John Keats: Bright Starxml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Deze Engelse dichter leefde van 1795 tot 1821. Nadat hij aanvankelijk in de leer was gegaan bij een chirurg, besloot hij zich volledig aan de literatuur te wijden. Zijn creatieve periode was echter zeer kort, nauwelijks vier jaar. Hij stierf in Rome aan tuberculose, een kwaal waaraan ook een van zijn broers bezweken was. Op de afbeelding zien we een tekening van Keats op zijn doodsbed. De tekening is van Joseph Severn, een kunstenaar met wie hij naar Italië was getrokken en die hem in Rome nog zou verzorgen en gezelschap houden. Wie er belangstelling voor heeft, kan de aangrijpende brieven van Joseph Severn over de laatste ziekte van Keats nalezen op het volgende adres:
http://englishhistory.net/keats/severnletters.html
Het gedicht dat ik van hem gekozen heb is een van zijn laatste.
Bright star! would I were steadfast as thou art Not in lone splendour hung aloft the night, And watching, with eternal lids apart, Like Natures patient sleepless Eremite, The moving waters at their priestlike task Of pure ablution round earths human shores, Or gazing on the new soft fallen mask Of snow upon the mountains and the moors Noyet still steadfast, still unchangeable, Pillowd upon my fair loves ripening breast, To feel for ever its soft fall and swell, Awake for ever in a sweet unrest, Still, still to hear her tender-taken breath, And so live everor else swoon to death.
Hieronder volgt de vertaling ervan door Paul Claes. Ze is verschenen in De liefste: onsterfelijke liefdesverzen, uitgegeven in Amsterdam 1990. Het gedicht is ook opgenomen in het boek: John Keats Gedichten Uitgegeven bij Ambi in 1991. Daarin zijn van dit gedicht drie vertalingen opgenomen, maar die van Claes is veruit de beste.
Ster ! was ik zo standvastig als gij niet
Vol stille glans verheven in de nacht
Als een geduldig kluizenaar op wacht,
Die, met het ooglid eeuwig open, ziet
Hoe t woelig water rond het wereldstrand
Zijn priesterlijke zuivering vervult,
Of hoe het pas gevallen masker hult
In sneeuw de heuvels en het heideland
Neen, maar dat ik standvastig, zonder eind,
Steeds op de prille borst van mijn beminde
Als op een kussen liggen mocht dat deint,
Steeds zoete onrust in mijn waak mocht vinden
En, luisterend naar haar tere ademtocht,
Steeds leven of in dood verzinken mocht.
Een beetje commentaar bij dit sonnet. In de eerste regel wil de dichter zo standvastig zijn als een ster aan de hemel (de maan ?). Ongewoon is dat hij zichzelf identificeert met die ster en niet zijn geliefde. Maar in regel twee corrigeert hij dat ideaal al. Hij moet niets hebben van de doodse standvastigheid van de ster die eenzaam aan de hemel staat, de ogen altijd open, en die als een kluizenaar toekijkt hoe het water op aarde rijst en daalt en de kust en haar bewoners telkens opnieuw schoonwast, reinigt. Of die toekijkt hoe een masker van sneeuw zich over de heuvels en heide legt.
De dichter wil een andere standvastigheid, een die vervuld is van leven. Hij wil zijn hoofd leggen op de borst van zijn geliefde, en voor altijd haar borst voelen op- en neergaan (cf. eb en vloed in het tweede kwatrijn). Hij wil eeuwig wakker blijven, niet als de gevoelloze ster aan de hemel, maar wel in zoete onrust. Zo wil hij altijd blijven leven, of anders verzinken in de dood.
Zoete onrust of sweet unrest is een oxymoron. Dit is een stijlfiguur waarbij twee aan elkaar tegengestelde begrippen in één uitdrukking worden samengevat (Buddingh: Lexicon der poëzie). Men hoort hierin een seksuele ondertoon, die trouwens ook aanwezig is in swoon to death¸ waarbij men kan denken aan la petite mort.
Maar eerder zullen we die laatste regel moeten lezen als een capitulatie. Eeuwigheid is voor de mens niet weggelegd.
|