Anthony Powell (1905-2000) is in de eerste plaats bekend voor zijn 12-delige romancyclusA dance to the music of the time.Voornoemde roman uit 1939 maakt daar geen deel van uit. Het is een typische Engelse roman met veel humor en onwaarschijnlijke toestanden.
Waring is een raadselachtige, onzichtbaar blijvende reisverhalenschrijver die geregeld een nieuw boek instuurt bij zijn uitgeverij Judkins & Judkins. Twee broers met een tegengestelde smaak die het over zowat alles oneens zijn. De verteller van het verhaal werkt bij hen als redacteur. Hij is een neutrale figuur die er getuige van is hoe de andere personages zich in de nesten werken, o.a. door toedoen van een lichtzinnige jongedame. Eerst helpt ze een verloving om zeep (die later toch nog goed komt) en vervolgens versiert ze een cruisereis met de naïefste van de broers Judkins. De plot draait echter rond de schrijver T.T. Waring over wie de uitgever een biografie wil laten schrijven. Na wat opzoekwerk blijkt dat deze schrijver echter een eersteklas plagiaris is.
Voor mij is de roman een veredelde Woodhouse. Misschien niet altijd even grappig, maar minder stereotiep en losser van structuur. Daarnaast heeft Powell een duidelijke culturele belangstelling. In deze roman uit 1939 wordt ook geregeld verwezen naar de Engelse koloniën, iets wat in die jaren nog vanzelfsprekend en normaal gevonden werd.
Deze roman is al van 1981. McEwan was 32 toen hij hem schreef.
Colin en Mary zijn met vakantie in Venetië. Ze hebben een losse relatie waar ze wat op uitgekeken zijn en hun verblijfd verloopt nogal lusteloos. Daar komt verandering in als ze toevallig in contact komen met Robert en zijn vrouw Caroline. Die twee voeren iets in het schild, mar wat is voor het koppel niet duidelijk. Er wordt een sfeer van angst, dreiging en onderhuids geweld gecreëerd. Die leidt ertoe dat Colin en Mary zich opnieuw hartstochtelijk gaan beminnen. Ze zijn een tijdje los van het duivelse koppel, maar ondanks het gevaar worden ze er opnieuw naartoe gedreven, met een drama als gevolg.
Lamiel werd op vierjarige leeftijd geadopteerd door de koster Hautemare en zijn echtgenote.
Le bon Hautemare, accompagné de sa femme, se présenta à lhospice des enfants trouvés de Rouen, où ils choisissent une petite fille de quatre ans, dûment vaccinéé et déjà toute gentilette, c était Lamiel.
Ze wonen in het Normandische dorpje Carville. De hele roman door zal Stendhal met de bekrompenheid van dat Normandië spotten.
Lamiel is een leergierig kind dat boeken verslindt. Als ze 15 is, wordt ze lectrice bij de duchesse de Miossens, die wegens een zogezegde oogkwaal niet meer zo goed kan lezen.
La prétendue faiblesse des yeux de la duchesse servait de prétexte à cette femme aimable pour ne jamais se séparer de Lamiel, qui avait pleinement succédé au crédit du chien Dash, mort peu auparavant.
De duchesse houdt een saaie salon waar de gasten enkel naartoe komen in het seizoen van de primeurs, want
La duchesse avait conservé des habitudes dune grande fortune lhabitude denvoyer des couriers à Paris pour avoir les premiers petits pois, les premières asperges, etc.
Die primeurs komen later nog eens ter sprake, maar dan door een verarmde edelman zonder scrupules die Lamiel tot zijn maîtresse heeft gemaakt.
Si je la désire, cest pour montrer mon luxe; cest pour la montrer à lOpéra et au Bois de Boulogne, cest parce quil sagit dune primeur, cest parce que jaurai à conter son histoire où je metrrai du piquant.
Lamiel doet haar levenswijsheid op van de gebochelde dokter Sansfin, een cynicus die o.a. réussit à détruire toute laffection que le bon cur de Lamiel avait pour sa tante et son oncle Hautemare.
Ook op het gebied van de liefde geeft hij haar raad :
Il y a donc doublement à gagner à écouter la voix de la nature et à suivre tous ses caprices: dabord lon se donne du plaisir, ce qui est le seul objet pour lequel la race humaine est placée ici-bas Il faut toujours mettre en désespoir lhomme qui a servi à vos plaisirs.
Lamiel wil ontdekken wat de liefde, waarover ze zoveel heeft gelezen, eigenlijk inhoudt. Ze kiest de eerste de beste boerenkinkel uit en betaalt hem dix francs om zich te laten ontmaagden.
-Sans doute, je veux être ta maîtresse.
-Ah ! cest différent, dit Jean dun air affairé ; et alors sans transport, sans amour, le jeune Normand fit de Lamiel sa maîtresse.
-Il ny a rien autre ? dit Lamiel
Lamiel sassit et le regarda sen aller (elle essuya le sang et songea à peine à la douleur).
Ze zal daarna nog verschillende minnaars hebben en ze stuk voor stuk de bons geven, want de liefde laat haar koud. Ze gebruikt haar schoonheid en de zwakheden van het mannelijk geslacht om een comfortabel leven te lijden en de mannen als haar slaven te behandelen. Is zij een feministe avant la lettre ? Niet echt, want haar ontvoogding is enkel op haarzelf gericht.
De roman speelt zich af in 1830. Zoals in de andere werken van Stendhal is de politiek altijd op de achtergrond aanwezig. Hier gaat het om de trois glorieuses. De drie dagen van de julirevolutie waarbij Karel X van de troon werd gestoten en opgevolgd door Lodelijk Filips van Orléans.
Deze Hongaarse schrijver (1900 1989) genoot enkele jaren geleden veel succes met zijn roman Gloed. Toen ik die roman de eerste keer las, kon hij me niet erg boeien. Ik heb het boek nu opnieuw meegebracht uit de bibliotheek nadat ik De opstandigen heb gelezen. Dit is een vroege roman uit 1930. Ik ben namelijk benieuwd of de themas die hij in De Opstandigen aansnijdt, ook in zijn volgende werken zullen voorkomen. Op de achterflap staat dat de schrijver deze roman zelf zijn beste boek vond.
De hoofdpersonen zijn enkele achttienjarigen die zopas hun eindexamen hebben afgelegd. Over enige tijd zullen ze naar het front worden gestuurd, want hun land is in oorlog. In afwachting daarvan richten ze een rebelse bende op. Ze willen kind blijven en op die manier aan de volwassenheid en de oorlog ontsnappen. Ze doen allerlei gekke dingen en stelen voor de lol de meest absurde dingen.
Hij voelde dat achter de spelletjes van de bende een wereld schuilging die hij zich ook kon herinneren; een wereld fris en rechtvaardig en onbeschrijflijk opwindend. De bende wilde met de splinters van die wereld iets bouwen, wilde daarmee een glazen stolp onder de hemel construeren, waarbinnen ze zich beschermd wist en met een bittere grijns naar de nieuwe wereld kon staren.
Maar die onbekommerde wereld is een illusie. In het eerste hoofdstuk al vernemen we dat er onder de jongemannen een valsspeler is. Hij wordt pas later ontmaskerd. De jongeren maken kennis met een wat verlopen acteur. Die man vormt een brug tussen de jongens en de volwassenenwereld. Aan de ene kant speelt hij met hen mee. Maar daarvoor moet hij zich jong maken, zich verkleden, een pruik opzetten enz. Aan de andere kant is hij ook thuis bij de meest perverse persoon uit de roman. Die dubbele rol komt bijvoorbeeld tot uiting in de volgen woorden: Zolang je iets doet, ben je onschuldig. Je zondigt pas als je uit de kring stapt om toe te kijken.
De vaders van twee jongens zijn aan het front. De een is arts, de ander kolonel.Over die laatste gaat de volgende passage:
Kolonel Prockauer verlangde elke dag een schoon paar witte handschoenen en s zomers wisselde hij om de andere dag van overhemd. Als hij de lente in zijn hoofd had, goot hij eau de cologne daar het water waarmee hij zich waste, terwijl zij, de moeder van zijn kinderen, met goedkope huishoudzeep genoegen moest nemen.
Een krimi uit 1950 van deze Zwitserese schrijver (1921 1990), die in de eerste plaats een toneelauteur was. Ondanks de duizenden misdaadromans die sindsdien zijn verschenen, blijft dit boekje toch het lezen waard. De plot is eenvoudig maar weet toch te verrassen.
De hoofdpersoon is commissaris Bärlach die aan maagkanker lijdt en niet meer zo lang te leven heeft. Hij onderzoekt de moord op een ondergeschikte rechercheur. Tijdens dat onderzoek ontmoet hij een oude bekende, een misdadiger, die hij al zijn hele loopbaan lang probeert te klissen. Ooit had hij met die man een meningsverschil over misdadigheid.
Jouw thesis luidde, dat bijna alle misdaden noodzakelijkerwijze aan het licht moeten komen, omwille van de menselijke onvolkomenheid en door het feit dat men de handelswijze van de andere nooit met zekerheid vooraf kan bepalen. En verder ook, doordat men het toeval, dat overal doorheen speelt, niet in zijn redeneringen kan inschakelen. Daartegen bouwde ik de stelling op, meer om je tegen te spreken dan uit overtuiging, dat precies het verwarde van de menselijke verhoudingen het mogelijk maakt misdrijven te begaan, die niet aan het licht kunnen komen en dat precies daardoor verweg het grootste aantal misdrijven niet alleen onverwacht gebeurt, maar zelfs niet wordt vermoed en in het volkomen verborgene geschiedt.
De twee mannen gingen een weddenschap aan. De misdadiger zou onder Bärlachs ogen een moord begaan, zonder dat deze laatste het zou kunnen bewijzen.
Zoals gewoonlijk het geval is, zal de commissaris aan het laatste eind trekken, maar hij doet dat op een heel sluwe manier. Bärlach is een onconventionele rechercheur, die niet volgens de regeltjes werkt.
Een verzameling van iets meer dan honderd korte prozastukken. Ze gaan over filosofen, schrijvers, dierentemmers, waarzeggers enz. We reizen ook de wereld rond en komen zelfs in Brugge. De afloop van de verhaaltjes is meestal fataal, een moord, zelfmoord Soms zijnhet (fictieve) krantenberichtjes, anekdoten, absurditeiten enz. Wat ze allemaal gemeen hebben is de eigen stijl van de schrijver en zijn pessimistische kijk op de dingen. Ik laat twee voorbeeldjes volgen.
Erfolgreichstes Konzert
Eine sogenannte Kammermusikvereinigung, die dafür berühmt ist, daß sie nur auf alten Originalinstrumenten alte Musik spielt undnur Rossini, Frescobaldi, Vivaldi und Pergolesi auf ihrem Programm hat, spielte in einem alten Schloß am Attersee und hatte den größten Erfolg seit ihres Bestehens. Der Beifall hatte erst ein Ende genommen, wie die Kammermusikvereinigung keine einzige Zugabe mehr auf dem Programm gehabt hatte. Erst den nächsten Tag war den Musikern eröffnet worden, daß sie in einer Taubstummenanstalt gespielt hatten.
Falsch gesungen
In der belgische Stadt Brügge soll vor zweihundert Jahren ein neunjähriger Chorknabe enthauptet worden sein, der in einer vor dem ganzen königlichen Hofe in der Kathedrale von Brügge aufgeführten Messe einen Ton falsch gesungen hat. Durch den von dem Chorknaben falsch gesungenen Ton war nämlich die Königin in Ohnmacht gefallen und bis zu ihrem Tode nicht mehr aus dieser Ohnmacht aufgewacht. Der König soll ein Gelübde abgegeben haben, daß er, wenn die Königin nicht mehr zu sich kommen, nicht nur diesen einen unschuldigen Brügger Chorknaben, sondern auch alle übrigen Brügger Chorknaben und den Organisten der Kathedrale enthaupten lassen wird, was er auch getan hat, nachdem die Königin aus ihrer Ohnmacht nicht mehr aufgewacht und gestorben ist. Jahrhundertelang waren in Brügge keine musikalische Messen mehr zu hören gewesen.
Ten slotte nog één zinnetje uit een ander stukje:
Gleich welchem Herren des Staates einer dient, er dient dem falschen.
Bernhard is een auteur voor wie men het heeft of niet, een eeuwige zeurkous en kankeraar die ontzettend hard is voor zijn vaderland Oostenrijk. Hij houdt van overdrijving en zijn teksten zijn voor studenten Duits ideaal om hun zinsontleding te oefenen.
Nog een boek over Indianen, maar nu uit Mexico. Een politieke avonturenroman.
Tierra y libertad Met deze strijdkreet kwam een leger Indianen opmarcheren uit de jungle in het zuiden van de republiek om de dictatuur omver te werpen en te strijden voor grond en vrijheid.
We volgen dit groepje rebellen, onder leiding van de generaal, op hun tocht door het land. Eerst bevrijden ze herenboerderijen, vervolgens kleine en grote dorpen.De generaal is een sluwe strateeg die met weinig manschappen en wapens veel overwinningen boekt. Beide partijen begaan in het boek veel wreedheden.
Ten slotte sticht de groep een voorlopige nederzetting, in afwachting van een aanval op een stad. Op een dag passeert daar een rondreizende leraar die hen vertelt dat de dictator al maanden verjaagd is en dat het land in chaos verkeert. Blijkbaar zwerven er honderden bandietenlegertjes rond, zoals dat van onze generaal. De hele strijd en de vele slachtoffers hebben eigenlijk tot niets gediend.
De roman is een beetje passé. Ik heb met meer plezier de verhalen van Traven gelezen. Om daarmee te eindigen, laat ik het begin volgen van het verhaal De derde gast dat ooit in een verhalenbundel in de Prismareeks is verschenen.
Macario, de houthakker van het dorp, had één alles overheersend verlangen dat hij al vijftien jaar lang koesterde.
Het was niet rijkdom wat hij verlangde, noch een goed gebouwd huis in plaats van de gammele oude hut waarin hij woonde met zijn vrouw en elf kinderen, die in lompen gekleed gingen en altijd honger hadden. Wat hij meer dan wat ook ter wereld begeerde waar hij wellicht zelfs zijn ziel voor zou hebben geruild dat was een gebraden kalkoen helemaal voor hem alleen, mét de mogelijkheid om die in vrede op te eten, ergens diep in de bossen, ongezien door zijn altijd hongerige kinderen en helemaal alleen.
Een Braziliaanse roman uit 2002, in 2006 in het Nederlands vertaald door Jelle Noorman en uitgegeven bij Atlas.
De hoofdpersoon is Buell Quain, een Amerikaanse etnoloog die in 1939, na zichzelf te hebben verminkt, zelfmoord pleegt in het Braziliaanse binnenland. De figuur heeft echt bestaan. In de roman wordt op zoek gegaan naar de reden van de zelfmoord.
De eerste persoon die aan het woord komt is een Braziliaanse binnenlander. Hij heeft negen nachten met Quain doorgebracht, nachten waarin deze hem zijn leven heeft verteld.Vlak voor zijn dood heeft Quain aan deze man een aantal brieven toevertrouwd om door te sturen. Een brief was gericht aan een man die het raadsel waarschijnlijk kon oplossen, maar die brief heeft de binnenlander niet verstuurd.
De tweede persoon die aan het woord komt is de auteur. Het verhaal lijkt van fictie over te gaan naar onderzoeksjournalistiek. De auteur is gefascineerd door Quain en zal bij familieleden, collegas, vrienden trachten zijn leven te reconstrueren. Zo maken we terloops kennis met enkele beroemde etnologen zoals Ruth Benedict en Claude levi-Strauss. Uiteindelijk zal ook dit deel van de roman fictie blijken te zijn. De hele roman door wordt gesuggereerd dat de aanleiding tot de zelfmoord de homoseksualiteit van Quain zou kunnen zijn, maar zeker is dat niet.
We leren in de roman veel over Brazilië en zijn indianen en hun gebruiken en gewoontes en ook over het leven van de auteur zelf.
Op de foto zien we Bernardo Carvalho als jongetje aan de hand van een indrukwekkende Xingu-indiaan.
Op de begrafenis van Molly Lane ontmoeten enkele oud-lieven van haar elkaar. Clive Linley, een beroemde en welstellende componist die de laatste hand legt aan een opdracht, een millenniumsymfonie. Vernon Halliday, de uitgever van een krant in slechte papieren, die noodgedwongen voor sensatie kiest om de oplage op te krikken. Julian Garmony, de conservatieve minister van Buitenlandse Zaken, en ten slotte de laatste man van Molly, George Lane. Stuk voor stuk zijn het hypocriete, zelfingenomen of cynische personages.De rasschrijver McEwan typeert ze in enkele knappe passages.
Zo een knappe passage gaat bijvoorbeeld ook over de personen die zich na de oorlog konden opwerken met veel steun en hulp van de overheid en die nu hun vroegere idealen verloochend hebben.
Nurtured in the post-war settlement with the States own milk and juice, and then sustained by their parents tentative, innocent prosperity, to come of age in full employment, new universities, bright paperback books, the Augustan age of rock and roll, affordable ideals. When the ladder crumbled behind them, when the State withdrew her tit and became a scold, they were already safe, they consolidated, and settled down to forming this or that taste, opinion, fortunes.
Het motto van het boek zijn twee regels uit het gedicht Crossroads van Auden:
The friends who met there and embraced are gone,
Each to his own mistakes;
De roman gaat over vriendschap, maar dan een die om de haverklap wordt verloochend als er persoonlijke belangen in het geding zijn en die ten slotte fataal zal aflopen. De componist slaagt er niet in om zijn symfonie op een bevredigende manier te voltooien. Hij wordt daarin onder andere tegengewerkt door zijn vriend de krantenuitgever. Laatstgenoemde, die de minisiter van Buitenlandse Zaken in opspraak wil brengen door de publicatie van ontluisterende fotos, zal zelf het onderspit delven. De minister wordt gered door zijn echtgenote (à la Hillary Clinton). Over het verborgen leven van die minister schrijft McEwan:
We know so little about each other. We lie mostly submerged, like ice floes, with our visible social selves projecting only cool and white. Here was a rare sight below the waves, of a mans privacy and turmoil, of his dignity upended by the overpowering necessity of pure fantasy, pure thought, by the irreducible human element- mind.
Clive, de componist, maakt een treinreis en dit is wat hij ziet:
In his corner of west London (de rijke buurt waar hij woont) , and in his self-preoccupied daily round, it was easy for Clive to think of civilisation as the sum of all arts, along with design, cuisine, good wine and the like. But now it appeared that this was what it really was square miles of modern houses whose principal purpose was the support of TV aerials and dishes; factories producing worthless junk to be advertised on the televisions and, in dismal lots, lorries queuing to distibute it; and everywhere else, roads and the tyranny of traffic. It looked like a raucous dinner party the morning after. No one would have wished it this way, but no one had been asked. Nobody planned it, nobody wanted it, but most people had to live in it. To watch it mile after mile, who would have guessed that kindness or the imagination, that Purcell or Britten, Shakespeare or Milton, had ever existed?
Amsterdam, de stad uit de titel, is de plaats van de ontknoping. De symfonie van Clive wordt er gerepeteerd. Clive treft er de uitgever Vernon en samen komen ze een belofte na die ze vroeger waren overeengekomen.
Deze prachtige roman biedt een vernietigende kijk op onze huidige samenleving.
Ik meen me van de eerste twee regels van dit gedicht te herinneren dat we ze als kind uitspraken om met poëzie te spotten.Ik wist helemaal niet dat het regels uit een gedichtje van Rosalie Loveling waren. Het is natuurlijk verouderd, maar ik kan me voorstellen dat mocht het in een bejaardentehuis worden voorgelezen, het nog wel enkele mensen zou kunnen ontroeren.
Een boekje van 70 bladzijden met bovendien veel wit tussenin, een half uurtje lectuur.
De titel wekt verwondering, als men de openingszinnen leest:
Ik lees. Dat is een soort ziekte. Ik lees alles wat ik in handen krijg, alles wat me onder ogen komt.
Aan het woord is een Hongaars meisje van vier, geboren in 1935, de oorlog is net begonnen. Op de volgende bladzijden beschrijft Agota Kristof hoe ze schrijfster werd. Als kind vertelt zij verhaaltjes aan haar grootmoeder. Als eenzame puber in een internaat schrijft ze gedichten en organiseert ze toneelvoorstellingen. Als ze 21 is vlucht ze met haar man en vier maanden oude dochtertje weg uit Hongarije. Via Oostenrijk komt ze in Zwitserland. Haar analfabetisme slaat op het Frans, een vijandtaal, omdat ze haar moedertaal in de verdrukking brengt en omdat het een taal is die ze moet meester worden. Uiteindelijk zal ze haar romans in het Frans schrijven.
Het hoofdthema van het boek is echter de ontheemding van iemand die haar geboorteland moet verlaten, die volledig afhankelijk wordt van de mensen die haar opvangen. Op die manier verliest ze veel van haar eigenwaarde.
Hoe kan ik hen uitleggen, zonder hen boos te maken, met het beetje Frans dat ik ken, dat zijn mooie land niets is dan een woestijn voor ons, vluchtelingen, een woestijn die we moeten doortrekken om aan te komen bij wat men de integratie, de assimilatie noemt. Op dat moment weet ik nog niet dat sommigen zover nooit zullen komen.
Want twee mensen van de groep waarmee ze uit Hongarije vertrok, zullen terugkeren naar hun land, twee anderen vertrekken naar Noord-Amerika en vier zullen zelfmoord plegen.
De schrijfster weert alle dramatiek. Ze schrijft zakelijk maar zeer fijngevoelig en ontroerend. Ik was vroeger al attent op haar gemaakt door een vriend. En nu werd dit boekje in een krant aangeraden door Bart Moeyaert. Dat laatste verwonderde me niet, want qua stijl heeft hij veel gemeen met deze schrijfster.
Een boekje om te laten lezen aan jongeren. Met wat geluk zullen ze dan misschien met andere ogen naar buitenlanders kijken met aandacht voor hun afkomst en geschiedenis.
Kristof wijdt ook een bladzijde aan een van mijn lievelingsauteurs, Thomas Bernhard, de grote Oostenrijkse schrijver, die nooit is opgehouden met haat en met liefde én met humor zijn land, zijn tijd, de maatschappij waarin hij leefde te bekritiseren en te kastijden. Het boekje is in 2006 uitgegeven bij Van Gennep Amsterdam. Het is vertaald door Henne van der Kooy.
Met dit versje eindigt het dagboek. Het is een ooggetuigenverslag in romanvorm over het woeden van de pest in 1665 in Londen. Defoe was op dat moment 5 jaar. Het is dan ook niet zijn dagboek. Hij had zich wel grondig gedocumenteerd. Het resultaat daarvan ziet men in de verschillende statistiekjes met de aantallen slachtoffers. Het werk is nogal anekdotisch. Veel van wat hij schrijft, heeft hij van horen zeggen.Toch is het werk een boeiend stukje geschiedenis, waarin we veel te weten komen over de levensomstandigheden in die tijd.
Defoe was aanvankelijk een zakenman. Toen hij failliet ging, stapte hij over op de journalistiek en pas toen hij in de vijftig was werd hij romancier. Dit Journal verscheen in 1722. Het leest meer als het werk van een journalist dan van een romanschrijver. Volgens Defoe was de pest het land binnengekomen via een pak zijde uit Holland. In 1663 zou in Amsterdam en Rotterdam ook een pestepidemie hebben gewoed. Hoe had hij dat vernomen ? Uit de correspondentie van handelaars en uit mondelinge mededelingen, want
We had no such things as printed newspapers in those days.
Defoe was een sociaal bewogen man. Het hele boek door laat hij zijn verteller uitweiden over de armen in Londen.
It must be confessed that though the plague was chiefly among the poor, yet were the poor the most venturous and fearless of it, and went about their employment with a sort of brutal courage; I must call it so, for it was founded neither on religion nor prudence; scarce did they use any caution, but ran into any business which they could get employment in, though it was the most hazardous. Such was that of tending the sick, watching houses shut up, carrying infected persons to the pesthouse, and, which was still worse, carrying the dead away to their graves.
Waarom schrijft hij dit boek ?
I have set this particular down so fully, because I know not but it may be of moment to those who come after me, if they come to be brought to the same distress and to the same manner of making their choice (in Londen blijven of vertrekken). Want volgens de auteur was the best preparation for the plague was to run away from it.
Het begin van de epidemie was een bron van inkomsten voor waarzeggers, droomuitleggers, kwakzalvers (quack doctors), doemprofeten enz. Ook in de hemel werden voortekenen gezien, maar dat onze verteller er geen geloof aan hechtte blijkt uit het volgende versje:
So hypochondriac fancies represent
Ships, armies, battles in the firmament;
Till steady eyes the exhalations solve,
And all to its first matter, clouds, resolve.
Geen goed woord ook voor sommige priesters die in their sermons rather sank than lifted up the hearts of their hearers.
Hoe probeerde de overheid (o.a. my Lord Mayor) de pest in te dijken ? Onder andere door de huizen waar iemand aan de ziekte gestorven was af te sluiten en te laten bewaken. Uit een officiële aankondiging:
Watchmen
That to every infected house there be appointed two watchmen, one for every day, and the other for the night, and that these watchmen have a special care that no person go in or out of such infected houses whereof they have the charge, upon pain of severe punishment. And the said watchmen to do such further offices as the sick house shall need and require; and if the watchman be sent upon any business, to lock up the house and take the key with him; and the watchman by day to attend until ten of the clock at night, and the watchman by night until six in the morning.
Die wakers waren meestal arme mensen. Vaak werden ze omgekocht, hielpen ze mensen ontsnappen, drongen ze zelf de huizen binnen om te stelen, enz. Van al die feiten krijgen we talrijke voorbeelden.
Besmette huizen werden op de volgende manier gemerkt:
That every house visited be marked with a red cross of a foot long in the middle of the door, evident to be seen, and with these usual printed words, that is to say, Lord, have mercy upon us, to be set close over the same cross, there to continue until lawful opening of the same house.
Blijkbaar was er ook geen riolering in Londen, want de laystalls (nachtemmers) werden opgehaald en: That the laystalls be removed as far as may be out of the city and common passages, and that no nightman or other be suffered to empty a vault into any garden near about the city.
In die tijd wist men nog niet dat vooral ratten de ziekte konden overbrengen. Wel verdacht waren katten en honden die massaal werden afgemaakt. Intussen ging het leven in sommige opzichten gewoon door. Bijvoorbeeld op de markten waar de mensen (primitieve) voorzorgen namen:
When any one bought a joint of meat in the market they would not take it off the butchers hand, but took it off the hooks themselves. On the other hand, the butcher would not touch the money, but have it put into a pot full of vinegar, which he kept for that purpose.
Als de epidemie op haar hoogtepunt was, waren de mensen vaak zo wanhopig dat ze geen voorzorgen meer namen en ze hun toevlucht zochten in de kerken. it was surprising how it brought the people to crowd into the churches. They inquired no more into whom they sat near to or far from, what offensive smells they met with, or what condition the people seemed to be in; but looking upon themselves all as so many dead corpses, they came to the churches without the least caution, and crowded together as if their lives were of no consequence.
De kennis van de ziekte en haar overdracht was nog primitief. De vriend van de schrijver, de arts Heath, had de volgende verklaring: My friend Dr Heath was of opinion that it might be known by the smell of their breath; but then, as he said, who durst smell to that breath for his information ? since, to know it, he must draw the stench of the plague up into his own brain, in order to distinguish the smell. I have heard it was the opinion of others that it might be distinguished by the partys breathing upon a piece of glass, where, the breath condensing, there might living creatures be seen by a microscope, of strange, monstrous, and frightful shapes, such as dragons, snakes, serpents, and devils, horrible to behold.
De handel in Londen en gedeeltelijk ook in Engeland lag plat. Engelse schepen mochten de continentale havens niet binnen. Alleen de Engelse kustvaarders vervoerden nog graan en kolen. Voedseltekort was er in die hele periode eigenaardig genoeg niet. Met de kolen werden niet alleen in de huizen maar ook inde straten grote vuren gestookt omdat men dacht daarmee de pestlucht te kunnen verdrijven. De zakenman in Defoe treedt nog even op het voorplan als hij het heeft over de grote brand die een jaar later grote delen van Londen zou verwoesten. Die brand was een geweldige stimulans voor de economie, want nooit tevoren dienden er zoveel nieuwe goederen te worden geproduceerd die tijdens de brand waren verdwenen.
Paus Benedictus was niet de eerste die een bepaalde visie kracht bijzette via een sneer naar de islam. Voltaire is hem daarin voorgegaan, hoewel die het christendom veel meer dan de islam heeft gehekeld.
In zijn Filosofisch Woordenboek is een hoofdstukje gewijd aan Gezond Verstand. Voltaire begint met te zeggen dat sensus communis bij de Romeinen meer inhield dan gezond verstand alleen, dat ook de mens zijn innerlijke gevoelens daaronder begrepen waren. In het Frankrijk van Voltaire geeft de sens commun maar de helft weer van wat de Romeinen bedoelden. De uitdrukking duidt op het begin van het denken, op het allereerste begrip van de gewone dingen, iets tussen stomheid en intelligentie in.
De mensen die het woord sensus (zintuig) bedachten, aldus Voltaire, gaven daarmee toe dat in de ziel niets kan worden opgenomen dan via de zintuigen. Er wordt wel eens beweerd dat gezond verstand heel zeldzaam is. En dan geeft Voltaire het voorbeeld van de Arabier, die een goed rekenkundige, een geleerd scheikundige en een betrouwbaar astronoom is, maar die desondanks gelooft dat Mohammed de helft van de maan in zijn mouw heeft gestopt. Wat is de oorzaak van die tweespalt in deze man ? Het is angst. Want er wordt hem voorgehouden dat als hij niet in die mouw gelooft, hij na zijn dood in de hel belandt, of men zal hem verwijten dat hij te trots is, of men zal hem voor de rechtbank slepen enz. Maar gelooft onze Arabier nu echt in die mouw van Mohammed ?
Nee, hij doet erg zijn best om erin te geloven; hij zegt: Het is onmogelijk, maar het is waar; ik geloof wat ik niet geloof. In zijn hoofd ontstaat een warwinkel van ideeën over die mouw, en hij durft daarin geen orde te scheppen; en dan beschik je pas echt niet meer over je gezonde verstand.
Dit mooie door Van Gennep in 2001 uitgegeven boek werd vertaald door J.M. Vermeer-Pardoen.
In het laatste bedrijf dobbert de ark op de golven en vertoeven we in het gezelschap van de verstokte zondaars die verzuimden in te schepen.
Hun poging om de ark in brand te steken is mislukt, wat aan Achiman de volgende woorden ontlokt:
Dat wiltbraet is in t hol der arke ons jaght ontslopen.
Het wiltbraet slaat op Noë en zijn gevolg, maar natuurlijk ook op de arkdieren. In deze beeldspraak van de jacht wordt de ark vergeleken met het hol waarin het opgejaagde dier zich verbergt. Een prachtig gebalde zin.
Volgens Urania had haar echtgenoot geweld moeten gebruiken, want:
Schiet de list
Van t vossevel te kort, wanneer het schelmen ruiken,
Dan geldt de leeuwenhuit: men most gewelt gebruiken.
Aen duigen uit den bant. Geen banden langer klemmen.
De lantzaet pooght vergeefs dien waterval t ontzwemmen.
Geen vlot op tonnen, met een koorde vast gehecht,
Beschut de driftigen in t strenge waterrecht.
In die taal van Vondel uit de zeventiende eeuw hebben de afzonderlijke woorden dikwijls een heel ruime betekenis. Uit het vorige citaat:
Ontzwemmen: al zwemmend aan het gevaar ontsnappen
Waterrecht: het water dat het vonnis voltrekt
Als Achimon ziet dat hij aan het onheil niet meer ontsnappen kan, richt hij zijn verwijten aan Urania, en de vrouw in het algemeen:
Meerminnentronien, gy hebt ons ingeluit
En Noë noit gelooft. Gedroght, van boosheit zwanger.
De woorden van Urania zijn misschien wel toepasselijk op onze tijd:
Gena, t is onze schuld. Genade, geen van allen
Gedacht oit dat dees straf den mensch zoude overvallen
Wat raet ? waer heen gevloön ? De weerelt krijght een krak.
Hoor hoe Vondel de donder beschrijft:
Daer kraekt een donderkloot de kruin van t reuzendak.
De toestand waarin het gezelschap zich bevindt is een bruiloft van ellenden.
Tot slot daagt de engel Uriël op en wordt in de Rei der engelen de ark vergeleken met de kerk en is het water de voorafbeelding van het doopsel dat
De smet der ziele afwasschen kan.
Hiermee is dit laatste drama van Vondel afgelopen. Het is niet zo sterk als Lucifer of Adam in Ballingschap, maar als men bedenkt dat het werd geschreven door een tachtigjarige, dan is men toch verbaasd over de creativiteit en het taalgebruik van deze dichter.
De titel van zijn roman heeft Hardy (1840-1928) ontleend aan een (lang) gedicht van Thomas Gray (1716-1771) Elegy written in a country chuchyard. De desbetreffende strofe (over de doden die er begraven liggen) gaat als volgt:
Fra from the madding crowds ignoble strife
Their noble wishes never learnd to stray;
Along the cool sequesterd vale of life
They kept the noiseless tenour of their way.
Hardy publiceerde de roman in 1874.Door het succes ervan kon hij zijn beroep van architect opgeven en werd hij full-time schrijver. In dit boek gebruikt hij voor het eerst de naam Wessex. Het is een gedeeltelijk aan zijn fantasie ontsproten streek in het Zuidwesten van Engeland (het graafschap Dorset, waar hij woonde) waar ook zijn volgende romans zullen spelen.
Het is een echte plattelandsroman. Voor een stuk zelfs een pastorale met een fluitspelende herder, Gabriel Oak of Farmer Oak, Boer Eik, als hoofdpersoon. Maar het pastorale karakter zal worden verstoord door een drama. De hoofdpersonages zijn drie mannen en één vrouw naar wier gunsten door alle drie wordt gedongen. Bathsheba Everdene is een eigenzinnige, ijdele, maar moedige en onafhankelijke vrouw. Ze beheert zelf een boerderij, maar door verliefd te worden op de verkeerde man loopt alles in het honderd.
Deze romantische streekroman is geschreven met veel humor en dramatiek op het eind. De bijbel is prominent aanwezig, wat alleen al mag blijken uit de gekozen namen. Gabriel, de engel die Maria de blijde boodschap brengt. Bathsheba, de femme fatale. In de bijbel is het de vrouw van een generaal van koning David. Op een dag ziet koning David haar een bad nemen. Hij laat haar bij zich roepen en heeft gemeenschap met haar. Bathsheba is zwanger en David stuurt haar gemaal naar de oorlog, waar hij sneuvelt. Daarna trouwt hij met haar.
De meeste nevenfiguren zijn landbouwers in het dorp die dialect praten. Een van hen wordt als volgt getypeerd: a young married man, who having no individuality worth mentioning, was known as Susan Talls husband.
De natuur komt ruim aan bod, evenals de geplogenheden bij het kweken van schapen, zoals het scheren en wassen.In het begin van het boek zoekt Gabriel een gelegenheid om Bathsheba te bezoeken. Die gelegenheid doet zich voor als een ooi gestorven is en hij het lam door haar wil laten grootbrengen.
He found his opportunity in the death of a ewe, mother of a living lamb. On a day which had a summer face and a winter constitution a fine January morning, when there was just enough blue sky visible to make cheerfully-disposed people wish for more, and an occasional gleam of silvery shunshine, Oak put the lamb in a respectable Sunday basket, and stalkes across the fields to the house of Mrs Hurst, the aunt George, the dog, walking behind, with a countenance of great concern at the serious turn pastoral affairs seemed to be taking.
Dit boek lezen was puur genot van begin tot eind. Een verhaal rechttoe rechtaan, boeiende personages, veel humor. Het enige nadeel is dat ik nu in de verleiding kom om ook zijn andere romans te lezen. Zijn bekendste is wel Tess of the dUbervilles dat door Polanski is verfilmd.
Mijn nachten vallen over het algemeen uiteen in drie delen: slapen, waken en dromen. Daar ik nogal vroeg naar bed ga, slaap ik aanvankelijk maar enkele uren. Midden in de nacht word ik wakker, open het venster en laat de frisse nachtlucht binnen. Met de nachtlucht komt ook het geluid van de nabijgelegen autoweg naar binnen, maar dat stoort me niet meer. Tijdens die waakperiode van enkele uren sta ik stil bij wat er allemaal door mijn hoofd gaat. Van de problemen van de voorbije of komende dag tot het bedenken van dingen die ik bijvoorbeeld hier kwijt kan. Het interessantste deel van de nacht is echter het laatste. Ik slaap dan nog enkele uren zeer diep en droom overvloedig.
Over die dromen wou ik het hebben. Dromen zijn bedrog, wordt gezegd. Daarmee bedoelt men dan ofwel dat ze niet uitkomen ofwel dat men er geen aandacht aan moet besteden, omdat ze zeer vluchtig zijn. Ik wil die dromen echter wel een plaats in mijn leven geven. Ze bezitten soms een rijkdom die in mijn persoonlijk dagelijks leven niet meer voorkomt. Zo droomde ik een tijdje geleden dat ik verliefd was op een jonge vrouw, op wie ik vroeger niet verliefd ben geweest. Het bijzondere was dat het gevoel van verliefdheid heel reëel was, een liefdesgevoel dat ik in werkelijkheid in jaren niet meer had gevoeld. Ik kon het nog voelen toen ik weer wakker was en het is enkele dagen blijven hangen. Hoewel er in de werkelijkheid niets tegenover stond, was dat gevoel op zich al waardevol.
Ik droom ook veel van overleden vrienden en kennissen. Enkele personen die steeds terugkeren in mijn dromen. Het eigenaardige aan die dromen is dat er tussen die personen en mezelf geen affectie is. Zij komen voor in mijn droom, maar staan als het ware in hun eigen bestaan. We praten wel met elkaar, maar het blijft oppervlakkig, zakelijk, alsof er tussen hen en mij geen gevoelsleven meer mogelijk is.
Een ander fenomeen is dat je in dromen soms hevig ontroerd kunt zijn. Het is gebeurd dat ik tranen met tuiten schreide maar bij het wakker worden waren mijn ogen droog. Soms gebeurde het wel dat de droom zo nawerkte dat ik, wakker zijnde, toch nog moest wenen.
In mijn jongere jaren heb ik wel eens voorspellende dromen gehad, maar die heb ik nu niet meer. Wat nog wel terugkeert is het voorkomen van water in mijn dromen. Dat gebeurt meestal als er in mijn dagelijks leven dreigende problemen opduiken, gezondheidsproblemen of andere. Dan is het water daar.
Over dromen en doden dit korte gedichtje.
Soms haal ik me mijn doden voor de geest, een hechte groep, die straks,
Dit boekje bevat 2 korte werken van deze Siciliaanse schrijver (1921 1989), die hij kort voor zijn dood schreef. Het eerste, een detectiveverhaal, telt nauwelijks veertig bladzijden. Het is onvoorstelbaar dat de auteur binnen dat bestek zo een boeiend werk kon schrijven. Er staat dan ook niets overbodigs in.
In het voorwoord schrijft een van de vertalers, Frans Denissen, dat er in de twee werken veel autobiografische elementen verwerkt zijn. In het tweede verhaal De Ridder en de Dood, is dat het duidelijkst. De hoofdpersoon is een Adjunct, die mee een moord onderzoekt. Net als Sciascia toen hij het boek schreef, is hij doodziek en weet hij dat hij over korte tijd zal sterven. De titel van het verhaal verwijst naar een ets van Dürer, maar een figuur is eruit weggelaten, de Duivel. De hoofdpersoon kijkt terug op zijn leven, vooral op enkele boeken en figuren uit die boeken die hem zijn bijgebleven. Hij bespiegelt ook over het lot dat hem te wachten staat, wat soms aangrijpende passages oplevert, waaruit veel verbittering blijkt.
Terwijl hij aan dat verhaal dacht (de dood van Ivan Iljitsj van Tolstoj) , begon hij in zijn binnenste naar gelijkenissen te zoeken.De dood als een quid, een quantum, dat door het bloed zwierf tussen botten, spieren, klieren: tot het de kleine holte vond, de niche, de biotoop vond waarin het zich kon ontpoppen. Een kleine explosie, een vuursprank, een gloeiing, eerst bij tussenpozen, daarna van ononderbroken, alles doordringende pijn. Die groeide, groeide tot het punt waarop het lichaam haar niet meer leek te kunnen bevatten; en uiteindelijk liep ze over, overstroomde alles in het rond. Alleen het denken kon haar nog tegenhouden, met kleine, tijdelijke overwinningen. Maar er waren lange, eindeloze momenten waarop ze over alle dingen heen kolkte, alles vervormde en verduisterde. Over elk nog mogelijk genoegen, over de liefde, over geliefde bladzijden, over vreugdevolle herinneringen. Want ook van het verleden maakte ze zich meester, alsof ze er altijd was geweest, alsof er nooit een tijd was geweest dat ze er niet was, toen je gezond was, jong, toen je lichaam geboetseerd werd door de vreugde, voor de vreugde. Er gebeurde iets dat vergelijkbaar is met inflatie, maar dan op een gruwelijk verinnerlijkte manier: dat kleine spaarpotje van vreugde dat je in een leven bij elkaar wist te schrapen smolt door die kwaal meedogenloos weg als sneeuw voor de zon.
Het boekje is uitgegeven in 2001 bij Serena Libri Amsterdam, een uitgeverij gespecialiseerd in Italiaanse literatuur in vertaling. Een duidelijke zaak is vertaald door Linda Pennings, het tweede verhaal door Frans & Renilde Denissen.
Een heel speciale roman uit 1958. Het jaar van de wereldtentoonstelling, maar in dit werk ontbreekt elke vorm van optimisme. Boon is ooit een tedere anarchist genoemd, maar op deze roman is dit adjectief zeker niet van toepassing. Zo laat hij ons kennismaken met de wijk Klooster in de stad Taboe, waar het verhaal zich afspeelt.
Het begin van Klooster ligt open gelijk een mond. Men slaat de smerige en ranzigriekende hoek der Kromme Sabelstraat om, en men voelt zich instinctief een wezen in nood. Men vreest een labyrint te betreden waaruit men niet zal terugkeren zonder korsten vuil, beroofd van persoonlijk bezit, en besmet door nog naamloze ziekten.
Straten en wijken zijn belangrijk in het werk van Boon. Denk maar aan de titels Vergeten Straat, Kleine Eva uit de Kromme Bijlstraat, De Kapellekensbaan en Zomer te Ter-Muren.
De hele roman is voor mij ook heel picturaal. Ik denk dan aan namen als Bosch en Goya. Vooral de rol die de mond speelt in deze roman roept me Saturnus verslindt zijn kinderen van Goya voor de geest.
De personages die in de wijk wonen zijn ook niet echt normale mensen. De heer Wadman zullen we leren kennen als een seriemoordenaar. E. H. Ramadhoe verzamelt fotos van glamourmeisjes die Boon (zelf verzamelaar) met plezier zal beschrijven. Ramadhoe schrijft namelijk de geschiedenis van de vrouw in het stadje Taboe.
Ik was in zekere zin verplicht, die allereerste bladzijden aan het kind, het meisje en het aankomend vrouwtje te wijden. Want onze vrouwen verschenen niet zomaar ineens, alsof zij in de diepte van een podium hadden gewacht naar het ophalen van een doek. Zij bloeiden integendeel om ons heen, en het behoorde tot onze verfijnde genoegens deze bloei met nauwlettende aandacht te volgen hen te zien zwellen tot rozebotten, en deze botten dan later te zien openbreken tot veelbladerige en weldra diepgeurende rozen.
De vrouwelijke hoofdpersoon is Beauty Kitt. Als kind verkracht door de heer Wadman, werd ze uit de goot geraapt en heeft ze zich opgewerkt tot een star. Dan is er nog de bokser Vulcan Fiber. Zijn belangrijkste aandeel in het verhaal is dat hij geregeld in zwijm valt. Op dat moment spreekt uit zijn mond namelijk het spook Tubal-Kain. Dat verhaal vormt een eigen onderdeel van de roman en op het eind valt het samen met het heden. Men zou het kunnen lezen als een bijbelverhaal, maar dan een waarin Boon afrekent met de godsdienst. Dat verhaal begint met een hongersnood in Taboe, zo erg zelfs dat de mensen hun kinderen wegbrengen in de bergen en ze daar doden. Iemand ziet daar wel graten in. Hij stelt een eredienst in waarbij later kinderen zullen worden geofferd. Een kinderkaravaan trekt de besneeuwde bergen in. Een enkele jongen overleeft de tocht. Hij komt terecht in een groene vallei waar geiten grazen en waar hij later het gezelschap zal krijgen van anderen waardoor de paradijselijke sfeer al vlug tenietgedaan zal worden. Zij zullen later terugkeren naar Taboe, de stad van ons bonte gezelschap, maar die stad is net vergaan.
Het boek zit vol verwijzingen naar de bijbel, vooral naar het boek Genesis.
Zoals ik al zei, een heel speciaal boek en in de typische stijl van Boon die soms wat kinderlijk aandoet. Ik weet niet of er al studies over deze roman zijn geschreven. Er valt in ieder geval veel uit te halen voor mensen met wat bijbelkennis en natuurlijk ook voor mensen die van jong vrouwelijk schoon houden.
Minpunt van het boek zijn de talrijke fouten. Onbegrijpelijk voor een zesde druk. Zeker geen reclame voor de uitgeverij, in dit geval de Arbeiderspers.
Gorecki: Symfonie nr. 3 - Symfonie der Klaagliederen
Gorecki: Symfonie nr. 3 - Symfonie der Klaagliederen
Deze symfonie voor sopraan en orkest van de Poolse componist Gorecki (°1933) werd voor het eerst uitgevoerd in 1977. Hij bestaat uit drie langzame bewegingen, wat niet zo vreemd is bij klaagliederen.
In dit werk keert Gorecki terug naar de aanvang van de muziek, toen muziek nog geen kunst was, maar de oorspronkelijke en natuurlijke uitdrukkingswijze van de mens, een soort ritueel. Dit leidt tot het repetitieve karakter van deze muziek. De eenvoudige muzikale ideeën leiden tot emotionele hoogtepunten.
Het eerste en het laatste klaaglied gaan over een moeder die een weeklacht aanheft over een gestorven zoontje. Het eerste is afkomstig uit een klooster en dateert van de 15e eeuw. Het laatste is een volkslied.
De tweede tekst is van een 18-jarig Pools meisje dat opgesloten zat in een Gestapo-gevangenis en de tekst op de celwand schreef.De Duitse vertaling gaat als volgt:
Von Keyserling: Branding Hrabal: Zwaarbewaakte treinen Voltaire: Candide Ishiguro: Een kunstenaar van het vlietende leven Hawthorne: De scharlaken letter Yalom: De Schopenhauer-kuur Rosa: De derde oever van de rivier Hoffmann: Das Fräulein von Scuderi Waugh: The Loved One Kadare: Het donkere jaar Baricco: Zijde Moorehead: De Blauwe Nijl Lampedusa: De tijgerkat Melville: Billy Budd Platonov: De bouwput Tim Parks: Bestemming Bernhard: De neef van Wittgenstein Kafka: Die Verwandlung Werfel: Het bleekblauwe handschrift van een vrouw Traven: Verhalen Baldwin: Go Tell it on the Mountain Faulkner: As I lay dying Oë: De hoogmoedige doden Trilling: The Middle of the Journey Hardy: Far from the madding crowd Kristof: De analfabete McEwan: Amsterdam Filloy: De bende Sciascia: De Zaak Aldo Moro Salinger: Franny and Zooey