Een roman uit 1975 van deze Hongaarse nobelprijswinnaar. In dat jaar heerste er in Hongarije nog altijd de Communistische partij onder leiding van Janos Kadar. Het was ook het jaar dat kardinaal Midszenty in ballingschap overleed in Wenen.
Opdat het boek kans zou maken om te worden gepubliceerd, want het was nogal controversieel, verplaatste de auteur de handeling naar een denkbeeldig Zuid-Amerikaans land.
De roman bestaat uit het manuscript van een zekere Antonio Rojas Martens die in de gevangenis is opgesloten. In dat land had De Kolonel een staatsgreep gepleegd. Martens gaat bij de Geheime Dienst werken, in een cel die bestaat uit zijn chef Diaz en de sadistische folteraar Rodriguez. Gedrieën houden ze zich bezig met de zaak van vader en zoon Salinas. De eerste is de eigenaar van een grote warenhuisketen en houdt zich angstvallig buiten de politiek. Zijn zoon Enrique is een bon-vivant, die echter in het verzet tegen het regime wil gaan. Om zijn zoon te beschermen, zet de vader een nepconstructie op waardoor Enrique de indruk krijgt dat hij voor het verzet werkt. Eerst wordt de zoon aangehouden en gefolterd. Het verhaal van de vader wordt niet geloofd en ook hij belandt in de gevangenis. Om geen gezichtsverlies te lijden laat de kolonel hen allebei terechtstellen.
In dagboekfragmenten van de zoon leren we hoe hij tot zijn engagement komt. Een voorbeeld: Ik walg van mijn leven en wil maar één ding: mijn passiviteit overwinnen en de stilte verbreken ! Het is waar dat een mens zwijgend de waarheid kan spreken, maar dat is een zwijgende waarheid, en alleen wie spreekt is werkelijk oprecht.
De roman zit goed in elkaar. De folterpraktijken worden ons bespaard, ze worden wel gesuggereerd. De drie mannen van de veiligheidscel hebben uiteenlopende karakters. De chef, Diaz, is een koele, berekende man die later, als het regime gevallen is, de dans zal weten te ontspringen. Hij is het type van de gezagstrouwe lakei. Een van zijn opvattingen: Gezag komt voor de wet. Rodriguez is de sadist, een man die niemand ontziet. Martens ten slotte, is de nieuweling. Het overkomt hem allemaal. Hij is bovendien te week om zich tegen de misbruiken te verzetten.
Deze korte roman werd in 2005 uitgegeven bij De Bezige Bij. Zoals de andere werken van Kertész is ook deze roman een aanklacht tegen het barbarendom, het kwaad dat in de mens schuilt en een ondemocratisch regime. Hij doet een appel aan de mens om waakzaam te blijven.
Een Italiaanse (Sardijnse) korte thriller uit 1998, in 2000 in het Nederlands uitgegeven bij uitgeverij De Geus en vertaald door Manon Smits.
Het verhaal speelt op het einde van de 19e eeuw op het platteland van Sardinië.De hoofdpersoon is de advocaat Bustianu. Hij moet een op het eerste gezicht eenvoudige zaak oplossen: een jongeman wordt beschuldigd van het stelen van enkele lammeren en is ondergedoken. [Even een terzijde in verband met onderduiken. Te pas en te onpas hoor je op TV of lees je in de krant (o.a. in de mond van Filip Dewinter) dat iemand verdwenen is in de natuur. Dat is een klakkeloze vertaling van het Frans disparaître dans la nature, wat in het Nederlands gewoon onderduiken wil zeggen]. Zijn moeder is overtuigd van zijn onschuld en zoekt raad bij Bustianu. Zoals te verwachten is er veel meer aan de hand en zoals het in een detective hoort, lost de advocaat de zaak op.
De charme van het boekje is zijn beknoptheid. Thrillerauteurs hebben dikwijls honderden bladzijden nodig om een moordzaak tot een oplossing te brengen. Fois klaart de klus op 125 bladzijden klein formaat.
We beleven de sfeer van Sardinië honderd jaar geleden. Een eiland dat zich nog onwennig voelt in het eengemaakte Italië. De advocaat is een sympathieke man die ook poëzie schrijft. De titel van het boekje verwijst naar de wandeling die de auteur dagelijks maakt naar een heuvel in de buurt. Hij noemt die wandeling Immer dierbaar. Op de laatste bladzijde van het boekje vinden we de advocaat terug op zijn heuvel. Hij laat zich overweldigen door het landschap, verzinkt erin, zoals in het gedicht van Leopardi, waar de titel ook naar verwijst en dat ik hieronder laat volgen.
Leopardi (1798 1837) schreef dit gedicht in 1819 in Recanati, zijn geboorteplaats.
Het staat in zijn verzamelde gedichten I Canti, Zangen, een bundeling van 36 gedichten. Er is een Nederlandse vertaling van verschenen bij Ambo/Baarn in 1991. Een mooie uitgave. De gedichten zijn vertaald, ingeleid en toegelicht door Frans van Dooren, die voor zijn vertaling van Dantes Goddelijke Comedie de Nijhoffprijs voor vertalingen ontving.
Uit de inleiding van dit werk haal ik enkele biografische gegevens. Leopardi stamde af van een erfelijk zwaar belaste familie. Van de 128 leden van de familie Leopardi in de periode van 1543 tot 1800 waren er slechts 54 geestelijk en lichamelijk normaal. Giacomo Leopardi was al op jonge leeftijd zeer geleerd. Onder andere door het vele studeren heeft hij zijn gezondheid ondermijnd wat tot zijn vroege dood heeft geleid.De vader van de dichter was een oerconservatieve man, een wereldvreemde dromer die hele dagen in zijn bibliotheek doorbracht, en die de kinderen een dogmatische opvoeding gaf. De moeder bestierde het huishouden en legde aan de huisgenoten een regime van ijzeren discipline en extreme zuinigheid op. De sfeer thuis was dus afschuwelijk.
In het jaar 1819, waarin Leopardi dit gedicht schreef, probeerde hij thuis weg te geraken, maar omdat zijn vader zijn voorbereidingen op het spoor kwam, mislukte het opzet.
Linfinito
Sempre caro mi fu quest'ermo colle, e questa siepe, che da tanta parte dell'ultimo orizzonte il guardo esclude. Ma sedendo e mirando, interminati spazi di là da quella, e sovrumani silenzi, e profondissima quïete io nel pensier mi fingo, ove per poco il cor non si spaura. E come il vento odo stormir tra queste piante, io quello infinito silenzio a questa voce vo comparando: e mi sovvien l'eterno, e le morte stagioni, e la presente e viva, e il suon di lei. Così tra questa immensità s'annega il pensier mio: e il naufragar m'è dolce in questo mare
De oneindigheid
Steeds was mij deze stille heuvel lief en deze heg, die aan zovele zijden het uitzicht op de horizon beneemt. Telkens als ik hier zit, stel ik me erachter onmetelijke ruimten voor, en stilten die 't menselijk begrip te boven gaan en peilloos diepe rust; waarbij ik soms bijna verstijf van angst. En als ik dan de wind in deze takken hier hoor waaien, dan vergelijk ik die immense stilte met dit geruis: ik denk aan de eeuwigheid, aan de afgestorven jaren, en aan dit dat leeft, en aan het geluid ervan. En zo verdrinkt mijn geest in eindeloze diepten, en zoet is 't mij in deze zee te zinken.
Op een dag arriveert in een klein Fins dorpje een zonderlinge man, Gunnar Huttunen, die er een molen koopt en opknapt. Hij heeft de onhebbelijke gewoonte om het huilen van een wolf na te doen, wat de dorpsbewoners danig op de zenuwen werkt. De man wordt dan ook gecatalogeerd als gek en men slaagt erin hem te laten opsluiten in een psychiatrische inrichting. In het dorp heeft hij maar enkele mensen die hem trouw blijven, waaronder een landbouwconsulente, op wie hij verliefd wordt. In het tweede deel ontsnapt hij uit de instelling en belaagt hij het dorp opnieuw. Er wordt een klopjacht georganiseerd en hij wordt gevangen.
Het is een leuk boek, zonder veel diepgang. Het verhaal is helemaal toegespitst op de avonturen en schelmstreken van de malende molenaar. Daardoor is het soms wat te simplistisch. Er is altijd wel een eilandje waar hij zich (tijdelijk) kan verbergen, er staat op het gepaste moment een raampje open, enz. Dit neemt niet weg dat het boek plezierig leest. Een optimistisch werk, met een levenskrachtige hoofdpersoon, een Finse Pallieter.
Een roman die in de bibliotheek bij de aanwinsten stond.
De auteur is Koreaan en in 1943 geboren. Hij heeft de gevolgen van de Koreaanse politieke situatie aan de lijve ondervonden en de recente Koreaanse geschiedenis is dan ook het belangrijkste thema in zijn werk.
In deze roman uit 2002 beschrijft hij de lotgevallen van mijnheer Han, die gynaecoloog was in Pyongyang in Noord-Korea. Hij komt in moeilijkheden met de partij en vlucht naar het zuiden. Hij tracht er te overleven door te werken in een kliniekje dat gerund wordt door nepdokters. Als er ook daar moeilijkheden ontstaan, stellen zijn collegas alles in het werk om hem te laten doorgaan als een spion uit het noorden. Ze slagen daar ook in. De roman begint met het portret van een oude, wat zonderlinge, berooide man die met andere mensen een woning betrekt. Hij komt op een bizarre manier om het leven. In het vervolg van de roman volgen we dan het leven van deze mijnheer Han.
Het is geen optimistisch werk. De onmenselijkheid van het communistische regime in het noorden wordt aangeklaagd. In het zuiden is het echter niet veel beter. Er heerst corruptie en er wordt een heksenjacht gehouden op mensen die van spionage worden verdacht.
Een ding in het boek is me opgevallen. Mijnheer Han ontvlucht het noorden, komt in het zuiden en trouwt daar opnieuw zonder dat zijn eerste huwelijk werd ontbonden. Die situatie komt nog enkele keren voor, zodat ik veronderstel dat dit in Korea zo maar kan of kon.
Het boek is vlot geschreven en biedt een blik op een land dat voor de meeste onder ons wel onbekend terrein zal zijn. Het is een klassiek verhaal uit een land verscheurd door de oorlog. Die thematiek werd ook bij ons door sommige schrijvers behandeld, maar dan enkele tientallen jaren geleden.
Babi Yar is de naam van een ravijn in de buurt van Kiev waar de nazis 100.000 mensenvermoordden.
Op 24 september 1941, vijf dagen nadat de Duitsers Kiev hadden bereikt, ontplofte er een bom bij het Duitse hoofdkwartier.Tot 28 september werden er nog bommen tot ontploffing gebracht, waarbij enkele honderden Duitse soldaten en officieren omkwamen. Bij het blussen van de brand werd een joodse burger betrapt bij het doorsnijden van de brandslang. Dit was voor de Duitsers het ideale alibi om tot het uitroeien van de joodse bevolking van Kiev over te gaan. Er leefden toen 175.000 joden in Kiev (20 % van het totale inwonertal), van wie er een 30.000 van te voren waren geëvacueerd. De Duitsers waren uit op wraak en verspreidden een aanplakbiljet in de stad waarbij de joden werd gevraagd om op 29 met kleren, papieren enz. te verzamelen in de buurt van het kerkhof. Het gerucht ging dat ze naar werkkampen zouden worden getransporteerd. Ze dachten dat ze gedeporteerd zouden worden, maar er stond hen erger te wachten. In groepjes van 100 werden ze naar het kerkhof geleid, dat dicht bij het ravijn Babi Yar lag. De hele buurt was met prikkeldraad afgesloten en drie kringen van soldaten (de buitenste Oekraïners, de middelste gemengd en de binnenste Duitsers) maakten ontsnappen onmogelijk. Vervolgens werden ze verplicht zich te ontkleden en in groepjes van tien werden ze naar de rand van het ravijn gevoerd waar ze werden neergeschoten. Het doden ging door tot 3 oktober. Daarbij zouden 30.000 joden zijn vermoord. Later was het de beurt aan zigeuners, patiënten uit een psychiatrische instelling, gevangengenomen Sovjetsoldaten, burgers enz. In totaal zouden er 100.000 mensen zijn vermoord.
Shostakovich schreef deze symfonie in 1962, na het lezen van het gedicht Babi Yar Van Yevtushenko. De dichter schreef zijn gedicht na een bezoek aan Kiev. Hij bezocht ook het ravijn en was geshockeerd dat er geen herdenkingsteken aanwezig was en dat het ravijn nu als stort werd gebruikt. Nog dezelfde avond schreef hij zijn gedicht. Toen hij het via de telefoon doorbelde, werd hij afgeluisterd. De volgende dag werden de aanplakbiljetten met de aankondiging van zijn optreden verwijderd. Toen hij naar de reden vroeg, werd hem gezegd dat er een griepepidemie heerste. Dankzij enige chantage (hij dreigde ermee de doodgezwegen geschiedenis van Babi Yar weer op te rakelen) mocht zijn poëzieavond toch doorgaan.
De symfonie telt vijf delen en in elke beweging worden teksten gezongen door een bas en een koor. Het eerste deel heet Babi Yar . De teksten stemmen niet overeen met het gedicht van Yevtushenko . De muziek doet sterk denken aan Moussorgski. Een grondige bespreking van de symfonie vindt u op de volgende site: http://www.kwadratuur.be
De uitvoering die ik heb beluisterd is die van het WDR Sinfonieorchester onder leiding van Rudolf Barshai. De cd maakt deel uit van de complete reeks symfonieën van Shostakovich en is te krijgen bij die bekende drogist die ook goedkope cds verkoopt.
Ik laat ten slotte het gedicht van Yevtushenko volgen in de vertaling van Ben Okopnik.
No monument stands over Babi Yar. A steep cliff only, like the rudest headstone. I am afraid. Today, I am as old As the entire Jewish race itself.
I see myself an ancient Israelite. I wander o'er the roads of ancient Egypt And here, upon the cross, I perish, tortured And even now, I bear the marks of nails.
It seems to me that Dreyfus is myself. The Philistines betrayed me - and now judge. I'm in a cage. Surrounded and trapped, I'm persecuted, spat on, slandered, and The dainty dollies in their Brussels frills Squeal, as they stab umbrellas at my face.
I see myself a boy in Belostok Blood spills, and runs upon the floors, The chiefs of bar and pub rage unimpeded And reek of vodka and of onion, half and half.
I'm thrown back by a boot, I have no strength left, In vain I beg the rabble of pogrom, To jeers of "Kill the Jews, and save our Russia!" My mother's being beaten by a clerk.
O, Russia of my heart, I know that you Are international, by inner nature. But often those whose hands are steeped in filth Abused your purest name, in name of hatred.
I know the kindness of my native land. How vile, that without the slightest quiver The antisemites have proclaimed themselves The "Union of the Russian People!"
It seems to me that I am Anna Frank, Transparent, as the thinnest branch in April, And I'm in love, and have no need of phrases, But only that we gaze into each other's eyes. How little one can see, or even sense! Leaves are forbidden, so is sky, But much is still allowed - very gently In darkened rooms each other to embrace.
-"They come!"
-"No, fear not - those are sounds Of spring itself. She's coming soon. Quickly, your lips!"
-"They break the door!"
-"No, river ice is breaking..."
Wild grasses rustle over Babi Yar, The trees look sternly, as if passing judgement. Here, silently, all screams, and, hat in hand, I feel my hair changing shade to gray.
And I myself, like one long soundless scream Above the thousands of thousands interred, I'm every old man executed here, As I am every child murdered here.
No fiber of my body will forget this. May "Internationale" thunder and ring When, for all time, is buried and forgotten The last of antisemites on this earth.
There is no Jewish blood that's blood of mine, But, hated with a passion that's corrosive Am I by antisemites like a Jew. And that is why I call myself a Russian!
Von Keyserling: Branding Hrabal: Zwaarbewaakte treinen Voltaire: Candide Ishiguro: Een kunstenaar van het vlietende leven Hawthorne: De scharlaken letter Yalom: De Schopenhauer-kuur Rosa: De derde oever van de rivier Hoffmann: Das Fräulein von Scuderi Waugh: The Loved One Kadare: Het donkere jaar Baricco: Zijde Moorehead: De Blauwe Nijl Lampedusa: De tijgerkat Melville: Billy Budd Platonov: De bouwput Tim Parks: Bestemming Bernhard: De neef van Wittgenstein Kafka: Die Verwandlung Werfel: Het bleekblauwe handschrift van een vrouw Traven: Verhalen Baldwin: Go Tell it on the Mountain Faulkner: As I lay dying Oë: De hoogmoedige doden Trilling: The Middle of the Journey Hardy: Far from the madding crowd Kristof: De analfabete McEwan: Amsterdam Filloy: De bende Sciascia: De Zaak Aldo Moro Salinger: Franny and Zooey