De bot, die berst; de bij, die zoemt, de wind, die zotheid gaat vertellen: wat men kortweg de lente noemt en de aarde komt op stelten stellen; dat klotst nu alles door mijn kop, en 'k stak er wel een pluimken op, als ik maar niet zo deftig was, zo stijf in mijn geklede jas. Als ik de band maar los kon knopen, nam ik u allen dubbelthope: gij meiskens uit de stad, de stal, gij wijs als 't boek, gij dom als oordje, gij uit 't kasteel en gij uit 't poortje, en gij, o boom, en gras en wal, gij witte, wandelende pater, gij paard, gij zon, gij wolk, gij water. en 'k danste midden in uw tas, als ik maar niet zo deftig was, zo stijf in mijn geklede jas.
Want als hongerigen gevoed worden, naakten gekleed, zieken verpleegd, is het Gods hulp dan niet, die de handen van de dienaar vult, en is de goedheid van de ondergeschikte dan geen geschenk van zijn Heer? Ofschoon deze geen helper nodig heeft voor de werken van zijn barmhartigheid, heeft Hij toch zijn almacht zo gematigd, dat Hij het menselijk lijden door mensen te hulp komt. En terecht dankt men God voor de bijstand van de naastenliefde, waarvan men de werken ziet in zijn dienaren. Daarom zegt de Heer zelf tot zijn leerlingen: ‘Moge uw licht zo schijnen voor de mensen, dat zij uw goede werken zien en uw Vader verheerlijken, die in de hemel is.’ (Leo de Grote)
De universaliteit van de christelijke liefde is een abstractie, als ze niet wordt tot concrete geschiedenis, proces, conflict. Alle mensen liefhebben wil niet zeggen dat men confrontaties moet vermijden, het is niet een schijnbare harmonie in stand houden. Liefde is universeel als ze in solidariteit met de verdrukten ook de verdrukkers van hun eigen macht probeert te bevrijden, van hun eerzucht en hun egoïsme. De onderdrukkers heeft men lief door hen uit hun eigen onmenselijke situatie te bevrijden, ja door hen te bevrijden van zichzelf. (Gustavo Guttiérrez s.j.)
Bron: ‘Eeuwig duurt zijn trouw’, Ignatiaans Bidden
Ieder die trouw probeert te bidden, zal niet alleen vertroosting ervaren, maar ook het tegendeel. Dorheid, duisternis, verwarring, onrust, zich aangetrokken voelen tot lage en minderwaardige dingen; of ook een innerlijke leegte, saaiheid, volledig gebrek aan concentratie. De eerste raad in deze situatie is heel moeilijk, nl. niet opgeven en zelfs niet de gebedstijd inkorten. Die raad gaat lijnrecht tegen mijn gevoelens in. Want wat ik ervaar is nu precies dat het allemaal geen zin heeft! En dan toch trouw blijven!! Dat is echt heel moeilijk. Maar ook heel wezenlijk.
Behalve dit trouw zijn moet ik me toch ook wel een paar vragen stellen:
1. Ben ik misschien te moe? Dan moet ik voor het gebed eerst wat uitrusten, anders is het vechten tegen de bierkaai.
2. Kan het zijn, dat ik God iets weiger, wat Hij duidelijk van mij verlangt? Daar hoef ik echt niet lang over na te denken, want ik weet heel goed dat ik een bepaald iets moet doen of juist niet moet doen. Dat is mij duidelijk bewust. Maar ik wil niet. Ik luister niet naar mijn geweten, ofschoon het duidelijk spreekt. Dan zegt God: als je niet wilt doen, wat ik wil, dan ga je je gang maar, maar dan wel zonder Mij. En dat is dan dorheid, innerlijke leegte.
3. Kan het zijn, dat ik in mijn bidden nonchalant en slordig geworden ben. Ik doe het nog wel, maar ik loop er wel de kantjes van af. Het is echt maar half werk. En dan zegt God, OK, als je zo wilt bidden, dan doe je dat maar, maar dan wel zonder Mij. Daar laat IK me niet op in. En dat is dan weer de ervaring van een grote leegte.
4. Het kan ook zijn, dat God de rank aan de wijnstok die goede vrucht draagt bij-snoeit, opdat hij meer vrucht draagt. Dan is er met mij niets mis; integendeel, dan ben ik echt in Gods hand. Maar God wil de vruchtbaarheid nog verhogen, en mijn vereniging met Hem nog verdiepen en versterken. En daarvoor is snoeien nodig. Maar dat doet wel pijn. Toch is het goed. Mijn opgave is het: het uit te houden en trouw te blijven.
Bron: ‘Eeuwig duurt zijn trouw’, Ignatiaans Bidden
Wij zaten samen, zwijgend, bij het vuur; mijn lieve vader en ik. Bij elk klokgetik kwam zijn stervensuur nader en nader.
Hij was rustig en goed; lijk de moeder die haar kindje heeft gedekt tot de kin, en die heengaat op lichte voet, stil en verblijd. Zo wist hij zijn denken en daden bedolven onder Gods warme barmhartigheid.
Hij stond langzaam uit zijn zetel op, recht en sterk lijk hij had geleefd. Zijn fijne hand heeft gebeefd op mijn hand: een nevel over ontwakend land.
Hij heeft zijn laatste daad gedaan: hij gaf me zijn uurwerk, eenvoudig, zonder één woord, en monklend is hij te rust gegaan.
Maar, toen ik hem zacht naar het bed geleidde, wist ik hoe een Engel, zingend, aanschreed achter ons beide. Want moedig had mijn vader, in mijn handen afstand van daad en tijd gedaan. Trots en wenend ben ik van hem heengegaan.
Je schrijft dat je kluizenaar zou willen worden. Ik vind dat veel te vroeg, en het is ook helemaal niet nodig. Je woont immers alleen, en je krijgt maar af en toe bezoek. Als je naar de kerk gaat, is dat geen onderbreking van je eenzaamheid, integendeel, de kerkgang maakt je eenzaamheid intenser en geeft je de kracht die nodig is om ook de tijd in je cel biddend door te brengen.
Je zou je van tijd tot tijd een of twee dagen kunnen opsluiten in je cel om ononderbroken met God te verkeren, maar in jouw geval is dat doorgaans toch al zo. Daarom hoef je ook geen plannen te maken om kluizenaar te worden.
Wanneer je gebed zo stevig geworden is dat je voortdurend oog in oog met God bent, dan heb je de totale afzondering bereikt, zonder dat je kluizenaar bent. Want wat betekent het eigenlijk: kluizenaar zijn?
Dat houdt in dat je aandacht in je hart bij God is en God aanbidt, en dat je helemaal geen neiging meer hebt om die aandacht te verleggen of iets anders te gaan doen. Zoek op die manier de afzondering, en denk niet over die andere vorm van kluizenaarschap.
Het is de kunst binnen in je hart te blijven. Ook met de deuren dicht kun je immers in gedachten over de wereld rondzwerven en heel de wereld in je cel binnenlaten.
Theofaan de Kluizenaar
(overgenomen uit: ‘Een jaar wijsheid uit de abdijen’. Samengesteld door Maria ter Steeg)
Louise Vermeulen (23) had een droom van een vakantiejob. ‘Ik mocht de talenten van de bewoners van het woonzorgcentrum Sint-Vincentius in Ardooie in beeld brengen’, zegt ze. Gewapend met pen en camera liet de jonge spring-in-'t-veld zich onderdompelen en overspoelen. Resultaat is een verhaal vol hart en ziel.
---
Van wat zich afspeelt in het woonzorgcentrum maakte Louise een blog op internet. Knap geschreven, filmpjes die ontroeren. Een positief verhaal boordevol levenslessen. ‘Wat me er het meest raakt, is de rust, een uitnodiging om naar de binnenkant te kijken’, vertelt Louise. ‘Mijn hoofd zit altijd vol, ik raadpleeg vaak mijn Facebook-berichten maar een echt gesprek met een bewoner doet me stilvallen. 'Doucement', leert Omer (90) me een woordje Frans. 'Rustig aan', roept ook Simone me een halt toe. Schermen stressen, mensen omarmen.’
ZOVEEL IN MIJN HOOFD
‘Niet gemakkelijk, nee. Ik ben met duizend dingen tegelijk bezig, kan me moeilijk focussen. Ik ben leerkracht, heb een lief. Ik ben chiroleidster, speel theater. Heb twee blogs, schrijf een boek. Ik sport en wil ook yoga doen. Duizend projecten waar ik soms niet eens aan begin of die ik maar half afwerk. Ik ben op zoek naar aandacht maar ben tegelijk bang dat mensen oordelen. Creatief ja, tot ik blokkeer. Ik ben echt meegaand maar heb ook mijn willetje.
En dan kom je in het woonzorgcentrum, op de afdeling voor dementerenden en dan denk ik: wauw! Hier ben ik helemaal nieuw. Elke morgen is een verrassing, de meesten zijn vergeten wie ik ben. Toch zie ik stralende gezichten, is er dat eindeloze vertrouwen. Dat het sneeuwt in hun hoofd en ze alles vergeten, vind ik zeer intrigerend. Zijn ze ongelukkig? Nee. Beter dan alles te beseffen, denk ik soms. Zij hun wereld, ik die van mij. Ik luister graag naar mensen, ben een praatvaar. Maar niets zeggen en samen indutten, is ook leuk. Wat er in de mensen omgaat, welk vleugje vreugde een glimlach op hun gezicht tovert of welke pijn hen tegenwringt, weet ik niet. Maar als ik zachtjes hun handen streel of
zij die van mij, genieten we. Dan hebben we het gevoel dat alles goed komt. En dat is ook zo.’
HET LEVEN VIEREN
‘Ik sta graag in het zonnetje, wil niet vergeten worden. Ik ben gulzig, wil de boot niet missen. Ik post de zoveelste selfie, doe foute dingen en iedereen heeft het gezien. Een ander zijn leven steekt de ogen uit maar niets is zo pijnlijk als uit de boot vallen want het water is eenzaam. Soms zie ik mensen op restaurant op hun smartphone zitten scrollen terwijl ze tegen elkaar zouden kunnen praten. Hoe onbeleefd! Soms denk ik dat wie in een woonzorgcentrum woont, jonge gasten bekijkt alsof het buitenaardse wezens zijn. Wat zijn die kleine bakjes waar ze op tikken en klikken? Moet je altijd bereikbaar zijn? En waarom al die haast? Vroeger was het niet beter, was er veel zwarte sneeuw en waren er ook ongelukkige mensen. Maar het was wel eenvoudiger. En rustiger. Ik ben soms moe van al dat weten, eenzamer sinds ik iedereen ken.
Of het dan niet saai is in het woonzorgcentrum? Stel je oordeel uit, kom eens langs en lach een potje mee. Het leven vieren, doen ze hier. Soepgroenten snijden. Koffie met taart. Een grap uit het vuistje. Een danspasje, waarom niet? Mensen zijn goed verzorgd en goed omringd. Natuurlijk is het werk van een verpleeg- of zorgkundige niet van de poes. Echt niet. En toch leer ik net hier even mijn pauzeknop in te drukken.’
DE LIEFDE
‘Of de liefde eeuwig kan duren, weet ik niet. Maar in het woonzorgcentrum ontdek ik die wel. Mensen wisten vroeger beter wat ze aan elkaar hadden, er waren minder prikkels en er was minder afleiding. Ik verongeluk me in duizend dingen tegelijk. Breien is ontzettend complex maar Hélène laat geen enkele steek vallen. Ze voelt zich vrij, gewoon zichzelf. En ze laat zich het hoofd niet gek maken omdat ze niet kan kiezen. Wat komt, komt. Zachte handen, wit haar.
'Het leven is te kort om terug te denken, het is nu wat telt', zegt Ivonne. Ik kan ook beter mijn soms donkere gedachten laten varen en genieten van het nu. Zijn bewoners van een woonzorgcentrum ergens bang voor? Hebben zij spijt van iets? Ik vraag het hen. Zo ontdek ik geluk in kleine dingen. Het geeft mijn zelfvertrouwen een boost.
Maria is 85, haar hart twintig. Ze praat, lacht, dicht, spreekt zelfs vreemde talen. Maria vertelde me over mijn grootmoeder die ik nooit gekend heb. Haar knipselboek getuigt van een rijk leven. Ze is enorm geëngageerd, gaat overal naartoe. Ze heeft een uitgebreide sociale kring, een leven in dienst van de parochie. Toch heeft ze altijd haar eigen ding gedaan. Ze is - net als ik - een vogeltje dat zich niet laat kooien maar met vleugels die altijd terugkeren. Een spiegel voor mijn ziel.’
GELOOF
‘Dat ouderen in God geloven en elke dag bidden, vind ik mooi. Ik geloof niet in een God die straft, wel in een hogere kracht die ons leidt. Een energie die ons stuurt, het universum. Het besef van: daarom ben ik hier maar waarbij je ook mislukkingen moet meemaken vooraleer je iets vindt.
Toen ik onlangs in Gent rondliep, probeerde een meisje iets van me te stelen. Ik werd boos. Tot er plots een man viel. Ik hielp hem recht, hij bedankte me en mijn boosheid was over. Toegegeven, ik heb nog nooit iets meegemaakt waarvan ik helemaal ondersteboven was. Je kind verliezen, hoe verklaar je dat? Is dat een deel van jouw pad? Waarom heeft de ene mens de ene tegenslag na de ander en blijft een ander heel zijn leven gespaard? Is dit ons lot? Bestaat er zoiets als karma? Volgens mij komt het altijd goed. Dat vertrouwen heb ik van mijn ouders. Soms voel ik me leeg of slecht maar nooit wanhopig. Wat vandaag niet lukt, kan morgen. Maar ik wil het wel zelf ervaren en laat me moeilijk helpen.’
HET LAATSTE KWARTAAL
‘De zon kan niet elke dag schijnen, soms huilt ook de lucht. Ik ben trots op de laatste foto die ik van Alice en haar dochter kon maken, terwijl ze kaartten. Enkele weken later is Alice gestorven. Hoe moet het voelen, te weten dat je in het laatste kwartaal van je leven bent? Volgens mij is er leven na de dood. Madeleine leest in de bijbel alsof het een spannend boek was. Ik bewonder haar houvast. Mijn houvast? Je moet eerst zelf goed in je vel zitten, vooraleer je een ander gelukkig kan maken. Ik ben van nature een sociaal beestje dat anderen wil plezieren. In mij zit een ziel, waarvan mijn lichaam het omhulsel is. Paul (84) heeft een hart dat klopt voor iedereen. Zijn vrouw overleed twee jaar geleden. Hij mist haar, koestert de band die ze hadden. Maar zie hoe hij het leven omarmt. Geen haar op zijn hoofd dat zelf al aan de dood denkt. 'Zwartkijken helpt je niet', zegt hij. Paul bevestigt me ook dat je in jezelf moet geloven, dat je niet alle verlangens van anderen kan inlossen. 'Maak je eigen keuzes, geniet er voor honderd procent van en heb geen spijt achteraf', zegt hij. Ik maak mijn eigen geluk. Mijn kleine geluk.’
Dominique Coopman. In: ‘OKRA-magazine’, februari 2015