Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
E-mail mij
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
Doorheen de dagen
Ervaringen besproken
13-03-2014
DOORDENKEN OP DONDERDAG
'Vertel me eens wat een sneeuwvlok weegt', vroeg een koolmees aan een duif. 'Niets, helemaal niets', was het antwoord.
'In dat geval moet ik je een wonderlijk verhaal vertellen', zei de koolmees. 'Ik zat eens op de tak van een dennenboom, vlakbij de stam, toen het begon te sneeuwen. Niet hevig. Geen razende sneeuwstorm, nee, gewoon, zoals in een droom, zonder enig geweld.
Daar ik toch niets beters te doen had, begon ik de sneeuwvlokken die op de naalden en twijgjes van mijn tak neerdaalden te tellen. Ik was precies bij nummer 3.742.952, toen de 3.742.953ste sneeuwvlok op die tak viel – niets, helemaal niets, zeg je, maar de tak brak af.
Na dat verhaal te hebben verteld, vloog de koolmees weg.
De duif, sinds de tijd van Noach, een autoriteit op het vlak van vredeszaken, dacht een tijdje over het verhaal na en zei tenslotte in zichzelf: ‘Misschien ontbreekt er nog maar de stem van één mens om tot vrede in de wereld te komen’.
Op deze eerste zondag van de Veertigdagentijd – onze jaarlijkse tocht naar Pasen – worden we geconfronteerd met de verlatenheid van de woestijn. Helemaal alleen gaat Jezus er de strijd aan met negatieve krachten. Die strijd resulteert in een definitieve levenskeuze: Hij wil zijn leven ten dienste stellen van de mensen, van God.
Zijn dorre woestijnervaring is een leidraad voor ons leven: elke vasten roept ons op om in geestelijke vrijheid uit te groeien tot de mens, die God voor ogen had, toen Hij ons schiep naar zijn beeld en gelijkenis, los van alles wat ons dag aan dag gevangen houdt, los van al wat ballast is voor een schoonmenselijke ontplooiing.
Eerste Lezing uit het boek Genesis: 2,7-9 en 3,1-7
‘We mogen de vruchten van alle bomen eten,’ zei de vrouw, ‘behalve die van de boom in het midden van de tuin. God heeft ons verboden van de vruchten van die boom te eten of ze zelfs maar aan te raken; doen we dat toch, dan zullen we sterven.’
‘Jullie zullen helemaal niet sterven,’ zei de slang. ‘Integendeel, God weet dat jullie de ogen zullen opengaan zodra je daarvan eet, dat jullie dan als goden zullen zijn en kennis zullen hebben van goed en kwaad.’
Evangelie: Matteüs 4,1-11
In die tijd werd Jezus door de Geest naar de woestijn gebracht om door de duivel op de proef gesteld te worden.
De beproever kwam naar Hem toe en zei: `Als U de Zoon van God bent, zeg dan dat deze stenen brood worden.'
Toen nam de duivel Hem mee naar de heilige stad, zette Hem op de rand van de tempel, en zei: `Als U de Zoon van God bent, spring dan naar beneden.
Weer nam de duivel Hem mee, nu naar een zeer hoge berg. Hij liet Hem alle koninkrijken van de wereld zien met al hun pracht, en zei: `Dit alles zal ik U geven, als U voor mij in aanbidding neervalt.'
DOOR DE WOESTIJN NAAR JERUZALEM
Matteüs heeft dit verhaal opgetekend, vele jaren na de kruisdood van Jezus, en met een grote genegenheid. Jezus wordt door de Geest naar de woestijn geleid om er te vasten en te bidden. Daar word je beproefd: de weg zoeken, met risico’s leren leven. Je moet vooruitziend zijn en toch rekenen op genade. Soms een hele tijd lang.
De overeenkomsten met de ‘exodus’, de uittocht van het Joodse volk uit Egypte liggen voor de hand: het getal 40 om een lange tijd aan te duiden; de bekoringen doen denken aan de aanbidding van het gouden kalf, en vooral de antwoorden van Jezus zijn genomen uit de woorden van Mozes.
Met deze antwoorden aan de duivel, vat Jezus zijn eigen uittocht aan, zoals het Joodse volk eeuwen tevoren is weggegaan uit Egypte. En net zoals Mozes, net zoals het Joodse volk van eeuwen tevoren, kiest Jezus bewust voor zijn levensweg, voor zijn uittocht:
- ‘een mens leeft niet van brood alleen’
- ‘de Heer, uw God, alleen zult ge aanbidden’
- ‘ge zult uw God niet op de proef stellen.’
Jezus zal door deze uittocht in Jeruzalem komen, waar Hij zal moeten lijden, sterven en op de derde dag verrijzen. De bekoringen in de woestijn, leren ons dat Jezus daarvoor kiest: bewust, weldoordacht, goed overwogen.
Zo was het lang geleden; zo is het ook op onze eigen levensweg: wij kennen diezelfde bekoringen en moeten ons leven lang dezelfde keuzen maken: waaraan geven wij voorrang, welke God of afgod willen wij dienen of aanbidden, waarvoor willen wij leven?
Zo is het ook in onze mensengeschiedenis. Volkeren in het Zuiden hebben voor hun idealen vaak een hoge prijs betaald, en betalen die nog. Bevrijdingsbewegingen en verzet tegen onrecht kostten bloed, tranen en ontzaglijk veel leed. En dikwijls mondden ze uit in nieuwe tijden van verdrukking, waar vroegere bevrijders genadeloze heersers werden. Uit die lange en vaak tragische geschiedenissen groeit soms de gevoeligheid voor het ‘woord van God’. Ons geloof als christenen kon in vele gevallen slechts ingang vinden bij de mensen van Latijns-Amerika en Afrika, wanneer zij hun eigen geschiedenis herkenden in de Bijbelse geschiedenis.
En een stapje verder: misschien maakt ons geloof in het westen een crisis door, omdat wij opnieuw naar ons eigen Egypte van materialisme en onechte levensdoelen zijn teruggekeerd. Zo roepen de verhalen van vandaag ons op om altijd opnieuw, hoopvol, te blijven kiezen voor de levensweg of de uittocht naar de echte bevrijding, los van valse bespiegelingen.
‘God die ons heeft voorzien …’, met deze woorden begint een kerklied over de goddelijke voorzienigheid. De goddelijke Voorzienigheid, het is terecht een groot geloofspunt voor vele mensen vroeger en nu: God leidt alles in goede banen, ten einde toe. Dat is een onnoemelijke bron van vertrouwen, zoals we in het evangelie zullen horen: ‘maak je geen zorgen over je leven.’
Maar we mogen hierin niet naïef zijn – laat staan: lui en laks – : er is allereerst die grondhouding van vertrouwen, maar daarnaast zijn wij ook zelf geroepen om in vrijheid te kiezen voor al wat waar is, schoon en goed, om te kiezen voor het Koninkrijk van God.
Eerste Lezing uit de Profeet Jesaja 49,14-15
Ook al zou een moeder haar kind vergeten, neen, Ik vergeet u nooit!
Evangelie: Matteüs 6,24-34
Daarom zeg Ik u: weest niet bezorgd voor uw leven, wat ge zult eten of wat ge zult drinken, en ook niet voor uw lichaam, wat ge zult aantrekken. Is het leven niet méér dan het voedsel en het lichaam niet méér dan de kleding?
Let eens op de vogels in de lucht: ze zaaien niet en maaien niet en verzamelen niet in schuren, maar uw hemelse Vader voedt ze.
En wat maakt gij u zorgen over kleding? Kijkt naar de leliën in het veld: hoe ze groeien. Ze arbeiden noch spinnen.
Maar zoekt eerst het Koninkrijk en zijn gerechtigheid; dan zal dat alles u erbij gegeven worden.
‘KIJK NAAR DE VOGELS EN DE BLOEMEN’
Ik hoorde van een man die altijd verschrikkelijk zuinig, zeg maar pinnig was geweest. Hard gewerkt: elk dubbeltje omgedraaid en zijn kinderen ter verantwoording geroepen voor elke cent die besteed werd. Zijn vrouw had hij altijd gewezen op het feit dat er hard voor gewerkt moest worden en dat je het niet onnodig mocht uitgeven. Zo waren de kinderen groot geworden en er waren kleinkinderen gekomen. Vader en grootvader bleef zuinig.
Maar op een goede dag was het kermis en opa, die nam de zeven kleinkinderen mee. Op de kermis was zo'n kraam waar je goedkope horloges kunt hengelen. Opa begon te vissen en hij rustte niet voordat hij er zeven gewonnen had. Meer dan honderd gulden gaf hij eraan uit. Zo kwamen ze thuis met zijn achten. Ze vertelden wat er gebeurd was en de kinderen zeiden verwonderd: ‘Maar Pa, je bent toch niet ziek?’ De kleinkinderen die glunderden met de horloges aan hun arm en ze zeiden: ‘Opa, dat is zo’n peer.’
Zo vergaat het grootouders vaker. Wanneer het over hun kleinkinderen gaat, gooien ze een hele hoop principes die altijd gegolden hadden toen ze zelf kinderen hadden, overboord, Ik hoorde een kind tegen zijn vader en moeder zeggen: ‘Opa en oma die zijn veel moderner dan jullie, daar mag ik veel meer van.’ En opa's en oma's die geven dat ook toe. Veel toegevender dan ze ooit waren. En ze weten ook hoe dat komt, want nu ze eenmaal opa en oma zijn, nu is een stuk van de zwaarte van de verantwoordelijkheid van hun schouders genomen. Ze weten dat ze er niet alleen voor staan. Ze weten dat de eigenlijke verantwoordelijkheid ergens anders ligt. Het is niet zo dat ze niets meer doen, dat ze hun handen niet meer uitsteken, integendeel, sommigen worden veel actiever dan ze ooit geweest zijn. Maar het gaat niet meer gepaard met de grote zorgen. En daarom zijn ze een stuk vrijer geworden.
Als Jezus vandaag zegt tegen mensen: ‘Kijk naar de vogels en kijk naar de bloemen’, had hij er ook bij kunnen zeggen: ‘Kijk naar de opa's en oma's’ en raak ook een stuk van de zware last kwijt die sommige mensen hebben. Dat geldt niet alleen voor het grootbrengen van kinderen, het geldt ook voor het werk en om een plaats te krijgen in deze samenleving. Al deze dingen bezorgen mensen soms een drukkende angst.
Misschien bent u vanmorgen ook buiten gekomen en zag u dat het al lente begint te worden en hebt u gedacht: ‘Ik moet toch wel goed kijken dit jaar dat ze me de lente en de zomer niet opnieuw afpakken, omdat ik het zo druk heb en zoveel dingen moet doen.’
Zo angstig bezorgd dat dit zal lukken en dát zal gaan. Ondertussen ontgaat je wat er aan goeds is in de natuur en tussen mensen in. Als je helemaal opgaat in wat je moét doén, kan er op den duur geen lachje meer af.
Wat is het belangrijkste? Dat ik mijn plicht doe of dat God mij geeft van al het goede? ‘Ach’, zegt de Heer van alle dingen, ‘daar wil ik vandaag niet over praten. Ik wil het vandaag hebben over het verschil tussen viooltjes en vergeet-mij-nietjes.’
(Homilie van de Federatie Herent)
IK DURF NAAR U KIJKEN
Heer Jezus,
In mijn leven gaat het er soms hard aan toe.
Soms kunnen mijn gedachten en emoties niet volgen
en sta ik daar verweesd en uitgeschud.
Weinig is mij dan nog tot steun.
Daden krachteloos, woorden luttel.
Mijn zwakheid stoort mij.
Ik durf dan naar U te kijken.
Ik durf dan zeggen:
zonder veel woorden verstaat Gij mij
en versta ik U.
Ook al blijven er vragen: ik vertrouw U.
Omdat ik zie wat Gij, de Levende, in mensen doet.
Ik tracht de horizon te zien die Gij ons toont,
en daar voorbij,
in hoop en verwachting,
het Huis dat Gij voor ons allen bereidt.
Ik geloof in onze Vader,
de Schepper en Levengever.
Ik geloof in U, de Zoon,
als mens nabij
en ik geloof in de Geest
die bezielt en kracht geeft.
Drie die mij één maakt.
Ludwig Van de Voorde
Laat, Heer, het licht van uw gelaat over ons opgaan.
Een man was aan de kust grotten aan het verkennen. In één van de grotten ontdekte hij een zak met een aantal vaten van geharde klei. Het was alsof iemand ballen van klei had gerold en die in de zon had laten drogen om ze te bakken.
Het leek allemaal niet zo waardevol maar het wekte toch zijn nieuwsgierigheid en dus nam hij de zak uit de grot met zich mee. Hij wandelde langs het strand en gooide de kleiballen een voor een in de oceaan, zover hij kon.
Hij dacht er weinig over na tot hij een van die kleiballen liet vallen en die kapot brak op een rots. Binnenin zat een mooie edelsteen! Enthousiast begon de man de overige kleibollen open te breken. Elk bevatte een soortgelijke schat. In de 20 kleiballen die hij nog over had vond hij juwelen, duizenden euro’s waard.
Hij stond versteld. Misschien had hij wel 50 of 60 van die kleiballen met hun verborgen schat in de golven van de oceaan gegooid. In plaats van duizenden euro’s had hij tot tienduizenden euro’s kunnen hebben maar hij had ze gewoon weggegooid!
Zo is het ook met mensen. We kijken naar iemand, of zelfs naar onszelf, en we zien enkel de klei, het uiterlijk, de buitenkant. En die is niet altijd mooi of schitterend, dus kunnen we weinig of geen aandacht opbrengen. Iemand met een mooi of stijlvol uiterlijk, of iemand die bekend is of rijk, zo iemand schatten we gemakkelijk hoger in. En ondertussen nemen we niet de tijd om te zoeken naar de verborgen schat in zoveel andere mensen.
Er is een schat in elk van ons. Als we de tijd nemen om iemand beter te leren kennen, beginnen we zijn kleischil weg te nemen en laten we zijn innerlijk schijnen.
Het mag niet zo zijn dat we, aan het einde van ons leven, ontdekken dat we een fortuin aan vriendschappen hebben weggegooid omdat de edelstenen onopgemerkt bleven. Verborgen onder de klei.