Het sprookje van Perrault is verfijnder van stijl, maar al bij al sentimenteler en niet zo spannend als het verhaal van Cathérine Bernard. Het begint als volgt:
Il était une fois une Reine qui accoucha dun fils, si laid et si mal fait, quon douta longtemps sil avait forme humaine.
In de volgende zin duikt al een fee op die zegt dat de prins heel verstandig zal zijn en dat hij zijn kennis zal kunnen doorgeven aan de persoon die hij bovenal liefheeft.
In een naburig koninkrijk bevalt een andere koningin van twee dochters: de ene is beeldschoon, maar zal dom blijven, de andere is heel lelijk, maar zal heel slim worden. Om de moeder te troosten, geeft de fee de mooie prinses het vermogen om de persoon die ze liefheeft mooi te maken.
De prinsessen worden ouder et la cadette enlaidissait à vue doeil, et laînée devenait plus stupide de jour en jour.
De mooie dochter heeft aanvankelijk veel aanbidders, maar als deze merken hoe dom ze is, kiezen ze prompt voor de slimme dochter.
Op een dag ontmoet de mooie prinses de aartslelijke prins Riquet. Deze kan haar even verstandig maken als hijzelf is, op voorwaarde dat ze met hem wil trouwen. De prinses krijgt een jaar bedenktijd. Intussen krijgt ze veel aanbidders en is ze van plan om met een van hen te trouwen.
Een jaar later, tijdens een wandeling, hoort ze onder de grond een drukke bedrijvigheid. Er wordt een feest georganiseerd. Ze doet navraag en het blijkt dat de volgende dag de prins Riquet in het huwelijk zal treden. Plots herinnert ze zich dat ze een jaar geleden had beloofd om met Riquet te trouwen.
Ce qui faisait quelle ne sen souvenait pas, cest que, quand elle fit cette promesse, elle était une bête, et quen prenant le nouvel esprit que le prince lui avait donné, elle avait oublié toutes ses sottises.
De prinses weigert, maar als Riquet haar herinnert aan de macht die de fee haar heeft gegeven, stemt ze toe en op hetzelfde moment verandert Riquet in een mooie prins.
Vervolgens treedt de auteur in het verhaal met de moraal:
Quelques-uns assurent que ce ne furent point les charmes de la Fée qui opérèrent, mais que lamour seul fit cette Métamorphose.
Verblind door de liefde:
Elle ne vit plus la difformité de son corps, ni la laideur de son visage, que sa bosse ne lui sembla plus que le bon air dun homme qui fait le gros dos, et quau lieu que jusqualors elle lavait vu boiter effroyablement, elle ne lui trouva plus quun certain air penché qui la charmait.
Dan volgen er nog twee Moralités.
Ce que lon voit dans cet écrit,
Est moins un conté en lair que la vérité même;
Tout est beau dans ce que lon aime,
Tout ce quon aime a de lesprit.
Autre moralité:
Dans un objet où la Nature,
Aura mis de beaux traits, et la vive peinture
Dun teint où jamais lArt ne saurait arriver,
Tous ces dons pourront moins pour rendre un coeur sensible,
Cathérine Bernard: Riquet à la houppe /Riquet met de kuif
Cathérine Bernard: Riquet à la houppe /Riquet met de kuif
Dit is de oorspronkelijke titel van het sprookje De Schone en het Beest. De bekendste auteur ervan is Charles Perrault, maar die had zich gebaseerd op een verhaal van Cathérine Bernard (1662-1712). Bernard was afkomstig uit Normandië en werd later literair in de Parijse salons, waar waarschijnlijk ook dit galante verhaal werd voorgelezen. De naam Riquet is ontleend aan het Normandische dialect, waar het misvormd, gebocheld betekent.
In tegenstelling tot de conte van Perrault is dat van Bernard eenvoudiger en ruwer. Er komen geen feeën en prinsen in voor en het was dus niet direct bestemd voor kinderen. Het verhaal gaat als volgt:
Een sultan uit Granada heeft een beeldschone dochter, Mama, maar ze is jammer genoeg oerdom.
Mama navait pas assez desprit pour savoir quelle nen avait point.
Op een dag ziet ze tijdens een wandeling een afschuwelijke dwerg uit de grond te voorschijn komen. Hij spreekt haar aan met de woorden:
Jai des choses fâcheuses à vous apprendre, mais jen ai dagréables à vous promettre. Hij zegt haar ronduit dat ze dom is en vevolgt op cynische toon:
Voilà ce que javais de cruel à vous dire; mais à la manière stupide dont vous me regardez, je juge que je vous ai fait trop dhonneur lorsque jai craint de vous offenser.
Hij kan haar echter slim maken op voorwaarde dat ze met hem trouwt. Als ze maar de volgende woorden herhaalt, zal haar verstand toenemen:
Toi qui peut tout animer,
Amour, si pour nêtre plus bête,
Il ne faut que savoir aimer,
Me voilà prête.
Mama wordt inderdaad een verstandige vrouw. De aanbidders stromen toe en ze wordt verliefd op een ervan, Arada.
Een jaar later ontmoet ze de dwerg opnieuw. Ze daalt af in zijn onderaardse rijk waar ze koningin kan worden. Ze heeft twee dagen tijd om een beslissing te nemen, verblijft er is een prachtig vertrek en elle y fut servie par des gnomes de son sexe, dont la laideur la blessait moins que celle des hommes.
Ondanks haar afkeer van Riquet, besluit ze met hem te trouwen.
Ze verlangt echter nog naar haar minnaar Arada. En omdat in die tijd par bonheur, le temps des amants fidèles durant encore, is Arada bereid ook verborgen onder de grond te komen leven zodat de geliefden elkaar kunnen ontmoeten. Riquet ontdekt de minnaar echter en roept Mama bij zich:
Quand je vous ai donné de lesprit, je prétendais en jouir: vous en avez fait usage contre moi.
Maar omdat ze haar woord heeft gehouden en met hem getrouwd is, treft hij een minnelijke schikking. Mama zal s nachts, als ze bij hem is, een geestige vrouw zijn maar overdag zal ze de domme gans van vroeger zijn. Door de dwergs nachts met kruiden in een diepe slaap te houden, slaagt mama erin haar minnaar nog te ontmoeten. Maar uiteindelijk worden ze door de dwerg betrapt. Hij betovert Arada waardoor die net hetzelfde uiterlijk krijgt als hijzelf en Mama hen niet meer van elkaar kan onderscheiden.
Elle se vit deux maris au lieu dun, et ne sut jamais à qui adresser ses plaintes, de peur de prendre lobjet de sa haine pour lobjet de son amour; mais peut-être quelle ny perdit guère: les amants à la longue deviennent des maris.
Geronimo en Carlo houden zich op in de grensstreek tussen Tirol en Italië. Geronimo
speelt gitaar en zingt. Carlo haalt het geld op en verzorgt zijn broer. Hun toehoorders zijn reizigers die met het rijtuig aankomen en in de herberg overnachten. Geronimo is in zijn jeugd blind geworden, nadat zijn broer per ongeluk met een pijltje uit een blaaspijp zijn oog had getroffen. Sindsdien trekken ze samen op.
Op een dag arriveert een onrustige jongeman aan de herberg. Hij geeft Carlo een stuk van één frank. Even later wendt hij zich tot Geronimo en zegt hem zich niet te laten bedriegen door zijn begeleider, want hij heeft die zopas een stuk van twintig frank gegeven.
Als Geronimo Carlo daarover aanspreekt, zegt deze enkel een stuk van één frank te hebben ontvangen. Geronimo gelooft hem niet en van dan af wantrouwt hij zijn broer die hij ervan verdenkt hem altijd al te hebben bedrogen. Carlo kan hem niet overtuigen. Ten einde raad besluit hij enkele reizigers te beroven. Na de diefstal trekken de broers vliegensvlug naar het zuiden. Carlo verzint een smoes en toont zijn broer het geldstuk. Deze blijft er echter van overtuigd dat zijn broer hem heeft voorgelogen.
Na enkele dagen worden ze in Italië opgewacht door een gendarm, een bekende van hen. Hij neemt hen mee om verhoord te worden, want ze worden verdacht van de diefstal. Op weg naar het politiekantoor gebeurt het volgende.
Und plötzlich blief Geronimo stehen, so daß auch Carlo innehalten mußte.
Nun, was ist denn? sagte der Gendarm ärgerlich. Vorwärts, vorwärts! Aber da sah er mit Verwunderung, daß der Blinde die Gitare auf den Boden fallen ließ, seine Arme erhob und mit beiden Händen nach den Wangen des Bruders tastete. Dann näherte er Seine Lippen dem Munde Carlos, der zuerst nicht wußte, wie ihm geschah, und küßte ihn.
Het schilderij is The Blind Musicians van John Singer Sargent uit 1912. Uit de collectie van de Aberdeen Art Gallery
Schnitzler (1862-1931) is vooral een auteur van toneelstukken en novellen. In de novelle Sterben uit 1895 zijn er maar drie personages belangrijk. Het jonge stel Felix en Marie en hun huisarts en vriend Alfred.
Felix verneemt dat hij ernstig ziek is. Hoewel hem niet uitdrukkelijk wordt gezegd dat hij niet kan genezen, is de vrees voor een fatale afloop voortdurend aanwezig. De novelle verhaalt hoe zijn ziekte de verhouding tussen de jonggehuwden verstoort. Marie is erg ontdaan en belooft in een opwelling samen met Felix te willen sterven. Maar na een tijdje van opoffering en nadat ze zelf onder de toestand begint te lijden, keert haar levensdrang terug.
Intussen vecht Felix zijn strijd met de dood uit. Hij kan er zich niet mee verzoenen en alleen de gedachte dat Marie met hem zal sterven, geeft hem troost. Om de dood te ontvluchten, maakt hij samen met Marie nog een reis naar het zuiden. Tijdens die reis en op hun bestemming vreest Marie dat Felix haar zal vermoorden. Ten slotte zal de gedachte dat Marie hem in de steek laat en hem bedriegt Felix noodlottig worden.
Enkele passages die me getroffen hebben.
Nadat de huisarts de zieke heeft terecht gewezen omdat hij zich nodeloos ongerust maakt, antwoordt Felix:
Großer Psychologe, lächelte Felix. Wenn ein Arzt mit einem grob ist, kommt man sich gleich so gesund vor.
Het pessimisme van Felix mag blijken uit de volgende woorden:
Es gehen eigentlich lauter zum Tode Verurteilte auf der Erde herum.
Das leben verachten, wenn man gesund ist wie ein Gott, und dem Tod ruhig ins Auge schauen, wenn man in Italien spazierenfährt und das Dasein in den buntesten Farben ringsum blüht das nenn ich ganz einfach Pose. Man sperre einmal so einen Herrn in eine Kammer, verurteile ihn zu Fieber und Atemnot, sage ihm, zwischen den ersten Januar und ersten Februar nächsten Jahres werden Sie begraben sein, und lasse sich dan netwas von ihm vorphilosophieren.
Von Keyserling: Branding Hrabal: Zwaarbewaakte treinen Voltaire: Candide Ishiguro: Een kunstenaar van het vlietende leven Hawthorne: De scharlaken letter Yalom: De Schopenhauer-kuur Rosa: De derde oever van de rivier Hoffmann: Das Fräulein von Scuderi Waugh: The Loved One Kadare: Het donkere jaar Baricco: Zijde Moorehead: De Blauwe Nijl Lampedusa: De tijgerkat Melville: Billy Budd Platonov: De bouwput Tim Parks: Bestemming Bernhard: De neef van Wittgenstein Kafka: Die Verwandlung Werfel: Het bleekblauwe handschrift van een vrouw Traven: Verhalen Baldwin: Go Tell it on the Mountain Faulkner: As I lay dying Oë: De hoogmoedige doden Trilling: The Middle of the Journey Hardy: Far from the madding crowd Kristof: De analfabete McEwan: Amsterdam Filloy: De bende Sciascia: De Zaak Aldo Moro Salinger: Franny and Zooey