Arnold Zweig: De Vriendt keert weerxml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Dit is dus de roman die voor een stuk gebaseerd is op het leven en de opvattingen van Jacob Israel De Haan. De auteur grijpt deze figuur aan om een historisch beeld te schetsen van Palestina in de jaren 20. De roman is gesitueerd in 1929 (De Haan werd vermoord in 1924). En werd geschreven in 1932. Palesina stond toen onder Brits mandaat. De Britten hadden dat mandaat gekregen nadat op het einde van WO I het Osmaanse rijk was ineengestort. Een van de voorwaarden was wel dat de Britten uitvoering moesten geven aan de belofte uit de Balfour-verklaring van 1917, om in Palestina een Joods Nationaal Thuis te scheppen. De immigratie van Joden was al op gang gekomen en toen reeds kochten de Joden grote stukken grond op en bebouwden ze onontgonnens land. Op het einde van de 19e eeuw schreef Herzl zijn boek Der Judenstaat waarin het programma van het zionisme werd voorgesteld. Zion is een andere naam voor Palestina. Zionisme houdt in dat de Joden uit de diaspora terugkeren naar Palestina en daar een Joodse gemeenschap zouden stichten.
De roman van Zweig begint bij een zekere Lolard Irmin, die bij de Britse Geheime Dienst werkt. Hij verneemt dat er door enkele Arabieren een aanslag wordt beraamd op De Vriendt. De aanstichter is de oudere broer van de jongen Saud met wie De Vriendt een verhouding heeft. Om moeilijkheden te voorkomen, wil Irmin dat De Vriendt Jeruzalem verlaat. De Vriendt zal daaraan gevolg geven, maar niet nadat hij zich in nog grotere nesten heeft gewerkt. Hij heeft namelijk een pamflet gepubliceerd waarin hij fel van leer trekt tegen de zionisten. (Dat was ook het geval met De Haan. Hij verweet de zionisten dat ze goddeloos en wereldlijk waren en een democratische Joodse staat wilden oprichten. De Haan daarentegen was voorstander van een theocratische staat. Een staat die trouwens pas tot stand zou komen nadat de Messias weergekeerd was. Die zou de joden uit de diaspora samenbrengen in het beloofde land. Zoals in de roman, heeft men lang gedacht dat De Haan door Arabieren vermoord zou zijn. Pas veertig jaar later is men erachter gekomen dat hij door twee jonge zionisten werd vermoord, leden van de terroristische beweging Hagana, waaruit later het Israëlische leger zou ontstaan. Zweig zal de moord in zijn boek ook toeschrijven aan jonge zionisten. Hij had dus goed gegokt, want tot die ontdekking was men pas veertig jaar later gekomen).
In het eerste deel van de roman gaat de auteur onder andere nogal uitvoerig in op de relatie tussen De Vriendt en de jonge Arabier Saud. Ik betwijfel of een hedendaags schrijver die problematiek nog zou durven te behandelen. Zeker niet op de manier waarop Zweig het doet. Niet dat hij in erotische details treedt, helemaal niet, maar wel omdat hij zowel de jongen als de oudere man hun relatie zonder schuldgevoelens laat beleven. (In het werkelijke leven van De Haan was dat wel anders. Uit zijn gedichten blijkt dat zijn homoseksualiteit voor hem wel problematisch was). (Bedenk ook dat dit boek in 1933 werd gepubliceerd, geschreven door een Jood en onder andere over het onderwerp homoseksualiteit. Enkele jaren later zou dit niet meer mogelijk geweest zijn. Het boek werd trouwens oorspronkelijk in Nederland uitgegeven. Zweig zou later ook naar Israël uitwijken, er een vereenzaamd bestaan lijden en ten slotte verhuizen naar Oost-Duitsland, waar hij een gevierd auteur werd, maar niet bepaald dankzij deze roman).
Dat eerste deel speelt zich af in Jeruzalem. De schrijver slaagt er fantastisch in om de politieke sfeer en de samenleving in de stad tussen Britten, Arabieren en Joden te beschrijven. We herkennen er zoveel in dat ook nu nog toepasselijk is, van stenengooiende Arabieren, de sluwheid en doortastendheid van de Joden tegenover de laksheid van de moslims enz.
Ongeveer halverwege de roman wordt De Vriendt vermoord. De erop volgende delen twee en drie gaan vooral over de strubbelingen tussen Joden en Arabieren in 1929 en over de zoektocht van Irmin naar de moordenaar. Vooral dat laatste thema is nogal primitief uitgewerkt. Behalve de ontknoping. Irmin vindt de moordenaar maar hij zal hem niet aanhouden bij gebrek aan bewijzen. Toch is hij overtuigd van de schuld van die jongeman. Hij neemt hem mee op een boottochtje op de Dode Zee. Daar hebben ze een filosofisch en interessant gesprek. Op een bepaald moment zegt Irmin tegen de jongen om overboord te springen. Dat is zijn vuurproef. Als hij de oever haalt, zal hij hem met rust laten. Die zwemtocht is echter levensgevaarlijk. Toch zal de jongen de oever bereiken.
Verder zijn in de roman her en der gedichten van De Vriendt/De Haan opgenomen, waarin hij vooral zijn toorn tegenover God uitschreeuwt.
Mensen die geïnteresseerd zouden zijn in deze roman zal het wel wat moeite kosten om hem te vinden. Het werk is van 1933 en ik heb er een exemplaar van gevonden in de Gentse bieb, weliswaar weggeborgen in het magazijn. Gelukkig maar dat het nog niet werd afgevoerd.
|