Blason du corps féminin
Een blason
is een literair genre uit de 16e eeuw in Frankrijk. Het is een soort
lofdicht (soms ook een hekeldicht).
Het is een
gedicht waarin een voorwerp, een kleur, een begrip enz. wordt opgeroepen. De
dichter beschrijft het voorwerp niet, maar zet zijn verbeelding aan het werk en
verheerlijkt meestal de aantrekkelijke kanten ervan.
Het blason
du corps féminin kwam terug in de mode dankzij Clément Marot. Die Franse auteur
moest wegens zijn opvattingen in 1535 Frankrijk verlaten en vertrok naar
Ferrara. Aan dat protestantse hof genoot
hij de bescherming van de hertogin van Ferrara. Daar dichtte hij zijn Blason du
beau tétin. Dat had zon succes, dat een hele reeks Franse dichters het idee oppikten
en op hun beurt dergelijke blasons begonnen te schrijven. Ze stuurden ze op
naar Marot en die bezorgde ze aan de hertogin. Samen beslisten ze dat het meest
geslaagde gedicht er een was van Maurice
Scève, namelijk Le blason du sourcil.
Het blason
dat hieronder volgt is van een anonieme dichter en het beschrijft het intieme
lichaamsdeel van de vrouw. Het is speels en pikant. Leuk vond ik de
vergelijking met de aars (loin de danger et bruit de ton voisin) et het meest
geslagd de laatste tien regels. Het vertalen lijkt me onmogelijk. Ik zal onderaan
enkele woorden verklaren.
Le
Petit
mouflard, petit
rebondy,
Petit
connin plus que levrier hardy,
Plus que
Lyon au combat courageux,
Agille et
prompt en tes follastres jeux
Plus que le
Singe ou le jeune Chaton,
Connin vestu de ton poil folaston,
Plus riche
que la toison de Colcos,
Connin
grasset, sans arestes, sans os,
Friant morceau de nayfve bonté,
O joly
bien assis, hault monté
Loing de danger et bruit de ton voisin,
Quon ne
prendroit jamais pour ton cousin,
Bien embouché dun bouton vermeillet
Ou dun Rubis servant de fermeillet,
Joinct et
serré, fermé tant seullement
Que ta
façon ou joly mouvement,
Soit le
corps droict, assis, gambade, ou joue,
Si tu ne
fais quelque amoureuse moue.
Source
damour, fonteine de douceur,
Petit ruisseau appaisant toute ardeur,
Mal et langueur : ô lieu solacieulx,
Et
gratieux, sejour delicieux,
Voluptueux
plus que tout autre au monde:
Petit
sentier qui droict maine à la bonde
Dexcellent
bien, et souverain plaisir,
Heureux
sera cil duquel le desir
Contenteras,
qui prendre te pourra
Et qui de
toy plainement jouyra.
moufflard:
k...
rebondy: mollig
connin: konijn
follastres jeux: uitgelaten spelletjes
folaston: kroezelig
colcos: colchis waar het gulden vlies zich bevond
grasset: mollig
fermeillet: sluiting,
gambade: dartel, huppelend
solacieulx: aangenaam, soelaas biedend
bonde: gat
cil: degene
|