Vorig jaar verscheen bij de Arbeiderspers reeds de achtste druk van deze dichtbundel van de Braziliaanse dichter Drummond de Andrade. Het boek bevat de oorspronkelijke Portugese tekst en ernaast de Nederlandse vertaling van August Willemsen.
Vanwaar het succes van deze dichtbundel ? Het gaat om erotische gedichten . Drummond (1902 1987) schreef de gedichten toen hij al boven de tachtig was.
August Willemsen is hiermee niet aan zijn proefstuk. Hij vertaalde vroeger al een verzamelbundel en de laatste bundel van deze dichter. Bovendien is hij vooral bekend voor zijn vertalingen van de Portugees Pessoa en van talrijke andere werken uit het Portugees. Een man die we heel dankbaar mogen zijn.
Zoals gewoonlijk zijn ook deze gedichten prachtig vertaald. Ik veronderstel dat elke mens in Vlaanderen die Portugees verstaat dit boek al zal hebben gekocht. Maar ook voor Portugeesonkundigen zijn de gedichten de moeite waard. De lichamelijke liefde wordt hier op een heel speelse manier verwoord.
In verband met deze bundel moet ik ook verwijzen naar een film met dezelfde titel O amor natural van Heddy Honigmann uit 1996. Het is een in Brazilië gedraaide documentaire. De filmmaker is met de dichtbundel rondgetrokken en heeft gewone mensen uit het volk deze gedichten van Drummond de Andrade laten voorlezen. Mensen van alle leeftijden. Het is mooi om zien hoe ze op deze toch vaak gewaagde gedichten reageren. Niemand is geschokt. Integendeel, de meeste personenvinden dat de dichter de liefde juist heeft getypeerd. Het is ook heel humoristisch. Soms lezen mensen woorden voor die ze niet begrijpen, en zie je hoe ze aan elkaar vragen wat ze betekenen. Ik kan me niet voorstellen dat de mensen hier in Vlaanderen op dezelfde manier op dergelijke gedichten zouden reageren als de Brazilianen doen. We hebben hier trouwens geen dichter die de liefde zo heeft bezongen. En Drummond de Andrade was en is in Brazilië een monument.
Bij deze gelegenheid wil ik nogmaals een vriend bedanken van wie ik deze twee pareltjes cadeau heb gekregen.
Ter illustratie laat ik twee gedichten volgen.
O chão é cama
O chão é cama para o amor urgente,
amor que não espera ir para a cama.
Sobre tapete ou duro piso, a gente compõe de corpo e corpo a umida trama.
E para repousar do amor, vamos à cama.
De vloer is bed
De vloer is bed wanneer de liefde overmant.
Op hoogpolig tapijt of op het hardst parket, als liefde om naar bed te gaan niet wachten kan, vormen wij lijf aan lijf het vochtige ballet.
Om uit te rusten van het liefdesspel gaan we naar bed.
Mulher andando nua pela casa
Mulher andando nua pela casa envolve a gente de tamanha paz.
Não é nudez datada, provocante.
É um andar vestida de nudez, inocência de irmã e copo dágua.
O corpo nem sequer é percebido pelo ritmo que o leva.
Transitam curvas em estado de pureza, dando este nome à vida : castidade.
Pêlos que fascinavam não perturbam.
Seios, nádegas (tácito armistício) repousam de guerra. Também eu repouso.
Een vrouw die naakt loopt door het huis
Een vrouw die naakt loopt door het huis, vervult ons van zo grote geestesrust.
Het is geen gedateerde, geile naaktheid.
Het is een gekleed in naaktheid gaan, onschuld als van een zuster, een glas water.
Het lichaam wordt zelfs niet waargenomen door het ritme dat het meevoert.
Welvingen gaan langs in staat van reinheid, geven de naam kuisheid aan het leven.
Ook de titel van dit romandebuut van Oë (° 1935) heeft me op een verkeerd spoor gezet. Het gaat niet om knoppen die openbreken en bloemen worden. Wel om het volgende: Het is beter dat jouw soort gewurgd wordt, wanneer het nog kind is. Een mislukkeling moet verpletterd worden door sterke vingers wanneer hij nog klein is. Wij zijn boeren. Knoppen van slechte kwaliteit plukken wij er in het prilste begin uit.
De knoppen in dit geval vormen een groep tuchthuisjongeren die onder de oorlogsdreiging moeten worden geëvacueerd. Ze worden naar een afgelegen dorp gevoerdwaar ze de boeren moeten helpen. Bij aankomst in het dorp bestaat hun eerste taak erin om de overal verspreid liggende krengen van dieren te verzamelen en te begraven. Op een bepaald moment breekt er in het dorp een epidemie uit die alle dorpelingen het dorp doet verlaten. Ze laten de jongeren achter. Deze vormen op eigen houtje een gemeenschap die in tegenstelling tot die van de boeren openstaat voor vreemden. Zo worden een Koreaan en een gedeserteerde soldaat welwillend opgenomen.
Na verloop van tijd keren de boeren echter terug. De jongeren worden opnieuw onderdrukt. Als er een surveillant op komst is, probeert het dorpshoofd de jongeren voor zich te winnen. Hij vraagt dat ze zouden liegen over hun behandeling door de boeren, dat ze zouden zeggen dat ze goed behandeld werden. Alle jongens geven toe, behalve de hoofdpersoon. Hij wordt weggebracht met het doel hem om te brengen, maar hij kan het woud invluchten. Zijn overlevingskansen zijn echter gering.
Maar enkele personages worden als individuen naar voren gehaald. De hoofdpersoon en zijn broertje, een jongenshoer, de Koreaanse jongen, de deserteur en een meisje. Enkelen van hen zullen sterven. Onder andere het meisje, die door een hond werd gebeten en een slachtoffer wordt van de epidemie. Deze hond was het lievelingsdier van broertje. Omdat zijn hond werd gedood, verlaat de kleine jongen de groep en hij zal in de ruwe omgeving omkomen. Ook de deserteur wordt door de dorpelingen gevangen en zal een vreselijke dood sterven.
Het is een pessimistische roman. In het afgelegen dorp worden de jongeren met het primitieve leven geconfronteerd: strijd om te overleven, ziekte, dood. Ondanks hun niet zo onschuldige verleden, bouwen de jongeren toch een gemeenschap van solidariteit en respect op. Maar met de terugkomst van de boeren wordt alles opnieuw vernietigd. Wreedheid is prominent aanwezig, maar er is ook plaats voor liefde, zij het een zeer primitieve vorm.
Oë heeft niet voor niets in 1994 de Nobelprijs gewonnen.
Een heel wat rijkere roman dan de vorige.Angus Wilson werd geboren in 1913 en deze roman is van 1956. Heel Engels. Hij speelt zich af in een milieu van historici op leeftijd, gespecialiseerd in de middeleeuwen. De centrale figuur is Gerald Middleton, een professor emeritus. Hij leeft gescheiden van zijn vrouw en in onmin met zijn kinderen. Toch is het de meest redelijke figuur van het hele zootje.
Als historicus ziet hij zich voor een dilemma geplaatst Enkele tientallen jaren geleden werd het graf opgegraven van de in 695 overleden bisschop Eorpwald. In zijn graf werd een nogal expliciet vruchtbaarheidsbeeldje gevonden. Een spectaculaire ontdekking voor de historici. Maar Middleton heeft ontdekt dat het om een misplaatste grap ging. Zal hij dit bedrog openbaar maken of niet ?
Het is een intellectuele roman met een hele reeks personages, het ene al gekker dan het andere. De meeste staan onvast in hun schoenen of er scheelt wel iets mee. Een zoon van Gerald is getrouwd met een katholieke vrouw die hem al zijn slippertjes vergeeft. Een andere zoon is homoseksueel en laat zich in met een boefje, wat hem later duur te staan zal komen.
Wilson was ooit werkzaam in de bibliotheek van het British Museum. De culturele verwijzingen in deze roman zijn dan ook veelvuldig.
Het boek graaft misschien niet diep, maar de menselijke zwakheden en kleine kantjes worden onverbiddelijk blootgelegd en meesterlijk beschreven.
Voor wie van echte Engelse literatuur houdt, is dit een must.
Sandro Veronesi: Waar gaat die vrolijke trein naartoe
Sandro Veronesi: Waar gaat die vrolijke trein naartoe
Een in een twee drie uitgelezen roman uit 1988 van een in 1959 geboren Italiaanse schrijver.
Centraal staat de relatie tussen vader en zoon, twee mensen die niet veel van hun leven hebben gemaakt. In het begin van zijn huwelijk werd de vader verlaten door zijn lichtzinnige vrouw. Zijn zaken liepen ook verkeerd af en nu zit hij aan de grond. Hij zoekt zijn dertigjarige zoon op van wie zes jaar geleden ook een relatie op de klippen liep en die momenteel van geen hout pijlen weet te maken.
De twee maken een reis die in het teken staat van hun verleden. Ze bezoeken eerst de curator die de vader had geruïneerd en daarna is de ex van de zoon aan de beurt Het is allemaal doelloos en levert niets op.
Achteraf blijkt dat de vader een enorme som geld achter had gehouden en op een bankrekening in Lugano had geplaatst. De zoon zal dat geld afhalen. Wat ze er verder mee aanvangen blijft open.
De bedoeling van deze roman is onduidelijk voor mij.
Bij het lezen van de titel dacht ik dat het om een sensitivistische beschrijving zou gaan van de ervaringen van een jongen die ontwaakt. Met dat ontwaken bedoelde de schrijver echter iets helemaal anders. Hij beschrijft de dood van zijn 24-jarige zoon Paul op 21 februari 1913. Hij noemt het een ontwaken omdat die dood zo mooi en waardig was en geen einde betekende. Het was een zich opnieuw concentreren en reorganiseren van die zielevermogens, die niet geheel afhankelijk zijn van het lichaam.
Op de eerste bladzijde schrijft hij:
Zijn ziekte, zijn lijden was de donkerste schaduw op mijn leven, en zijn heengaan zag ik tegemoet als de zwaarste slag die mij treffen kon. Maar door de wijze waarop hij stierf, is deze slag een zegen voor mij geworden.
Dit is het thema dat de schrijver in dit gedenkschrift uitwerkt.
De dood van zijn zoon stelde hem o.a. in staat zijn twijfel omtrent zijn geloof in God weg te nemen. Ben ik niet de dupe van een autosuggestie, van een zelf-geschapen illusie. Hij vraagt om een teken bevattelijk voor mijn beperkt verstand, waardoor mijn behoefte aan oprecht en eerlijk denken en redelijk handelen zou worden gestild.
Toen gaf het verscheiden van mijn lieve zoon dat teken.
Kan men het met die visie eens of oneens zijn ? Kunnen we zeggen dat Van Eeden zich vergist ? Dat zijn vragen die eigenlijk niet terzake doen.Laten we gewoon kennis nemen van wat de auteur schrijft en proberen aan te voelen wat hij heeft ervaren. Het is geen kwestie van waar of onwaar. In het beste geval lezen we in het verhaal iets dat we zelf ook al ervaren hebben. Of wat nog beter is, verrijkt het verhaal ons leven. In het slechtste geval voelen we ons niet aangesproken.
Zijn geloof in een leven na de dood blijkt uit de volgende zin:
Ik zou voortaan wel de woorden dood en sterven willen vermijden en alleen spreken van verscheiden of overgaan zo goed voel ik nu hoe onjuist, bedrieglijk die eerste woorden zijn.
Van Eeden was psychiater en was ook op de hoogte van spiritisme. In de volgende passage komt tot uiting dat hij toch meer mysticus dan spiritist was. Voor sommige lezers zal het nonsens zijn, voor andere mystiek.
Het komt voor dat afgestorvenen ons levenden niet met rust laten, dat ze zich willen openbaren. Maar dat schijnt dan ook meestal het gevolg van een ongelukkig, onrustig, onvredig voortbestaan. De gelukkig gestorvene, de zalige, is te zeer anders geworden om zich te willen manifesteren.
Dit heb ik, beter dan ooit tevoren, begrepen door Pauls verscheiden. En hij heeft zich niet aan mij vertoond, al wist hij wel hoezeer ik dat verlangde, en ik heb hem ook niet willen roepen. Maar de troost behoeft ons daarom niet onthouden te worden. Want er is een gewaarwording, een sensatie van aanwezigheid die geen enkele zinnelijke indruk behoeft, en die toch volkomen overtuigend is. Men voelt, men weet dat de geliefde persoon aanwezig is, ons kent, ons waarneemt, ons liefheeft, troost of waarschuwt, maar men kan volstrekt niet uitdrukken: hoe. Alleen wie het ondervonden heeft, zal mij terstond begrijpen. En zo heeft Paul mij wel degelijk gesterkt en getroost.
De enkele bladzijden over het sterven zelf zijn zeer mooi. Zo zei Paul in zijn laatste uren tot zijn moeder:
Denk om het Doodshemdje van Grimm en later nog eens: Denk om het doodshemdje, moesje
Bij de sprookjes van Grimm, door Pauls moeder vertaald, is er één van een mooi, lief kindje dat stierf en niet rusten kon in t graf, doordat zijn doodshemdje nat werd door overgrote tranenvloed der radeloze moeder. Is er fijner, tederder, liefderijker maning denkbaar ?
Over de overgang:
Wij hadden gezien hoe hij uit het lichaam was verlost, intact en gaaf van ziel, als de tere vlinder uit de dorre cocon. Hij was niet bewusteloos geweest, hij was in vol besef overgegleden uit deze ruimtelijke zinnewereld in een nieuw en heerlijk bestaan, waarin hij ook hoorde en zag, schoonheden voor ons verborgen. Wij hadden gezien dat hij niet insliep, maar ontwaakte.
Een van de mooiste passages uit het boek vond ik de volgende.
Een van de tuinlieden op Walden, een gevoelig man, had blijkbaar lange tijd er tegenop gezien mij over het gebeurde te spreken. Ik merkte wel hoe hij met t voornemen rondliep, maar niet wist wat hij mij zeggen moest.
Eindelijk vatte hij moed en ging naar mij toe met uitgestoken hand, zeggend:
Ik fielsiteer u wel !- met uw zoon
Ik dank je zei ik, en er was volkomen ernst tussen ons, en geen misverstand.
De twee laatste zinnen zijn voor mij wereldliteratuur. Waarom ?Omdat de man de verkeerde woorden uitspreekt en dat aanvoelt en daarom er aan toevoegt met uw zoon .
En hoewel hij zich vergist, heeft hij onbewust toch de juiste woorden gezegd. Hij was misschien getuige van de gelukkige sfeer waarin de jongen gestorven is. In ieder geval sluiten zijn woorden aan bij hoe de vader het overlijden zag.
Het boekje wordt afgesloten met een aantal meestal vierregelige gedichtjes, waarvan ik er een laat volgen:
Nu gij hier niet meer zijt, maar leeft in ander Licht,
zo zend mij dan somwijlen nog een licht bericht.
Ontstijg mij niet te ras in àl te lichte sferen, de Vader kan de hand des Zoons nog niet ontberen.
Interessante informatie over Van Eeden met ook dagboekfragmenten over het overlijden van zijn zoon staan op het volgende adres:
Twee bejaarde mannen ontmoeten elkaar na 41 jaar omdat ze een voorval uit het verleden willen uitklaren. De generaal leeft teruggetrokken op zijn kasteel in het gezelschap van zijn 91 jarige min. Met deze vrouw, van wie hij de eerste slok melk dronk, heeft hij het verleden en de ouderdom gemeen. De eerste hoofdstukken zitten vol raadsels, bijvoorbeeld de vete tussen de generaal en zijn oude vriend Konràd.
De naam van de generaal, Henrik, valt pas nadat de vriend Konràd is voorgesteld. Ze hebben elkaar leren kennen als tienjarige kadetten in het opleidingsinstituut bij Wenen. Aanvankelijk is die vriendschap zonder enige smet: Ze waren op een leeftijd dat jongens nog geen duidelijke sekse hebben: alsof ze nog geen besluit hebben genomen. Maar de moeder en de min zien dan al in dat het tussen de twee jongens ooit tot een breuk zal komen. Net als in De opstandigen zal ook hier o.a. het klassenverschil tussen beiden nefast blijken te zijn. De ouders van Konràd hebben zich moeten verarmen om de opleiding van hun zoon te bekostigen en deze kan zich in tegenstelling met zijn vriend Henrik maar weinig permitteren. Als ik nieuw paardentuig moet hebben, eten zij drie maanden lang geen vlees. Als ik een fooi geef op een soiree, rookt mijn vader een week lang geen sigaren. En dat gaat al tweeëntwintig jaar zo.
Een ander punt dat beiden scheidt en op een verschillend innerlijk leven wijst, is de muziek.Voor de generaal is muziek die uit restaurants en balzalen: Er werd muziek gemaakt opdat het leven aangenamer en feestelijker zou zijn, opdat de ogen van de vrouwen zouden schitteren en de ijdelheid van de mannen zou vonken.
De muziek van Konràd daarentegenberoerde de passie in de mensen en het schuldbesef, opdat het leven in het hart en het bewustzijn van de mensen echter zou zijn.
Na 50 bladzijden komt Konràd dan op bezoek bij de generaal. Van nu af zal laatstgenoemde in lange monologen ontrafelen wat er destijds tussen de twee mannen is voorgevallen. Een incident tijdens de jacht heeft de ogen van de generaal geopend. Er treedt een nieuw personage in het verhaal op, Krisztina, de echtgenote van de generaal die de spilfiguur zal blijken te zijn.
Het is een roman over ontgoochelde mensen. Een gebeurtenis heeft enkele levens waardeloos gemaakt. Het leven wordt niet geregeerd door de rede, wel door afgunst, passie en verraad.
Net als in de roman De opstandigen speelt vriendschap een belangrijke rol, maar zal ze ten slotte teniet worden gedaan, niet zozeer door toedoen van de vrienden zelf, wel door de maatschappelijke situatie en later door de karakterverschillen en de passionele liefde.
Anthony Powell (1905-2000) is in de eerste plaats bekend voor zijn 12-delige romancyclusA dance to the music of the time.Voornoemde roman uit 1939 maakt daar geen deel van uit. Het is een typische Engelse roman met veel humor en onwaarschijnlijke toestanden.
Waring is een raadselachtige, onzichtbaar blijvende reisverhalenschrijver die geregeld een nieuw boek instuurt bij zijn uitgeverij Judkins & Judkins. Twee broers met een tegengestelde smaak die het over zowat alles oneens zijn. De verteller van het verhaal werkt bij hen als redacteur. Hij is een neutrale figuur die er getuige van is hoe de andere personages zich in de nesten werken, o.a. door toedoen van een lichtzinnige jongedame. Eerst helpt ze een verloving om zeep (die later toch nog goed komt) en vervolgens versiert ze een cruisereis met de naïefste van de broers Judkins. De plot draait echter rond de schrijver T.T. Waring over wie de uitgever een biografie wil laten schrijven. Na wat opzoekwerk blijkt dat deze schrijver echter een eersteklas plagiaris is.
Voor mij is de roman een veredelde Woodhouse. Misschien niet altijd even grappig, maar minder stereotiep en losser van structuur. Daarnaast heeft Powell een duidelijke culturele belangstelling. In deze roman uit 1939 wordt ook geregeld verwezen naar de Engelse koloniën, iets wat in die jaren nog vanzelfsprekend en normaal gevonden werd.
Deze roman is al van 1981. McEwan was 32 toen hij hem schreef.
Colin en Mary zijn met vakantie in Venetië. Ze hebben een losse relatie waar ze wat op uitgekeken zijn en hun verblijfd verloopt nogal lusteloos. Daar komt verandering in als ze toevallig in contact komen met Robert en zijn vrouw Caroline. Die twee voeren iets in het schild, mar wat is voor het koppel niet duidelijk. Er wordt een sfeer van angst, dreiging en onderhuids geweld gecreëerd. Die leidt ertoe dat Colin en Mary zich opnieuw hartstochtelijk gaan beminnen. Ze zijn een tijdje los van het duivelse koppel, maar ondanks het gevaar worden ze er opnieuw naartoe gedreven, met een drama als gevolg.
Lamiel werd op vierjarige leeftijd geadopteerd door de koster Hautemare en zijn echtgenote.
Le bon Hautemare, accompagné de sa femme, se présenta à lhospice des enfants trouvés de Rouen, où ils choisissent une petite fille de quatre ans, dûment vaccinéé et déjà toute gentilette, c était Lamiel.
Ze wonen in het Normandische dorpje Carville. De hele roman door zal Stendhal met de bekrompenheid van dat Normandië spotten.
Lamiel is een leergierig kind dat boeken verslindt. Als ze 15 is, wordt ze lectrice bij de duchesse de Miossens, die wegens een zogezegde oogkwaal niet meer zo goed kan lezen.
La prétendue faiblesse des yeux de la duchesse servait de prétexte à cette femme aimable pour ne jamais se séparer de Lamiel, qui avait pleinement succédé au crédit du chien Dash, mort peu auparavant.
De duchesse houdt een saaie salon waar de gasten enkel naartoe komen in het seizoen van de primeurs, want
La duchesse avait conservé des habitudes dune grande fortune lhabitude denvoyer des couriers à Paris pour avoir les premiers petits pois, les premières asperges, etc.
Die primeurs komen later nog eens ter sprake, maar dan door een verarmde edelman zonder scrupules die Lamiel tot zijn maîtresse heeft gemaakt.
Si je la désire, cest pour montrer mon luxe; cest pour la montrer à lOpéra et au Bois de Boulogne, cest parce quil sagit dune primeur, cest parce que jaurai à conter son histoire où je metrrai du piquant.
Lamiel doet haar levenswijsheid op van de gebochelde dokter Sansfin, een cynicus die o.a. réussit à détruire toute laffection que le bon cur de Lamiel avait pour sa tante et son oncle Hautemare.
Ook op het gebied van de liefde geeft hij haar raad :
Il y a donc doublement à gagner à écouter la voix de la nature et à suivre tous ses caprices: dabord lon se donne du plaisir, ce qui est le seul objet pour lequel la race humaine est placée ici-bas Il faut toujours mettre en désespoir lhomme qui a servi à vos plaisirs.
Lamiel wil ontdekken wat de liefde, waarover ze zoveel heeft gelezen, eigenlijk inhoudt. Ze kiest de eerste de beste boerenkinkel uit en betaalt hem dix francs om zich te laten ontmaagden.
-Sans doute, je veux être ta maîtresse.
-Ah ! cest différent, dit Jean dun air affairé ; et alors sans transport, sans amour, le jeune Normand fit de Lamiel sa maîtresse.
-Il ny a rien autre ? dit Lamiel
Lamiel sassit et le regarda sen aller (elle essuya le sang et songea à peine à la douleur).
Ze zal daarna nog verschillende minnaars hebben en ze stuk voor stuk de bons geven, want de liefde laat haar koud. Ze gebruikt haar schoonheid en de zwakheden van het mannelijk geslacht om een comfortabel leven te lijden en de mannen als haar slaven te behandelen. Is zij een feministe avant la lettre ? Niet echt, want haar ontvoogding is enkel op haarzelf gericht.
De roman speelt zich af in 1830. Zoals in de andere werken van Stendhal is de politiek altijd op de achtergrond aanwezig. Hier gaat het om de trois glorieuses. De drie dagen van de julirevolutie waarbij Karel X van de troon werd gestoten en opgevolgd door Lodelijk Filips van Orléans.
Deze Hongaarse schrijver (1900 1989) genoot enkele jaren geleden veel succes met zijn roman Gloed. Toen ik die roman de eerste keer las, kon hij me niet erg boeien. Ik heb het boek nu opnieuw meegebracht uit de bibliotheek nadat ik De opstandigen heb gelezen. Dit is een vroege roman uit 1930. Ik ben namelijk benieuwd of de themas die hij in De Opstandigen aansnijdt, ook in zijn volgende werken zullen voorkomen. Op de achterflap staat dat de schrijver deze roman zelf zijn beste boek vond.
De hoofdpersonen zijn enkele achttienjarigen die zopas hun eindexamen hebben afgelegd. Over enige tijd zullen ze naar het front worden gestuurd, want hun land is in oorlog. In afwachting daarvan richten ze een rebelse bende op. Ze willen kind blijven en op die manier aan de volwassenheid en de oorlog ontsnappen. Ze doen allerlei gekke dingen en stelen voor de lol de meest absurde dingen.
Hij voelde dat achter de spelletjes van de bende een wereld schuilging die hij zich ook kon herinneren; een wereld fris en rechtvaardig en onbeschrijflijk opwindend. De bende wilde met de splinters van die wereld iets bouwen, wilde daarmee een glazen stolp onder de hemel construeren, waarbinnen ze zich beschermd wist en met een bittere grijns naar de nieuwe wereld kon staren.
Maar die onbekommerde wereld is een illusie. In het eerste hoofdstuk al vernemen we dat er onder de jongemannen een valsspeler is. Hij wordt pas later ontmaskerd. De jongeren maken kennis met een wat verlopen acteur. Die man vormt een brug tussen de jongens en de volwassenenwereld. Aan de ene kant speelt hij met hen mee. Maar daarvoor moet hij zich jong maken, zich verkleden, een pruik opzetten enz. Aan de andere kant is hij ook thuis bij de meest perverse persoon uit de roman. Die dubbele rol komt bijvoorbeeld tot uiting in de volgen woorden: Zolang je iets doet, ben je onschuldig. Je zondigt pas als je uit de kring stapt om toe te kijken.
De vaders van twee jongens zijn aan het front. De een is arts, de ander kolonel.Over die laatste gaat de volgende passage:
Kolonel Prockauer verlangde elke dag een schoon paar witte handschoenen en s zomers wisselde hij om de andere dag van overhemd. Als hij de lente in zijn hoofd had, goot hij eau de cologne daar het water waarmee hij zich waste, terwijl zij, de moeder van zijn kinderen, met goedkope huishoudzeep genoegen moest nemen.
Een krimi uit 1950 van deze Zwitserese schrijver (1921 1990), die in de eerste plaats een toneelauteur was. Ondanks de duizenden misdaadromans die sindsdien zijn verschenen, blijft dit boekje toch het lezen waard. De plot is eenvoudig maar weet toch te verrassen.
De hoofdpersoon is commissaris Bärlach die aan maagkanker lijdt en niet meer zo lang te leven heeft. Hij onderzoekt de moord op een ondergeschikte rechercheur. Tijdens dat onderzoek ontmoet hij een oude bekende, een misdadiger, die hij al zijn hele loopbaan lang probeert te klissen. Ooit had hij met die man een meningsverschil over misdadigheid.
Jouw thesis luidde, dat bijna alle misdaden noodzakelijkerwijze aan het licht moeten komen, omwille van de menselijke onvolkomenheid en door het feit dat men de handelswijze van de andere nooit met zekerheid vooraf kan bepalen. En verder ook, doordat men het toeval, dat overal doorheen speelt, niet in zijn redeneringen kan inschakelen. Daartegen bouwde ik de stelling op, meer om je tegen te spreken dan uit overtuiging, dat precies het verwarde van de menselijke verhoudingen het mogelijk maakt misdrijven te begaan, die niet aan het licht kunnen komen en dat precies daardoor verweg het grootste aantal misdrijven niet alleen onverwacht gebeurt, maar zelfs niet wordt vermoed en in het volkomen verborgene geschiedt.
De twee mannen gingen een weddenschap aan. De misdadiger zou onder Bärlachs ogen een moord begaan, zonder dat deze laatste het zou kunnen bewijzen.
Zoals gewoonlijk het geval is, zal de commissaris aan het laatste eind trekken, maar hij doet dat op een heel sluwe manier. Bärlach is een onconventionele rechercheur, die niet volgens de regeltjes werkt.
Een verzameling van iets meer dan honderd korte prozastukken. Ze gaan over filosofen, schrijvers, dierentemmers, waarzeggers enz. We reizen ook de wereld rond en komen zelfs in Brugge. De afloop van de verhaaltjes is meestal fataal, een moord, zelfmoord Soms zijnhet (fictieve) krantenberichtjes, anekdoten, absurditeiten enz. Wat ze allemaal gemeen hebben is de eigen stijl van de schrijver en zijn pessimistische kijk op de dingen. Ik laat twee voorbeeldjes volgen.
Erfolgreichstes Konzert
Eine sogenannte Kammermusikvereinigung, die dafür berühmt ist, daß sie nur auf alten Originalinstrumenten alte Musik spielt undnur Rossini, Frescobaldi, Vivaldi und Pergolesi auf ihrem Programm hat, spielte in einem alten Schloß am Attersee und hatte den größten Erfolg seit ihres Bestehens. Der Beifall hatte erst ein Ende genommen, wie die Kammermusikvereinigung keine einzige Zugabe mehr auf dem Programm gehabt hatte. Erst den nächsten Tag war den Musikern eröffnet worden, daß sie in einer Taubstummenanstalt gespielt hatten.
Falsch gesungen
In der belgische Stadt Brügge soll vor zweihundert Jahren ein neunjähriger Chorknabe enthauptet worden sein, der in einer vor dem ganzen königlichen Hofe in der Kathedrale von Brügge aufgeführten Messe einen Ton falsch gesungen hat. Durch den von dem Chorknaben falsch gesungenen Ton war nämlich die Königin in Ohnmacht gefallen und bis zu ihrem Tode nicht mehr aus dieser Ohnmacht aufgewacht. Der König soll ein Gelübde abgegeben haben, daß er, wenn die Königin nicht mehr zu sich kommen, nicht nur diesen einen unschuldigen Brügger Chorknaben, sondern auch alle übrigen Brügger Chorknaben und den Organisten der Kathedrale enthaupten lassen wird, was er auch getan hat, nachdem die Königin aus ihrer Ohnmacht nicht mehr aufgewacht und gestorben ist. Jahrhundertelang waren in Brügge keine musikalische Messen mehr zu hören gewesen.
Ten slotte nog één zinnetje uit een ander stukje:
Gleich welchem Herren des Staates einer dient, er dient dem falschen.
Bernhard is een auteur voor wie men het heeft of niet, een eeuwige zeurkous en kankeraar die ontzettend hard is voor zijn vaderland Oostenrijk. Hij houdt van overdrijving en zijn teksten zijn voor studenten Duits ideaal om hun zinsontleding te oefenen.
Nog een boek over Indianen, maar nu uit Mexico. Een politieke avonturenroman.
Tierra y libertad Met deze strijdkreet kwam een leger Indianen opmarcheren uit de jungle in het zuiden van de republiek om de dictatuur omver te werpen en te strijden voor grond en vrijheid.
We volgen dit groepje rebellen, onder leiding van de generaal, op hun tocht door het land. Eerst bevrijden ze herenboerderijen, vervolgens kleine en grote dorpen.De generaal is een sluwe strateeg die met weinig manschappen en wapens veel overwinningen boekt. Beide partijen begaan in het boek veel wreedheden.
Ten slotte sticht de groep een voorlopige nederzetting, in afwachting van een aanval op een stad. Op een dag passeert daar een rondreizende leraar die hen vertelt dat de dictator al maanden verjaagd is en dat het land in chaos verkeert. Blijkbaar zwerven er honderden bandietenlegertjes rond, zoals dat van onze generaal. De hele strijd en de vele slachtoffers hebben eigenlijk tot niets gediend.
De roman is een beetje passé. Ik heb met meer plezier de verhalen van Traven gelezen. Om daarmee te eindigen, laat ik het begin volgen van het verhaal De derde gast dat ooit in een verhalenbundel in de Prismareeks is verschenen.
Macario, de houthakker van het dorp, had één alles overheersend verlangen dat hij al vijftien jaar lang koesterde.
Het was niet rijkdom wat hij verlangde, noch een goed gebouwd huis in plaats van de gammele oude hut waarin hij woonde met zijn vrouw en elf kinderen, die in lompen gekleed gingen en altijd honger hadden. Wat hij meer dan wat ook ter wereld begeerde waar hij wellicht zelfs zijn ziel voor zou hebben geruild dat was een gebraden kalkoen helemaal voor hem alleen, mét de mogelijkheid om die in vrede op te eten, ergens diep in de bossen, ongezien door zijn altijd hongerige kinderen en helemaal alleen.
Een Braziliaanse roman uit 2002, in 2006 in het Nederlands vertaald door Jelle Noorman en uitgegeven bij Atlas.
De hoofdpersoon is Buell Quain, een Amerikaanse etnoloog die in 1939, na zichzelf te hebben verminkt, zelfmoord pleegt in het Braziliaanse binnenland. De figuur heeft echt bestaan. In de roman wordt op zoek gegaan naar de reden van de zelfmoord.
De eerste persoon die aan het woord komt is een Braziliaanse binnenlander. Hij heeft negen nachten met Quain doorgebracht, nachten waarin deze hem zijn leven heeft verteld.Vlak voor zijn dood heeft Quain aan deze man een aantal brieven toevertrouwd om door te sturen. Een brief was gericht aan een man die het raadsel waarschijnlijk kon oplossen, maar die brief heeft de binnenlander niet verstuurd.
De tweede persoon die aan het woord komt is de auteur. Het verhaal lijkt van fictie over te gaan naar onderzoeksjournalistiek. De auteur is gefascineerd door Quain en zal bij familieleden, collegas, vrienden trachten zijn leven te reconstrueren. Zo maken we terloops kennis met enkele beroemde etnologen zoals Ruth Benedict en Claude levi-Strauss. Uiteindelijk zal ook dit deel van de roman fictie blijken te zijn. De hele roman door wordt gesuggereerd dat de aanleiding tot de zelfmoord de homoseksualiteit van Quain zou kunnen zijn, maar zeker is dat niet.
We leren in de roman veel over Brazilië en zijn indianen en hun gebruiken en gewoontes en ook over het leven van de auteur zelf.
Op de foto zien we Bernardo Carvalho als jongetje aan de hand van een indrukwekkende Xingu-indiaan.
Op de begrafenis van Molly Lane ontmoeten enkele oud-lieven van haar elkaar. Clive Linley, een beroemde en welstellende componist die de laatste hand legt aan een opdracht, een millenniumsymfonie. Vernon Halliday, de uitgever van een krant in slechte papieren, die noodgedwongen voor sensatie kiest om de oplage op te krikken. Julian Garmony, de conservatieve minister van Buitenlandse Zaken, en ten slotte de laatste man van Molly, George Lane. Stuk voor stuk zijn het hypocriete, zelfingenomen of cynische personages.De rasschrijver McEwan typeert ze in enkele knappe passages.
Zo een knappe passage gaat bijvoorbeeld ook over de personen die zich na de oorlog konden opwerken met veel steun en hulp van de overheid en die nu hun vroegere idealen verloochend hebben.
Nurtured in the post-war settlement with the States own milk and juice, and then sustained by their parents tentative, innocent prosperity, to come of age in full employment, new universities, bright paperback books, the Augustan age of rock and roll, affordable ideals. When the ladder crumbled behind them, when the State withdrew her tit and became a scold, they were already safe, they consolidated, and settled down to forming this or that taste, opinion, fortunes.
Het motto van het boek zijn twee regels uit het gedicht Crossroads van Auden:
The friends who met there and embraced are gone,
Each to his own mistakes;
De roman gaat over vriendschap, maar dan een die om de haverklap wordt verloochend als er persoonlijke belangen in het geding zijn en die ten slotte fataal zal aflopen. De componist slaagt er niet in om zijn symfonie op een bevredigende manier te voltooien. Hij wordt daarin onder andere tegengewerkt door zijn vriend de krantenuitgever. Laatstgenoemde, die de minisiter van Buitenlandse Zaken in opspraak wil brengen door de publicatie van ontluisterende fotos, zal zelf het onderspit delven. De minister wordt gered door zijn echtgenote (à la Hillary Clinton). Over het verborgen leven van die minister schrijft McEwan:
We know so little about each other. We lie mostly submerged, like ice floes, with our visible social selves projecting only cool and white. Here was a rare sight below the waves, of a mans privacy and turmoil, of his dignity upended by the overpowering necessity of pure fantasy, pure thought, by the irreducible human element- mind.
Clive, de componist, maakt een treinreis en dit is wat hij ziet:
In his corner of west London (de rijke buurt waar hij woont) , and in his self-preoccupied daily round, it was easy for Clive to think of civilisation as the sum of all arts, along with design, cuisine, good wine and the like. But now it appeared that this was what it really was square miles of modern houses whose principal purpose was the support of TV aerials and dishes; factories producing worthless junk to be advertised on the televisions and, in dismal lots, lorries queuing to distibute it; and everywhere else, roads and the tyranny of traffic. It looked like a raucous dinner party the morning after. No one would have wished it this way, but no one had been asked. Nobody planned it, nobody wanted it, but most people had to live in it. To watch it mile after mile, who would have guessed that kindness or the imagination, that Purcell or Britten, Shakespeare or Milton, had ever existed?
Amsterdam, de stad uit de titel, is de plaats van de ontknoping. De symfonie van Clive wordt er gerepeteerd. Clive treft er de uitgever Vernon en samen komen ze een belofte na die ze vroeger waren overeengekomen.
Deze prachtige roman biedt een vernietigende kijk op onze huidige samenleving.
Ik meen me van de eerste twee regels van dit gedicht te herinneren dat we ze als kind uitspraken om met poëzie te spotten.Ik wist helemaal niet dat het regels uit een gedichtje van Rosalie Loveling waren. Het is natuurlijk verouderd, maar ik kan me voorstellen dat mocht het in een bejaardentehuis worden voorgelezen, het nog wel enkele mensen zou kunnen ontroeren.
Een boekje van 70 bladzijden met bovendien veel wit tussenin, een half uurtje lectuur.
De titel wekt verwondering, als men de openingszinnen leest:
Ik lees. Dat is een soort ziekte. Ik lees alles wat ik in handen krijg, alles wat me onder ogen komt.
Aan het woord is een Hongaars meisje van vier, geboren in 1935, de oorlog is net begonnen. Op de volgende bladzijden beschrijft Agota Kristof hoe ze schrijfster werd. Als kind vertelt zij verhaaltjes aan haar grootmoeder. Als eenzame puber in een internaat schrijft ze gedichten en organiseert ze toneelvoorstellingen. Als ze 21 is vlucht ze met haar man en vier maanden oude dochtertje weg uit Hongarije. Via Oostenrijk komt ze in Zwitserland. Haar analfabetisme slaat op het Frans, een vijandtaal, omdat ze haar moedertaal in de verdrukking brengt en omdat het een taal is die ze moet meester worden. Uiteindelijk zal ze haar romans in het Frans schrijven.
Het hoofdthema van het boek is echter de ontheemding van iemand die haar geboorteland moet verlaten, die volledig afhankelijk wordt van de mensen die haar opvangen. Op die manier verliest ze veel van haar eigenwaarde.
Hoe kan ik hen uitleggen, zonder hen boos te maken, met het beetje Frans dat ik ken, dat zijn mooie land niets is dan een woestijn voor ons, vluchtelingen, een woestijn die we moeten doortrekken om aan te komen bij wat men de integratie, de assimilatie noemt. Op dat moment weet ik nog niet dat sommigen zover nooit zullen komen.
Want twee mensen van de groep waarmee ze uit Hongarije vertrok, zullen terugkeren naar hun land, twee anderen vertrekken naar Noord-Amerika en vier zullen zelfmoord plegen.
De schrijfster weert alle dramatiek. Ze schrijft zakelijk maar zeer fijngevoelig en ontroerend. Ik was vroeger al attent op haar gemaakt door een vriend. En nu werd dit boekje in een krant aangeraden door Bart Moeyaert. Dat laatste verwonderde me niet, want qua stijl heeft hij veel gemeen met deze schrijfster.
Een boekje om te laten lezen aan jongeren. Met wat geluk zullen ze dan misschien met andere ogen naar buitenlanders kijken met aandacht voor hun afkomst en geschiedenis.
Kristof wijdt ook een bladzijde aan een van mijn lievelingsauteurs, Thomas Bernhard, de grote Oostenrijkse schrijver, die nooit is opgehouden met haat en met liefde én met humor zijn land, zijn tijd, de maatschappij waarin hij leefde te bekritiseren en te kastijden. Het boekje is in 2006 uitgegeven bij Van Gennep Amsterdam. Het is vertaald door Henne van der Kooy.
Met dit versje eindigt het dagboek. Het is een ooggetuigenverslag in romanvorm over het woeden van de pest in 1665 in Londen. Defoe was op dat moment 5 jaar. Het is dan ook niet zijn dagboek. Hij had zich wel grondig gedocumenteerd. Het resultaat daarvan ziet men in de verschillende statistiekjes met de aantallen slachtoffers. Het werk is nogal anekdotisch. Veel van wat hij schrijft, heeft hij van horen zeggen.Toch is het werk een boeiend stukje geschiedenis, waarin we veel te weten komen over de levensomstandigheden in die tijd.
Defoe was aanvankelijk een zakenman. Toen hij failliet ging, stapte hij over op de journalistiek en pas toen hij in de vijftig was werd hij romancier. Dit Journal verscheen in 1722. Het leest meer als het werk van een journalist dan van een romanschrijver. Volgens Defoe was de pest het land binnengekomen via een pak zijde uit Holland. In 1663 zou in Amsterdam en Rotterdam ook een pestepidemie hebben gewoed. Hoe had hij dat vernomen ? Uit de correspondentie van handelaars en uit mondelinge mededelingen, want
We had no such things as printed newspapers in those days.
Defoe was een sociaal bewogen man. Het hele boek door laat hij zijn verteller uitweiden over de armen in Londen.
It must be confessed that though the plague was chiefly among the poor, yet were the poor the most venturous and fearless of it, and went about their employment with a sort of brutal courage; I must call it so, for it was founded neither on religion nor prudence; scarce did they use any caution, but ran into any business which they could get employment in, though it was the most hazardous. Such was that of tending the sick, watching houses shut up, carrying infected persons to the pesthouse, and, which was still worse, carrying the dead away to their graves.
Waarom schrijft hij dit boek ?
I have set this particular down so fully, because I know not but it may be of moment to those who come after me, if they come to be brought to the same distress and to the same manner of making their choice (in Londen blijven of vertrekken). Want volgens de auteur was the best preparation for the plague was to run away from it.
Het begin van de epidemie was een bron van inkomsten voor waarzeggers, droomuitleggers, kwakzalvers (quack doctors), doemprofeten enz. Ook in de hemel werden voortekenen gezien, maar dat onze verteller er geen geloof aan hechtte blijkt uit het volgende versje:
So hypochondriac fancies represent
Ships, armies, battles in the firmament;
Till steady eyes the exhalations solve,
And all to its first matter, clouds, resolve.
Geen goed woord ook voor sommige priesters die in their sermons rather sank than lifted up the hearts of their hearers.
Hoe probeerde de overheid (o.a. my Lord Mayor) de pest in te dijken ? Onder andere door de huizen waar iemand aan de ziekte gestorven was af te sluiten en te laten bewaken. Uit een officiële aankondiging:
Watchmen
That to every infected house there be appointed two watchmen, one for every day, and the other for the night, and that these watchmen have a special care that no person go in or out of such infected houses whereof they have the charge, upon pain of severe punishment. And the said watchmen to do such further offices as the sick house shall need and require; and if the watchman be sent upon any business, to lock up the house and take the key with him; and the watchman by day to attend until ten of the clock at night, and the watchman by night until six in the morning.
Die wakers waren meestal arme mensen. Vaak werden ze omgekocht, hielpen ze mensen ontsnappen, drongen ze zelf de huizen binnen om te stelen, enz. Van al die feiten krijgen we talrijke voorbeelden.
Besmette huizen werden op de volgende manier gemerkt:
That every house visited be marked with a red cross of a foot long in the middle of the door, evident to be seen, and with these usual printed words, that is to say, Lord, have mercy upon us, to be set close over the same cross, there to continue until lawful opening of the same house.
Blijkbaar was er ook geen riolering in Londen, want de laystalls (nachtemmers) werden opgehaald en: That the laystalls be removed as far as may be out of the city and common passages, and that no nightman or other be suffered to empty a vault into any garden near about the city.
In die tijd wist men nog niet dat vooral ratten de ziekte konden overbrengen. Wel verdacht waren katten en honden die massaal werden afgemaakt. Intussen ging het leven in sommige opzichten gewoon door. Bijvoorbeeld op de markten waar de mensen (primitieve) voorzorgen namen:
When any one bought a joint of meat in the market they would not take it off the butchers hand, but took it off the hooks themselves. On the other hand, the butcher would not touch the money, but have it put into a pot full of vinegar, which he kept for that purpose.
Als de epidemie op haar hoogtepunt was, waren de mensen vaak zo wanhopig dat ze geen voorzorgen meer namen en ze hun toevlucht zochten in de kerken. it was surprising how it brought the people to crowd into the churches. They inquired no more into whom they sat near to or far from, what offensive smells they met with, or what condition the people seemed to be in; but looking upon themselves all as so many dead corpses, they came to the churches without the least caution, and crowded together as if their lives were of no consequence.
De kennis van de ziekte en haar overdracht was nog primitief. De vriend van de schrijver, de arts Heath, had de volgende verklaring: My friend Dr Heath was of opinion that it might be known by the smell of their breath; but then, as he said, who durst smell to that breath for his information ? since, to know it, he must draw the stench of the plague up into his own brain, in order to distinguish the smell. I have heard it was the opinion of others that it might be distinguished by the partys breathing upon a piece of glass, where, the breath condensing, there might living creatures be seen by a microscope, of strange, monstrous, and frightful shapes, such as dragons, snakes, serpents, and devils, horrible to behold.
De handel in Londen en gedeeltelijk ook in Engeland lag plat. Engelse schepen mochten de continentale havens niet binnen. Alleen de Engelse kustvaarders vervoerden nog graan en kolen. Voedseltekort was er in die hele periode eigenaardig genoeg niet. Met de kolen werden niet alleen in de huizen maar ook inde straten grote vuren gestookt omdat men dacht daarmee de pestlucht te kunnen verdrijven. De zakenman in Defoe treedt nog even op het voorplan als hij het heeft over de grote brand die een jaar later grote delen van Londen zou verwoesten. Die brand was een geweldige stimulans voor de economie, want nooit tevoren dienden er zoveel nieuwe goederen te worden geproduceerd die tijdens de brand waren verdwenen.
Paus Benedictus was niet de eerste die een bepaalde visie kracht bijzette via een sneer naar de islam. Voltaire is hem daarin voorgegaan, hoewel die het christendom veel meer dan de islam heeft gehekeld.
In zijn Filosofisch Woordenboek is een hoofdstukje gewijd aan Gezond Verstand. Voltaire begint met te zeggen dat sensus communis bij de Romeinen meer inhield dan gezond verstand alleen, dat ook de mens zijn innerlijke gevoelens daaronder begrepen waren. In het Frankrijk van Voltaire geeft de sens commun maar de helft weer van wat de Romeinen bedoelden. De uitdrukking duidt op het begin van het denken, op het allereerste begrip van de gewone dingen, iets tussen stomheid en intelligentie in.
De mensen die het woord sensus (zintuig) bedachten, aldus Voltaire, gaven daarmee toe dat in de ziel niets kan worden opgenomen dan via de zintuigen. Er wordt wel eens beweerd dat gezond verstand heel zeldzaam is. En dan geeft Voltaire het voorbeeld van de Arabier, die een goed rekenkundige, een geleerd scheikundige en een betrouwbaar astronoom is, maar die desondanks gelooft dat Mohammed de helft van de maan in zijn mouw heeft gestopt. Wat is de oorzaak van die tweespalt in deze man ? Het is angst. Want er wordt hem voorgehouden dat als hij niet in die mouw gelooft, hij na zijn dood in de hel belandt, of men zal hem verwijten dat hij te trots is, of men zal hem voor de rechtbank slepen enz. Maar gelooft onze Arabier nu echt in die mouw van Mohammed ?
Nee, hij doet erg zijn best om erin te geloven; hij zegt: Het is onmogelijk, maar het is waar; ik geloof wat ik niet geloof. In zijn hoofd ontstaat een warwinkel van ideeën over die mouw, en hij durft daarin geen orde te scheppen; en dan beschik je pas echt niet meer over je gezonde verstand.
Dit mooie door Van Gennep in 2001 uitgegeven boek werd vertaald door J.M. Vermeer-Pardoen.
Von Keyserling: Branding Hrabal: Zwaarbewaakte treinen Voltaire: Candide Ishiguro: Een kunstenaar van het vlietende leven Hawthorne: De scharlaken letter Yalom: De Schopenhauer-kuur Rosa: De derde oever van de rivier Hoffmann: Das Fräulein von Scuderi Waugh: The Loved One Kadare: Het donkere jaar Baricco: Zijde Moorehead: De Blauwe Nijl Lampedusa: De tijgerkat Melville: Billy Budd Platonov: De bouwput Tim Parks: Bestemming Bernhard: De neef van Wittgenstein Kafka: Die Verwandlung Werfel: Het bleekblauwe handschrift van een vrouw Traven: Verhalen Baldwin: Go Tell it on the Mountain Faulkner: As I lay dying Oë: De hoogmoedige doden Trilling: The Middle of the Journey Hardy: Far from the madding crowd Kristof: De analfabete McEwan: Amsterdam Filloy: De bende Sciascia: De Zaak Aldo Moro Salinger: Franny and Zooey