TWEE MENSEN GINGEN OP NAAR DE dE TEMPEL'
Tout est grâce, Alles is genade, schreef de Franse auteur Georges Bernanos in Journal dun curé de campagne, Dagboek van een dorpspastoor: ons hele leven is een gave uit Gods hand.
Voor God staan wij met lege handen, in het geloof dat Hij onze goede wil aanvaardt.
Wij komen hier niet om te pronken of om God te vertellen hoe goed we wel zijn: voor Hem staan wij als kleine mensen, met onze onmacht, en met onze dank voor het goede dat Hij in ons en in ons midden tot stand brengt.
De volgende gelijkenis vertelde Jezus
met het oog op mensen die overtuigd zijn
van hun eigen rechtvaardigheid
en neerzien op alle anderen:
`Twee mensen gingen naar de tempel om te bidden,
de een was een farizeeër, de ander een tollenaar.
De farizeeër ging daar staan
en sprak in zijn gebed over zichzelf:
`God, ik dank U dat ik niet ben zoals de andere mensen,
hebzuchtig, onrechtvaardig en overspelig,
of zoals die tollenaar daar!
Ik vast tweemaal per week
en geef een tiende weg van al mijn inkomsten.''
De tollenaar daarentegen,
die op een afstand bleef staan,
durfde zelfs zijn ogen niet naar de hemel op te slaan.
Hij sloeg zich vol berouw op de borst en zei:
`O God, genade voor een arme zondaar!''
Ik verzeker jullie
dat deze man gerechtvaardigd naar huis ging,
en de ander niet.
Want ieder die zich verheft zal vernederd worden,
maar wie zich vernedert zal verheven worden.'
(Lucas 18,9-14)
DANKBAAR EN MILD BIDDEN EN LEVEN
Onze manier van bidden zegt veel over onszelf: twee mensen gaan naar de tempel, maar alleen de tollenaar is nederig genoeg om God te kunnen ontmoeten, de andere is hooghartig en stoot God af. Hun gebed toont hoezeer zij verschillen.
Onze sympathie gaat naar de tollenaar: Zo zijn ook wij, denken we, zo nederig, zo bescheiden, en we zien onze hoogmoed niet: Ik ben toch niet zoals die anderen!. Toch zijn we dikwijls de Farizeeër en, soms, op onze beste dagen, ook wel eens de tollenaar.
De Farizeeër wil vooral beter zijn dan de anderen. Zelfs in zijn gebed ziet hij alleen zichzelf, en streelt hij zijn eigenliefde, vol minachting voor alle anderen, die zwakkelingen, die zoveel slechter zijn. Het is een dubieus gebed!
De tollenaar bidt heel anders: God, wees mij, zondaar, genadig! Wie oprecht bidt, vergelijkt zich niet met anderen, maar wil bij God zijn, en dan word je vanzelf bescheiden. Tegelijk word je dankbaar omdat God zo genadig is, en je wordt mild voor de anderen, kleine mensen, zoals je zelf klein bent.
Voor God, die het volle Leven, de volle Vreugde belooft en geeft, sta je vol dank. Het besef dat het leven een gave is, maakt bescheiden over eigen kunnen en stemt ook mild tegenover andermans zwakheden.
Wie oprecht bidt erkent zijn eigen onmacht, in de hoop dat God de kracht geeft om nieuw te worden. Hoogmoed maakt eenzaam. Bescheidenheid schept eenheid: met God en met de mensen. Dat neemt onze eigenwaarde niet weg, maar we worden echtere mensen!
Je kan niet oprecht bidden als je niet echt menselijk leeft, als je hard en met misprijzen tegenover anderen staat in plaats van liefdevol en toegewijd voor hen te zorgen.
En evenzeer, om echt menselijk te leven is het goed om regelmatig te bidden, om regelmatig voor God te gaan staan, dankbaar voor het Leven, dat je dag aan dag uit zijn hand ontvangt.
Mijn God, ik dank U voor mensen, die goed zijn.
Een lied om genade
Diep in mijn donkere hoek
waar ik een lichtstraal in zoek
voor mijn gebroken bestaan
roep ik uw zekerheid aan:
God, wees mij zondaar genadig.
God die mij bij U verwacht,
hoor naar uw kind in zijn nacht.
Dit is mijn ene gebed:
dat U uw schuldenaar redt.
God, wees mij zondaar genadig.
Brandoffers breng ik U niet,
enkel mijn diepe verdriet,
enkel de tranen van spijt
over mijn zonden geschreid.
God, wees mij zondaar genadig.
Schep een nieuw hart in mij, Heer.
Daal met uw geest in mij neer
tot in het uur van mijn dood,
God, die uw mens nooit verstoot.
God, wees mij zondaar genadig.
Michel van der Plas
![](http://blogimages.seniorennet.be/omer1941/766643-f3ccdd27d2000e3f9255a7e3e2c48800.jpg)
|