Het beeldje op de foto dateert ongeveer van 2000 VC. Het is uit de Periode van de Indus Vallei die ongeveer van 2500 tot 1500 VC duurde. Het beeldje is van rode zandsteen en is maar 10 cm groot. Het bevindt zich in het National Museum van New Delhi.
Speciaal aan het beeldje is dat het heel lijfelijk is. Het onderscheidt zich bijvoorbeeld van de antieke Griekse beelden die veel gespierder zijn. Opvallend is bijvoorbeeld de bolle buik bij deze mannenfiguur. Een mogelijke verklaring daarvoor is het belang dat de yogi aan de (buik)ademhaling besteden. Ook de andere vormen zijn allemaal afgerond en vloeiend.
De bloem uit de titel is de franjegentiaan. Een blauwe bloem met franjes op de bloemblaadjes, zoals te zien op de foto. Columbine is de wilde akelei, eveneens een blauwe bloem. Cerulean uit de voorlaatste strofe betekent de kleur van de wolkenloze hemel, azuurblauw.
Voor de ground-bird heb ik de juiste term niet gevonden. Het kan een vink zijn of een grasmus.
De franjegentiaan bloeit in de herfst, in tegenstelling tot de akelei en de viooltjes uit de tweede strofe die in de lente bloeien.
Vooral de twee eerste regels van de derde strofe vind ik heel mooi. Het zijn troostende woorden voor wie op zijn oudere dag toch nog iets moois verwacht.
Het verhaal speelt in 1308 in Parijs. In de schaduw van de Notre-Dame woont een politieagent avant la lettre met zijn vrouw, een wasvrouw. Hun woning is tevens ingericht als gastenverblijf. Momenteel bevinden er zich drie gasten. Een vrouw, die als werkster de wasvrouw helpt. Niets wijst erop dat zij een dienstmeisje is. Bovendien betaalt ze gul voor haar verblijf en dat van een tweede persoon in het huis: Godefroid, pauvre orphelin venu de Flandre à Paris pour étudier à luniversité. Un homme de vingt ans environ, mais dont la taille et les formes étaient si frêles quau premier coup dil vous eussiez cru voir un enfant ou quelque jeune fille déguisée. Het blijkt dat de werkster vooral voor de jongen in het huis verblijft. De derde gast is een oude man met een streng uiterlijk, iemand die veel lijkt te hebben geleden. Het contrast tussen beiden is groot. Il semblait voir un gracieux et faible arbuste né dans le creux dun vieux saule, dépouillé par le temps, sillonné par la foudre, décrépit, un de ces saules majestueux, ladmiration des peintres : le timide abrisseau sy met à labri des orages. Lun était un Dieu, lautre était un ange ; celui-ci le poète qui sent ; celui-là le poète qui traduit ; un prophète souffrant, un lévite en prières.
Samen met de jongeman begeeft hij zich naar de universiteit waar ze een college van een zekere Sigier volgen. Intussen gaat de werkster in het huis in de papieren van de jongeman neuzen. Ze ontdekt er een contract met de naam Gothofredus comes Gantiacus ( Godefroid, comte de Gand).
Als de oude man terugkeert betreurt hij zijn ballingschap en denkt hij terug aan de stad waar hij heeft gewoond. Ook Godefroid heeft heimwee, maar dan naar de hemel. De oude man zegt over hem: ce pauvre petit se croit un ange banni du ciel. Godefroid die zo graag bij God wil zijn onderneemt een zelfmoordpoging. De oude man wijst hem terecht, hij vertelt over zijn tochten in de hel en over zijn ontmoeting met een schaduw die de toegang tot het paradijs ontzegd wordt. Tijdens zijn leven was hij verliefd op een 10-jarig meisje met wie hij later was getrouwd. Zijn geliefde stierf echter en om bij haar te zijn, pleegde hij zelfmoord. Hij boet zijn straf nu uit in het vagevuur.
Plots komen enkele ruiters bij het huis waar het drietal verblijft. Ze brengen een boodschap voor de oude man: Nous pouvons rentrer à Florence.Les Blancs triomphent.
We vernemen nu dat de oude banneling Dante is. Hij was uit Firenze verbannen. De zogezegde werkster maakt zich ook bekend. Ze is een gravin en Godefroid is haar zoon. Als deze zijn moeder hoort praten zegt hij: Je reconnais la voix du ciel.
De verteller heeft een advocatenkantoor in Wall Street. Hij heeft drie personeelsleden in dienst, twee mannen die wetteksten kopiëren en een boodschappenjongen. Hun echte namen kennen we niet, hun bijnamen wel: Kalkoen (Turkey), Nijptang (Nippers) en Gembertje (Ginger Nut). Wegens het vele werk komt er een nieuwe kracht bij: Bartleby.
Aanvankelijk loopt alles goed, tot Bartleby op een dag een bepaalde opdracht weigert met de woorden: I would prefer not to. (Dat doe ik liever niet). Ook bij andere gelegenheden uit hij die woorden. Later ontdekt de verteller ook nog dat Bartleby op het kantoor woont. Alle pogingen van de advocaat om hem tot redelijkheid te brengen mislukken. Bartleby blijft halsstarrig in zijn lijdzaam verzet. Ten slotte verhuist de advocaat naar een ander kantoor. Maar ondanks de nieuwe huurders is Bartleby met geen stokken in beweging te krijgen. De huisbaas laat hem uiteindelijk arresteren en opsluiten in de gevangenis. Daar blijft hij even passief en laat hij zichzelf verhongeren. Bij een bezoek treft de advocaat hem dood aan op de binnenkoer.
His dinner is ready. Wont he dine to-day, either ? Or does he live without dining ?
Lives without dining, said I, and closed the eyes.
Eh! Hes asleep, aint he?
With kings and counsellors, murmured I.
With kings and counsellors komt uit Job 3: 14. Die bijbelpassage is echter zo mooi, dat ik ze helemaal wil citeren.
Waarom stierf ik niet, toen ik uit de moederschoot kwam,
Ging ik niet dood toen ik haar bekken verliet;
Waarom wachtten twee knieën mij op,
Waarom twee borsten om mij te zogen;
Waarom werd ik niet weggestopt als een misdracht,
Als kinderen, die het licht niet aanschouwen?
Dan lag ik nu neer, en had rust;
Ik zou slapen, en door niets meer worden gestoord:
Naast koningen en rijksbestuurders,
Die zich grafmonumenten hebben gebouwd;
Naast vorsten, badend in goud,
En die hun paleizen vulden met zilver.
Achteraf verneemt de advocaat dat Bartleby vroeger had gewerkt op de afdeling onbestelbare brieven van een postkantoor.
Dead letters! Does it not sound like dead men? Conceive a man by nature and misfortune prone to a pallid hopelessness: can any business seem more fitted to heighten it than that of continualy handling these dead letters, and assorting them for the flames? For by the cartload they are annually burned. Sometimes from out the folded paper the pale clerk takes a ring:- the finger it was meant for, perhaps, moulders in the grave; a bank-note sent in swifted charity:- he whom it would relieve, nor eats nor hungers any more; pardon for those who died despairing; hope for those who died unhoping; good tidings for those who died stifled by unrelieved calamities. On errands of life, these letters speed to death.
Ah Bartleby! Ah humanity!
Over dit verhaal is ontzettend veel geschreven. Sommigen zien in Bartleby een Christusfiguur, anderen een revolutionair. Door steeds maar te weigeren ondermijnt hij de samenleving, zet hij de eerste stap naar de opbouw van iets anders. Zijn houding wekt irritatie op en ook wel ontroering.
Hij is een zandkorrel in het raderwerk van de maatschappij. De advocaat, bij wie alles op rolletjes liep, moet nu keuzen maken. Hij kan Bartleby niet uitsluitend zien als een bediende, een ondergeschikte. Hij is nu verplicht om hem ook als mens tegemoet te treden: moet hij hem onderdak geven, mag hij hem ontslaan enz. Zijn twee andere collegas zouden er korte metten mee gemaakt hebben. Enkele klappen gegeven en op straat gezet. De advocaat kan dat echter niet. Hij voelt zich als mens verantwoordelijk.
Bartleby zelf blijft echter een raadsel. We krijgen geen verklaring voor zijn gedrag. Misschien moeten we hem ook niet als een figuur zien. Hij incarneert een goedaardig negationisme. Wat gebeurt er als men voortdurend neen blijft zeggen ? Men gaat zelf ten onder en de wereld draait voort.
Men zou het verhaal ook in verband kunnen brengen met een oosterse gedachtegang. De advocaat staat dan symbool voor een oude wijze Chinese keizer die er moet voor zorgen dat zijn land goed wordt geregeerd. Hij moet zich menselijk tonen. Bartleby zou het taoïstische beginsel van wu wei kunnen aanhangen, d. i. handelen door niet te handelen. Maar geen van beiden komt ongeschonden uit het verhaal.
Er staan op het net twee zeer goede geannoteerde teksten van dit verhaal.
Dit is het eerste verhaal uit Nabokovs Quartet. Het is een parodie op het duel. Een bekend thema uit de Russische literatuur en ook wel uit het Russische leven in de negentiende eeuw.De aanleiding is klassiek. Anton Petrovich komt vroeger dan voorzien thuis en betrapt zijn vrouw met Berg, net als hij een Russische emigrant. Hij heeft nieuwe handschoenen aan die hij maar met moeite uit kan trekken en waarvan hij er een wat ongelukkig in de richting van Berg gooit. In een briefje aan zijn vrouw vraagt hij haar het huis te verlaten en zelf gaat hij naar een verjaardagsfeestje van enkele emigranten. Halfdronken vraagt hij twee aanwezigen om hem te seconderen bij een duel met Berg. De twee mannen stemmen toe.
Dan volgt de ontnuchtering voor Anton Petrovich. Hij is een lafaard en kan bovendien niet met wapens omgaan. Zijn tegenstander daarentegen heeft een schriftje waar tientallen kruisjes in staan van mensen die hij tijdens de oorlog heeft neergelegd. Nabokov grijpt deze gelegenheid aan om, in het algemeen, de houding van de mens voor de dood te schetsen. And then Anton Petrovichdid the very worst thing a man in his situation could have done: he decided to reason out what death really meant.
Op de bewuste ochtend maakt Anton Petrovich zich klaar om naar het duel te gaan.
Time to shave, wash, and dress. Scrupulously clean underwear, and the new black suit.
He grabled his favorite shirt, undid the button and grunted as he plunged head first into the cold, white darkness of the linen enveloping him.
Hij neemt samen met zijn secondanten de trein waarin ook Berg en zijn collegas zitten. Ze stappen uit en begeven zich naar het bos waar het duel zal plaatsvinden. Anton Petrovich wil eerst nog iets drinken. Hij maakt van de gelegenheid gebruik om het hazenpad te kiezen. Hij doolt wat rond en keert ten slotte terug naar huis. Daar treft hij zijn secondanten en zijn vrouw aan. Wat is er gebeurd ? Op het ogenblik dat Anton Petrovich het op een lopen zette, kwamen de secondanten van Berg melden dat deze afzag van het duel. Berg wordt nu beschouwd als de lafaard en Tanya, de vrouw van Anton, keert naar haar man terug.
Een pretentieloos humoristisch verhaal. Waarschijnlijk met veel verwijzingen naar de Russische traditie en literatuur over het duel, maar die ken ik jammer genoeg niet. Een puntje van overeenkomst met het vorige verhaal. In beide verhalen begint de geschiedenis met een intrede. Anton die thuiskomt, de verteller uit The Visit to the Museum die het museum betreedt. De ontknoping zet in met het verlaten van een woning. Anton verlaat het café, met gunstige afloop. In The Visit verlaat de hoofdpersoon het museum en belandt in het communistische Rusland.
Dit is het laatste verhaal(tje) uit Nabokovs Quartet. Het verscheen in 1939. De verteller bevindt zich in een Franse provinciestad. Op verzoek van een Russische vriend moet hij in het museum aldaar navragen of een bepaald schilderij te koop is. Het stelt de grootvader van de vriend voor. Als de verteller de conservator zijn vraag voorlegt, beweert deze dat het schilderij niet in het museum hangt. Ze sluiten een weddenschap af en samen gaan ze kijken. Het schilderij blijkt er toch te hangen, maar de conservator verscheurt het papiertje met de weddenschap. Na een poosje verdwijnt de conservator en de verteller begint aan een lange tocht door de zalen van het museum. Hij treft er de meest onwaarschijnlijke zaken aan zoals een skelet van een walvis, zalen met locomotieven, stoommachines, fonteinen en beekjes, en reusachtige beelden. Ten slotte komt de verteller via een deur in een besneeuwde straat terecht. Ze komt hem bekend voor. Hij bevindt zich in Sint Petersburg. Alas, it was not the Russia I remembered, but the factual Russia of today, forbidden to me, hopelessly slavish and hopelessly my own native land.
In een korte spotparagraaf vertelt hij nog dat hij wordt gearresteerd, en dat het hem veel moeite heeft gekost om opnieuw naar het buitenland te gaan.
The Visit to the Museum is een conte fantastique. Het fantastische en absurde begint al bij de ontmoeting met de conservator, die o.a. een pas verzegelde envelop in de papiermand deponeert. De overgang van Frankrijk naar Rusland krijgt verder zijn beslag in de verschillende zalen. De stoommachines en locomotieven verwijzen naar de industrialisatie van het communistische Rusland. De fonteinen en beekjes kunnen jeugdherinneringen zijn.
Voor Nabokov die zijn land is moeten ontvluchten, is emigratie altijd een belangrijk thema in zijn werk geweest. Nabokov heeft bij de Engelse editie van zijn werken altijd een kort voorwoord geschreven met wat uitleg over het werk. In dit geval zegt hij de lezer dat hij niet aan Kafka of Freud mag denken, maar waaraan dan wel zegt hij er niet bij. Daar doet de lezer natuurlijk mee wat hij wil. Freud heb ik er niet direct in ontdekt, tenzij dan in de torenspits die overal in het straatbeeld opduikt. Aan Kafka zou men kunnen denken, maar die zou het veel beklemmender hebben beschreven en misschien met wat minder humor.
In het begin van dit verhaal denk je een Streuvels in handen te hebben. Een hete zomerdag op het platteland en twee broers, Maurice en Geoffrey, die het pas gemaaide hooi tot een berg optasten. Tussen de broers is rivaliteit ontstaan over een Fräulein die als gouvernante op de pastorie werkt. Maurice heeft ze voor de neus van de een jaar oudere broer Geoffrey weggekaapt en hij plaagt zijn broer ermee. Geoffrey wreekt zich door het zijn broer lastig te maken bij het werk. Het komt tot een dispuut boven op de hooiberg en Geoffrey duwt zijn broer eraf. De Fräulein heeft het incident gezien, maar Maurice ontkent dat zijn broer hem heeft geduwd. Maurice en de Fräulein vormen nu definitief een stel.
Ook Geoffrey zal nog aan een lief geraken. Hij ontmoet een vrouw die door haar man, een zwerver in de steek is gelaten. De toenadering tussen de twee verloopt heel aarzelend, in tegenstelling met de impulsieve verhouding tussen Maurice en zijn verloofde.
Een verhaal dat eigenlijk weinig om het lijf heeft en dat men evengoed ongelezen kan laten. Het boekje was anders mooi uitgegeven als marmerboek bij de uitgeverij Goossens in Hilversum.
Kafka was de directe aanleiding tot het lezen van dit verhaal. Hij kende grote stukken ervan uit het hoofd, las het verhaal voor aan zijn zus Ottla en bezorgde een exemplaar aan enkele geliefden. Kafka kende het leven van Grillparzer en vond daarin gelijkenissen met zijn eigen leven. Beide schrijvers konden bijvoorbeeld niet besluiten om met hun verloofde te trouwen. In het verhaal zelf zitten ook elementen die Kafka moeten aangesproken hebben. Zo is er een vader die zijn zoon verstoot en komt er een liefdesgeschiedenis in voor die faliekant afloopt. Kafka kende het verhaal waarschijnlijk al van in zijn schooltijd en het was belangrijk voor hem in de tijd van zijn verloving met Felice Bauer. In 1920 echter breekt hij het verhaal af in een brief aan Milena (weil ich mich der Geschichte schäme, so wie wenn ich sie selbst geschrieben hatte en hij noemt het verhaal zum Sterben Geziertes, d.i. volslagen gekunsteld.). Hij heeft dan zelf al afgerekend met zijn vader in zijn Brief an den Vater en zijn verloving met Felice Bauer is al enkele jaren afgelopen.
Het verhaal is een raamvertelling. De verteller maakt op een volksfeest in Wenen kennis met een oude man die op een viool krast en die hem fascineert. Hij zoekt de speelman op en die vertelt hem zijn geschiedenis. Zijn vader was een man van aanzien, maar eerzuchtig en veeleisend. Jakob, de middelste zoon, is traag van begrip, vergeleken bij zijn broers. Mijn broers sprongen bij het leren van de ene top naar de andere, maar ik kon nooit iets overslaan, en als er maar een enkel woord was dat ik niet begreep, moest ik weer bij het begin beginnen.
Hij vindt een betrekking als kopiist op de kanselarij van zijn vader.
Op een dag wordt hij erg ontroerd door een liedje dat hij een meisje hoort zingen. Barbara is de dochter van een kruidenier uit de buurt. Hij komt met haar in gesprek en hij laat zich de muziek van het lied op blad bezorgen. Intussen sterft zijn vader. Hij erft een groot bedrag, maar laat zich door zijn compagnon bedriegen en is nu straatarm. Barbara heeft wel sympathie voor hem, maar ze heeft een hekel aan zwakke, overgevoelige mannen. Het komt tot een breuk tussen hen en Barbara huwt een slager. Voor Jakob begint nu zijn loopbaan als straatmuzikant, maar dan van iemand die altijd hetzelfde deuntje speelt. Hier eindigt het verhaal van de speelman.
De verteller gaat op reis en als hij terugkeert heeft er een overstroming plaatsgevonden. De speelman heeft zich daarbij heldhaftig gedragen, maar heeft kou gevat en is daaraan gestorven.Barbara zal zijn begrafenis verzorgen.
Het is op het eerste gezicht een nogal sentimenteel en romantisch verhaal. Toch zitten er voldoende mooie passages en bespiegelingen in die het werkje interessant maken. Het slot is ontroerend. Niet zozeer door het overlijden van de speelman, wel door het feit dat Barbara hem altijd trouw is gebleven. Of beter, Barbara is trouw gebleven aan zichzelf. Ze heeft haar gevoel van liefde (voor Jakob) de hele tijd intact gehouden.
Kafka schreef dit tien bladzijden lange verhaal in één ruk, op 22/23 september 1912, vantien uur s avonds tot zes uur s morgens. Um zwei Uhr schaute ich zum letzten Male auf die Uhr. Wie das Dienstmädchen zum ersten Male durchs Vorzimmer ging, schrieb ich den letzten Satz nieder (uit zijn dagboek). Hij is immens tevreden met het prozastuk en als eerste werk die ochtend leest hij het verhaal voor aan zijn zussen. Een maand tevoren had hij bij Max Brod thuis kennisgemaakt met de hem onbekende Felice Bauer, aan wie hij het verhaal heeft opgedragen. Hij schreef het verhaal twee dagen nadat hij haar zijn eerste brief had opgestuurd. Op 24 oktober schrijft hij Felice dat hij het verhaal aan haar opgedragen heeft, maar hij voegt eraan toe:
Im übrigen hat die Geschichte in ihrem Wesen, soweit ich sehen kann, nicht den geringsten Zusammenhang mit Ihnen, außer daß ein darin flüchtig erscheinendes Mädchen Frieda Brandenfeld heißt, also wie ich später merkte, die Anfangsbuchstaben des Namens mit Ihnen gemeinsam hat. Der einzige Zusammenhang besteht vielmehr nur darin, daß die kleine Geschichte versucht, von ferne Ihren wert zu sein.
Heeft deze geschiedenis, zoals hij schrijft, niets te maken met zijn recente kennismaking met Felice Bauer ? In de eerste zin relativeert hij zijn bewering al door te schrijven soweit ich sehen kann. Verder zijn er de identieke beginletters van beide personen (Kafka had Freud gelezen). Had hij die naam bewust of onbewust gekozen ? In de laatste zin, maakt het woordje vielmehr zijn bewering ook minder eenduidig. Voorzag hij misschien dat zijn toekomst met Felice problematisch zou zijn?
Bij het verbeteren van de drukproef in februari 1913 schrijft hij over Das Urteil: die Geschichte ist wie eine regelrechte Geburt mit Scmutz und Schleim bedeckt aus mir herausgekommen.
Het verhaal begint heel onschuldig, zelfs idyllisch. Op een Sontagvormittag im schönsten Frühjahr zit Georg Bendemann op zijn kamer en schrijft een brief aan een oude vriend die is uitgeweken naar Rusland om daar een zaak te beginnen. Maar de zaak draait niet meer zo goed en de brieven uit Rusland zijn schaars geworden. Het probleem voor Georg is dat hij niet weet wat hij zijn vriend kan en mag schrijven. Omdat hij schrik heeft om hem te beledigen, kan hij hem geen raad geven en ook dat zijn eigen zaken goed gaan vindt hij misplaatst om mee te delen. Daarom schrijft hij altijd maar over onbelangrijke zaken. Op aandringen van zijn verloofde echter, schrijft hij hem nu toch dat hij verloofd is.
Georg gaat dan met zijn brief naar de kamer van zijn vader. Hij is er al maandenlang niet binnen geweest, omdat zij elkaar op het werk en tijdens de maaltijden zien. Nu zet het onheil in: Georg staunte darüber, wie dunkel das Zimmer des Vaters selbst an diesem sonnigen Vormittag war.Als hij de kamer binnengaat komt zijn vader hem tegemoet: Ah, Georg! sagte der Vater und ging ihm gleich entgegen. Sein schwerer Schlafrock öffnete sich im Gehen, die Enden Umflatterten ihn mein vater ist noch immer ein Riese, sagte sich Georg. De vader wordt hier voorgesteld als de viriele man, die zonder omwegen door het leven gaat. Georg zegt dat hij zijn vriend van zijn verloving heeft in kennis gesteld. Zijn vader echter zegt dat hij niet gelooft dat hij daar echt een vriend heeft. Georg probeert over iets anders te praten. Ondertussen kleedt hij zijn vader uit, legt hem in bed en dekt hem toe (alsof hij hem wil begraven). Maar dan springt zijn vader overeind en stuurt zijn verwijten op Georg af. Om te beginnen over zijn toekomstig huwelijk (een episode die later in een andere vorm ook in de Brief an den Vater zal voorkomen).
Weil sie die Röcke gehoben hat fing der Vater zu flöten an, weil sie die Röcke so gehoben hat, die widerliche Gans, und er hob, um das darzustellen, sein Hemd so hoch, daß man auf seinem Oberschenkel die Narbe aus seinem Kriegsjahren sah, weil sie die Röcke so und so und so gehoben hat, hast du dich an sie herangemacht, und damit du an ihr ohne Störung dich befriedigen kannest, hast du unser Mutter andenken geschändet, den Freund verraten und deinen Vater ins Bett gesteckt, damit er sich nicht rühren kann. Aber kann er sich rühren oder nicht ?.
Georg probeert zich nog met spot en sarcasme te verdedigen, maar zijn vader veroordeelt hem steeds scherper en spreekt ten slotte het vonnis uit: Ich verurteile dich jetzt zum Tode des Ertrinkes.
Georg is nu zo murw, dat hij dit besluit van zijn vader ook gaat uitvoeren.
Het heeft weinig zin dit werkje louter te lezen als een verhaaltje. Men moet zich in het personage verplaatsen en proberen mee te maken wat het inwendig beleeft, zijn twijfels, zijn onzekerheid, hoe hij zichzelf voorliegt enz. Op die manier wordt het verhaal heel beklemmend.
Een Kafka-biografie over de jaren 1910 tot 1915. In een van de eerste hoofdstukken bevinden we ons bij de familie Kafka thuis. De 29-jarige Franz woont bij zijn ouders en twee zusters. Een derde zuster was in 1910 gehuwd en had het huis verlaten. De kamer van Franz kafka lag tussen de keuken en de slaapkamer van zijn ouders. Dat betekende dat zijn privacy niet erg groot was. De avondmaaltijd bij de Kafkas, die elders in Praag een winkel hadden, werd genuttigd omstreeks half tien. Daarna gebeurde het dat de vader met enkele vrienden of familieleden nog enkele spelletjes kaart speelde. Kafka trok zich dan meestal terug in zijn kamer. Tegen middernacht begaf de vader zich naar zijn bed. Vanaf dan begon het nachtelijke leven van de schrijver Kafka.
In zijn dagboek, 5 november 1911, staat een stukje dat hij later onder de titel Großer Lärm in een tijdschrift zou publiceren:
Ich sitze in meinem Zimmer im Hauptquartier des Lärms der ganzen Wohnung. Alle Türen höre ich schlagen, durch ihren Lärm bleiben mir nur die Schritte der zwischen ihnen Laufenden erspart, noch das Zuklappen der Herdtüre in der Küche höre ich. Der Vater durchbricht die Türen meines Zimmers und zieht im nachschleppenden Schlafrock durch, aus dem Ofen im Nebenzimmer wird die Asche gekratzt, Valli fragt ins Unbestimmte, durch das Vorzimmer, wie durch eine Pariser Gasse rufend, ob denn des Vaters Hut schon geputzt ist, ein Zischen, das mir befreundet sein will, erhebt das Geschrei einer antwortenden Stimme. Die Wohnungstür wird aufgeklinkt und lärmt wie aus katarrhalischem Hals, öffnet sich dan weiterhin mit dem kurzen Singen einer Frauenstimme und schließt sich mit einem dumpfen männlichen Ruck, der sich am rücksichtslosesten anhört. Der Vater ist weg, jetzt beginnt der zartere, zerstreutere, hoffnungslosere Lärm, von den Stimmen der zwei Kanarienvögel angeführt. Schon früher dachte ich daran, bei den Kanarienvögeln fällt es mir aber von neuem ein, ob ich nicht die Türe bis zu einer kleinen Spalte öffnen, schlangengleich ins Nebenzimmer kriechen und so auf dem Boden meine Schwestern und ihr Fräulein um Ruhe bitten sollte.
Omstreeks de tijd dat hij Das Urteil schrijft, november 1912, schrijft hij in een brief aan Felice Bauer hoe hij zijn dagen indeelt om te kunnen schrijven.
Seit 1 ½ Monaten ist meine Zeiteinteilung mit einigen in den letzten Tagen infolge unerträglicher Schwäche eingetretenen Störungen die folgende:Von 8 bis 2 oder 2⅓ Bureau, bis 3 oder ½4 Mittagessen, von da ab schlafen im Bett (meist nur Versuche, eine Woche lang habe ich in diesem Schlaf nur Montenegriner gesehn mit einer äußerst widerlichen, Kopfschmerzen verursachenden Deutlichkeit jedes details ihrer komplizierten Kleidung) bis ½8, dann 10 Minuten Turnen, nackt bei offenem Fenster, dann eine Stunde Spazierengehn allein oder mit Max oder mit noch einem andern Freund, dann Nachtmahl innerhalb der Familie (ich habe 3 Schwestern, eine verheiratet, eine verlobt, die ledige ist mir, unbeschadet der Liebe zu den andern, die bei weitem liebste) dann um ½11 (oft wird aber auch sogar ½12)Niedersetzen zum Schreiben und dabeibleiben je nach kraft, Lust und Glück bis 1, 2, 3 Uhr, einmal auch schon bis 6 Uhr früh. Dann wieder Turnen, wie oben, nur natürlich mit Vermeidung jeder Anstrengung, abwaschen und meist mit leichtem Herzschmerzen und zuckender Bauchmuskulatur ins Bett. Dann alle mögliche Versuche einzuschlafen, d.h. unmögliches zu erreichen, denn man kann nicht schlafen (der Herr verlangt sogar traumlosen Schlaf) und dabei gleichzeitig an seine Arbeiten denken und überdies die mit Bestimmtheit nicht zu entscheidende Frage mit Bestimmtheit lösen wollen, od ben nächsten Tag ein Brief von Ihnen kommen wird und zu welcher Zeit.
Voor Kafka-liefhebbers is deze biografie een must. Ze is in 2002 uitgegeven bij Fischer.
David schilderde nog een andere martelaar. De veertienjarige Joseph Bara was als vrijwilliger bij het leger gegaan en kwam om door een sabelhouw. Volgens de legende zou hij Vive la République hebben geroepen in plaats van Vive le Roi. In een ander verhaal werd hij vermoord omdat hij weigerde afstand te doen van zijn paarden.
David heeft hier een naakte, onschuldige jongen als martelaar geschilderd.
Dit bekende schilderij van David uit 1793 hangt in het Museum voor Schone Kunsten in Brussel. Jean Paul Marat (1743-1793) was een Frans revolutionair politicus en journalist. Hij gaf van 1789 tot 1792 het krantje LAmi du Peuple uit.Daarin trok hij fel van leer tegen de tegenstanders van de Franse Revolutie, vooral tegen de Girondijnen. Uit wraak voor die aanvallen, waardoor velen naar de guillotine werden gebracht, zal hij in zijn bad vermoord worden door Charlotte Corday (1768-1793). De moord had plaats op 13 juli 1793. Marat, die aan psoriasis leed, nam geregeld baden met kaolien. Eerder op de dag had Charlotte Corday al geprobeerd om toegang te krijgen tot Marat. Ze bracht hem zogezegd informatie over tegenstanders van de Revolutie in Caen. s Avonds lukte het haar dan toch. Op het schilderij heeft Marat haar briefje in de hand met de tekst: Au 13 juillet 1793. Marie anne Charlotte Corday au citoyen Marat. Il suffit que je sois bien malheureuse pour avoir Droit à votre bienveillance. (Mijn ongeluk is voldoende reden om recht te hebben op uw welwillendheid). Ze steekt hem dood met een mes. Ze wordt onmiddellijk overmeesterd en zal later onthoofd worden.
David kreeg de opdracht om een schilderij van de martelaar van de revolutie te maken. Het is een gevlijd portret, want Marat zag er in werkelijkheid lelijker uit en ook van zijn huidziekte is op het schilderij, afgezien van de rode verkleuring op de rechterarm, weinig te merken. Ook de wonde die Charlotte met het mes maakte is heel sober weergegeven. Ze refereert aan de wonde die Christus ontving. Voor het opzij gevallen hoofd vond de schilder dan weer inspiratie bij het Christushoofd op vele piëtas. Het decor is heel sober gehouden om de aandacht niet af te leiden van het onderwerp. Het schilderij had namelijk ook ideologische en documentaire waarde. De brief bijvoorbeeld, die op het houten schrijftafeltje ligt, is van de weduwe van een gesneuvelde Franse soldaat, voor wie Marat zopas de al klaar liggende assignatie, het papiergeld tijdens de Franse revolutie, had geschreven.
De eerste opvoering van deze komedie had plaats in Covent Garden in 1773. Zoals dat in komedies meestal het geval is, berust de intrige ook in dit stuk op misverstanden, vergissingen, vermommingen enz. Het stuk heeft lang repertoire gehouden. In een moderne versie zou het nog veel bijval kunnen genieten bij amateursgezelschappen, met leuke personages om te spelen.
De aanstichter van al het onheil is Tony Lumpkin, een zoon uit het eerste huwelijk van Mrs. Hardcastle. Zij wil haar zoon uithuwelijken aan Miss Neveille, maar de jongelieden voelen niets voor elkaar. Tony is een losbol die voortdurend grappen uithaalt: the ale-house and the stable are the only schools hell ever go.
Er wordt bezoek verwacht van Marlow, een doodverlegen jongeling (he has good sense, but then so buried in his fears, that it fatigues one more than ignorance) die zich wil verloven met de halfzus van Tony. Samen met zijn vriend worden zij door Tonyin de waan gelaten dat zij in een herbergonderdak vinden, terwijl ze in werkelijkheid in het landhuis van de toekomstige schoonvader verblijven. De verlegenheid van Marlow komt vooral tot uiting tegenover jongedames van zijn stand. Als zijn aanstaande zich vermomt in een dienstmeisje, ziet ze een heel andere, ondernemende man voor zich. Hij gedraagt zich dan een beetje zoals Mister Teddy uit You rang Milord. Zoals het in een komedie hoort, komt alles op het einde goed.
Het eerste toneel bevat al enkele leuke dialogen, bijvoorbeeld tussen de echtelieden Hardcastle die blijkbaar wat uitgekeken zijn op elkaar.
Mrs. Hardcastle: Is there a creature in the whole country, but ourselves, that does not take a trip to town now and then, to rub off the rust a little? There is the two Miss Hoggs, and our neighbour, Mrs. Grigsby, go to take a months polishing every winter.
Mr. Hardcastle: Ay, and bring back vanity and affectation to last them the whole year.
Of over hun zoon:
Mrs. H: I believe we shant have him long among us. Anybody that looks in his face may see hes consumptive.
Mr H: Ay, if growing too fat be one of the symptoms.
Mrs. H: He coughs sometimes.
Mr. H: Yes, when his liquor goes the wrong way.
Enkele andere mooie zinnen uit het stuk:
Im surprised that one who is so warm a friend, can be so cool a lover.
The folly of most people is rather an object of mirth than uneasiness.
As among the ladies there are none ugly, so among the men there are none old.
Ask me no questions, and Ill tell you no fibs.
What will repair beauty at forty, will certainly improve it at twenty.
Ten slotte nog een citaat uit Boswells Life of Johnson over Goldsmith.
It is amazing how little Goldsmith knows. He seldom comes where he is not more ignorant than any one else.
What Goldsmith comically says of himself is very true, - he always gets the better when he argues alone; meaning, that he is master ofa subject in his study, and can write well upon it; but when he comes into company, grows confused, and unable to talk.
Dat portret gaat gedeeltelijk op voor de figuur van de verlegen en stotterende Marlow in het toneelstuk She Stoops to Conquer.
Ik had van de bibliotheek twee boeken meegebracht. Van Pirandello Alle drie, een verzameling novellen. Ze maken deel uit van de Novelle per un anno (Novellen voor een jaar). De auteur had de bedoeling om voor elke dag van het jaar een novelle te schrijven, maar zover is hij niet geraakt. Deze bundel bevat 15 novellen die stuk voor stuk de moeite lonen.
Om echter nog meer van de verhalen te kunnen genieten, doet men er goed aan de pas in het Nederlands verschenen biografie van Pirandello door Andrea Camilleri te lezen. Het is geen feitenbiografie. Zelf zegt de auteur in een naschrift: Met dit boek streef ik ernaar mijn mondelinge overlevering van Luigi Pirandellos leven op schrift te zetten, vanuit een beperkte en strikt persoonlijke visie. Die persoonlijke visie blijkt uit de ondertitel van het werk: Biografie van een verwisselde zoon. De rode draad doorheen de biografie is de strijd van Luigi om aan de invloed van zijn vader te ontkomen, meer nog, om hem niet als zijn vader te moeten beschouwen.
Verder schrijft Camilleri: Dit verhaal is niet bestemd voor academici, historici en Pirandello-kenners, want die weten deze dingen allang, maar voor de gewone lezer.
Daarom net is deze biografie zo leesbaar. Behalve met de schrijver, maken we ook kennis met Sicilië, meer bepaald met het dorpje Porto Empedocle (waar beide auteurs geboren zijn) en met Agrigento, het nabijgelegen stadje.
En laten we er geen doekjes omwinden, het (Porto Empedocle) was inderdaad een dorp dat behoorlijk verschilde van Girgento (Agrigento) met zijn 16.000 inwoners, onder wie 237 pastoors, 211 kloosterbroeders en 203 nonnen. De Borgata Molo had maar twee pastoors, geen enkele broeder en geen enkele zuster.
De streek was vooral bekend voor haar zwavelmijnen en in Porto Empedocle werd de zwavel verscheept. De vader van Pirandello zat in de zwavelhandel.
Behalve aan de jeugd van de schrijver, besteedt de biograaf ook veel aandacht aan het huwelijk van Pirandello. Een gearrangeerd huwelijk, waarmee de auteur instemde om zich financieel los te kunnen maken van zijn vader. Het was dan ook geen geslaagd huwelijk, dat mogelijk mee aan de basis lag van de paranoia waaraan zijn echtgenote later zou leiden.
Uit het hoofdstukje Siciliaanse vriendschap een anekdote. Twee Sicilianen zijn in het buitenland gearresteerd en worden opgesloten in gescheiden cellen. Wanneer ze de volgende dag voor de koning worden gebracht om te worden berecht, zien de twee kans om een snelle blik te wisselen. De blik wordt echter opgevangen door de eerste minister, eveneens een Siciliaan, endeze roept uit: Het heeft al geen zin meer, majesteit, ze hebben gepraat!
De biografie is uitgegeven bij Serena Libri in Amsterdam, een in Italiaanse literatuur gespecialiseerde uitgeverij.
De novellen van Pirandello zijn uitgegeven door Coppens & Frenks.
Deze kleurrijke, wat gekke in Ierland geboren figuur leefde van 1728 tot 1774. Hij studeerde in Dublin en later geneeskunde in Edinburgh en Leiden. Hij trok een jaar lang door Europa en verdiende geld met fluitspelen en door het voeren van disputen aan de universiteiten die op zijn weg lagen. Voor die disputen kreeg hij en vergoeding, wat James Boswell van hem deed zeggen: he disputed his passage to Europe. Terug in Engeland werd hij fulltime schrijver en journalist. Het geld dat hij verdiende gaf hij al vlug weer uit en toen hij stierf liet hij een berg schulden na. Samule Johnson zei van hem: No man was more foolish when he had not a pen in his hand, or more wise when he had.
Goldsmith was allesbehalve een Adonis, wat mag blijken uit het schilderij van Reynolds. Bovendien liepen zijn tijdgenoten niet altijd hoog met hem op. Boswell schreef over hem: His mind resembled a fertile, but a thin soil. There was a quick, but not a strong vegetation, of whatever chanced to be thrown upon it. No deep root could be struck. The oak of the forest did not grow there: but the elegant shrubbery and the fragrant parterre appeared in gay succession.
Volgens Walpole was hij an inspired idiot.
Goldsmith schreef zijn enige roman omstreeks 1760. De Vicar of Wakefield is Mr. Primrose, a priest, an husbandman and the father of a family whose chief stores of comfort are drawn from futurity.
Hij is een Job die niets dan tegenslag kent. Hij verliest zijn fortuin, hij verliest een dochter, een andere dochter wordt ontvoerd, zijn huis brandt af, hijzelf en zijn zoon belanden in de gevangenis enz. In de laatste hoofdstukken keert alles echter ten goede. De aanstichter van al het kwaad wordt ontmaskerd, de dochters blijken nog te leven en de predikant zelf wordt in ere hersteld. Het verhaal van deze eerste Engelse familieroman is dus compleet ongeloofwaardig.
Goldsmith schreef ook een groot aantal essays en de neerslag daarvan is terug te vinden in deze roman, met uitwijdingen over het koningschap, de literatuur, het gezin enz. De roman is een filosofische vertelling met christelijke inslag, waarin het hart, het rustige buitenleven en het gezin aan de haard worden aangeprezen. Dankzij de humor en de lichte spot komt de roman toch niet te zedeprekerig over. Als lezer vraagt men zich dikwijls af of de auteur nu meent wat hij schrijft of niet, of de opvattingen van zijn personages ook zijn opvattingen zijn.
De roman is ooit vertaald in het Nederlands. Ik las de uitgave in de reeks Penguin Classics, met zoals gewoonlijk een zeer interessante inleiding. Het nadeel van een achteraf gelezen inleiding is wel dat men geneigd is de roman nog eens te lezen.
Aanbevolen lectuur voor mensen die van het verleden houden en wat ouderwetsheid niet schuwen. Of er zo nog veel lezers zijn betwijfel ik echter. Tijd voor enkele passages.
Als predikant zorgde hij ervoor dat hij was acquainted with every man in the parish, exhorting the married men to temperance and the bachelors to matrimony; so that in a few years it was a common saying, that there were three strange wants at Wakefield, a parson wanting pride, young men wanting wives, and ale-houses wanting customers.
Geregeld strooit hij ook wijsheden rond, zoals: premature consolation is but the remembrancer of sorrow of a book may be amusing with numerous errors, or it may be very dull without a single abusurdity.
Zijn gezinnoemt hij: The little republic to which I gave laws.
Over gastvrijheid leert hij zijn kinderen:
Hospitality is one of the first christian duties. The beast retires to its shelter, and the bird flies to its nest; but helpless man can only find refuge from his common creature.
Over verdraagzaamheid:
We are not to judge of the feelings of others by what we might feel if in their place. However dark the habitation of the mole to our eyes, yet the animal itself finds the apartment sufficiently lightsome.
Over het feit dat iedereen zijn plaats moet kennen in de maatschappij:
Such as are poor and will associate with none but the rich, are hated by those they avoid, and despised by these they follow.
In een passage in de roman van Goldsmith wordt door een van de kinderen een ballade gezongen. Het betreft een oude Schotse ballade waarvan vele versies bestaan. De eerste is een hele oude, de tweede is een versie gezongen door Joan Baez.
Barbara Allen
It was in and about the Martinmas time, November 11 When the green leaves were a-falling, That Sir John Graeme, in the West country, Fell in love with Barbara Allen
He sent his men down through the town To the place where she was dwelling: living "O haste and come to my master dear, hurry up Gin ye be Barbara Allen."if you are
O hooly, hooly rose she up, slowly To the place where he was lying, And when she drew the curtain by' "Young man, I think you're dying."
"O it's I'm sick, and very, very sick, And it's a' for Barbara Allen;" all "O the better for me you shall never be, Though your heart's blood were a spilling."
"O dinna ye mind, young man," she said, remember "When the red wine ye were filling, That ye made the healthsgae round and round, drank some toasts go And slighted Barbara Allen?"upset
He turned his face unto the wall, And death was with him dealing;doing business "Adieu, adieu, my dear friends all, And be kind to Barbara Allen."
Barbara Allen ------Joan Baez Twas in the merry month of May When green buds all were swelling, Sweet William on his death bed lay For love of Barbara Allen.
He sent his servant to the town To the place where she was dwelling, Saying you must come, to my master dear If your name be Barbara Allen.
So slowly, slowly she got up And slowly she drew nigh him, And the only words to him did say Young man I think you're dying.
He turned his face unto the wall And death was in him welling, Good-bye, good-bye, to my friends all Be good to Barbara Allen.
When he was dead and laid in grave She heard the death bells knelling And every stroke to her did say Hard hearted Barbara Allen.
Oh mother, oh mother go dig my grave Make it both long and narrow, Sweet William died of love for me And I will die of sorrow.
And father, oh father, go dig my grave Make it both long and narrow, Sweet William died on yesterday And I will die tomorrow.
Barbara Allen was buried in the old churchyard Sweet William was buried beside her, Out of sweet William's heart, there grew a rose Out of Barbara Allen's a briar.
They grew and grew in the old churchyard Till they could grow no higher At the end they formed, a true lover's knot And the rose grew round the briar.
Von Keyserling: Branding Hrabal: Zwaarbewaakte treinen Voltaire: Candide Ishiguro: Een kunstenaar van het vlietende leven Hawthorne: De scharlaken letter Yalom: De Schopenhauer-kuur Rosa: De derde oever van de rivier Hoffmann: Das Fräulein von Scuderi Waugh: The Loved One Kadare: Het donkere jaar Baricco: Zijde Moorehead: De Blauwe Nijl Lampedusa: De tijgerkat Melville: Billy Budd Platonov: De bouwput Tim Parks: Bestemming Bernhard: De neef van Wittgenstein Kafka: Die Verwandlung Werfel: Het bleekblauwe handschrift van een vrouw Traven: Verhalen Baldwin: Go Tell it on the Mountain Faulkner: As I lay dying Oë: De hoogmoedige doden Trilling: The Middle of the Journey Hardy: Far from the madding crowd Kristof: De analfabete McEwan: Amsterdam Filloy: De bende Sciascia: De Zaak Aldo Moro Salinger: Franny and Zooey