Thomas Bernhard: De neef van Wittgensteinxml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Een vriendschap is de ondertitel van het boekje. Het is dus autobiografisch, maar in welke mate het authentiek is weet ik niet zeker.
Je bent voor Bernhard of tegen hem. Zelf ben ik een fan van hem, maar ik kan me voorstellen dat velen hem een eersteklaszeurkous zullen vinden, en een enorme zwartkijker. Het is belangrijk te weten dat hij een Oostenrijker is en met zijn land op voet van oorlog heeft geleefd. Vooral dan met Wenen en het wereldberoemde Burgtheater in die stad. In dit boek trekt hij hard van leer tegen het theater omdat ze een stuk van hem om zeep zouden hebben geholpen. Hij is maar gelukkig als hij kan kankeren. Om de stijl van de auteur te illustreren, een fragmentje (en dan weet je al direct of je boek wilt lezen of niet).
Want sinds het theater bestaat beslist in Wenen in feite niet de directeur maar beslissen de acteurs, en vooral de directeur van het Burgtheater heeft niets te vertellen, het zijn altijd de zogenaamde lievelingsacteurs van het Burgtheater geweest die daar de beslissingen namen, uitsluitend die lievelingsacteurs, die zonder meer zwakzinnig genoemd mogen worden omdat ze enerzijds totaal geen verstand hebben van de theaterkunst en anderzijds met een ongekende schaamteloosheid hun theaterprostitutie bedrijven, en zo gaat het nog wel enkele bladzijden door.
Bernhard en Paul Wittgenstein, de neef van de filosoof Ludwig Wittgenstein, ontmoeten elkaar in 1967 in een ziekenhuis. Bernhard is er opgenomen in het paviljoen Hermann, waar longpatiënten verblijven, en Paul in het paviljoen Ludwig voor gekken. (Terzijde, er was nog een Paul Wittgenstein, maar dat was de broer van de filosoof. Die Paul was pianist en verloor in de eerste WO zijn rechterarm. Het is met name voor die man dat Ravel zijn pianoconcerto voor de linkerhand heeft geschreven ). Die ontmoeting is de aanleiding voor de auteur om hun vriendschap te recapituleren. Een vriendschap die vooral steunt op hun wederzijdse liefde voor muziek en op hun beider gekte. Want terwijl hij zijn vriend beschrijft, krijgen we ook een zelfportret van de schrijver. De familie Wittgenstein was een van de rijkste families van Oostenrijk. Maar deze Paul heeft zijn geld allemaal over de balk gegooid en is berooid gestorven. Hij veroorzaakte voortdurend opschudding in Wenen, onder andere door zijn gedrag in de Weense opera.
Zoals ik al zei, Bernhard is een zwartkijker, een notoire pessimist. Maar door zijn gezeur en geëmmer is hij ook humoristisch. Als hij een vondst heeft gedaan, in de zin van iets treffend of plezierig te hebben verwoord, dan zal hij dat woord of die uitdrukking nog ettelijke keren herhalen. Sommige lezers zullen zich eraan ergeren, anderen zullen ermee kunnen lachen. Er komen hilarische passages in het boek voor. Zo hun tocht door half Oostenrijk om een Zwitserse krant te kopen die nergens te verkrijgen is. Het is niet zomaar een krant, maar wel de belangrijkste Zwitsers krant. En dat hij ze nergens vindt, is nog maar eens gefundenes Fressen om af te geven op het achterlijke Oostenrijk.
En toch, de hier beschreven vriendschap van twee mensen in moeilijkheden is ook ontroerend. Vriendschap is een schaars goed, zeker bij oudere en zieke mannen.
|