Vondel: Noah 3e bedrijfxml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
1e toneel
De aartsherder komt Achiman waarschuwen dat er een strijd is losgebarsten tussen de herders van de vlakte en die van de bergen. Oorzaak:
De lantstroom uit der zee komt bruizende opwaert streven
Naer zijnen oirsprong toe, en doevers leggen vlot,
Beneën den zoom des berghs.
De bergherders willen niet dat de kudden uit de vlakte op de berg in veiligheid worden gebracht.
De kudden loeiden, of zy naer den hemel schreiden
Om drooghte en weide: maer de berghwacht sloegh het af,
En dreef het blatend schaep te water met den staf.
De aartsherder krijgt de huid vol gescholden door de hofmeester, omdat hij zijn plichten niet nakomt. Dat lokt bij Achiman het volgende commentaar uit:
Wie zou dees slofheit in een amptenaer verwachten ?
Die regel vermeld ik maar omdat enkele weken geleden het mediageile staatssecretatertje Kwik het nog had over de luie ambtenaren. Slofheit betekent plichtsverzuim.
2e toneel
Achiman heeft geen verklaring voor het wassende water.
Ik kan den springvloet van den lantstroom niet beseffen.
Dees plagh in bloeimaent noit de horens te verheffen,
En boven doevers heen te steigeren zoo steil.
Die horens zijn takken of armen van rivieren en stromen. Maar horens zijn ook de uiteinden van de maansikkel. Over de invloed van de maan op de getijdenwerking is de volgende website interessant. http://www.urania.be/sterrenkunde/hemelmechanica/aarde-maan.php
Een kort citaatje eruit: De zwaartekracht van de maan trekt het water van de oceanen naar zich toe. De sterkte van de zwaartekracht neemt af met de afstand, dus het oceaanwater dat het dichtst bij de maan staat, wordt sterker naar de maan toe getrokken dan het water aan de tegenovergestelde kant van de aarde. Dit verklaart dat het vloed is het dichtst bij de maan.
Achiman en zijn echtgenote hebben om hun huwelijk te gedenken een groot feest georganiseerd, met veel hoge gasten. Maar Achiman is er niet helemaal gerust in. Getuige deze dialoog tussen hem en zijn hofmeester:
Achiman
Aertsvader Noë spelde een springvloet van veel vloeden
In eenen boezem, en vertrok dus lang het werk,
Op zijne timmerwerf: nu leght de cedren ark
Bevracht met dieren, in dat houte slot begreepen.
Hy staet gereet om zich en zijn gezin te scheepen.
Hofmeester
k Geloof de grootvorst wil met hem te water gaen .
Achiman
Dats veiliger dan al den weerelt-oceaen
Gedronken: want gy hoort den nadruk van zijn spelling.
Hofmeester
Een droom des ouden mans is eene losse stelling
Van t geen gebeuren moet of kan, wat razerny
Bevangt uw harssens ! wech met zulke suffery.
Achiman
Wie redekavelt kan men geenen suffer achten.
Hofmeester
Dees ydle dootschrik broeit een dwarling van gedachten,
Die zwindelen in t hooft. Gy wandelde eerst gerust.
In dit fragment staan weer enkele mooie oude woorden. Bijvoorbeeld de timmerwerf. In Antwerpen is er nog een straat die zo heet. Of het woordje redekavelen. Het betekent in dit verband logisch denken. Later is er een betekenis bijgekomen, namelijk die van redetwisten. Verder de toespelingen op het suf worden. Bedenk dat Vondel in de tachtig was toen hij dit werk schreef.
3e toneel: Urania Hofmeester
Urania is een bikkelharde echtgenote. Haar reactie op het nieuws dat er een groot aantal herders is gesneuveld:
Een kleen verlies: men vint meer herders bij der hant.
De hofmeester zegt dat vrouwenliefde en schone vrouwen de oorzaak zijn van de ondergang van de wereld.
4e toneel: Urania Achiman
Urania tracht haar echtgenoot ervan te overtuigen dat hij geen geloof moet hechten aan Noahs droom. Haar standpunt is: natuur regeert het al
Voor alle verschijnselen is er een wetenschappelijke verklaring, want:
Wie natuur in t werken onderkent
Beseft waer zy begint, en voorstapt, en volendt.
Om te weerleggen dat de vrouwen de oorzaak van de rampspoed zijn, voert ze aan dat men ook op seksueel gebied de natuur moet volgen:
De dertle toghten wijs involgen met een lust.
Zoo voelde t lijf geen smart: zoo bleef de geest gerust.
Ook veelwijverij is niet verkeerd, want zo:
Wint men weeligh jongen
en
zoo rijst de stamboom, rijk van telgen, in de lucht.
Maar Achiman is niet te overtuigen. Dat hij oorlog heeft gevoerd en landen veroverd, het was enkel om de hebzucht van de vrouw te bevredigen:
Zij slikt een weerelt in, aen ringen en cieraet.
Urania verweert zich echter in een lange monomloog die zo begint:
Is dit u dankbaerheid voor lang genote deught ?
Heel anders zongtge, toen wy nog t eêlst van onze jeught
Offerden, daer gy, van top tot teen verzaet,
Verrukt wiert buiten u door wellust, zonder maet.
Ze dreigt ermee haar man te verlaten en slingert hem op het eind de volgende misprijzende woorden in het gezicht:
Ga heene, bergh u lijf in Noahs beestekist.
Maar Achiman zegt dat hij een moment van zwakte had en kiest opnieuw de kant van zijn vrouw.
|