Anne Bradstreetxml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Deze vrouw wordt wel eens de eerste Amerikaanse dichteres genoemd. Ze werd geboren in 1612 in Northhampton en huwde op 16-jarige leeftijd met de puritein Simon Bradstreet (25 jaar). De puriteinen behoorden tot de Anglicaanse kerk die ze wilden zuiveren van alle roomse overblijfselen. Ze hielden er een zeer strenge moraal op na en wezen onder andere theater en kunst af. In de 16e eeuw waren er veel puriteinen naar Nederland uitgeweken en uiteindelijk zijn ze uit de Anglicaanse kerk getreden.
Het gezin emigreerde in 1630 naar Amerika. Het maakte deel uit van de groep van John Winthrop die met elf schepen en 900 migranten de overtocht maakte. Deze groep stichtte 8 nieuwe gemeenten, waaronder Boston, waar Anne Bradstreet zich zou vestigen. De dichteres stierf in 1672.
De schrijfster kreeg 8 kinderen en had een zwakke gezondheid. Ze schreef haar gedichten vooral bij afwezigheid van haar man, die gouverneur was en vaak op reis was. Haar eerste gedichten werden in 1650 in Engeland gepubliceerd, door haar schoonbroer en buiten haar medeweten. De titel van die bundel is het vermelden waard: The Tenth Muse Lately Sprung Up in America, By a Gentlewoman of Those Parts.
Ik laat nu enkele van haar gedichten volgen:
By Night when Others Soundly Slept |
|
By night when others soundly slept And hath at once both ease and Rest, My waking eyes were open kept And so to lie I found it best.
I sought him whom my Soul did Love, With tears I sought him earnestly. He bow'd his ear down from Above. In vain I did not seek or cry.
My hungry Soul he fill'd with Good; He in his Bottle put my tears, My smarting wounds washt in his blood, And banisht thence my Doubts and fears.
What to my Saviour shall I give Who freely hath done this for me? I'll serve him here whilst I shall live And Loue him to Eternity. |
To my Dear and Loving Husband |
|
If ever two were one, then surely we. If ever man were lov'd by wife, then thee. If ever wife was happy in a man, Compare with me, ye women, if you can. I prize thy love more than whole Mines of gold Or all the riches that the East doth hold. My love is such that Rivers cAnneot quench, Nor ought but love from thee give recompetence. Thy love is such I can no way repay. The heavens reward thee manifold, I pray. Then while we live, in love let's so persever That when we live no more, we may live ever. |
|