Georges Eekhoud / J.I. De Haanxml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Over De Haan heb ik hier vroeger al geschreven. Georges Eekhoud is een in het Frans schrijvende Antwerpenaar die leefde van 1854 tot 1927. Zijn hoofdwerk is La nouvelle Cathage, een sociaal bewogen roman over de havenstad Antwerpen.
Het werkje dat ik nu van hem las heet : Les libertins dAnvers. Légende et histoire des Loïstes.
Het boek begint met de legende van de reus Antigoon en Brabo. Maar al vlug verlegt de auteur zijn aandacht naar de libertijnen en ketters die in Antwerpen geleefd hebben. Wat komt De Haan hier nu bij doen ? De eerste bundel gedichten die deze joodse en Nederlandse dichter schreef heet: Libertijnsche liederen. Hij heeft met andere woorden het boek van Eekhoud in versvorm gegoten, d.w.z. een heel beknopte versie van het boek.
Een van de eerste sekten die wordt behandeld, is die van de Vaudois. Ze werd in de 12e eeuw in Lyon opgericht door ene P. Valdo. Het was een geweldloze sekte die losse zeden predikte, in armoede leefde enz. De leden droegen klompen en werden daarom Kloeffers of Kloevers genoemd. Ze leven voort in balladen (maar die heb ik op het internet jammer genoeg niet gevonden). Een van hen was Joskijn. Eekhoud beschrijft hem als volgt: Jooske ou Josequin, attaché au service dun agriculteur des environs de Béthune, était un garçon de quinze ans, bon travailleur, bon enfant, amoureux précoce, sensuel, tendre jusquà la puérilité, caressant comme un jeune chien, et par-dessus tout brave, loyal et fidèle: en un mot, cétait un jeune Kloeffer.
De jongen werd door zijn baas uitgeleverd aan Robert de Bulgaar, een beul die ooit lid was van de Kloeffers, maar die toen zijn geliefde werd ingepalmd door een ander sektelid, had gezworen dat hij alle Kloeffers zou uitroeien. Ik schakel nu over naar De Haan, die beschrijft hoe men probeerde om Joskijn om het leven te brengen.
Zij kleedden hem naakt uit, spaarden geen plek geheim of teer,
Voor hun boozen moed,
Bonden hem voor de bijen neer
Vol honingzoet.
Nu werden hun korven gestoord, zij stormden als een wolk
Op den naakten knaap neer,
Alle angels fel gelijk een dolk
Vol puntig zeer.
Maar ziet: zij kenden hem, zoo lief, zoo zacht, het was zijn loon,
Dat geen hem leed toebracht,
Zij stemden met hun lief betoon
Scherprechters macht.
Een andere figuur die uitgebreid aan bod komt is Eligius Pruystinck, of Loy de Schaliedekker. Een 16e eeuwse ketter die de sekte van de Loïsten stichtte, waarin zowel rijken als armen welkom waren. Hij predikte de vrije liefde, de veelwijverij en de veelmannerij, de liefde voor het leven enz. Hij zou ten slotte op de brandstapel sterven.
De Haan maakte er zijn eigen personage van. Een mooie, onschuldige naïeve knaap.
Zijn oogen zwartfluweel, wangen bloemrood, een bruine bengel,
Leden rank, rap en kloek,
Menig schilder maalde als een engel
Hem op zijn doek.
Het was iemand die alles vergeven werd
De makkers in licht en lust volleerd zonden hem aan boord
Om buit van scheepsgeraad,
Hij won met blik en lach en woord,
Schipper en maat.
En arm en rijk volgden luisterend naar zijn lieve leer
Van vreugde voor ziel en zin,
Hij bracht in elk gemoed een keer
Naar blijde min.
|