Bullshit van de filosoof Harry Frankfurt, door Guido Vanheeswijck (zelf filosoof aan de universiteiten van Antwerpen en Leuven).

     

    In dat boekje geeft Frankfurt een begripsanalyse van het woord Bullshit of gelul.

    Frankfurt/Vanheeswijck citeert de versregels van Longfellow:

     

    In the elder days of art

    Builders wrought with greatest care

    Each minute and unseen part,

    For the Gods are everywhere.

     

    Uitgaande van die regels zou je kunnen stellen dat gelul overeenstemt met slordigheid. Toch is dat niet zo, want er wordt bijvoorbeeld vaak ‘professioneel’ geluld door reclamejongens. Zij gaan allesbehalve slordig te werk om bepaalde producten aan de man te brengen, en toch blijft dat gelul.

     

    Het fundamentele onderscheid is volgens Frankfurt de verhouding van het gezegde tot de waarheid en/of werkelijkheid.  Wie leugens vertelt, neemt toch nog een houding aan tegenover de waarheid, namelijk hij zegt de waarheid niet. Bij lullen is er echter onverschilligheid ten aanzien van hoe de dingen echt zijn.

     

    In het laatste en (volgens Vanheeswijck) boeiendste deel van het boekje vraagt Frankfurt zich af waarom er zoveel geluld wordt. Daar zijn twee redenen voor. De eerste is dat van ons verwacht wordt dat we over alles meepraten, dat we over alles onze mening moeten hebben.

    De tweede en belangrijkste reden is terug te voeren op het scepticisme. Dat stelt dat een rechtstreekse toegang tot de werkelijkheid onmogelijk is. Extreem gesteld betekent dit dat de werkelijkheid niet kenbaar is en dat er dus geen waarheid bestaat die als norm kan gelden voor ons denken en handelen.

    Dit scepticisme heeft tot gevolg dat we terugvallen op het subject, op onszelf als de enige bron van kennis. Het individu probeert niet meer een nauwkeurige voorstelling te geven van een gemeenschappelijke wereld, maar het beperkt zich ertoe een eerlijke voorstelling van zichzelf te geven. Tegenover correctheid, d.i. een zo correct mogelijke weergave van de werkelijkheid, wordt onze eerlijkheid gesteld (omdat we de correctheid van onze uitspraken niet meer zouden kunnen afwegen tegen een objectieve norm).

    Frankfurt is het met die zienswijze niet eens. Eerlijkheid tegenover jezelf zou betekenen dat je een onveranderlijke kern hebt, en die hebben we volgens Frankfurt niet. Wij bestaan als bewuste wezens juist in reactie op andere dingen en andere mensen en we kunnen onszelf niet kennen zonder die andere mensen en dingen te kennen.

     

    Voor mij is de belangrijkste zin uit dit stuk: proberen een nauwkeurige voorstelling te geven van een gemeenschappelijke wereld. Misschien is de filosofie voor het uitvoeren van die opdracht niet meer nodig, maar we hebben het wel aan de filosofie te danken dat ze ons die opdracht aan de hand heeft gedaan en ze heeft afgebakend.

     

    Ik wil nogmaals herhalen dat dit stukje een samenvatting is van het artikel van Guido Vanheeswijck, verschenen in Streven januari 2007, blz. 56 – 60.

     

     

     

     

    06-04-2007 om 19:09 geschreven door john

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    04-04-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Vladimir Nabokov: Bastaards
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Vladimir Nabokov: Bastaards

     

    De Engelse titel is Bend Sinister.  Dat is een term uit de wapenkunde en het teken verwijst naar een bastaard. Vandaar de Nederlandse titel. Sinister komt van het Latijn en betekent links. Nabokov is de communistische Sovjet-Unie ooit ontvlucht en heeft de rest van zijn leven in Amerika gewoond.

     

    Deze roman is een raamvertelling. Op de eerste bladzijden vernemen we dat de operatie van de vrouw van de schrijver mislukt is en dat ze zal sterven. De auteur begint dan aan de eigenlijke roman. Daarin is de hoofdpersoon Adam Krug, een filosofieprofessor. Zijn echtgenote is pas overleden en hij blijft achter met een zoontje. In zijn land is een staatsgreep gepleegd en is een totalitair bewind geïnstalleerd. De leider is Paduk, een oude schoolmakker van Krug, die destijds door iedereen, maar vooral door Krug werd gepest. Iedereen in de omgeving van Krug wordt gearresteerd maar hijzelf wordt voorlopig met rust gelaten. De universiteit was gesloten en nu wil de dictator dat Krug zich aansluit bij de nieuwe orde en de leiding van universiteit op zich neemt. Krug weigert. Hij wordt aangehouden en gescheiden van zijn zoontje. Als men ermee dreigt zijn zoontje te slachtofferen, geeft hij toe. Maar het is al te laat.

     

    Weer geen gemakkelijk boek. Nabokov schrijft zo dat je elke zin aandachtig moet lezen of je bent niet mee. Soms zijn de zinnen echte hersenbrekers. Maar je merkt dat de schrijver deze roman met plezier heeft geschreven. Het boek krioelt van de vondsten en het zit vol humor en fantasie, maar ook vol wreedheid.  Die wreedheid uit zich niet zo zeer in beschrijvingen , dan wel in de fantasie en de ideeën.  Ik neem het voorbeeld van het zoontje. De jongen werd per vergissing niet meer aangezien als de zoon van Krug en daarom afgevoerd naar een instelling voor wezen waar de kinderen als afreageer-instrument dienden ten behoeven van interessante gevallen met een ‘misdadig’ verleden (verkrachting, moord, vernieling van staatseigendommen enz). Het experiment bestaat erin dat die mensen zich in groep eens per week mogen uitleven op dat wezentje van nul en generlei waarde. Op die manier zou het kwaad in hen kunnen ontsnappen en zouden ze weer tot brave burgers kunnen uitgroeien.

     

    Nabokov richt zijn satire zowel op het nationaal-socialisme als het communisme. De universiteitsrede die Krug moet uitspreken verwijst naar Heidegger die zich in de vroege jaren dertig wel voor de kar van de NS liet spannen.

     

    Verder bevat het boek een rijkdom aan ideeën. Zo staat er een hele analyse in van Shakespeare’s Hamlet.

     

    Om een idee te geven van wat je als lezer te wachten staat, enkele citaten. De definitie van filosofie:

    Als je probeert je een mirok (kleine rode aardappel) voor te stellen zonder enige betrekking op die je gegeten hebt of nog zult eten.

     

    De dictator Paduk hangt de leer van het Ekwilisme aan. Het bewustzijn is onder de mensen op de wereld ongelijk verdeeld en daaruit vloeien alle kwalen voort. Het komt er dus op aan om dat bewustzijn over alle mensen evenwichtig te verdelen, d.w.z. er eenheidsworsten van te maken.

     

    Hij voerde als grondslag voor de universele zaligheid de idee van het evenwicht in en noemde zijn theorie het Ekwilisme. Dit was iets geheel nieuws, beweerde hij. Het is waar dat het socialisme reeds gelijkvormigheid bepleitte op economisch gebied en de godsdienst had grimmig hetzelfde op het terrein van de geest beloofd als een onvermijdelijke toestand aan gene zijde van het graf. Maar de econoom had niet ingezien dat een gelijke verdeling van de rijkdom niet met succes kon worden doorgevoerd en in feite geen betekenis had, zolang er individuen bestonden met meer hersens of energie dan anderen; en op analoge wijze was de priester niet bij machte de futiliteit van zijn metafysische belofte in te zien, wanneer deze betrekking had op die uitverkorenen (mannen van grillige genialiteit, jagers op grof wild, schaakspelers, wonderbaarlijk robuuste en veelzijdige minnaars, de stralende vrouw, als zij na het bal haar collier afdoet), voor wie deze wereld op zichzelf al een paradijs was en die altijd een kleine voorsprong zouden willen behouden, wat er ook met de mensen in de smeltkroes van de eeuwigheid mocht gebeuren.

     

    04-04-2007 om 09:31 geschreven door john

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    28-03-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Sá-Carneiro: Twee gedichten

    Sá-Carneiro: Twee gedichten

     

    De volgende twee gedichten zijn uit de laatste maanden van de dichter. Het laatste Fim is zijn laatste gedicht. Omdat deze gedichten niet zo omvangrijk zijn als het vorige geef ik ook de Portugese tekst.

     

    Feminina

     

    Eu queria ser mulher pra me poder estender

    Ao lado dos meus amigos, nas « banquettes » dos cafés.

    Eu queria ser mulher para poder estender

    Pó-de-arroz pelo meu rosto, diante de todos, nos cafés.

     

    Eu queria ser mulher pra não ter que pensar na vida

    E conhecer muitos velhos a quem pedisse dinheiro –

    Eu queria ser mulher para passar o dia inteiro

    A falar de modas e a fazer « potins » - muito entretida.

     

    Eu queria ser mulher para mexer nos meus seios

    e aguçá-los ao espelho, antes de me deitar –

    Eu queria ser mulher para que me fossem enleios,

    que num homem, francamente, não se podem desculpar.

     

    Eu queria ser mulher para ter muitos amantes

    e enganá-los a todos – mesmo ao predilecto –

    Como eu gostava de enganar o meu amante loiro, o mais esbelto,

    com um rapaz gordo e feio, de modos extravagantes…

     

    Eu queria ser mulher para excitar quem me olhasse,

    Eu queria ser mulher para me poder recusar…

     

    Vrouwelijk

     

    Ik zou een vrouw willen zijn om me te kunnen neervlijen

    Naast mijn vrienden, op de banken in het café.

    Ik zou een vrouw willen zijn om in het café,

    Zodat iedereen het ziet, mijn gezicht te poederen.

     

    Ik zou een vrouw willen zijn om niet aan het leven

    Te moeten denken en om oude mannen geld af te troggelen –

    Ik zou een vrouw willen zijn om de hele dag onderhoudend

    Te roddelen en over de mode te praten.

     

    Ik zou een vrouw willen zijn om voor het slapen gaan

    Mijn borsten aan te raken  en ze voor de spiegel te betasten.

    Ik zou een vrouw willen zijn om te genieten van affaires

    Die men een man, eerlijk gezegd, niet kan vergeven.

     

    Ik zou een vrouw willen zijn om veel minnaars te bezitten

    En ze allemaal te bedriegen – zelfs de uitverkorene –

    Hoe graag zou ik mijn blonde minnaar, de meest elegante,

    Willen bedriegen met een dikke en lelijke, extravagante kerel.

     

    Ik zou een vrouw willen zijn om wie naar me kijkt te prikkelen

    Ik zou een vrouw willen zijn om mezelf niet te geven…

     

     

    Fim

     

    Quando eu morrer batam em latas,

    Rompam aos berros e aos pinotes-

    Façam estalar no ar chicotes,

    Chamem palhaços e acrobatos.

     

    Que o meu caixão vá sobre um burro

    Ajaezado à andaluza :

    A um morto nada se recusa,

    E eu querro por força ir de burro…

     

     

    Einde

     

    Als ik dood ben, maak dan kabaal

    Trommel, schreeuw en spring in het rond.

    Laat zwepen knallen in de lucht,

    Vraag clowns en acrobaten.

     

    En laad mijn kist op een ezel

    Andaluzisch opgetuigd:

    Een dode wordt niets geweigerd,

    En ik wil per se op een ezel gaan…

     

     

    28-03-2007 om 16:50 geschreven door john

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (1)


    Foto

    Poems are blossoms of the brain. Emily Dickinson
    Kunst gibt nicht das Sichtbare wieder, sondern macht sichtbar. Paul Klee

    La nostra vita in terra

    Altro non è che guerra


    en houd de gastvrijheid in ere, want zo hebben sommigen zonder het te weten engelen ontvangen. Hebreeën 13.2
    Archief per week
  • 29/06-05/07 2020
  • 19/12-25/12 2016
  • 12/12-18/12 2016
  • 28/11-04/12 2016
  • 13/05-19/05 2013
  • 07/01-13/01 2013
  • 17/12-23/12 2012
  • 26/09-02/10 2011
  • 30/05-05/06 2011
  • 23/05-29/05 2011
  • 08/11-14/11 2010
  • 18/10-24/10 2010
  • 11/10-17/10 2010
  • 27/09-03/10 2010
  • 13/09-19/09 2010
  • 06/09-12/09 2010
  • 22/03-28/03 2010
  • 15/02-21/02 2010
  • 08/02-14/02 2010
  • 01/02-07/02 2010
  • 25/01-31/01 2010
  • 18/01-24/01 2010
  • 11/01-17/01 2010
  • 04/01-10/01 2010
  • 05/10-11/10 2009
  • 28/09-04/10 2009
  • 21/09-27/09 2009
  • 09/02-15/02 2009
  • 02/02-08/02 2009
  • 19/01-25/01 2009
  • 31/12-06/01 2008
  • 22/12-28/12 2008
  • 15/12-21/12 2008
  • 08/12-14/12 2008
  • 01/12-07/12 2008
  • 24/11-30/11 2008
  • 17/11-23/11 2008
  • 10/11-16/11 2008
  • 11/08-17/08 2008
  • 04/08-10/08 2008
  • 28/07-03/08 2008
  • 28/04-04/05 2008
  • 21/04-27/04 2008
  • 14/04-20/04 2008
  • 07/04-13/04 2008
  • 31/03-06/04 2008
  • 24/03-30/03 2008
  • 17/03-23/03 2008
  • 10/03-16/03 2008
  • 03/03-09/03 2008
  • 25/02-02/03 2008
  • 18/02-24/02 2008
  • 11/02-17/02 2008
  • 04/02-10/02 2008
  • 28/01-03/02 2008
  • 21/01-27/01 2008
  • 14/01-20/01 2008
  • 07/01-13/01 2008
  • 31/12-06/01 2008
  • 30/07-05/08 2007
  • 23/07-29/07 2007
  • 16/07-22/07 2007
  • 25/06-01/07 2007
  • 18/06-24/06 2007
  • 11/06-17/06 2007
  • 04/06-10/06 2007
  • 28/05-03/06 2007
  • 21/05-27/05 2007
  • 14/05-20/05 2007
  • 07/05-13/05 2007
  • 30/04-06/05 2007
  • 23/04-29/04 2007
  • 16/04-22/04 2007
  • 09/04-15/04 2007
  • 02/04-08/04 2007
  • 26/03-01/04 2007
  • 19/03-25/03 2007
  • 12/03-18/03 2007
  • 05/03-11/03 2007
  • 26/02-04/03 2007
  • 19/02-25/02 2007
  • 12/02-18/02 2007
  • 05/02-11/02 2007
  • 29/01-04/02 2007
  • 22/01-28/01 2007
  • 15/01-21/01 2007
  • 08/01-14/01 2007
  • 01/01-07/01 2007
  • 25/12-31/12 2006
  • 18/12-24/12 2006
  • 11/12-17/12 2006
  • 04/12-10/12 2006
  • 20/11-26/11 2006
  • 06/11-12/11 2006
  • 30/10-05/11 2006
  • 23/10-29/10 2006
  • 16/10-22/10 2006
  • 09/10-15/10 2006
  • 02/10-08/10 2006
  • 25/09-01/10 2006
  • 18/09-24/09 2006
  • 04/09-10/09 2006
  • 28/08-03/09 2006
  • 21/08-27/08 2006
  • 14/08-20/08 2006
  • 07/08-13/08 2006
  • 31/07-06/08 2006
  • 24/07-30/07 2006
  • 17/07-23/07 2006
  • 10/07-16/07 2006
  • 03/07-09/07 2006
  • 26/06-02/07 2006
  • 12/06-18/06 2006
  • 05/06-11/06 2006
  • 29/05-04/06 2006
  • 22/05-28/05 2006
  • 15/05-21/05 2006
  • 24/04-30/04 2006
  • 17/04-23/04 2006
  • 10/04-16/04 2006
  • 03/04-09/04 2006
  • 27/03-02/04 2006
  • 20/03-26/03 2006
  • 13/03-19/03 2006
  • 06/03-12/03 2006
  • 27/02-05/03 2006
  • 20/02-26/02 2006
  • 06/02-12/02 2006
  • 30/01-05/02 2006
  • 23/01-29/01 2006
  • 16/01-22/01 2006
  • 09/01-15/01 2006
  • 02/01-08/01 2006
  • 26/12-01/01 2006
  • 12/12-18/12 2005
  • 05/12-11/12 2005
  • 28/11-04/12 2005
  • 21/11-27/11 2005
  • 14/11-20/11 2005
  • 07/11-13/11 2005
  • 31/10-06/11 2005
  • 24/10-30/10 2005
  • 17/10-23/10 2005
  • 10/10-16/10 2005
  • 03/10-09/10 2005
  • 26/09-02/10 2005
  • 19/09-25/09 2005
  • 12/09-18/09 2005
  • 05/09-11/09 2005
  • 29/08-04/09 2005
  • 15/08-21/08 2005
  • 08/08-14/08 2005
  • 01/08-07/08 2005
  • 25/07-31/07 2005
  • 18/07-24/07 2005
  • 11/07-17/07 2005
  • 04/07-10/07 2005
  • 27/06-03/07 2005
  • 20/06-26/06 2005
  • 13/06-19/06 2005
  • 06/06-12/06 2005
  • 30/05-05/06 2005
  • 23/05-29/05 2005
  • 16/05-22/05 2005
  • 09/05-15/05 2005
  • 02/05-08/05 2005
  • 25/04-01/05 2005

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Aanraders tot nu toe:

    Von Keyserling: Branding
    Hrabal: Zwaarbewaakte treinen
    Voltaire: Candide
    Ishiguro: Een kunstenaar van het vlietende leven
    Hawthorne: De scharlaken letter
    Yalom: De Schopenhauer-kuur
    Rosa: De derde oever van de rivier
    Hoffmann: Das Fräulein von Scuderi
    Waugh: The Loved One
    Kadare: Het donkere jaar
    Baricco: Zijde
    Moorehead: De Blauwe Nijl
    Lampedusa: De tijgerkat
    Melville: Billy Budd
    Platonov: De bouwput
    Tim Parks: Bestemming
    Bernhard: De neef van Wittgenstein
    Kafka: Die Verwandlung
    Werfel: Het bleekblauwe handschrift van een vrouw
    Traven: Verhalen
    Baldwin: Go Tell it on the Mountain
    Faulkner: As I lay dying
    Oë: De hoogmoedige doden
    Trilling: The Middle of the Journey
    Hardy: Far from the madding crowd
    Kristof: De analfabete
    McEwan: Amsterdam
    Filloy: De bende
    Sciascia: De Zaak Aldo Moro
    Salinger: Franny and Zooey

    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!