HET VERHAAL VAN DE TWEE WERELDEN
De wereld van de herberg... De wereld van de stal...
Midden in de nacht – schrijven de evangelisten –
is er een ster boven een stal.
Een hut
het verblijf bij uitstek voor wie niet meetelt
en geen aanspraak kan maken op enig recht.
Er was namelijk ‘geen plaats in de herberg’.
Wie niets bezit, ogenschijnlijk niets te bieden heeft,
krijgt ook geen plaats.
Er zijn twee werelden:
de wereld van de herberg
en de wereld van de stal.
De ene wereld is de plaats van het ‘goed volk’,
je weet wel,
zij die geluk hadden in het leven,
degelijk werden opgevoed in een warme thuis,
alle kansen hadden om te studeren
en daarna een goede baan vonden,
mensen met een goede naam in de gemeenschap.
Ze hebben het goed.
De stal is die andere wereld:
miserie
die kleine mensen
van vader op zoon geërfd hebben:
geen thuis, geen opvoeding, geen werk,
geen zekerheid voor morgen.
In de herberg worden zij
os - en – ezel – mensen genoemd,
schorriemorrie,
verlopen lui,
niet te vertrouwen,
mensen met wie je beter niet omgaat,
kinderen met wie je niet speelt,
jongeren die voor niets goed zijn.
Voor de mensen van de stal
blijft de herbergdeur
potdicht.
Twee totaal aparte werelden.
De mensen van de stal
zijn daar terecht gekomen omdat de herberg
al ‘volzet’ was.
Armoede van velen ontstaat
uit de opgepotte rijkdom van enkelen.
Eenzaamheid
is het bittere resultaat van de gesloten kring,
van mensen die genoeg hebben aan elkaar.
De verdoken armoede
van kleine mensen
stelt mij onontkoombaar voor deze keuze:
Gods liefde
zichtbaar maken
of verduisteren...
Wie op zoek gaat naar de stal
vindt altijd wel een ster
om de weg te vinden.
En alleen wie kijkt als een herder
herkent daar in die stal
het kind van God.
(uit: 4ingen ‘Herders, hij is geboren’)
|