Carry van Bruggen: Vier jaargetijden (1)xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Aan deze Nederlandse schrijfster heb ik vroeger al een bespreking gewijd. Daar vindt de belangstellende wat biografische gegevens en een foto van deze mooie vrouw.
De eerste schets heet Het verduisterd geluk. Hij speelt in een Joods gezin in een Nederlands stadje op het einde van de 19e eeuw. Het is vrijdagavond, het begin van de sabbat. Het meisje ziet haar vader en broers terugkomen van de sjoel (ik veronderstel de synagoge). Ze hebben een gast bij zich. Een Rus die de pogroms in Rusland is ontvlucht. Hij vertelt het verhaal van een landgenoot die in een ander gezin werd opgevangen. De man werd zijn tong uitgerukt omdat hij zijn belagers had uitgescholden en beledigd. Dit alles werkt in op de fantasie van het kind. Er is vooraf in de kranten al gewag gemaakt van die pogroms en de vluchtelingen, en zo ervaart het jonge kind het nadat haar vader het heeft voorgelezen: En s avonds in bed, dan zag je het allemaal voor je gesloten ogen, die nat en koud van afgekoelde tranen waren -, je zag ze lopen, de weggejaagden, de beroofden, de verstotenen-, in die wereld, die je maakt van wat je hoort en leest en die zich opent als je ogen dichtgaan, zag je ze als kleine, donkere, kromgebogen poppetjes.
Hoe ervaart ze de komst van die vreemdeling ?
Neen, feestelijkheid brengt zo een gast niet mee, maar iets anders dat je niet dadelijk kunt noemen, ofschoon je weet dat er een woord voor is, een woord waarin alles tegelijk ligt besloten, dat ze nu in zich voelt. Er is een woord voor
dat om haar fladdert
en telkens dicht bij is, en weer weg is
en weer komt
en wacht eens, ze heeft het, ze heeft het beet, en het woord is, plechtig.
Het verhaal speelt zich af in de beginnende lente:
want is er wel een heerlijker tijd om gelukkig in te zijn, dan dit eerste begin van de lente, na een winter die na maanden nog niet uit de weg wilde gaan ? Die wel elke keer beloofde te lauwen in dooi, te versmelten in regen, en dan toch tergend weer opstak in koude, felle oostervorst.
Het meisje voelt medelijden met wat de verjaagde Joden is overkomen. Hoe mooi de dag ook is, dat medelijden bederft de pret.
O, medelijden kan zon kwelling zijn, zon onverjaagbaar tergen, als kiespijn, of als een mug, niet erg genoeg om het uit te schreeuwen, maar net voldoende om alles te bederven.
Er wordt beslist om in het stadje een collecte te houden voor die vluchtelingen. Dat vervult haar met vreugde. Die actie is nodig om het medelijden te verjagen, om daarna weer volop en vrij te mogen ademen in het geluk en onbelemmerd enkel aan de Lente te kunnen denken.
Haar medelijden strekt zich zelfs uit tot levenloze voorwerpen, een vlieger, een oude stoel in het water. Maar ook tot een rat, die hier symbool staat voor de dolende Joodse verschoppeling.
Of een rat
een rat is niet dood als een vlieger of een stoel, maar je houdt toch niet van ratten, je griezelt ervan, je bent er bang voor, en kunt er dan toch zon medelij mee hebben
een rat in een bijt
in de avond
rusteloos zwemt hij de kanten langs, en klimt weer op het ijs en duikt opnieuw in dezelfde of een andere bijt en schijnt maar niet te weten waar hij het zoeken moet
Carry van Bruggen blikt in dit verhaal terug op haar kinderjaren . Ze laat in dit korte verhaal zien hoe de psyche van een kind gevormd wordt door de omstandigheden thuis (het Joodse gezin en zijn gebruiken) en de externe omstandigheden (de pogroms in Rusland). Ze laat ook zien hoe belangrijk de fantasie van een kind is voor de totstandkoming van een geweten.
Er is het ontzag voor de ouders, vooral voor de vader. Vader en Moeder worden met hoofdletter geschreven. De deugden die in die gemeenschap leven zijn gastvrijheid, bezorgdheid om de medemens, medelijden. Dit alles in een arm gezin, maar hoe rijk aan inhoud, en waar voldoening en geluk heersen.
|