Norbert De Beule: EBdiepxml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Toen ik de titel van deze dichtbundel zag, las ik hem met de letters E en B afzonderlijk en vervolgens het woord diep. Er staat echter gewoon ebdiep, met eb in de betekenis van laagtij.
De bundel bavat drie afdelingen: ZWAARveld, RUUSbroek en STEENdorp. Ik zal me bezighouden met de eerste en meest toegankelijke afdeling en daarin vooral met het eerste gedicht.
ZWAARveld bestaat uit 15 teksten in versvorm. Het eerste gedicht telt 14 regels. De volgende telkens één regel minder tot de laatste tekst die uit een regel van één woord bestaat. Verder bevatten de gedichten 1 tot 11 tekst in een groot lettertype en tekst in een klein lettertype. Het eigenaardige is dat men het gedicht op twee manieren kan lezen. In het eerste gedicht bijvoorbeeld sluit de vierde strofe in groot letterschrift aan op de eerste in die schriftsoort. Maar tegelijk kan men het gedicht ook doorlopend lezen.
Inhoudelijk is er tussen de teksten met groot en klein lettertype ook een verschil. Bij de eerste soort bevindt de dichter zich in het heden en beschrijft hij heel concreet wat hij om zich heen waarneemt. Bij de kleine schriftsoort keert hij zich naar binnen.
Mist trekt mij de koude kleren aan. Ik sta ongeschoren tussen twee stoppelvelden kleumvast in t broek
de dingen die ik draag zijn niet te dragen ik worstel en ontwortel aan het vertakte vaderdier
dat opnieuw een lichaam krijgt in de blinde meersen doet alsof het mijn ogen heeft
de hele kluit bedondert mijn beslijkte schoenen zijn de aarde doorwerkte aarde, klomp
Het gedicht begint met het woord mist. Die vervult de dichter met kilte. Mist heeft ook tot gevolg dat iemand in een landschap wordt afgezonderd. De dichter zal in de volgende twee strofen zijn blik van de omgeving verleggen naar zijn innerlijk. Mist maakt die overgang gemakkelijker. Hij staat ongeschoren tussen twee stoppelvelden. Een troosteloos landschap. Stoppelvelden wijzen erop dat er een oogst was en dat die is binnengehaald. De stoppelbaard van de dichter verwijst echter naar verdriet. De dichter staat ook niet klemvast, maar kleumvast. Hij staat te verkleumen, lijkt vastgevroren, zit ergens mee.
Er is iets aan de hand met de vader, die landbouwer was. De dichter draagt een last. Hij voert een strijd die hem moet losmaken van de vader. Deze is vertakt, d.w.z. hij werpt zijn schaduw heel ver en dringt diep door, misschien als een dier dat zijn weg graaft in de aarde.
In de volgende strofe heeft er een metamorfose plaats. De dichter, de zoon, voelt hoe hij zijn vader wordt, hij herkent in zichzelf trekken die hij met zijn vader gemeenschappelijk heeft. Maar dat is een illusie. De vader is ten dode opgeschreven.
De dichter kan niet opnieuw op vaste grond staan. Neen, zijn beslijkte schoenen zijn de aarde. Daartegenover staat de aarde die door zijn vader bewerkt werd, en tegenover zijn schoen staat de klomp van de landbouwer.
Ik weet niet in hoever ik dit gedicht juist heb geïnterpreteerd.
Op de flap van de bundel staat dat Norbert De Beule een voordrachtskunstenaar is. Dat valt aan deze gedichten af te lezen. Niet alleen aan de vele alliteraties, maar ook aan de ingebouwde verrassingseffecten, bijv. woorden als kleumvast en doorwerkt (waar we doorweekt zouden verwachten.
Ook de andere gedichten uit die afdeling zijn het lezen en overdenken waard. Men treft telkens woorden aan die naar vroegere gedichten verwijzen, vader, aarde, handpalm enz. die de cyclus duidelijkheid verschaffen.
Wie tijd heeft en zich moeite wil getroosten zal aan deze bundel veel genoegen beleven.
De bundel is in 2006 uitgegeven bij uitgeverij Contact.
|