Marie Gevers: De Dijkgravinxml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Eerst iets over de schrijfster. Ze is geboren (1883) en gestorven (1975) in Edegem, bij Antwerpen, op het familiedomein Missenburg, dat nu Muizenburg heet. Als kind uit de burgerij werd ze in het Frans, thuis, opgevoed en in die taal heeft ze haar werken geschreven.
De Dijkgravin (La comtesse des digues) was haar eerste roman. Ze schreef hem in 1931 toen ze al 48 jaar was. Een dijkgraaf is een voorzitter va n een dijk- of polderbestuur. Zijn taak bestaat erin de kwaliteit van de dijken te controleren.
Suzanna, de hoofdpersoon uit de roman, is de dochter van een dijkgraaf, die zopas overleden is. Ze treedt in zijn voetsporen en wordt door het bestuur op haar beurt verkozen tot dijkgravin. Als jonge vrouw was dat niet vanzelfsprekend, maar haar capaciteiten geven de doorslag. Zo had ze kort geleden bij een springtij nog een dijkbreuk voorkomen. Het verhaal is gesitueerd in Weert, in de Scheldepolders, tussen Temse en Sint-Amands. In het verhaal is ook een liefdesgeschiedenis verweven. Suzanna twijfelt of ze zal trouwen met een mooie jonge knecht, Trifon, die bij haar in dienst is. De hinderpaal is echter het standverschil. Maar de jongeman emigreert naar Schotland en trouwt daar. Op die manier komt de weg vrij voor een buitenstaander, een man die in de polder een stuk grond had gekocht.
Het centrale thema in de roman is echter de Schelde en het polderlandschap. En ook de nauwe, lichamelijke band van de vrouwelijke hoofdpersoon met dat landschap. Het is voor een stuk een bildungsroman (een roman waarin de geestelijke of innerlijke vorming en ontwikkeling van de hoofdpersoon wordt uitgebeeld) en een streekroman (roman die in een bepaalde streek speelt en daarvan de sfeer weergeeft). Dat laatste komt bijvoorbeeld tot uiting in de typische beschrijving van het landschap, met zijn grienden (waard, strook grond aan het water, waar rijshout geteeld wordt), schorren (buitendijks stuk grond dat alleen bij zeer hoog water onder water loopt), tenen (twijgen van wilgenhout voor het mandenvlechten) enz.
De roman deed me denken aan Filip De Pillecijn, van wie het knappe werk Mensen achter de Dijk, zich iets verderop langs de Schelde, in Hamme, afspeelt.
Het boek is me toevallig in handen gevallen, een cadeau van een vriend. Maar tegelijk is het een vergiftigd geschenk, want nu ben ik in de verleiding gebracht om ook het andere werk van Marie Gevers te lezen. Haar beste werken zouden zijn Madame Orpha ou la sérénade de mai en Vie et mort dun étang (over haar jeugd en latere leven op Muizenburg. Over de bombardementen van 1944 waarbij haar zoon in Mechelen om het leven kwam en haar man in 1945 in de schuilkelder op het domein in zijn slaap overleed).
Het boek is in 1996 in het Nederlands uitgegeven bij Meulenhoff/Manteau en het is vertaald door Stefaan van den Bremt.
|