Nâzim Hikmetxml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Een door de uitgeverij Lannoo/Atlas uitgegeven boekje in de reeks De mooiste van
De mooiste zijn gedichten, in dit geval van Hikmet, in het Turks en het Nederlands afgedrukt en voorafgegaan van een inleiding over de schrijver. Daaruit haal ik de schrijversinformatie.
Hikmet werd in 1902 geboren in Tessaloniki, dat toen deel uitmaakte van het Osmaanse Rijk. In 1920 gaat hij in het verzet. Na een verblijf in Moskou, waar hij kennismaakt met de poëzie van Majakovski, keert hij in 1924 terug naar Turkije. Hij wordt lid van de Turkse Kommunistische Partij, wat hem voor enige tijd in de gevangenis brengt. Dat lot treft hem opnieuw van 1938 tot 1950. Na zijn vrijlating vreest hij opnieuw problemen met het bewind en ontvlucht hij op spectaculaire wijze het land (een vriend bracht hem met een snelle motorboot de Zwarte Zee op, waar hij op een Roemeens schip asiel aanvroeg). De rest van zijn dagen sleet hij in Moskou waar hij in 1963 overleed.
Meer informatie vindt de belangstellende op het volgende adres: http://www.famouspoetsandpoems.com/poets/nazim_hikmet/biography
Ik laat nu enkele gedichten volgen uit het Lannoo- boekje.
Misschien
Misschien zal ik
lang
voor die dag
aan een brug hangen
en mijn schaduw over het asfalt werpen.
Misschien zal ik
lang
na die dag
met witte baardstoppels op mijn wangen nog leven.
En als ik
lang
na die dag
nog leef,
dan zal ik op de pleintjes
tegen de muren leunen
en samen met de kleintjes
en met de oude mannen
die net als ik de laatste slag overleefden
zal ik op elke vrije dag s avonds viool spelen.
En overal om ons heen
de verlichte stoepen van een heerlijke avond
En de stappen
van nieuwe mensen
die nieuwe liederen zingen
1930
Over het leven
Het leven neem je niet te licht,
je dient te leven in diepe ernst
zoals een eekhoorn doet,
zonder buiten of boven het leven iets te verwachten,
het enige wat je moet doen is leven.
Serieus moet je het leven nemen
en wel zo zeer dat je
bijvoorbeeld met geboeide handen op je rug,
staand tegen de muur,
of met je grote stofbril
en je witte kiel in een laboratorium,
wilt sterven voor de mensen,
en wel voor de mensen die je nooit hebt gezien,
en wel terwijl niemand je ertoe dwingt
hoewel je weet dat het leven het mooiste is en het puurste dat er bestaat.
En zó serieus moet je het leven nemen
dat je op je zeventigste nog een olijftak poot,
en dan niet om die je kinderen na te laten,
maar omdat je ondanks je vrees voor de dood
niet in de dood gelooft
omdat het leven zwaarder weegt.
1947
|