Willem Jan Otten: Specht en zoonxml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Met deze roman heeft de auteur zopas de Libris Literatuur Prijs gewonnen. Het werk is in 2004 verschenen bij G.A. van Oorschot.
Bijzonder in dit werk is de invalshoek waaruit het is geschreven. Aan het woord is namelijk een aanvankelijk leeg doek dat door de schilder Felix Vincent wordt gekocht en die door het doek en later schilderij de schepper wordt genoemd. De schilder weet er niet goed weg mee, tot hij een eigenaardige opdracht krijgt van Valéry Specht, een rijke kunstverzamelaar. Voor heel veel geld moet hij een negerjongen Singer schilderen. Niet naar het leven, maar naar de dood. Volgens zeggen van Specht is de jongen, die hij zijn zoon noemt, namelijk dood. We vernemen niets over de wijze waarop de jongen gestorven is. Felix krijgt een video en een foto en daarmee moet hij proberen op het doek een levende jongen weer te geven. Niemand mag het schilderij zien en hij mag er geen ruchtbaarheid aan geven. Specht zal het zelf komen ophalen.
Als het schilderij af is, blijft het lange tijd in het atelier staan. Er komen berichten dat Specht ernstig ziek is. Intussen heeft Felix het bezoek gekregen van een kunstrecensente die een artikel over Specht schrijft en die deze ervan verdenkt een pederast te zijn. Tijdens een vrijpartij met Felix hoort ze hem uit over Specht en het schilderij. Felix krijgt angst en verbrandt het schilderij, zonder dat Specht het te zien krijgt.
De ontknoping wil ik hier niet verklappen.
Op dit hoofdthema worden neventhemas betrokken, onder andere een jeugdervaring van Felix met zijn boezemvriend Tijn, de geboorte van Felix zoon enz.
Het boek deed me soms aan andere auteurs denken. Aan Willem Frederik Hermans bijvoorbeeld. Door van het schilderij het hoofdpersonage te maken, wordt de omringende wereld door de ogen van dat schilderij bekeken. Die kijk op de wereld, dat doordenken van die situatie, vind ik Hermansiaans. Verder dacht ik ook aan Multaltuli, aan het begin van de Max Havelaar, de monoloog van Droogstoppel, wanneer het doek zichzelf op een nogal pedante manier beschrijft als Zeer Dicht Geweven Vier Maal Universeel Geprepareerd.
Een mooie zin:
Huid, zei schepper, eigenlijk is een schilderij niets anders dan een huid aangebracht op een huid.
Er worden nog veel gedachten over schilderkunst en vooral over kijken in het boek geventileerd.
Ik vond het een mooi boek. De taal is erg verzorgd en sober. De ontknoping vond ik wat vergezocht, maar dat doet geen afbreuk aan het boek.
De foto is afkomstig van de website dbnl : Portret van Willem Jan Otten, © Chris van Houts, Amsterdam
|