Maria Dermout: De Sirenenxml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Nederlandse schrijfster (1888-1962). Ze heeft heel lang in Indonesië gewoond en publiceerde pas op 63-jarige leeftijd haar eerste werk.
Deze bundel verhalen is uit haar nalatenschap samengesteld. De verhalen dateren uit de hele loopbaan van de schrijfster.
Het titelverhaal is gesitueerd op Sumatra, in het noordoostelijk deel aan de straat van Malakka die de grens vormt tussen Sumatra en Maleisië. De bevolking leeft er in lange huizen.
(De traditionele huizen zijn in het bezit van de vrouwen. In de grote huizen kunnen honderden mensen terecht die aan elkaar zijn gelinkt door een enkele gemeenschappelijke moeder.
Elke dochter heeft een kamer waar ze haar man die vaak alleen 's nachts komt kan ontvangen. Het huis wordt telkens gegeven aan de dochter van de moeder des huizes. Vaak is een huis omringd door andere huizen. Er werd er telkens een bijgebouwd als een vrouwelijk lid van de familie ging trouwen.)
Op een dag verlaat een vrouw haar woning. Ze koopt een prauw en samen met een scheepsmaat en een poes gaat ze op zoek naar het land van de tijger. Dat is het Vasteland, waar haar eiland heel lang geleden ook deel van uitmaakte. De scheepsmaat wordt de minnaar van de vrouw. Hij kan de poes niet uitstaan en die verhuist naar het ruim. s Avonds gaan zij voor anker en wassen en baden zij zich. De scheepsmaat gaat altijd het water in.
Met een paar korte slagen zwom hij over het diepe heen, waar de haaien zijn die graag bloed drinken, dat wist hij wel!. Hij kon vlugger en ook beter zwemmen dan de haaien, zei hij. En dan kwam hij op het verdronken land, daar was het niet diep: uitgestrekte vlakke weiden onder water met algen begroeid alsof het gras was, groen en bruin en erg nat; en op die weiden zoals het behoort, graasden koeien.
Op de zeeweiden graasden zeekoeien
Niet in het felle zonlicht overdag: in de schemer, of in een nevel, of des nachts leken zij wel wat op vrouwen, deze zeekoeien. En zij loeiden.
Begeleid, gedempt, overstemd soms door alle geluiden van zee en golven en wind, was het alsof zij zongen, de zwarte vrouwen onder water, de Sirenen. Zoals zij genoemd zijn al in de grijze oudheid.
Aan boord intussen, heeft de vrouw slechtere bedoelingen. Elke nacht, als de scheepsmaat slaapt, prikt ze met een speld in zijn vinger en laat ze de poes het bloed oplikken.
Op een nacht wordt de prauw losgeslagen en zwalpt rond tot hij strandt voor een onbekende kust, het Vasteland. De jongen is dood en de vrouw gooit hem overboord. Zelf springt ze aan wal, gevolgd door de poes.
Hij keek met zijn hete gele ogen naar overal tegelijk; de vrouw, de prauw, het verdronken land aan de ene kant, de zeekoeien, daar lag de man, het Vasteland aan de andere kant, de bossen, de heuvels, de bergen, overal bossen, weer naar de vrouw, gromde, en met één sprong was hij van de prauw af en op de hoge rotskust en stond daar: hij was een volwassen koningstijger, goudgeel met zwarte strepen, en verschrikkelijk om te zien.
De jongen ligt nog altijd in de verdronken wei: Hij ligt recht en stil in de natte bruin en groene algen, toch is hij niet verdronken, hij slaapt ook niet, hij ligt rustig achterover, zijn beide handen liggen naast hem. Hij houdt zijn ogen dicht zoals iemand die naar iets luistert, hij houdt zijn ogen open, dan kijkt hij door het water. In een kring om hem heen zijn de zwarte vrouwen onder water, de Sirenen, zij zingen voor hem.
Het verhaal dat begon met de woorden Het verhaal luidt: eindigt met de woorden Zo luidt het verhaal.
Verder in de bundel staan onder andere drie verhalen over slangen, over een man die met haaien vecht, over een danser met een speer enz.
De stijl van Maria Dermout is bijzonder. Ze heeft zich laten inspireren door de Indonesische verhaaltraditie, met veel herhalingen, heel suggestief en geheimzinnig. Het zijn verhalen waarbij de lezer het beste zijn verbeelding kan laten werken.
|