Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
E-mail mij
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
Doorheen de dagen
Ervaringen besproken
18-10-2014
ZONDAG 19 OKTOBER
29ste ZONDAG A – 19 OKTOBER 2014
MISSIEZONDAG
Aan het einde van het Matteüsevangelie zegt Jezus: ‘Ga dus op weg en maak alle volken tot mijn leerlingen.’ Van in den beginne hebben de apostelen dat ook gedaan: de eeuwen door werd Jezus’ boodschap doorgegeven. En altijd weer ontstonden jonge, dynamische kerken.
Maar ondertussen is er zoveel veranderd:
- de kerk van 20 eeuwen lijkt oud geworden in het westen, ze mist nieuw bloed en levenskracht
- de vroegere missies zijn al lang geen onmondige, koloniale kindjes meer
Toch is ons geloof niet oubollig: missiewerk blijft belangrijk en wij kunnen missionaris zijn in ons eigen midden.
Lezing uit de eerste brief van Paulus
aan de christenen van Tessalonica 1,1-5
Zusters en broeders, wij danken God altijd voor u allen: wij noemen u onophoudelijk in onze gebeden en gedenken dan voor onze God en Vader hoeveel uw geloof tot stand brengt, hoe krachtig uw liefde is en hoe standvastig u blijft hopen op de komst van Jezus Christus, onze Heer.
Evangelie: Matteüs 22,15-21
Op zekere dag maakten de farizeeën plannenom Jezus in zijn woorden te strikken.Ze zeiden: `Meester, we weten dat U een waarheidlievend man bent want U ziet geen mens naar de ogen.Zeg ons dan wat U hiervan vindt:mag men belasting betalen aan de keizer of niet?'
Daarop zei Hij tegen hen:‘Geef aan de keizer wat van de keizer isen aan God wat van God is.’
IS MISSIE NOG NODIG VANDAAG?
In de jaren ’50 zei een Keniaanse vrijheidsstrijder eens rechttoe rechtaan: ‘Als men een volk zijn goden en tradities afneemt, moet men zeker zijn dat men iets beter in de plaats stelt.’ Hebben wij iets beter te bieden?
‘Zalig die arm van geest zijn …’ In een wereld van geld en macht vraagt Jezus ons om arm te staan tegenover God. Hij prijst niet de mensonterende armoede, die we zien in zoveel schrijnende beelden. Hij prijst de geest van onthechting en verwerpt de graaicultuur van geld en macht.
‘Zalig zij die treuren …’ Ook hier prijst Jezus niet het verdriet om zichzelf, maar een diepere vorm van treurnis: de pijn, die mensen voelen omdat onze wereld nog zo ver af staat van het Rijk van God, dat rijk van waarheid, heiligheid, en liefde, dat rijk van gerechtigheid en vrede.
In een harde wereld vol onverschilligheid pleit Jezus voor mededogen: ‘zalig, die zachtmoedig zijn, zalig, die barmhartig zijn’. Zalig, die oog hebben voor het leed van de ander, en daar geen misbruik van maken. Zalig, die een warm hart hebben en van mensen houden: ‘Mensen gaarne zien, da’s mijn hobby’, stond ooit op een kaartje van ‘Bond zonder Naam’.
En – niet in het minst - zalig, die mensen die zuiver van hart zijn … eerlijk, oprecht, betrouwbaar.
Het ideaal van Jezus staat haaks op de wijsheid en de handelwijzen van de wereld, en er is nog heel wat werk in ons eigen westen. Maar het blijft de moeite om dit ideaal door te geven. Terecht staat in de brief aan de Joodse Christenen: ‘Christus, gisteren, vandaag en altijd’. Want bij Hem vinden we hoop en vreugde, door Hem ontkomen we aan alle duisternis.
Daarom is het een genade in Jezus’ boodschap te mogen geloven; daarom is het goed om de wonderen te zien, die met kleine middelen en simpele daden gebeuren: een glimlach, een woord van liefde, een helpende hand; daarom doet het zo’n deugd te zien dat elders volop leeft wat hier lijkt dood te gaan.
Ook wij kunnen missionaris zijn in ons eigen midden! En aan God geven wat aan God toekomt … want dat is meer dan een uurtje op zondag.
Vandaag, net als de vorige weken, heeft Jezus het aan de stok met de hogepriesters en de oudsten van het volk. Maar het evangelie geeft nooit zomaar een stukje geschiedenis om gewoonweg een stichtend verhaaltje over die wondere man te vertellen. Zoals steeds spreekt Jezus tot ons, hier en nu. Een beetje uitdagend zouden we kunnen stellen: de historische Jezus is verleden tijd, evenzeer als Napoleon, Luther, Karel de Grote en alles wat zich honderden of duizenden jaren geleden voordeed. Zijn woorden, zijn daden, kortom zijn hele manier van leven en alles wat men Hem aandeed - inclusief zijn verworpenheid, lijden, dood en verrijzenis - daarentegen zijn van alle tijden en zijn vandaag actueler dan ooit.
Dat geldt ook voor het historische conflict tussen Jezus en de hogepriesters, de schriftgeleerden, de oudsten van het volk, de specialisten van de letter van de wet. Want eens te meer gaat het over de tegenstelling tussen uiterlijk vertoon en innerlijke ommekeer, een keuze die ook wij moeten maken. Volgen wij de leugen van de schone schijn, of willen wij binnenin eerlijk en oprecht zijn … want ‘zalig zijn de zuiveren van hart …’
Willen wij ons bekleden met de nieuwe mens en leven met de blik op Jezus, met een hart tot God gericht?
Lezing uit de brief van Paulus aan de christenen van Filippi 4,12-14.19-20
Zusters en Broeders, ik weet wat het is om gebrek te lijden, maar ook wat het is om in rijkdom te leven. Ik heb alles aan den lijve ondervonden: overvloed en honger, rijkdom en gebrek.
Mijn God zal uit de overvloed van zijn majesteit elk tekort van u aanvullen, door Christus Jezus.
Aan onze God en Vader komt de eer toe tot in alle eeuwigheid. Amen.
Evangelie: Matteüs 22,1-14
In die tijd zei Jezus tot de hogepriesters en de oudsten van het volk: ‘Het Rijk der hemelen gelijkt op een koning die een bruiloftsfeest gaf voor zijn zoon. Hij stuurde zijn dienaars uit om allen te roepen die hij tot de bruiloft had uitgenodigd, maar zij wilden niet komen.
Toen sprak de koning tot zijn dienaars: ‘Het bruiloftsmaal staat klaar, maar de genodigden waren het niet waard. Gaat dus naar de kruispunten der wegen en nodigt wie ge er maar vindt, tot de bruiloft’.
Immers, velen zijn geroepen, maar weinigen zijn uitgekozen.’
GEKLEED VOOR HET BRUILOFTSMAAL
Met de parabel van het bruiloftsmaal wil Jezus Gods bedoelingen met mens en wereld duidelijk maken: de komst van het Rijk der hemelen, dat bij Hem begonnen is! Hij nodigt allen uit om binnen te gaan en toe te treden tot dit Rijk, goeden en slechten. Het gaat om ‘al of niet ingaan op de uitnodiging’. Maar wie de uitnodiging aanvaardt, moet de gepaste kledij dragen. Bijbelteksten willen ons doen en laten richting geven. Het Rijk der hemelen is uiteraard geen territorium, het is: daar waar God God, en een mens mens mag zijn. Dáár is God zo menselijk aanwezig, daar is de mens een beetje God. Jezus heeft niet anders gedaan: zijn aandacht voor de mens in de miserie, de arme, de zieke, de uitgestotene, de zondaar. Hij ging weldoende rond in Palestina, met zijn 12 volgelingen, zijn 12 ‘armoezaaiers’, want ze lieten alles achter om Hem te volgen. Maar diep binnenin waren ze rijk! Ze leefden hier met Jezus op aarde…en leven met Jezus is binnengaan in het Rijk der hemelen.
Waarom ging men niet spontaan in op de uitnodiging? Het groepje van 12 was toch ook niet zo groot? Waarom zijn er nu steeds minder gelovigen? Het klinkt niet erg positief, en ik ken het antwoord ook niet ten volle. Bovendien zou een zoektocht naar een antwoord op die vraag veel te ver leiden en heel wat nuances vragen, maar het was vroeger ook niet vanzelfsprekend om Jezus te volgen en te vertrouwen op zijn woord, of beter: om te vertrouwen op het Woord dat Hij was. Hier komt geloof bij te pas. Kan ik geloven dat God, die onzichtbaar is, met mij begaan is? Wat ik zeker weet en geloof, is dat Hij zich laat ontmoeten in medemensen.
Als je ouder wordt, zijn heel wat mensen uit je leven weggenomen, mensen, die je dierbaar waren. Zo denk ik aan mijn eigen moeder, en zie ik weer haar geloof dat zo eenvoudig was. Ze had ‘ja’ gezegd, en haar ‘ja’ was ‘ja’. Heel geleerd en heel geletterd was zij niet, maar wel oprecht, eerlijk en trouw, kortom 'zuiver van hart', zoals de zaligsprekingen zeggen. Met de woorden van het evangelie van vandaag mogen we dan herhalen: 'zij had zich gekleed voor het bruiloftsmaal.'
Zo komen we bij het verrassende slot van het evangelie. ‘Vriend’, zo noemt de gastheer één van de genodigden en stuurt hem de deur uit. Hij had niet de passende kledij. We krijgen hier een heel scherp beeld aangereikt om de aandacht te trekken op een wèl te verstane boodschap: ‘ja’ zeggen betekent: engagement. Wij zijn vrij Gods boodschap te aanvaarden, maar dat kan niet op om het even welke manier! Het veronderstelt dat we 'ja' zeggen aan Jezus en dat ons 'ja' daadwerkelijk een 'ja' is, dat beleefd wordt. Vele kleine ‘neens’ doorheen het leven, kunnen leiden naar een levenshouding, die niet past bij een christen. Dan is het alsof we stiekem op feest willen binnenglippen zonder de passende kledij.
Maar met die passende kledij hebben we als kerk heel wat te bieden aan de wereld, waarin we leven! Want vele mensen zijn op de dool, op zoek naar wat zingeving in hun leven.
Mogen wij verder blijven geloven in Jezus’ boodschap en nederig genoeg zijn, om te geloven in de wonderen, die met kleine middelen en simpele daden tot stand komen. ‘Ja’ zeggen, en klein kunnen beginnen, met een glimlach, een bemoedigend woord, een helpende hand. Moge het ons lukken, samen met andere mensen van goede wil, ook al delen zij onze mening niet!
In de grote massa mannen en vrouwen
- of ze nu christen zijn of niet -
zijn er mensen op zoek
naar een mensheid die echt menselijk is
en die zich opent naar God toe.
Hopelijk ontmoeten die mensen op hun weg
een kerk, die zich van macht heeft ontdaan,
een kerk, die arm is, zoals God arm is,
een kerk, die is teruggekeerd naar het wezenlijke,
In deze rozenkransmaand vieren wij moeder Maria in het bijzonder, oktober is ook de missiemaand en bovendien was het gisteren het feest van de Heilige Franciscus van Assisi.
Moeder Maria, onze missionarissen, de Heilige Franciscus, allen hebben zij met hart en ziel voor Jezus gekozen, de hoeksteen van ons leven, die door de wereld wordt verworpen.
Eerste Lezing uit de brief van Paulus aan de christenen van Filippi 4,6-9
Ten slotte, broeders en zusters, schenk aandacht aan alles wat waar is, alles wat edel is, alles wat rechtvaardig is, alles wat zuiver is, alles wat lieflijk is, alles wat eervol is, kortom, aan alles wat deugdzaam is en lof verdient.
Doe alles wat ik u heb geleerd en overgedragen, wat ik u heb verteld en laten zien. Doe het, en de God van de vrede zal met u zijn.
Evangelie: Matteüs 21,33-43
Toen sprak Jezus tot hen: ‘Hebt gij nooit in de Schrift gelezen: De steen die de bouwlieden hebben verworpen, is juist de hoeksteen geworden. Op last van de Heer is dat gebeurd en het is wonderbaar in onze ogen.
Daarom zeg Ik u: Het Rijk Gods zal u ontnomen worden en gegeven aan een volk dat wel de vruchten daarvan opbrengt.’
DOOR ZOVELEN VERWORPEN
Het evangelie van Matteüs loopt op zijn einde. Jezus gaat naar Jeruzalem en het conflict met de Joodse leiders groeit naar een hoogtepunt. Dikwijls vertelt Jezus verhalen dan. Het is een manier van spreken, die wij verleerd hebben. In de parabels van Jezus gaat het wel eens meer over de wijngaard van de Heer, een uitgelezen plek, die God met speciale zorgen koestert en met Zijn Liefde omringt. Maar er wordt daarbij geen bepaald land of plaats bedoeld.
Gods wijngaard is daar, waar Zijn Liefde kan groeien en bloeien en vruchten voortbrengen. En wij mogen die wijngaard beheren. Wij mogen de hoeders worden van die plaatsen waar Gods liefde nog kan leven. De goede vruchten die Hij verwacht zijn gekend. Paulus vat ze nog eens samen in dit unieke zinnetje: ‘Ten slotte, broeders en zusters, schenk aandacht aan alles wat waar en edel is, rechtvaardig en zuiver, beminnelijk en eervol, kortom, aan alles wat deugd heet en lof verdient.’
Gods vertrouwen was diep gekwetst: de wijnbouwers waren ontrouw geworden, ze lieten het eigenbelang triomferen, mishandelden de dienaren en doodden de Zoon. De parabel eindigt dan ook met een scherpe veroordeling van zoveel ontrouw aan God: ‘God zal Zijn wijngaard aan een ander volk geven dat wel goede vruchten afdraagt.’ De Joodse hogepriesters, de oudsten van het volk worden verdreven van de troon, het verhoog waarop ze zichzelf geplaatst hadden: de jonge Kerk van de verrezen Jezus zal hun taak overnemen. Die Jezus, die zij verstoten en verworpen hadden zal de hoeksteen worden in Gods nieuwe wijngaard.
Het is zonneklaar: Jezus verrijst, God leeft in die mensen die, ondanks alles, toch vriendelijk en trouw en rechtvaardig te zijn. Hij wordt tastbaar tussen diegenen die de liefde tot fundament en hoeksteen van hun leven maken. 'De steen die de bouwlieden hebben verworpen is de hoeksteen geworden!' Waar Jezus en Zijn dienstbare liefde de hoeksteen worden, daar woont God!
Geïnspireerd door Pater Frans s.j.
Alleen mensen met ruggengraat
maken een nieuwe wereld!
Ruggengraat heb je nodig.
Om als mens rechtop te kunnen gaan en niet met de kop in de grond.
Om je verantwoordelijkheid op te nemen en sterk te staan in de storm.
Om lasten en zorgen te kunnen dragen en niet te buigen voor geweld en nooit te kruipen voor geld!
Ruggengraat heb je nodig om vol te houden waar anderen het opgeven.
Om rechtop en rechtdoor te gaan je eigen, vrij gekozen weg.
'Iemand had twee zonen', zo begint Jezus vandaag in het evangelie. De ene lijkt een eenvoudige, brave jongen, gewillig en gedienstig. Maar de tweede, dat is een ander paar mouwen. Het ziet er naar uit dat hij heel tegendraads is, onwillig tot en met.
Maar schijn bedriegt, zegt het spreekwoord. En zo blijkt het ook hier te zijn: die eerste is een man van mooie woorden: 'veel beloven en weinig geven, doet de dwazen in vreugde leven', luidt een ander gezegde wat oneerbiedig. En bij de andere is het net omgekeerd. Hij pruttelt eerst wel tegen, zegt botweg tegen zijn vader dat hij niet wil helpen, maar doet tenslotte toch wat gevraagd wordt.
De eerste, onmiddellijke boodschap is duidelijk: je kan je gemakkelijk vergissen in mensen. Laten we dus maar niet te gemakkelijk oordelen. En dan is er nog een diepere inhoud! Jezus wil nog heel wat meer zeggen, zoals straks zal blijken.
Eerste Lezing uit de brief aan de christenen van Filippi 2,1-5
Zusters en broeders, als gemeenschap van Geest, hartelijkheid en mededogen u iets zeggen, maak mijn vreugde dan volledig door uw eenheid van denken, uw eenheid in de liefde, uw saamhorigheid en eensgezindheid.
Diezelfde gezindheid moet onder u heersen die ook in Christus Jezus was.
Evangelie: Matteüs 21,28-32
In die tijd zei Jezus tot de hogepriesters en de oudsten van het volk: ‘Wat denkt u hiervan? Iemand had twee zonen. En hij ging naar de eerste en zei: `Jongen, ga vandaag in de wijngaard werken.'' Hij antwoordde: `Nee, ik wil niet.'' Later bedacht hij zich en ging toch.
Toen ging hij naar de tweede en zei hetzelfde. Die antwoordde: `Goed, heer.'' Maar hij ging niet.
Wie van de twee heeft de wil van de vader gedaan?'
'UW JA ZIJ JA'
In deze periode van het jaar zijn de evangelies van de zondagen gesitueerd in de twistgesprekken van Jezus met de Joodse leiders. Zo moeten wij vandaag ook het verhaal van de twee zonen lezen: Een man vraagt aan één van hen om in zijn wijngaard te gaan werken. Die gaat onmiddellijk akkoord. Maar in feite doet hij het niet.
De vader vraagt het ook aan de andere zoon. Die voelt daar helemaal niet voor. Maar later krijgt hij spijt en gaat hij toch in de wijngaard werken. Deze tweede zoon DOET de wil van de vader '.
In het leven komt het op DADEN aan. Ook de hogepriesters en de oudsten van het volk, met wie Jezus hier in gesprek is, zeggen met de mond dat het er op aankomt de wil van God te DOEN. En zo is ook de overtuiging van Jezus: 'Niet ieder die tot Mij zegt: Heer, Heer! zal binnengaan in het Rijk der hemelen, maar hij die de wil DOET van mijn Vader die in de hemel is'.
Op het eerste gezicht lijken Jezus en de Joodse leiders dus met elkaar akkoord te gaan. Maar HOE doe je de wil van de Vader? Komt ons ja soms niet te snel en te oppervlakkig? Komt het wel vanuit de diepte van een hart dat bereid is om zich te bekeren? Vele Joodse voormannen uit Jezus' tijd gingen er prat op trouw te zijn aan God. Maar hun trouw ging niet verder dan het naleven van wet en tradities. En daarbij gaat het alleen om de buitenkant. En is die buitenkant wel echt de wil van God? Of kan hij ook misleidend en bedrieglijk zijn?
Wat God wil, gaat over de binnenkant: de bekering van ons hart. Wij moeten ons helemaal gewonnen geven aan Zijn oproep. Een oppervlakkig, puur uiterlijk ja, kan geveinsd zijn. Het kan zelfs als excuus dienen om dit ja, waar het eigenlijk op aankomt, niet uit te spreken! Zo wordt het deftige ja van iemand die zich in de routine van de religieuze plicht vastnestelt, uiteindelijk een 'neen' van het hart ten aanzien van de echte wil van God.
Anderzijds zijn er in Jezus' tijd mensen die duidelijk' neen' gezegd hebben aan de religieuze wetten. Hun zondige leefsituatie maakt dit neen maar al te zichtbaar. Dat is de houding van tollenaars en van ontuchtige vrouwen. Zozeer zijn ze in de zonde ondergedompeld dat het niet mogelijk is zich zomaar in een handomdraai te bekeren.
Die mensen beseffen dat het op de bekering van hun hart aankomt. Zij moeten zich vanuit het dieptepunt van hun situatie werkelijk naar God toekeren. Hun 'ja' moet uit de diepte van hun hart komen. Het is geen gemakkelijk ja. Daarom gaan zij eerder dan de 'deftigen', van wie het oppervlakkige ja in de routine van het leven langzaam uitdooft, het Rijk Gods binnen. Een dergelijk getuigenis zou de deftigen heel diep moeten aangrijpen en ook hen voor de beslissende keuze stellen. 'Maar', zegt Jezus, 'zelfs nadat jullie dit gezien hebben, zijn jullie niet tot inkeer gekomen'.
Dit verhaal wordt door Matteüs voor de eerste christelijke gemeenschappen en dus ook voor ons verteld. want deze boodschap heeft niet enkel betekenis voor de Joodse leiders uit Jezus' tijd, maar voor de gelovigen van alle tijden. Is het niet zo dat wij, die thans in West-Europa leven, als het ware te gemakkelijk christen zijn geworden? In ons doopsel werd ons ja door anderen in onze plaats uitgesproken en in vele paasvieringen, waarin de doopgeloften worden hernieuwd, heeft men de indruk dat er een zacht gemurmel door de kerk gaat. Het is echt niet duidelijk dat hier beslissende keuzen worden uitgesproken! Zo lijkt het erop dat christenen en christelijke gemeenschappen soms, zonder veel animo, op hun 'verdiensten' teren.
Hoeveel kunnen wij dan leren van bekeerlingen en soms van ganse gemeenschappen die na heel wat omzwervingen van ganser harte hun ja uitspreken en dit ook in DADEN tonen. Zei Jezus in de Bergrede immers niet: 'UW JA ZIJ JA'?
(Geïnspireerd door een homilie van wijlen Mgr. Paul Schruers)
‘Ik ging zitten tegenover een koppel. Tussen man en vrouw had het kleintje, zo goed als het ging, zich een nestje gemaakt, en het sliep. Maar het draaide zich om in zijn slaap, en ik zag het gezichtje in het licht van de waaklamp. Het was het heerlijke gezichtje van een godenkind! Uit die twee daar was iets als van goud geboren, uit die lompe mensenklomp een wonder van bevalligheid en gratie. Ik boog naar het tere voorhoofdje, het zoete pruilmondje, en ik dacht: dit moet het gezichtje zijn van een later kunstenaar, dit is Mozart toen hij kind was, wat mag dit toch beloven voor het leven van later!
De kleine sprookjesprinsen waren zeker niet anders: wat kon uit dit kind nog groeien in warme, tedere geborgenheid! Als er ergens in een tuin door een mutatie, puur toeval,een nieuwe roos ontstaat, is er bij alle tuinders vreugde, verwondering, dank. De roos wordt apart geplaatst en met bijzondere zorg omgeven, ze zal met voorliefde behandeld worden. Maar er is nu eenmaal geen tuinman voor de mensen. Het Mozartkindje zal, als alle anderen, getekend worden door de afstompingsmachine. Mozart zal zijn hoogste vreugden kennen in de stank van de cafés-chantants. Mozart is ten dode opgeschreven.
Ik ging terug naar mijn treinstel. En ik dacht aldoor: die mensen lijden niet echt in die ellende.
Het is ook niet een of andere vorm van liefdadigheid, die mij nu bezighoudt. Het heeft geen nut altijd opnieuw week te worden om een wonde die toch weer zal opengaan. Zij die gekwetst zijn, lijken zelf de wond niet te voelen. Het is veeleer alsof de mensheid in haar geheel, en niet zozeer de enkeling, hier gekwetst en geschonden is. Ik geloof niet echt in medelijden.
Wat mij hier bezighoudt, is het oog van de tuinman. Het is mij niet te doen om die miserie, waarin mensen zich, al bij al gaan thuis voelen, zo goed en zo kwaad als maar kan, zoals iemand zich goed kan voelen in het nietsdoen. Eeuwenlang al leven Oosterlingen in de vuilnis en vinden dat goed zo. Wat mij nu pijn doet, daar helpt geen gratis soep voor. Wat mij pijn doet, zijn niet die toegetakelde lijven, niet die hele stank en vuiligheid van de trein. Wat mij pijn doet, is dat in elk van deze mensen, telkens weer een Mozartkindje werd gedood.
Alleen de Geest die blaast over de ongeboetseerde klei, kan de Mens maken.
Vandaag horen we een eigenaardige parabel, die op het eerste gezicht nogal moeilijk verteerbaar is: de werkers van het elfde uur. Alle werklieden krijgen evenveel, ongeacht hoelang zij gewerkt hebben. Het lijkt ons onrechtvaardig!
Om dit vreemde verhaal te verstaan, kunnen we eens terugdenken aan die andere parabel, die ook al niet strookt met ons 'gezond boerenverstand': het onkruid onder de tarwe. Jezus zegt daar: laat het onkruid maar opschieten, samen met de tarwe, en bij de oogst zien we dan wel. Als boeren zo te werk zouden gaan, zou hun oogst wel verloren gaan!
Jezus geeft daar dus geen les in landbouw; en zo geeft Hij vandaag ook geen les in economie. Beide parabels hebben te maken met het geduld, het begrip en de vergevingsgezindheid van God. Kortom - zoals Jezus zelf trouwens uitdrukkelijk stelt - het zijn parabels of gelijkenissen, die ons iets willen bijbrengen over het Rijk van God ... en dan blijkt maar al te zeer: Zijn wegen zijn niet zoals onze wegen, Zijn plannen zijn niet zoals onze plannen. HIJ gaat anders te werk dan wij zouden doen. Anders dan wij doen!
Eerste Lezing uit de profeet Jesaja 55,6-9
Mijn plannen zijn niet jullie plannen, en jullie wegen zijn niet mijn wegen – zo spreekt de HEER. Want zo hoog als de hemel is boven de aarde, zo ver gaan mijn wegen jullie wegen te boven, en mijn plannen jullie plannen.
Evangelie: Matteüs 20,1-16
Jezus vertelde eens volgende gelijkenis: 'Met het koninkrijk der hemelen gaat het als met een landeigenaar die 's morgens heel vroeg eropuit ging om arbeiders te huren voor zijn wijngaard. Hij werd het met de arbeiders eens over een denarie per dag en stuurde hen naar zijn wijngaard.
Toen het avond was geworden, zei de eigenaar van de wijngaard tegen zijn opzichter: `Roep de arbeiders en betaal hun het loon uit, de laatsten het eerst.'' De arbeiders van het elfde uur kregen ieder een denarie. De eersten verwachtten toen dat ze meer zouden krijgen. Maar ook zij kregen ieder een denarie. Ze namen hem aan, maar mopperden tegen de landeigenaar.
Maar hij gaf een van hen ten antwoord: `Vriend, ik doe je toch geen onrecht. Ik wil die laatste evenveel geven als jou. Mag ik met het mijne niet doen wat ik wil? Of ben jij jaloers omdat ik goed ben?''
Zo zullen de laatsten de eersten zijn en de eersten de laatsten.'
GA OOK GIJ NAAR MIJN WIJNGAARD!
Meer dan 60 jaar geleden schreef de Schotse auteur Bruce Marshall een boek over het leven van een onderpastoor in Parijs, van vóór de 1ste tot na de 2de WO. Abbé Gaston is in niets opvallend, niet rijk en ook niet superslim. Maar hij is wel een heel goed mens: hij leeft mee, hij trekt het zich allemaal aan, hij is niet onverschillig. En de jaren gaan voorbij, vele jaren en nog vele jaren, en Abbé Gaston maakt geen promotie, hij blijft klein, zonder aanzien, een onooglijk onderpastoorke in een voorstad van Parijs, waar weinig mensen naar de kerk gaan en waar hij toch probeert, om het evangelie van Jezus door te geven. Maar er is iets wat hij niet verstaat in dat evangelie, en dat is precies de parabel van vandaag. Het lijkt hem oneerlijk: wie maar 1 uur werkte, krijgt evenveel als wie 12 uur gewerkt heeft en de hitte van de middagzon heeft gedragen. Keurt Jezus de handelwijze van profiteurs dan goed?
En dan, na 40 jaar van bescheiden dienst gaat hij op rust. Hij heeft geen carrière gemaakt, hij is geen bisschop geworden, en ook geen kanunnik, geen deken, zelfs geen pastoor van een parochie. En ondertussen is hij halfblind en moeilijk te been. Veroordeeld om nog 5 of 10 jaar een murmelende mis te lezen bij brave, maar oud geworden nonnekes, die door de wereld ook al opzij gezet zijn. Hij vertrekt van zijn parochie: hij heeft niet veel mee te nemen, het kan allemaal in een rieten mandje, dat wat versleten is, maar hij kan geen ander kopen. En ook zijn kat gaat mee, ook in een rieten mandje. Zo neemt hij de metro:
‘De trein ratelde voort door de tunnel, maar de abbé lette niet op de stations, want hij dacht na over Gods geheimen en hoe weinig hij er van begreep. Een ervan meende hij evenwel te begrijpen, en dat was waarom de werkers in de wijngaard allemaal een tienling kregen, of ze nu de hitte van de dag gedragen hadden of niet. Hij geloofde dat het was, omdat zoveel van de arbeid zijn eigen beloning was, juist zoals zoveel van de wereld zijn eigen straf was. Abbé Gaston besefte plotseling dat hij als priester zeer gelukkig geweest was. En zelfs nu, nu hij blind en kreupel was, nu hij kilometers epistels en evangelies uit zijn hoofd moest leren, zelfs nu wist hij dat hij gelukkig zou zijn, als inwonend kapelaan bij de zusters. Abbé Gaston lachte bijna hardop toen zijn kat, Sint-Joannes van het Kruis, begon te miauwen. ‘Het is een poes’, legde hij onnodig uit aan de dikke vrouw aan de overkant. De trein ratelde voor door de tunnel. Abbé Gaston begon in stilte te bidden, voor zes Trappisten, die in China vermoord waren, maar ook voor de rest van de wereld bad de abbé: dat de Heer Jezus zich voorover mocht buigen en de wereld mocht aanraken en gladstrijken.’
Geen economie dus, het evangelie van vandaag. Patroons en vakbonden hebben er geen boodschap aan. Het gaat over het Rijk van God. Alleen in gelijkenissen spreekt Jezus erover. En dan blijkt dat dit Rijk helemaal niet gelijk is aan wat wij gewoonlijk onder ‘de hemel’ verstaan. Gods Rijk begint op aarde … ook als het niet op aarde eindigt. Zijn Rijk is niet alleen voor later en ginder, het is reeds voor hier en nu… ook als het eveneens voor later is. Zo kunnen we verstaan dat de inzet voor dit Rijk van God een diepe vreugde en een innerlijke rust geeft aan de mens: ‘Ik heb u dit alles verteld, opdat uw vreugde volkomen zou worden’, zegt Jezus bij het laatste avondmaal. En zo wordt de parabel verstaanbaar: wie zich inzet voor het Rijk van God, wie zijn streefdoel daar legt, vraagt niet om een extra beloning: die is gelukkig bij wat hij doet.
DE WERKERS VAN HET ELFDE UUR
Misschien hebben we er niet echt op gelet
maar er klinkt een pijnlijk zinnetje in die mooie parabel:
‘Niemand heeft ons aangeworven’.
Hier kan veel leed achter steken.
Het verdriet van mensen die altijd en overal
onderaan de ladder staan en uitgesloten worden.
Het zinnetje zegt eigenlijk:
Ik val weer buiten de prijzen,
ik ben weer gedoemd om de laatste te zijn.
Niemand ziet mij staan; niemand werft mij aan.
Ik ben te klein of te groot, te oud of te jong,
altijd beschouwen ze mij als onhandig of dom;
Ik moet altijd maar horen
dat ik voor dit of voor dat niet in aanmerking kom.
Ze zeggen altijd dat er met mij niets valt aan te vangen
Onze levens zijn opgebouwd uit miljoenen momenten, beleefd op miljoenen verschillende manieren. Sommige momenten gingen we op zoek naar liefde, vrede en harmonie. Andere zijn voorbij gegaan door te overleven van dag tot dag.
Maar er is geen grotere ontdekking dan wanneer wij inzien dat het leven, met al zijn vreugden en smarten, bedoeld is om te worden geleefd dag per dag. Het is in dit inzicht dat we de prachtigste waarheid van alles ontdekken.
Of we nu in een herenhuis met veertig kamers leven, omgeven door personeelsleden en rijkdom, of het is een opdracht om de huur elke maand te kunnen betalen, het ligt in onze macht om volledig tevreden te zijn en een leven te leiden dat een diepe zin heeft.
Dag per dag hebben we het vermogen elk moment te koesteren en vreugde te vinden in elke droom. We kunnen elke dag ervaren als een nieuwe dag en met deze nieuwe start hebben we alles wat nodig is om al onze dromen te laten uitkomen. Elke dag is nieuw, en leven dag per dag, laat ons toe om echt te genieten van het leven en ten volle te leven.
‘De Joden vragen om wonderen en de Grieken zoeken wijsheid, maar wij verkondigen een gekruisigde Christus, voor Joden een aanstoot en voor heidenen een dwaasheid. Maar voor wie geloven, is Christus Gods kracht en Gods wijsheid, want de dwaasheid van God is wijzer dan de mensen, en de zwakheid van God is sterker dan de mensen.’ Het zijn woorden van Paulus aan de christenen van Korinthe. (1 Kor 1,22-23)
Deze totale ommekeer van denken, deze revolutie, vieren wij vandaag op het feest van de Kruisverheffing.
Eerste Lezing uit de Brief aan de christenen van Filippi 2,6-11
Hij die bestond in de gestalte van God heeft er zich niet aan willen vastklampen gelijk aan God te zijn. Hij heeft zichzelf ontledigd en de gestalte van een slaaf aangenomen. Hij is aan de mensen gelijk geworden. En als mens verschenen heeft Hij zich vernederd; Hij werd gehoorzaam tot de dood, de dood aan een kruis.
Daarom ook heeft God Hem hoog verheven en Hem de naam verleend die boven alle namen staat, opdat in de naam van Jezus iedere knie zich zou buigen, in de hemel, op aarde en onder de aarde, en iedere tong zou belijden tot eer van God, de Vader: de Heer, dat is Jezus Christus.
Evangelie: Johannes 3,13-17
Zozeer immers heeft God de wereld lief gehad dat Hij zijn eniggeboren Zoon heeft gegeven, opdat al wie in Hem gelooft niet verloren zal gaan maar eeuwig leven zal hebben. God heeft zijn Zoon niet naar de wereld gezonden om de wereld te oordelen, maar opdat de wereld door Hem zou worden gered.’
GEGROET, O KRUIS, ONZE ENIGE HOOP
Het is zeker niet modieus, om met een kruis en een gekruisigde te dwepen. Prestaties worden bejubeld in onze wereld, geen nederlagen. En toch, op Witte Donderdag, zingt één van de mooiste gregoriaanse liederen: ‘Wij echter roemen op het kruis van onze Heer. Want in dit kruis ligt onze opstanding. Door dit kruis zijn wij gered en vrij gemaakt.’ Het kruis staat in het midden van ons geloof. De gekruisigde Jezus heeft de wereld ondersteboven gekeerd. En ons geloof, dat is de wereld op zijn kop.
We geloven in een God die zich getoond heeft in een mens, die volgens deze wereld totaal mislukt is. Een mens die stierf aan een schandpaal, dat vertelt de geschiedenis. En dan begint ons geloof: juist deze vernederde mens is boven allen verheven. Juist deze uitgespuwde mens is de Messias, Christus de Heer. Als de Kerk dit vergeet en het spel van de wereld meespeelt, is zij, tot haar eigen scha en schande ontrouw aan Hem, op wie zij roemt.
Het gaat hier niet om ziekelijke zelfkwelling: kruis en lijden worden niet om zichzelf gezocht, zoals in de middeleeuwen gebeurde door bedevaarders, die zichzelf avond aan avond geselden op hun pelgrimstochten. Of zoals wij prentjes van madonna’s kennen met betraande, getormenteerde gezichten.
Het gaat wel om dit geloof: ‘Het kruis waaraan Christus gehangen heeft, werd teken van ons heil; dat kruis waaraan Hij eens gedood is, werd onze levensboom. Daar op het kruis werden de machten van het kwaad gebonden, daar werd onze dood gedood, door Christus onze Heer.’
Kort voor 1100 kreeg de Heilige Bruno, die door politieke intriges van zijn bisschopszetel verdreven was, een onherbergzaam stuk land in de Franse Alpen. Met 6 broeders ging hij daar in volstrekte eenzaamheid als kluizenaar leven. Het was het begin van de Kartuizers, die tot op vandaag beschouwd worden als de meest ascetische kloosterorde. Centraal in hun leven, en ook in hun klooster, staat het motto: ‘Stat crux, dum volvitur orbis’. 'Het kruis blijft staan, terwijl de wereld voort draait. Het kruis staat rechtop, terwijl de wereld wankelt.’ Onze wereld wankelt en toont barsten tallenkante. Daarom kunnen wij alleen maar deemoedig belijden: ‘Gegroet, o kruis, onze enige hoop.’
Een belijdenis, die weer niet simpel is … want we weten dat het niet gaat om uiterlijke lippendienst, maar om een bekering van ons hart, waardoor de waarden en de wijsheid van de wereld, onderste boven gekeerd worden.
‘Liefde vervult de hele wet’, het is een woord van Paulus in de eerste lezing … De apostel zet zich hiermee af tegen de schijnheiligheid in de Joodse traditie, zoals ook Jezus zelf dat zo vaak gedaan had:
geen uiterlijke lippendienst, maar een bekering van het hart, daar komt het bij Jezus op aan!
Eerste Lezinguit de brief van Paulus aan de christenen van Rome 13,8-10
Broeders en zusters, wees elkaar niets schuldig, behalve liefde, want wie de ander liefheeft, heeft de gehele wet vervuld.
Evangelie: Matteüs 18,15-20
In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: ‘Wanneer uw broeder gezondigd heeft, wijs hem dan onder vier ogen terecht. Luistert hij naar u, dan hebt gij uw broeder gewonnen. Maar luistert hij niet, haal er dan nog een of twee personen bij, opdat alles beruste op de verklaring van twee of drie getuigen. Als hij naar hen niet wil luisteren, leg het dan voor aan de kerk. Wil hij ook naar de kerk niet luisteren, beschouw hem dan als een heiden of tollenaar. Voorwaar, Ik zeg u: Wat gij zult binden op aarde zal ook in de hemel gebonden zijn, en wat gij zult ontbinden op aarde zal ook in de hemel ontbonden zijn.
Eveneens zeg Ik u: Wanneer twee van u eensgezind op aarde iets vragen – het moge zijn wat het wil – zullen zij het verkrijgen van mijn Vader die in de hemel is. Want waar er twee of drie verenigd zijn in mijn Naam, daar ben Ik in hun midden.’
LEEF VANUIT DE LIEFDE, DAN BEN JE ECHT VRIJ
Matteüs geeft richtlijnen om twisten op te lossen, maar Paulus graaft dieper: hij schetst de grondhouding die twisten kan voorkomen: ‘De liefde berokkent de naaste geen enkel kwaad. Liefde vervult de hele wet.’
Het leven zelf is dikwijls de beste leerschool. Ook de H. Augustinus heeft dit ondervonden. Zijn moeder, de H. Monica, was een vrome vrouw, gehuwd met een Romein, die er nogal op los leefde. Jarenlang volgt Augustinus dat lieve leventje van zijn vader, tot groot verdriet van zijn moeder. ‘Vele tranen heeft zij om mij geweend’, schrijft hij later zelf. Kort voor de dood van zijn lieve moeder wordt Augustinus wakker geschud. Hij ziet dat zijn manier van leven leeg en zinloos is. Hij gooit het roer om en kiest voor de weg, die zijn moeder had voorgeleefd. Jaren later maakt hij de balans op van zijn leven en schrijft een soort van autobiografie: de ‘Confessiones’ of ‘Belijdenissen’.
Daarin komt hij ook bij de wijsheid, die Paulus aanprijst: ‘Leef vanuit de liefde, en doe dan wat je wil’. Dat is geen vrijgeleide om, om het even wat te doen. Het is wel de diepe kern van een leven in de Geest van Jezus. Daarbij gaat het niet om een massa regels en wetten. Die kunnen helpen, maar een mensenleven is veel complexer dan een wetboek. Daarom gaat het vooral om een grondhouding van liefde.
Maar laten we daarbij het woord van Johannes niet vergeten: ‘Wat liefde is, hebben we geleerd van Hem die zijn leven voor ons gegeven heeft.Daarom horen ook wij ons leven te geven voor onze broeders en zusters.’ (1 Jo 3,16). Van ons wordt geen kruisdood gevraagd, maar een dikwijls ongeziene overgave aan God en aan de naaste. Zoals ook Jezus zelf die liefde tot God en tot de naaste het eerste, en ook hetzelfde gebod noemt.
Onze liefde zal nooit voltooid zijn en het werk aan onszelf nooit af. Maar op die Liefde komt het aan: de geest en niet de letter van de wet. Want ‘De liefde berokkent de naaste geen enkel kwaad. Liefde vervult de hele wet.’
In eenvoudige woorden: wees ontvankelijk, sta open voor Gods Heilige Geest. Zo word je een mens van goede wil, en zal je vanzelf kiezen voor alles wat deugd heet en lof verdient, voor wat goed is, hier en nu. Dat te weten, is een grote troost die vrij maakt van angst en nodeloze schuldgevoelens. Laten wij daarom proberen mensen van die goede wil te zijn.
Ooit heb je het belang van geld sparen geleerd. En wellicht heb je geleerd het met verstand uit te geven. Maar heb je ook over de waarde van geld wegschenken geleerd? Delen is een belangrijk deel van een volledig en gelukkig leven. En het is een praktijk die heel wat vreugde en voldoening kan terug geven als je het regelmatig doet.
Luister naar het verhaal van de kip en het varken. Een kip en een varken wandelden over de straat toen zij een kleurrijk reclamebord zagen waarop een ontbijt met eieren en spek stond afgebeeld. De kip stopte om de reclame te bewonderen en zei fier tot het varken: 'Maakt deze foto jou niet gelukkig? Geeft het een geen goed gevoel om iets aan de mensen te kunnen geven?'
Het varken antwoordde: 'Inderdaad, ja, maar … voor jou is het een bijdrage. Voor mij … is het een volledige inzet!'
Er is ergens een grens tussen een bijdrage en een totale inzet. Een bijdrage ontspringt uit een soort van verplichting, die je aanvoelt: 'Ik vind dat ik hier toch wel mijn steentje moet bijdragen, iets moet doen.' maar een volledige, vrijwillige inzet is gebaseerd op vreugde. En wanneer we uit vreugde geven dan voelen we ons goed!
Als je nog niet de waarde van het vrijwillige geven hebt ontdekt, probeer het! Je zal aangenaam verrast zijn welk goed gevoel je daarbij krijgt.
En als je daarbij de vraag stelt: 'hoeveel moet ik geven?'. Wel: hoe goed wil je je voelen?