"Tot Bonifaas, die strenge baas, wees voor vrucht op vorst beducht". Oef, die koude mannen zijn verdwenen en ze hebben geen schade aangericht. De zomerbloeiers kunnen voluit hun gang gaan zonder dat ze belemmerd worden door rijm, ijsplekken of vrieskou. En zoals vandaag, was ik vroeg uit de veren en moest nog wat wachten op de krant. Dan pak ik mijn pikkelken, zet me erop en begin al het leven rondom mij gade te slaan. De bloemekes ogen fris, en de vogels fladderen van hier naar ginder op zoek naar lekkere pieren en insecten, om hun kroost van eten te voorzien. Ze kunnen er zoveel vangen als ze willen, hun buikje en dat van hun kuikens, dik en rond eten want van inflatie en duurdere prijzen hebben ze in vogelland nog nooit gehoord. Regenwormen zijn er in overvloed en vliegende en kruipende beestjes ook. Ze moeten niet op de centjes letten want in mijn tuin en die van alle anderen, is dat gratis op te pikken. Zo ziet het leven er op een mooie zaterdagmorgen eruit. Eens dat ik de krant gelezen heb zal ik me optutten om in de tuin te vertoeven en te werken. Een goed breedgerande zomerhoed op en een zonnebril zullen me beschermen tegen al te felle zonnestralen. Mijn compagnon zoekt sowieso een koel plekje op. Wel eentje dat zicht geeft op al mijn handelingen want me uit het oog verliezen doet hij niet. Met volgende afsluiter is dat alles wat ik te vertellen heb op deze heerlijk zonnige zaterdagmorgen: "Wie slechts geloof heeft, loopt gevaar een kwezel te worden. Wie slechts humor heeft, dreigt cynisch te worden. Wie geloof en humor heeft, vindt het evenwicht waarmee hij in het leven rechtop kan blijven." Martin Buber (1878-1965). Tot morgen
|