|
xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Hieronder laat ik mijn analyse volgen van het gedicht Ter Inleidhinge van Guido Gezelle. Het is het openingsgedicht van zijn bundel Gedichten, Gezangen en Gebeden.
Het is bij eerste lezing een nogal eigenaardig gedicht en niet zo gemakkelijk te begrijpen, maar als men het aandachtiger leest wordt het duidelijker en ontdekt men de schoonheid ervan.
1 Schavende snijdt het staal en 't kerft in de penne van cederhout; zacht is het herte des houts, zacht en sterk is de penne van ceder, 5 zacht als het hout van het kruis, sterk als het kruise des Heeren. Zoet riekt het hout als den balsem van Libanon, zoet als de reukende wasemen Sions, zoet als de biddende wolke die stijgt in den tempel. 10 Sterk is het hout en sterk is de penne: sterk zij de tale der woorden! Weg met u, penne, over 't gladde papier, uwe eigene bane en uw land is 't! Vaart op het gladde papier, 15 in de hand die u voert, en die zelf door een ziele gevoerd wordt! Weg met u, penne, vooruit, 't zij de schauw van het wentlende loof geplekt op het blanke papier valt, 20 't zij dat de klimmende zon mijn stappen met schaduw vooruitbeeldt, 't zij ze , mij, penne, en u zelf van schaduw verlangende, wegzinkt! Weg met u, penne, 25 over 't gladde papier, en rust niet, en rust niet, tot dat de ziele het zwellende tij des gevoels, hare eigene krachten geen meester, 30 los en heur banden haast kwijt, in brekende tranen vooruitstroomt! Ligt dan, nutteloos hout, en rust, met de hand van den dichter, rust, dan kunt gij de ziele 35 een last maar geen hulpe zijn: rust dan!
Het gedicht gaat in hoofdzaak over het schrijven van gedichten en al wat daar zoal bij komt kijken. Ik geef eerst een rudimentaire indeling zodat de ontwikkeling van het gedicht gemakkelijker te volgen valt.
1-2 De dichter maakt een punt aan de houten pen waarmee hij zo dadelijk een gedicht zal schrijven.
3-11 Hij laat zich inspireren door het hout van de pen.
12-23 Voorbereiding van het schrijven
24-31 Het gedicht wordt geschreven
32-36 Het gedicht is af.
1 Met een metalen voorwerp scherpt de dichter een houten pen. Let op de s-klanken, die van zacht schavende over snijdt in sterkte toenemen tot staal. Schavende verwijst naar het hout, snijden verwijst naar het staal.
2 Hij verlegt nu de aandacht naar de pen, naar het hout.
3 6 In regel 3 voelt hij dat het hout zacht is. In regel 4 herhaalt hij die zachtheid maar hij zegt ook dat het oud en sterk is. In de regels vijf en zes legt hij uit wat het zachte en het sterke inhouden. Het hout is zacht omdat de spijkers er gemakkelijk indringen waarmee Jezus werd gekruisigd. Het is ook zacht omdat het Jezus ontvangt. Het hout is dan weer sterk in figuurlijke zin, omdat Jezus door zijn dood de mensheid zal verlossen. En ook wel omdat het kruis (het geloof dus) de wereld zal veroveren en bekeren (volgens Gezelle). Als je die eerste regels luidop leest, met drie keer zacht aan het begin van een regel, hoor je het bezwerende karakter erin. De vierde keer staat er sterk vooraan. Op die manier vergroot hij het contrast, doet hij het beter uitkomen. Let ook in regel 3 op de zachte klanken, z en h.
7-9 Nu volgen er drie regels die beginnen met het woord zoet. Eerst was het hout gewoon zacht. Nu noemt hij het zoet omdat er iets aan toegevoegd is, namelijk omdat het de mens zal verlossen. De woordkeuze in die drie regels doet erg denken aan het Hooglied uit de bijbel.
10-11 In deze regels vat Gezelle eigenlijk samen wat hij als de opdracht van zijn leven zag. Namelijk het geloof verdedigen en verkondigen door middel van zijn dichtkunst. Zijn sterkte, zijn wapen daarbij is de taal.
12-13 Hier begint het schrijfproces. Weg met u, moeten we lezen als vooruit, aan de slag. Hij spoort zichzelf aan. Deze regels gaan nog over de materiële middelen: pen en papier.
14-16 Van de materiële middelen gaat hij over naar de levende stof: zijn hand en ten slotte zijn ziel.
17-23 Het schrijven gebeurt de hele dag door. De inspiratie kan op elk ogenblik toeslaan. De woordjes u zelf slaan op de zon.
24-31 Weg met u mag hier ook wat meer letterlijk worden verstaan. De pen, het papier verhuizen naar de achtergrond, nu is het de beurt aan de gedachten. Gladde papier betekent dat de pen er gemakkelijk over glijdt, dat het geen weerstand biedt zodra de inspiratie werkt. Het kan ook betekenen dat er nog niets op het blad staat.
28-29 De dichter is nu ten volle geïnspireerd. Het gedicht komt tot leven in zijn ziel. Hij gebruikt het woord ziel, omdat het niet louter een kwestie van verstand is, maar ook van gevoelens. Hij is nu volledig overgeleverd aan het schrijven, hij verliest zichzelf, het is zijn ziel die zich uitspreekt. Het is in feite een mystieke ervaring.
In brekende tranen vooruitstroomt: zijn ziel stort zich uit, het beeld roept een waterval op. Het kan ook om echte tranen gaan, het kan ook verwijzen naar de inkt. Vooruitstromen: hij heeft het zelf niet meer in de hand, het gedicht schrijft zich vanzelf.
32-36 Het gedicht is af. Hout, hand en ziel komen nog eens terug. Het hout is nu nutteloos, het heeft zijn taak volbracht. De hand rust. Voor de ziel is het hout een last omdat het al verwijst naar het volgende gedicht dat hij zal moeten schrijven.
Er zit ongetwijfeld nog veel meer in dit gedicht verborgen dan wat ik er heb uitgehaald.
Als je het leest, voel je zo de beweging, het opzwepende ritme, de bezwerende toon. Dat maakt het gedicht ook vandaag nog, 150 jaar later, modern en best genietbaar.
|