Boutens: Kussenxml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
O kussen waarin lust naar liefde reikt,
En liefde in alvergeten lust bezwijkt,
Geen oogen kunnen open u beleven:
Zij zwijken neêr in meêbegeven
Naar blinden glans van duizend verre zonnen
Uit haren dooven gloed bezonnen
En dan tot blanken melkweg opgeheven:
Lichtbrug die bindt van leven ons naar leven;
Want elke kus blijft lichtgedacht,
En alle nieuwe kus brengt zienden nacht.
Dit prachtige gedicht kun je op een bepaalde manier ook mislukt noemen.
In de eerste twee regels, en vooral in de tweede, lijkt het erop dat de dichter gaat zeggen wat hij gewaar wordt als hij een kus uitwisselt. Denk de woorden lust en liefde even weg uit die regels. De belangrijkste woorden zijn dan reikt, alvergeten, bezwijkt. Reikt, geeft aan dat kussen actief en doelgericht is. Men wordt aangedreven door iets en verlangt naar iets. Die activiteit slaat in de tweede regel om in passiviteit. De opwaartse beweging van de eerste regel is nu omgebogen in een neerwaartse. Er heeft verdieping plaats, de dichter is afgedaald in de minder bewuste lagen van onze ziel. We bezwijken, we vergeten, wat wil zeggen dat ons denken wordt uitgeschakeld, dat we ons overgeven aan een meer oorspronkelijke grond.
Nu stopt in het gedicht echter al die zoektocht naar de betekenis van het kussen als lichamelijke gewaarwording. Nog even zinspeelt Boutens erop door te zeggen dat de ogen ook bezwijken, ze worden gesloten. Uit die ogen wordt dan niet meer naar buiten gekeken. Hoe mooi verwoordt hij dat ! De ogen, het zien dus, begeeft zich mee naar de fantasiewereld. Hun rol is uitgespeeld, hij wordt overgenomen door de fantasie. Die kan ook zien. Hij ziet in beelden. Boutens laat nu het verstand en de fantasie spreken. Hij gebruikt beeldspraak om tot het wezen van de kus door te dringen. Maar hij komt niet verder dan een beschrijving, een benadering.
In de blinde glans van duizend verre zonnen zegt hij dat de zonnen nog niet glanzen, dat zullen ze pas doen als ze door de kus bezonnen worden, dan zal hun gloed niet enkel doof (= gedoofd ) zijn.
Hij ziet de kus als een lichtbrug. Een brug, omdat ze twee mensen met elkaar verbindt. Van licht, omdat ze het licht in de kussende mens ontsteekt. Van leven naar leven moet men verstaan als het leven dat in de twee mensen aanwezig is. Bij uitbreiding zou men ook kunnen zeggen dat de kus een voorbode van toekomstig leven is, omdat hij tot gemeenschap leidt.
De laatste regel klinkt wat eigenaardig. Je kunt het zo begrijpen dat telkens als de zienden kussen, ze hun ogen sluiten, zoals hij in regel drie had geschreven. Je kunt het woordje nacht ook zien als de plek waar of het moment waarop plaatsvindt wat in regel twee werd beschreven. De mens moet niet altijd zien, hij heeft ook nacht nodig. Niet de nacht waarin men slaapt, wel de nacht waarin de inhouden van het onbewuste, waaronder de lust, hun kans krijgen.
|