In dit toneel voeren de bouwmeester van de ark en de grootvorstAchiman een dialoog.
Terzijde: Het valt me op dat de termen bouwmeester (architect) en bouwheer (Noah, de opdrachtgever) de eeuwen en vooral de jongste jaren hebben overleefd. Die termen worden nog altijd gebruikt en zijn immuun gebleven voor de Engelse pletwals.
We zouden het een didactisch gesprek kunnen noemen. De bouwmeester komt Achiman, die symbool staat voor de losbandige wereldse heerser op aarde, meedelen dat de ark gereed is:
De leste nagel is geklonken aen het hout.
Er volgt een korte beschrijving van de ark met o.a. :
Dry zolderingen, een om hoogh, en een om laegh,
En een in t midden, om t ontschuilen zulk een plaegh.
Achiman vraagt wie er allemaal in de ark verzameld is
Gedierte en vogel, van elk slagh de wedergade
En gade, op datze weêr aenteelen op haer tijt.
De bouwmeester begrijpt niet dat de dieren zich zo koest houden:
k Begrijp niet door wat kracht, in dit benaeude kot,
De wreetheit staet verbaest, en hoe een mans gebodt
Deze onvernuftige en verslindende natuuren,
Alleen met eene wenk gebreidelt, kan bestuuren.
Noah wordt door het volk beschouwd als een waanzinnige:
Achimon:
De bouheer openbaerde u t opperste besluit ?
Boumeester:
Geduurigh, en bleef ons noit les en leeringh schuldigh.
By wylen wrong hy bey de handen ongeduldigh,
En stroide troosteloos zijn klaghten in den wint.
De rotsen baeuden t na, en galmden: zijtge blint,
Verstokt, versteent !waekt op: de vloet wil u verrassen,
Verlaet u op geen kracht, noch zwaert, noch harrenassen.
By wylen greep hij zelf een hamer in de hant,
En dreef den arbeit aen, niet anders of al t lant
Tot aen den hals verzonk. Wy lieten hem betyen,
En gaven noit geloof aen zulke razerneyen.
Achimon:
Men moght gelooven dat het aen de zinnen schort.
Hij suft van ouderdom, en zwakheit, en verkort
Het leven met vergeefs te huilen en misbaeren.
Actie ontbreekt in dit toneel, maar daar staat tegenover dat de beschrijvingen heel levendig en krachtig zijn. Nog even de reactie weergeven van het volk dat wegvlucht als Noah zijn donderpreken houdt:
maer zoo dra het dreigement van toren
en straffe, en watervloet, gelijk een donderstem
uitbuldert, schietenze op, en vlughten wech van hem,
als een die raeskalt, of, van razerny bezeten,
veel nutter laegh geboeit aen een metaele keten.
Tot slot hal ik een stukje kritiek van Verschaeve aan naar aanleiding van dit toneel.
Dit toneel, gelijk vele bij Vondel, riekt naar de school, waar helaas zoveel schoon leven wordt vermoord, en hoe schoon Vondels vers ook zij, hoe Vergiliaans en Erasmiaans vol van rijke renaissance, ik heb liever Rodenbachs ruw, arm en naakt, maar levensvol vers, waarin iets beters leeft dan het ritme van de school, te weten de dynamiek des levens.
2e toneel
De Noah die nu aan het woord komt, is veel strijdvaardiger. Hij houdt een preek, een strafrede, waarin hij de oorsprong der ellende ontvouwt:
Te reukeloos verhangtge uw ziel aen schoone vrouwen.
De vrouw is de verleidster en de man is zwak. Honderd jaar lang, terwijl hij de ark bouwde, heeft hij het volk gewaarschuwd. Nu dreigt hij met hun vernietiging door de zondvloed.
Dit stom gevaerte heeft geduurigh, onder t bouwen,
U toegeroepen: schrikt voor t bruischende element,
Dat u bestormen komt, en strant noch paelen kent.
Achiman echter is een andere mening toegedaan. Hij is een epicurist die van het leven wil genieten:
Gelukkigh levenze, die t eêlste van hun jaeren
Besteên in wellust, eer t hun ouderdom benijt.
En
zet op elke knie een bruit,
eer s levens tijt verloopt, de doot den draaiboom sluit.
Achiman slaat de raadgevingen van Noah in de wind en begeeft zich naar de burcht waar een groot feest wordt gehouden.
3e toneel
In de Rey van de Engelewacht gaat het over de harmonie tussen lichaam en ziel.Vondel vergelijkt ze met de harmonie in de muziek.
De verzen zijn niet zo bijzonder, maar in kort bestek geeft Vondel toch zijn visie op de muziek. De toondichter voegt dissonanten (klankkrakkeel en twist) samen tot ze mooi klinken. Muziek kan vreugde (ketelen) of verdriet (kermen) uiten. Ze is ook een uitvinding (vont) die troost (rou geneest).
Jubal en Jabal zijn afstammelingen van Kaïn. Jabel is de vader van de tentbewoners en veefokkers en Jubal: hij werd de vader van allen, die spelen op citer en fluit (Gen 4.21).
Voor mij is dat de letter w. Ik weet niet of onze w nog in andere talen zo wordt uitgesproken. In het Frans, zelfs in het woord Wallon, klinkt ze eerder als een lichte v dan als een w. In het Duits en het Engels klinkt ze ook niet zo zacht als die van ons. Wat is er nu zo mooi aan ? Het is een onnoemelijk zachte, ijle en lichte klank. Als men de letter uitspreekt aan het begin van een woord, is het eigenlijk niet veel meer dan uitgeblazen lucht. Ik heb ook de indruk dat het een oude letter is. Nemen we nu woorden als wind, wonen, water, wenen, woord enz. Wat daarbij opvalt is dat het allemaal woorden zijn die heel oud zijn, die dicht bij de ervaringswereld van de primitieve mensen aansluiten. Een letter uit een oud verleden dus.
Een ander mooi woord uit onze taal is adem. Hoewel men bij het uitspreken van woorden altijd uitademt, is het alsof dit woord een in- en uitademing weergeeft. De a, die de klemtoon krijgt, staat dan voor de inademing, de onbeklemtoonde lettergreep dem voor de uitademing. Ik vind het een woord dat overeenkomsten vertoont met het woordje OM dat de yoga-beoefenaars gebruiken en dat naar ik meen eerder wordt uitgesproken als een langgerekt AUM.
Nog enkele dingen die me zijn ingevallen. Pluie in het Frans vind ik mooier dan ons regen. Je voelt er de vochtigheid en het stromen van het water in. Het is ook een heel mooie klankcombinatie. Ga maar eens na wat er met je mond allemaal gebeurt als je het woord pluie uitspreekt. Bij regen denk ik aan een hevige regenbui, geen druppels, maar stralen water die loodrecht naar beneden vallen.
Het verschil tussen de woorden arbre en boom is ook treffend. Bij boom zie ik meer een stevige stam die dan toch uitmondt in een brede kroon. Bij arbre denk ik meer aan het gewriemel van de takken. In ar kun je eventueel de stam zien, die dan openbreekt in takken bij de lettergreep bre.
Nog even iets over woordenboeken. Ik heb zopas gelezen dat vanaf 27 januari het WNT beschikbaar zou komen op het internet. In dat Woordenboek der Nederlandse Taal staat het Nederlands opgetekend vanaf de zestiende eeuw tot een eind in de twintigste eeuw. Het omvat een groot aantal delen en is heel duur. Het zou fantastisch zijn mocht het gratis beschikbaar komen.
Ooit heeft Willem Frederik Hermans met veel lof geschreven over het Franse woordenboek Petit Robert. Ik kan hem alleen maar bijvallen. Enkele verschillen met onze Van Dale: het woordenboek is voor een stuk analogique. Dit wil zeggen dat een lemma ook woorden vermeldt die overeenkomsten vertonen met het betrokken woord. Bij antagoniste bijvoorbeeld worden ook adversaire en concurrent genoemd. Dus geen synoniemen, wel betekenisverwante woorden. Verder geeft het lemma ook het tegengestelde, in dit geval ami en allié. Interessant in Petit Robert is ook de datering. De datum van de eerste vindplaats van het woord wordt vermeld. Niet zomaar een datum, want achteraan in het woordenboek is een lijst opgenomen met die data en het desbetreffende werk waarin het woord voor het eerst voorkwam. Heet woordje homme bijvoorbeeld, waarbij de datum 980 vermeld is. In de lijst achteraan zie je dat de datum 980 teruggaat op een werk uit die tijd, Passion du Christ.
Tot zover deze zeer subjectieve bedenkingen die een mens soms invallen bij het ontwaken om vier uur s ochtends.
Dit moet het slechtste boek zijn dat ik de afgelopen jaren heb gelezen. Gewoonlijk leg ik een boek dat me niet bevalt direct opzij, maar dit is er een van onder de kerstboom en dus voelde ik me zedelijk verplicht om het uit te lezen.
Al vanaf de eerste bladzijden wordt de moord gepleegd en kennen we de dader. Twintig bladzijden verder kennen we ook de opdrachtgever en het motief van de moord. Dan begint het onderzoek, waarvan we de resultaten dus al kennen. De schrijver wil vooral modern zijn. Het verhaal speelt in 2006 en de allernieuwste elektronische snufjes komen aan bod. Althans op de eerste bladzijden. Daarna verslapt het een beetje, maar dan schakelt onze Jef over op het onderwerp eten en drinken. We zijn niet voor niets in Frankrijk, zal hij gedacht hebben. In Frankrijk wordt Frans gesproken en die taal lijkt Jef ook meester te zijn. Het wil bovendien een verstandig boek zijn, met noten achterin. Er staan 17 noten in. Zes daarvan verwijzen naar andere romans van onze auteur. Het doet me denken aan Suske en Wiske. Vandersteen gebruikte die tactiek ook om reclame te maken voor zijn andere strips. Maar bij Jef is het echt heel erg. Je begrijpt een toespeling niet, denkt uitleg te krijgen in de aantekening, en leest daar dan: Zie Zand.
Het is ook een actueel boek. We lezen over de recente Franse politieke geschiedenis, krijgen een opsomming van wat er allemaal misloopt in ons eigen land enz. Verder is er een belangrijke rol weggelegd voor een hond, die de moordzaak eigenlijk op zijn eentje oplost.
Het verhaal zelf is totaal ongeloofwaardig. De slechteriken zijn oerdom. Zo neemt de huurmoordenaar bij zijn slachtoffer een tijdschrift over kankertherapie mee, dat achteraf natuurlijk ontdekt wordt. De opdrachtgever belt met Jan en alleman enz.
De afloop van het verhaal is revolutionair. De opdrachtgever (een beroemd arts) heeft ooit het leven gered van de echtgenote van de procureur-generaal en die voelt zich nu verplicht iets terug te doen. Alle onderzoekers worden omgekocht en bevorderd en de huurmoordenaar pleegt zelfmoord in zijn cel.
Het is eigenlijk ongelooflijk dat een dergelijk boek gepubliceerd wordt. Nu ja, de naam Geeraerts verkoopt en dat is de hoofdzaak.
En zeggen dat de Jef en ik in hetzelfde onooglijke dorp wonen !
Na de prachtige novelle Het bleekblauwe handschrift van een vrouw, dat ik onlangs heb besproken, wou ik nog wel iets van deze auteur lezen. Een van zijn bekendste boeken is Het lied van Bernadette.Werfel schreef die roman uit dankbaarheid nadat hij als jood de nazis kon ontvluchten via Frankrijk en Spanje. Ik moet toegeven dat de titel me altijd al heeft weerhouden om dat boek te lezen. Eigenlijk zou ik mijn vooroordeel opzij moeten zetten en het toch maar eens wagen. Ik weet van het boek alleen dat het geen heiligenleven beschrijft, maar dat de klemtoon meer ligt op de volwassen Bernadette die een teruggetrokken leven leidde.
Der Abituriententag werd geschreven in de late jaren twintig. In de autobiografie van Alma Mahler, die o.a. met Werfel getrouwd was, lees ik dat de mogelijke aanleiding voor deze roman de kennismaking was met de schrijver Hermann Sudermann. Die had in zijn jeugd als beroep kruiswoord- en andere raadsels voor kranten en tijdschriften gemaakt. Werfel zal dit beroep ook toekennen aan het slachtoffer uit deze roman Josef Adler.
Ernst Sebastian is onderzoeksrechter in een Oostenrijkse stad. Hij is uitgenodigd op een avond van oud-leerlingen van het gymnasium die het 25-jarige jubileum van het jaar 1902 willen vieren. Maar voordat het zover is, moet hij nog een zekere Josef Adler verhoren, die beschuldigd wordt van moord op een prostituee. Na het verhoor realiseert hij zich dat die Josef Adler ook in de gymnasiumklas zat die nu bijeenkomt.
Sebastian herinnert zich nu zijn houding tegenover deze Adler. Dat was een van de begaafdste leerlingen en dat wekte zijn afgunst op. Als Sebastian van de bijeenkomst thuiskomt, zet hij zich aan het schrijven. Hij wordt overvallen door een schuldgevoel. Hij meent namelijk dat hij er vooral de oorzaak van is dat Adler zo diep gevallen is. In die schriftelijke biecht lezen we hoe eerst Sebastian en vervolgens de hele klas en zelfs de leerkrachten, Adler vernederen en verraden. De schoolresultaten van de leerlingen zijn barslecht en er wordt gevreesd dat ze niet zullen mogen overgaan naar de volgende klas. Daarom zullen Sebastian en Adler proberen om de resultaten te vervalsen. Ze worden betrapt en geraken in grote moeilijkheden waarna ze een zelfmoordpoging ondernemen. Door de lafheid van Sebastian mislukt die. Ten slotte redden ze zich uit de hachelijke situatie door een diefstal en door Adler te laten vluchten. 25 jaar lang heeft men niets meer van die Adler gehoord en nu zit hij dus blijkbaar voor Sebastian om te worden verhoord in een moordzaak.
De ontknoping van de roman is nog verrassend.
Een boek over een laffe en verderfelijke man (Sebastian) en over een slachtoffer (Adler).
Deze bijdrage is bedoeld om de laatste lezers van mijn weblog weg te jagen. Wie haalt het nu immers nog in zijn hoofd om Vondel te willen lezen ? Niet alleen kost het moeite om dat oud Nederlands te lezen, bovendien spreken zijn onderwerpen de moderne mens ook niet bijzonder aan. Bijbelverhalen als drama in verzen.
Het was een tijdje geleden dat ik iets van Vondel had gelezen, en toevallig viel me een boekje van Cyriel Verschaeve in handen dat onder andere over dit toneelspel ging. Ik weet het, Cyriel Verschaeve is voor bepaalde mensen ook verkeerde lectuur. Deze priester was Duitsgezind en oerkatholiek. Dat is voor verlichte personen voldoende om hem zeker niet ter hand te nemen. Liefst zouden ze van zijn werken brandstapellectuur maken. Maar dat zou in strijd zijn met hun open geest, en dus laten ze hem gewoon ongelezen, wat op hetzelfde neerkomt, maar waarbij hun blazoen proper blijft.
Vondel dus. Hij schreef dit werk in 1667, toen hij tachtig jaar was. Welke moderne auteur doet het hem na ? Het is zijn laatste oorspronkelijk werk. Daarna heeft hij weliswaar niet stilgezeten, maar voornamelijk enkel nog vertalingen en gelegenheidsgedichten geschreven.
1e bedrijf
1e toneel
Monoloog van Apollion, de duivel, koning des afgronts. Hij stijgt met een helsche stoet op uit aerdtrijx navel om Noahs ark, het vlotgevaerte (elders ook genoemd het zeegewelt, de vlotbalk) waar hij 100 jaar aan gebouwd heeft, in brand te steken.
Het pek en werk zal vier en vlamme voedtsel geven.
(Werk is gepluisd touw waar de naden van schepen mee gestopt worden.)
De ark is bestemd om in t bederf des menschdoms eenen man en zijn gezin te bergen.
De duivel wil dat verhinderen, maar de ark wordt beschermd door een wacht van geesten (engelen).
2e toneel
Dit toneel bestaat uit een monoloog van Noah. Hij heeft vergeefs geprobeerd om de mensen hun zondige leven van wellust te laten opgeven, maar zij luisteren naer geen vermaenen.
Nu smeekt hij God om ze nog een laatste kans te geven en de zondvloed tegen te houden. Want:
Het water rijst allengs van onder
Ten gront uit, in zoo menigh dal,
Een voorbo van den waterval,
Gereet te volgen op den donder.
In het volgende toneel brengt hij de dreiging van het water ook te berde:
Het ruischen van de watervloên
Getuight alree hoe duizent stroomen
Van onder opgeborrelt komen.
Achimon, grootvorst van het oosten wil een groot feest organiseren, waarmee hij God wil overbluffen. Dit zal voor God de laatste druppel zijn die hem zal doen beslissen om de aarde onder water te zetten. Toch blijft Noah smeken:
Verhoor de voorbe van uw knecht.
Genade, ô vader, en geen recht.
3e toneel: Rey van Engelewacht.
De reien van Vondel zijn altijd stukken lyriek. De rei opent met de volgende zinnen van de engelen die Noah beschermen:
Wij schaduwen met goude pennen
De treden van
Dien vromen man,
Gewaerdight Godt alleen te kennen;
(schaduwen is een werkwoord in deze zin).
Soms horen we in Vondel Gezelle doorklinken. Neem nu deze verzen:
k Hoor smaet waer ikme wende en keere.
Indien mijn wandel u behaegh,
Verlosme, ô vader, van dees plaegh.
Het doet me denken aan het gedicht Gij badt op eenen berg van Gezelle, dat ik niet kan nalaten hier over te tikken.
Gij badt op eenen berg alleen,
en Jesu, ik en vind er geen
waar k hoog genoeg kan klimmen
om U alleen te vinden:
de wereld wilt mij achterna,
alwaar ik ga
of sta
of ooit mijn oogen sla;
en arm als ik en is er geen,
geen een,
die nood hebbe en niet klagen kan;
die honger, en niet vragen kan;
die pijne, en niet gewagen kan
hoe zeer het doet !
o Leert mij, armen dwaas, hoe dat ik bidden moet !
Marías is een in 1951 in Madrid geboren auteur. In de jaren tachtig doceerde hij gedurende enkele jaren Spaanse letterkunde in Oxford.
Dat is ook het onderwerp van het boek. Een campusroman, maar dan onder professoren, zonder studenten. In de twee jaar dat de hoofdpersoon in Oxford verblijft, knoopt hij, zoals te verwachten, een relatie aan met een gehuwde vrouwelijke collega. We maken uitgebreid kennis met het groepje docenten dat maar weinig gewone zielen omvat.
De auteur treedt in de voetsporen van Borges en Nabokov (Bleek vuur) door gefingeerde of onbekende schrijvers op te voeren. Hij is een boekenwurm die tweedehandszaken afschuimt. In dat opzicht moet Engeland een paradijs zijn. Het Oxfordwereldje wordt op een ironische manier in zijn hemd gezet.
Mocht er in de roman een diepere betekenis aanwezig zijn, dan is die me ontgaan. Toch blijft het een lezenswaardig boek.
Von Keyserling: Branding Hrabal: Zwaarbewaakte treinen Voltaire: Candide Ishiguro: Een kunstenaar van het vlietende leven Hawthorne: De scharlaken letter Yalom: De Schopenhauer-kuur Rosa: De derde oever van de rivier Hoffmann: Das Fräulein von Scuderi Waugh: The Loved One Kadare: Het donkere jaar Baricco: Zijde Moorehead: De Blauwe Nijl Lampedusa: De tijgerkat Melville: Billy Budd Platonov: De bouwput Tim Parks: Bestemming Bernhard: De neef van Wittgenstein Kafka: Die Verwandlung Werfel: Het bleekblauwe handschrift van een vrouw Traven: Verhalen Baldwin: Go Tell it on the Mountain Faulkner: As I lay dying Oë: De hoogmoedige doden Trilling: The Middle of the Journey Hardy: Far from the madding crowd Kristof: De analfabete McEwan: Amsterdam Filloy: De bende Sciascia: De Zaak Aldo Moro Salinger: Franny and Zooey