Boutens
xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Wanneer gij thuiskeert, als gij zeker zult,
Kom niet te vroeg, niet vóór is afgedaan
De lange slommer van dit weekbestaan
In touw van zijn geduldig ongeduld.
Ik zie de late hemelen al staan
Gewasschen van verdriet, en pijn, en schuld,
En eenig met het hooge spel vervuld
Van nazon, avondster en nieuwe maan.
Tot dan is alle saamzijn maar ten halve:
Het leeg gerucht verleugent ieder woord,
En lang vervalscht is tot Gods wijn en brood
Nog zullen wij twee-één zijn ongestoord,
En hebben heel den avond aan onszelven,
Den nacht, den langen rustdag van den dood.
|