‘GOD’
Voor iemand, die zogezegd niet meer bestaat, of waar ze in ieder geval niet erg veel rekening meer mee houden, wordt er toch nog dapper veel over gesproken en geschreven. Over God, bedoel ik. Je moet geen neusverbreder op hebben om de wierook te ruiken tegenwoordig.
Een of andere Amerikaan heeft er zelfs een boek over geschreven. Een biografie van God. Uiteraard gebaseerd op de dagboeken van God, die door zijn ghostwriters werden genoteerd en uitgegeven in het Verzameld werk, dat de Bijbel is.
Toch merkwaardig, die belangstelling.
‘Geloof jij nog ?’ vragen ze me soms.
't Zijn meestal jongere mensen, die dit vragen. Want zij geloven niet meer, en het kan er bij hen niet in dat er ooit een man is geweest, Jezus, de Zoon van God, die op een avond zomaar over het water wandelde, en rond dezelfde tijd, ook op een avond, na een optreden, vijfduizend mensen spijzigde met vijf broden en twee vissen. En toen ze achteraf de boel opruimden, haalden ze nog twaalf manden brood samen. Voor de beesten, waarschijnlijk. Want ze gooiden niks weg in die tijd. De wonderbare visvangst en de broodvermenigvuldiging.
Ze geloven het niet. Het is ook zo lang geleden. Laatst sprak ik nog met een jongeman, die zijn eindwerk voor biologie over mieren gemaakt had. En beschreven hoe wonderlijk hun maatschappij in mekaar zat. Ongelooflijk! zei hij. Maar toch waar, dacht ik. Want ik heb ook al eens wat over mieren gelezen en je voelt je op den duur een achterlijke meelvorm : wat die beestjes allemaal klaarspelen, zonder boekjes, zonder vernieuwd secundair onderwijs en zonder eindtermen...
Ik heb er geen uitleg voor.
Dat had hij ook niet. Ik vind het wel handig, als ik dan naar God kan verwijzen. Ais ik ergens geen uitleg voor heb, als ze mij weer eens met zo’n mysterie opzadelen van waar komen we vandaan en waar gaan we heen, dan, dan speel ik de bal naar God toe. God is zo'n beetje de ombudsman voor alles wat ik niet kan verklaren en tegelijk ook een beetje een omniumverzekering, zonder franchise dan nog.
Het is natuurlijk verdomd moeilijk om dat aan iemand duidelijk te maken. maar eigenlijk is dat ook weer de schuld van die God. want die heeft aan Mozes met die Tafelen wel een mooie bijsluiter gegeven, maar over zijn eigen identiteit is hij altijd enorm vaag gebleven.
'Ik ben wie ik ben!'
Origineel, dat wel, maar je kunt er geen tekening van maken. En zij, die het kunnen weten, zwijgen. Die zitten daar ergens in de hemel, met zicht op God. Maar geen haar op hun hoofd dat eraan denkt nog eens even over te wippen en ons te komen vertellen hoe het achteraf eigenlijk precies in mekaar zit. En dát zouden we toch zo graag weten!
Ik las onlangs nog zo ’n vierregelig versje van Michel van der Plas, bij een doodsbericht van een vader:
‘Vader, wat zou ik er voor willen geven,
als je er af en toe nog eens kon zijn,
en een zondag kwam zitten in mijn leven
bij mijn werk en mijn boeken en mijn wijn.’
Dat zit ik soms ook te denken. Want mijn vader is ook allang zaliger, en die weet dus nu ook precies hoe het Ginder in mekaar zit.
Hij wist daar bij leven al wel iéts van, moet ik zeggen, want hij zei altijd dat alles er grátis was. Maar dat er helaas, mensen waren die leefden alsof ze straks, achteraan hun kist, een trekhaak hadden met een aanhangwagentje, waarin ze hun geld, hun obligaties, hun goud en hun juwelen konden leggen...
Maar dat was fout gedacht. volgens mijn vader. Je neemt niks mee.
Zo denk ik er ook over. Ergens op ons lijf hebben wij allemaal een streepjescode en daar in de buurt staat ergens ook een houdbaarheidsdatum ... Die laatste is bij sommigen moeilijk leesbaar, zoals dat ook op bepaalde dozen het geval is.
Maar je doet er, dunkt me, toch maar best aan jezelf niet te lang te overleven. Geen risico's nemen.
Louis Verbeeck
|