Lodeizen/Merrill
xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
In september 1946 arriveerde Hans Lodeizen (toen 24 jaar) in het Amherst College in Massachusetts om er zijn master in de biologie te halen. Hij was al zijn hele leven gefascineerd door mieren en had daarover al enkele, niet echt heel wetenschappelijke, bijdragen geschreven.
In Amherst maakte hij kennis met een groepje jongemannen die zich voor literatuur interesseerden. Een van hen was de dichter James Merrill, net als Lodeizen een jongeman van rijke afkomst. Merrill was verliefd op Lodeizen, maar die had zijn oog al op een andere student laten vallen. Toch zouden de twee vrienden blijven.
Een goed een recnte biografie is: Koen Hilberdink: Hans Lodeizen. Uitgeverij G.A. van Oorschot. Amsterdam 2007.
In 1959, negen jaar na de dood van Lodeizen, schreef Merrill het mooie onderstaande gedicht, waarvan ik een poging tot vertaling laat volgen.
James Merrill: A Dedication
Hans, there are moments when the whole mind
Resolves into a pair of brimming eyes, or lips
Parting to drink from the deep spring of a death
That freshness they do not yet need to understand.
These are the moments, if ever, a, angel steps
Into the mind, as kings into the dress
Of a poor goatherd, for their acts of charity
These are moments when speech is but a mouth pressed
Lightly and humbly against the angels hand.
Hans, er zijn momenten waarop het hele gemoed
Zich uitstort in een paar vochtige ogen, of op lippen
Die zich openen om uit de diepe bron van een dode
Dat heldere water te drinken dat ze nog niet hoeven te begrijpen.
Op zulke momenten, en alleen dan, stapt een engel
In het gemoed, zoals een koning, die zich mild wil tonen,
In de kleren van een arme geitenhoeder.
Er zijn momenten waarop spreken enkel een mond is
Die zich licht en nederig op een engelenhand drukt.
|