Dit gedicht is gebaseerd op Johannes 8, 3-11. Aangezien volgens de media veel mensen de betekenis van Pasen en andere kerkelijke feesten niet meer kennen, kan het misschien geen kwaad de bijbel nog eens te citeren. Zo ziet men meteen waar de uitdrukking Wie zonder zonde is, werpe de eerste steen vandaan komt. Toch een van de mooiste zinnen uit het NT.
1 Jezus ging naar de Olijfberg, 2 en vroeg in de morgen was hij weer in de tempel. Het hele volk kwam naar hem toe, hij ging zitten en gaf hun onderricht. 3 Toen brachten de schriftgeleerden en de Farizeeën een vrouw bij hem die op overspel betrapt was. Ze zetten haar in het midden en 4 zeiden tegen Jezus: Meester, deze vrouw is op heterdaad betrapt toen ze overspel pleegde. 5 Mozes draagt ons in de wet op zulke vrouwen te stenigen. Wat vindt u daarvan? 6 Dit zeiden ze om hem op de proef te stellen, om te zien of ze hem konden aanklagen. Jezus bukte zich en schreef met zijn vinger op de grond. 7 Toen ze bleven aandringen, richtte hij zich op en zei: Wie van jullie zonder zonde is, laat die als eerste een steen naar haar werpen. 8 Hij bukte zich weer en schreef op de grond. 9 Toen ze dat hoorden gingen ze weg, een voor een, de oudsten het eerst, en ze lieten hem alleen, met de vrouw die in het midden stond. 10 Jezus richtte zich op en vroeg haar: Waar zijn ze? Heeft niemand u veroordeeld? 11 Niemand, heer, zei ze. Ik veroordeel u ook niet, zei Jezus. Ga naar huis, en zondig vanaf nu niet meer.
Maar nu het gedicht van Achterberg.
En Jezus schreef in t zand
Jezus schreef met Zijn vinger in het zand.
Hij bukte Zich en schreef in t zand, wij weten
niet wat Hij schreef, Hij was het zelf vergeten,
verzonken in de woorden van Zijn hand.
De schriftgeleerden, die Hem aan de tand
hadden gevoeld over een vrouw, van hete
hartstochten naar een andere man bezeten,
de schriftgeleerden stonden aan de kant.
Zondig niet meer, zei Hij, Ik oordeel niet.
Ga heen en luister, luister naar het lied.
En Hij stond recht. De woorden lieten los
van hun figuur en brandden in de blos
waarmee zij heenging, als een kind zo licht.
Zo geestelijk schreef Jezus Zijn gedicht.
Achterberg schreef dit gedicht eind 1945.
Het opvallendste woordje is wel het eerste in de titel, namelijk en. Men kan er verschillende kanten mee uit. In een eerste interpretatie wijst het erop dat het gedicht thuishoort in een verhaal dat al aan de gang is. Je kunt het lezen als En toen schreef Jezus in t zand.
Een andere lezing geeft dit als resultaat: En (als antwoord daarop) schreef Jezus in t zand. Hier wijst het woordje en naar de reactie van Jezus op een bepaalde situatie.
Ten slotte kan het woordje en ook naar de toekomst wijzen. Parafraserend: En toen Jezus in het zand had geschreven, had dat tot gevolg Het is vooral de derde betekenis die voor het gedicht van belang is.
De vinger. Jezus gebruikt zijn vinger niet om te wijzen naar de overspelige vrouw. Het is geen bestraffende of beschuldigende vinger. Het is ook niet de vinger Gods uit Exodus 8, 15. Bij de muggenplaag zeiden de tovenaars tot farao: Dat is de vinger Gods. Het is evenmin de vinger waarmee de tien geboden zijn geschreven (Exodus 31, 18). Mozes ontvangt van God de stenen tafelen, met Gods eigen vinger geschreven.
Neen, Jezus bukt zich eerst en gebruikt dan zijn vinger om iets in het zand te schrijven. Twee gebaren van nederigheid tegenover een zondige vrouw.
Hij was het zelf vergeten. Ook hier is een dubbele interpretatie mogelijk.Hij was zelf vergeten wat hij schreef of hij was zijn zelf vergeten, d.w.z. hij was aan zijn ik-bewustzijn ontstegen.
Zand. Zeker in het Midden Oosten is zand een vluchtige materie. Wat geschreven wordt, is al even vlug uitgewist, door de wind of door de hand zelf. We weten niet wat hij schreef en Jezus zelf was het vlug vergeten. Eigenlijk doet het er niet toe wat hij schrijft, wat telt is het gebaar. Regelvier is op twee manieren interpreteerbaar. Zijn hand kan slaan op de hand van Jezus, maar het kan ook de hand van God zijn. God die de hand van zijn zoon leidt (zoals de dichter bij het schrijven geleid wordt door een inwendige kracht).
Dan volgt de strofe over de schriftgeleerden. Let op het contrast tussen het woord schriftgeleerde en het feit dat wat Jezus schrijft niet bekend is. Versta hieronder dat het schrijven van Jezus een goddelijke daad is, die door geleerden, door middel van de kennis, niet kan worden verklaard. Ze staan aan de kant betekent dat ze van geen tel zijn. Waar het om gaat is een kwestie van het hart, niet van boekenwijsheid.
Zondig niet meer, ik oordeel niet. Jezus veroordeelt of vergeeft de vrouw niet. Hij geeft haar enkel goede raad en laat het verder aan haar over wat ze doet.Zij heeft in Jezus een gelijke gevonden, iemand die zijn oordeel opschort, die zichzelf ook als zondaar ziet. (In een vroegere versie van het gedicht luidde de tweede regel: Ga heen. Wij zijn het zelfde zoo ge ziet.) De weg ligt voor de vrouw open, het is aan haar om het rechte pad te volgen of niet. Jezus legt de verantwoordelijkheid bij haar.
Het lied is niet nader bepaald. Ik versta het hier als het lied van het hart.
De woorden Dan heeft de metamorfose plaats, vindt de goddelijke uitwerking plaats. De woorden, die nietszeggende woorden, het gebaar, worden plots begrepen door de vrouw, wat zich uit in de blos op haar wangen.Een blos van dankbaarheid (Nijhoff) . Licht als een kind wil zeggen dat ze haar onschuld herwonnen heeft. Misschien ook wel (in een zen-interpretatie) dat ze inziet dat ze nooit schuldig is geweest.
Het is moeilijk deze prachtige zin die begint met De woorden te lezen zonder tranen in de ogen te krijgen. Hij contrasteert met de vorige zinnen die kort en zakelijk zijn. In een vloeiende beweging loopt hij via twee enjambementen over drie regels met op het einde die prachtige toevoeging als een kind zo licht.
Als men de biografische achtergrond van Achterberg kent, is het niet moeilijk het gedicht ook persoonlijk te interpreteren. In dit gedicht onderneemt de dichter dan een poging om zichzelf van zijn schuld te ontlasten. Het middel daartoe is zijn dichterschap. Zijn boetedoening bestaat in het schrijven van gedichten. Gedichten schrijven is zijn manier om aan God en de mensen vergiffenis te vragen.
Volgens Verschaeve is dit bedrijf uit dramatisch oogpunt totaal overbodig. Gelukkig staan er ook mooie verzen in, waar ik later op terugkom.
1e toneel: Cham Noë
Cham heeft een gesprek gehad met Urania en hij heeft niet veel zin meer om in de ark te stappen.
Wien lust het willigh in een beestestal te kruipen ?
Even later vraagt hij hoelang ze dan wel in die ark moeten vertoeven.
Hoe lang zoude eene zee dat houte moorthol schokken ?
Het leven in de ark zal saai zijn:
Dat heet geen leven, maer te leven als begraven:
Te sterven, in geen graf van marmer, maer van hout.
Achteraf zal Noah Cham toch kunnen overtuigen om mee in de ark te gaan.
Ik citeer nu enige regels die Verschaeve belachelijk vindt.In de eerste plaats omdat ze uit de toon vallen. Als een zondvloed op handen is, zal men zich niet door dergelijke pietluttige overwegingen laten leiden. Daarin heeft hij gelijk. Maar anderzijds komen die verzen voor de mens anno 2007 toch tamelijk modern over. Misschien had Verschaeve daar geen oren naar.
In een spelonk van hout kan niemant adem scheppen,
Maer boozen stank, een goot te roeren noch te reppen (=stilstaand water)
Wat zal hieruit ontstaan ? wat anders dan een pest ?
O tuchthuis, verkenskot, ô katte- ô hondenest !
2e toneel Sem, Jafed, Noë
Hier valt niets speciaals te melden. Laat me alleen enkele voorbeelden van Vondels fantasie geven in verband met de ark.
Wij zullen, hemelhoogh gedraegen van de golven,
Als in een levend graf, al levendigh gedolven,
Heendrijven, hobbelen, en schokken nacht en dagh,
Dryhondert etmael lang en seventigh.
Met een zulk een zwaere vracht van levenden
Een driftigh watervlot
3e toneel Rey van Engelewacht
De eerste zang is een smeekgezang tot God om de arkbewoners te sparen. Dit zijn opnieuw prachtige verzen, met een heel moderne laatste regel. Het woordje stof heeft hier zowel de betekenis van reden als de letterlijke van aarde.
Bescherm, ô heer, ô toeverlaet
Van uw getrouwen, t eenigh zaet
En al de hoop van Adams kinderen,
Dat hun geen holle baren hinderen.
Zy rusten op uw hemelwacht
Gerust en veiligh, met de vracht
Van wilden aert en tamme dieren.
Gy kunt den toom des afgronts vieren
En korten, zoo het u behaegh,
Na s menschdoms droeve nederlaegh,
Waer Noë drijft op uw genade.
Behoe zijn huisgezin voor schade,
Op dat hy, na een lang verdragh
Van jammeren, belanden magh,
Wanneer, de wateren verschoven,
Hy stof vint uwen naem te loven.
De laatste zang gaat over de regenboogals teken van het verbond tussen God en de mensen, dat hij de aarde nooit meer door een zondvloed zal laten vergaan. Ik laat eerst de bijbelpassage volgen (Gen. 9, 9-16) waarop dit vers gebaseerd is.
Hierbij sluit ik een verbond met jullie en met je nakomelingen, 10 en met alle levende wezens die bij jullie zijn: vogels, vee en wilde dieren, met alles wat uit de ark is gekomen, alle dieren op aarde. 11 Deze belofte doe ik jullie: nooit weer zal alles wat leeft door het water van een vloed worden uitgeroeid, nooit weer zal er een zondvloed komen om de aarde te vernietigen. 12 En dit, zei God, zal voor alle komende generaties het teken zijn van het verbond tussen mij en jullie en alle levende wezens bij jullie: 13 ik plaats mijn boog in de wolken; die zal het teken zijn van het verbond tussen mij en de aarde. 14 Wanneer ik wolken samendrijf boven de aarde en in die wolken de boog zichtbaar wordt, 15 zal ik denken aan mijn verbond met jullie en met al wat leeft, en nooit weer zal het water aanzwellen tot een vloed die alles en iedereen vernietigt. 16 Als ik de boog in de wolken zie verschijnen, zal ik denken aan het eeuwigdurende verbond tussen God en al wat op aarde leeft. 17 Dit, zei God tegen Noach, is het teken van het verbond dat ik met alle levende wezens op aarde gesloten heb.
Streven is een van de interessantste Vlaamse maandbladen die ik ken. In elk nummer tref je wel een boeiend artikel aan. Zo ook in dit nummer. Ik zou een samenvatting willen geven van een bespreking van het boekje On Bullshit van de filosoof Harry Frankfurt, door Guido Vanheeswijck (zelf filosoof aan de universiteiten van Antwerpen en Leuven).
In dat boekje geeft Frankfurt een begripsanalyse van het woord Bullshit of gelul.
Frankfurt/Vanheeswijck citeert de versregels van Longfellow:
In the elder days of art
Builders wrought with greatest care
Each minute and unseen part,
For the Gods are everywhere.
Uitgaande van die regels zou je kunnen stellen dat gelul overeenstemt met slordigheid. Toch is dat niet zo, want er wordt bijvoorbeeld vaak professioneel geluld door reclamejongens. Zij gaan allesbehalve slordig te werk om bepaalde producten aan de man te brengen, en toch blijft dat gelul.
Het fundamentele onderscheid is volgens Frankfurt de verhouding van het gezegde tot de waarheid en/of werkelijkheid.Wie leugens vertelt, neemt toch nog een houding aan tegenover de waarheid, namelijk hij zegt de waarheid niet. Bij lullen is er echter onverschilligheid ten aanzien van hoe de dingen echt zijn.
In het laatste en (volgens Vanheeswijck) boeiendste deel van het boekje vraagt Frankfurt zich af waarom er zoveel geluld wordt. Daar zijn twee redenen voor. De eerste is dat van ons verwacht wordt dat we over alles meepraten, dat we over alles onze mening moeten hebben.
De tweede en belangrijkste reden is terug te voeren op het scepticisme. Dat stelt dat een rechtstreekse toegang tot de werkelijkheid onmogelijk is. Extreem gesteld betekent dit dat de werkelijkheid niet kenbaar is en dat er dus geen waarheid bestaat die als norm kan gelden voor ons denken en handelen.
Dit scepticisme heeft tot gevolg dat we terugvallen op het subject, op onszelf als de enige bron van kennis. Het individu probeert niet meer een nauwkeurige voorstelling te geven van een gemeenschappelijke wereld, maar het beperkt zich ertoe een eerlijke voorstelling van zichzelf te geven. Tegenover correctheid, d.i. een zo correct mogelijke weergave van de werkelijkheid, wordt onze eerlijkheid gesteld (omdat we de correctheid van onze uitspraken niet meer zouden kunnen afwegen tegen een objectieve norm).
Frankfurt is het met die zienswijze niet eens. Eerlijkheid tegenover jezelf zou betekenen dat je een onveranderlijke kern hebt, en die hebben we volgens Frankfurt niet. Wij bestaan als bewuste wezens juist in reactie op andere dingen en andere mensen en we kunnen onszelf niet kennen zonder die andere mensen en dingen te kennen.
Voor mij is de belangrijkste zin uit dit stuk: proberen een nauwkeurige voorstelling te geven van een gemeenschappelijke wereld. Misschien is de filosofie voor het uitvoeren van die opdracht niet meer nodig, maar we hebben het wel aan de filosofie te danken dat ze ons die opdracht aan de hand heeft gedaan en ze heeft afgebakend.
Ik wil nogmaals herhalen dat dit stukje een samenvatting is van het artikel van Guido Vanheeswijck, verschenen in Streven januari 2007, blz. 56 60.
De Engelse titel is Bend Sinister.Dat is een term uit de wapenkunde en het teken verwijst naar een bastaard. Vandaar de Nederlandse titel. Sinister komt van het Latijn en betekent links. Nabokov is de communistische Sovjet-Unie ooit ontvlucht en heeft de rest van zijn leven in Amerika gewoond.
Deze roman is een raamvertelling. Op de eerste bladzijden vernemen we dat de operatie van de vrouw van de schrijver mislukt is en dat ze zal sterven. De auteur begint dan aan de eigenlijke roman. Daarin is de hoofdpersoon Adam Krug, een filosofieprofessor. Zijn echtgenote is pas overleden en hij blijft achter met een zoontje. In zijn land is een staatsgreep gepleegd en is een totalitair bewind geïnstalleerd. De leider is Paduk, een oude schoolmakker van Krug, die destijds door iedereen, maar vooral door Krug werd gepest. Iedereen in de omgeving van Krug wordt gearresteerd maar hijzelf wordt voorlopig met rust gelaten. De universiteit was gesloten en nu wil de dictator dat Krug zich aansluit bij de nieuwe orde en de leiding van universiteit op zich neemt. Krug weigert. Hij wordt aangehouden en gescheiden van zijn zoontje. Als men ermee dreigt zijn zoontje te slachtofferen, geeft hij toe. Maar het is al te laat.
Weer geen gemakkelijk boek. Nabokov schrijft zo dat je elke zin aandachtig moet lezen of je bent niet mee. Soms zijn de zinnen echte hersenbrekers. Maar je merkt dat de schrijver deze roman met plezier heeft geschreven. Het boek krioelt van de vondsten en het zit vol humor en fantasie, maar ook vol wreedheid.Die wreedheid uit zich niet zo zeer in beschrijvingen , dan wel in de fantasie en de ideeën.Ik neem het voorbeeld van het zoontje. De jongen werd per vergissing niet meer aangezien als de zoon van Krug en daarom afgevoerd naar een instelling voor wezen waar de kinderen als afreageer-instrument dienden ten behoeven van interessante gevallen met een misdadig verleden (verkrachting, moord, vernieling van staatseigendommen enz). Het experiment bestaat erin dat die mensen zich in groep eens per week mogen uitleven op dat wezentje van nul en generlei waarde. Op die manier zou het kwaad in hen kunnen ontsnappen en zouden ze weer tot brave burgers kunnen uitgroeien.
Nabokov richt zijn satire zowel op het nationaal-socialisme als het communisme. De universiteitsrede die Krug moet uitspreken verwijst naar Heidegger die zich in de vroege jaren dertig wel voor de kar van de NS liet spannen.
Verder bevat het boek een rijkdom aan ideeën. Zo staat er een hele analyse in van Shakespeares Hamlet.
Om een idee te geven van wat je als lezer te wachten staat, enkele citaten. De definitie van filosofie:
Als je probeert je een mirok (kleine rode aardappel) voor te stellen zonder enige betrekking op die je gegeten hebt of nog zult eten.
De dictator Paduk hangt de leer van het Ekwilisme aan. Het bewustzijn is onder de mensen op de wereld ongelijk verdeeld en daaruit vloeien alle kwalen voort. Het komt er dus op aan om dat bewustzijn over alle mensen evenwichtig te verdelen, d.w.z. er eenheidsworsten van te maken.
Hij voerde als grondslag voor de universele zaligheid de idee van het evenwicht in en noemde zijn theorie het Ekwilisme. Dit was iets geheel nieuws, beweerde hij. Het is waar dat het socialisme reeds gelijkvormigheid bepleitte op economisch gebied en de godsdienst had grimmig hetzelfde op het terrein van de geest beloofd als een onvermijdelijke toestand aan gene zijde van het graf. Maar de econoom had niet ingezien dat een gelijke verdeling van de rijkdom niet met succes kon worden doorgevoerd en in feite geen betekenis had, zolang er individuen bestonden met meer hersens of energie dan anderen; en op analoge wijze was de priester niet bij machte de futiliteit van zijn metafysische belofte in te zien, wanneer deze betrekking had op die uitverkorenen (mannen van grillige genialiteit, jagers op grof wild, schaakspelers, wonderbaarlijk robuuste en veelzijdige minnaars, de stralende vrouw, als zij na het bal haar collier afdoet), voor wie deze wereld op zichzelf al een paradijs was en die altijd een kleine voorsprong zouden willen behouden, wat er ook met de mensen in de smeltkroes van de eeuwigheid mocht gebeuren.
Von Keyserling: Branding Hrabal: Zwaarbewaakte treinen Voltaire: Candide Ishiguro: Een kunstenaar van het vlietende leven Hawthorne: De scharlaken letter Yalom: De Schopenhauer-kuur Rosa: De derde oever van de rivier Hoffmann: Das Fräulein von Scuderi Waugh: The Loved One Kadare: Het donkere jaar Baricco: Zijde Moorehead: De Blauwe Nijl Lampedusa: De tijgerkat Melville: Billy Budd Platonov: De bouwput Tim Parks: Bestemming Bernhard: De neef van Wittgenstein Kafka: Die Verwandlung Werfel: Het bleekblauwe handschrift van een vrouw Traven: Verhalen Baldwin: Go Tell it on the Mountain Faulkner: As I lay dying Oë: De hoogmoedige doden Trilling: The Middle of the Journey Hardy: Far from the madding crowd Kristof: De analfabete McEwan: Amsterdam Filloy: De bende Sciascia: De Zaak Aldo Moro Salinger: Franny and Zooey