Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
E-mail mij
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
Doorheen de dagen
Ervaringen besproken
18-01-2017
DOORDENKEN OP DONDERDAG
HET OPEN HEK
Elk bos heeft zijn geheimen. Ook een bos dat je door en door kent, maar 's avonds is dat anders. Of 's nachts als je droomt. En juist het bos waarvan je droomt, dat zul je nooit vergeten, zoals Mozes dat bos op een berg.
'Vertel ons van dat bos, vertel ons van dat droombos', vroegen de luisterende kinderen. De nacht was anders dan andere nachten. Er was geen licht van maan en van sterren en toch kon je zien waar je liep. Het pad was afgesleten, kronkelend als een slang tussen de bomen, maar de latere wandelaars zagen het niet. Ze hadden veel te bespreken ...
Ineens liep hij daar, een witte man, met een last op zijn schouders. Hij leek wel een boom met honderd vragende armen. Hij ging voorbij ... nog een keer keek hij om ... het was geen bevel. Het was een vraag, zoals nog nooit iemand gevraagd had.
Die een die was blijven staan ging naar binnen. Het was maar een stap ... Wie die stap heeft gezet en de zoetheid van deze wonderlijke verleider heeft gesmaakt, kan niet meer terug. Een groot avontuur lokt hem verder en verder. Hij kan er niet meer buiten. Hij is buitenste-binnen gekeerd, voor eeuwig uit de droom geholpen.
De luisterende kinderen keken met grote ogen en gingen heen. Ze vingen een vlinder en lieten hem los toen zijn trillende vleugels smeekten als hoog gevouwen handen. Ze volgden hem zover ze konden ...
Na de kersttijd keren we nu terug naar de gewone zondagen. Week na week overwegen we wie Jezus is, en wat Hij voor ons betekent tot op vandaag. We hebben gezongen over vrede en toch lijkt dat weer allemaal zo ver weg. Het nieuws gaat weer over onrecht en oorlog, en we kennen ook de kleine twisten in de eigen kring.
Johannes de Doper zegt in het evangelie dat Jezus de zonden van de wereld wegneemt. Maar we zien daar niet veel van, denken we.
Inderdaad, dat kan niet gebeuren zonder onze bijdrage. Laten we dan ook de kant kiezen van dat ‘Lam van God, dat de zonden uit de wereld wegneemt.
De volgende dag zag Johannes de Doper Jezus,
terwijl die naar hem toe kwam.
‘Daar is het lam van God,’ zei hij,
‘diegene die de zonde van de wereld wegneemt.’
(Johannes 1, 29)
‘DE WEG VAN HET LAM’
‘In wat voor een wereld leven wij nu eigenlijk?’ Die vraag bekruipt ons zo dikwijls als het wereldnieuws ons bereikt. Er is geen nieuwsbulletin zonder dat er sprake is van waanzinnige vernielingen, van corruptie, vergelding en verdrukking. En telkens zijn het de minste der mensen die er het slachtoffer van zijn.
Niet alleen in het wereldnieuws het kwaad zit dicht bij ons. En als we eerlijk zijn: het kwaad zit in ons eigen leven. In elke mens zit iets menselijks maar ook iets onmenselijks. Wijsheid en waanzin, liefde en haat liggen in mekaar verstrengeld.
Dat is geen reden tot schuldgevoelens, wel een aansporing tot zelfkennis. En het is spijtig dat in de huidige opvoedingssystemen zo weinig sprake is van zelfkennis. Gewetensonderzoek is helemaal verdwenen. Het komt slechts ter sprake bij de psychiater maar dan heeft het een andere naam, en dan is het ook te laat.
Trouwens ook op het grote wereldforum is er geen ruimte meer voor een gewetensonderzoek. 11 september was geen aanleiding om kritisch de rol van het kapitalisme en van de Wereldhandelsorganisatie te bevragen. Het was wel een aanleiding om de B52 bommenwerpers van stal te halen.
Waar komt het kwaad vandaan? Hoe komt het dat mensen zo zijn? Zit het in onze genen? We kunnen ons verliezen in allerlei beschouwingen. Maar als de vraag heel persoonlijk op u afkomt, vanop een ziekbed of vanuit een totale ontreddering: ‘Waarom moet ik zo afzien?’ dan staat ge daar met uwe mond vol tanden. Er is geen antwoord, of liever: er is maar dat ene antwoord: ‘Ik blijf bij u.’.
Ook Boeddha zei het reeds in een beeld: Als je bij een gekwetste komt, moet je niet gaan zoeken vanwaar de pijl werd afgeschoten. Dan moet je de wonde verzorgen.
500 jaar later zou Christus in dezelfde zin antwoorden op de vraag over de blindgeborene: ‘Wie hebben hier gezondigd, hijzelf of zijn ouders?’ ‘Noch hij, noch zijn ouders hebben hier gezondigd. Hier moet Gods wil verwezenlijkt worden’ antwoordt Jezus. Dat wil zeggen: help hem.
‘Ik blijf bij u’. In die laatste en enige troost aan de lijdende mens zal Christus zo ver gaan dat hij zich helemaal zal vereenzelvigen met de lijdende mens. De gekruisigde Christus is het laatste en enige antwoord op de levensvraag naar het kwaad in de wereld en het lijden van de mens. Daarom noemde Johannes hem: het lam Gods, verwijzend naar het offerlam dat op paasavond werd geslacht als een herinnering aan de bevrijding uit de verdrukking.
Als we straks voor de communie de woorden zullen horen: ‘Dit is het Lam Gods dat de zonde van de wereld wegneemt’ is dat niet louter herinnering aan een evangelietekst. Te communie gaan is een programma onderschrijven naar de toekomst toe. Het is de gesloten cirkel van het kwaad mee willen doorbreken door de ontwapenende goedheid van het lam, ook als dit ter slachtbank wordt geleid.
Naarmate wij maar één vaderland meer hebben, onze planeet. Naarmate de wereld die ene globe wordt, wordt de weg van het lam de enige uitweg om deze planeet leefbaar te houden.
(Manu Verhulst)
Ik bid voor het geschenk van de Liefde,
want als ik de Liefde niet heb, ben ik niets.
Leer me de Liefde, opdat ik geduldig en vriendelijk word,
niet jaloers, aanstellerig of hooghartig.
Laat me niet hard, zelfzuchtig of vlug op mijn tenen getrapt zijn.
Laat me niet bijhouden wat me allemaal misdaan werd.
Laat me nooit plezier vinden in de fouten van anderen,
laat me verlangen naar de waarheid.
Dan zal er niets zijn dat mijn Liefde niet aankan,
dan zullen er geen grenzen zijn aan haar hoop,
haar geloof, haar volharding.
Mijn Liefde zal zonder eind zijn.
(Iny Driessen: ‘God, die ’t grassprietje bedacht’)
Een schoenlapper vroeg de rabbijn Isaac van Ger: 'Wat moet ik met het ochtendgebed aanvangen? Mijn klanten zijn arme mensen die het met één paar schoenen moeten stellen. ‘s Avonds laat brengen ze hun schoenen en de hele avond en een stuk van de nacht ben ik ermee in de weer. Vaak ben ik ‘s ochtends nog aan het repareren om zeker nog klaar te zijn voor ze gaan werken. Hoe moet dat nu met mijn ochtendgebed?'
'Hoe heb je dat probleem al die tijd opgelost?' vroeg de rabbijn. 'Soms hol ik op een drafje door mijn gebed heen, maar dat geeft wroeging. En soms laat ik het gebedsuur gewoon voorbijgaan, maar ook dan voel ik me niet op mijn gemak. Iedere keer als ik dan mijn hamer op een schoen laat neerkomen, hoor ik mijn hart zuchten: wat voor sukkel ben ik toch dat ik niet eens mijn ochtendgebed kan bidden.'
‘Als ik God was’, zei de rabbijn, 'dan zou ik die zucht hoger aanslaan dan een gebed.'
Ik drink op de mensen Die bergen verzetten Die door blijven gaan met hun kop in de wind Ik drink op de mensen Die met vallen en opstaan Blijven geloven Met het geloof van een kind.
Ik drink op de mensen Die dingen beginnen Waar niemand van weet wat de afloop zal zijn Ik drink op de mensen Van wagen en winnen Die niet willen weten van water in wijn.
Ik drink op de mensen Die blijven vertrouwen Die van te voren niet vragen ‘Voor hoeveel’ en ‘waarom’ Ik drink op de mensen Die dóór blijven douwen Van doe het maar wél En kijk maar niet om.
Ik drink op de mensen Die alles verloren Die weg zijn gezakt En zijn ondergegaan. Ik drink op de mensen Die terug bleven vechten En daarna herboren Weer op zijn gestaan.
Ik drink op het béste Van vandaag en van morgen Ik drink op het mooíste waar ik van hou Ik drink op het maximum Wat er nog in zit In vandaag en in morgen In mij en in jou!
De dag voor Kerstmis woonde ik met mijn kleinkinderen de avondmis bij in de Finisterraekerk. De sfeer was heerlijk, prachtige kerstklanken op het orgel. Hier en daar zagen we al wat mensen binnenkomen, allemaal feestelijk gekleed. Toen de viering begon, waren alle plaatsen bezet. Daar klonken de eerste noten van de inleidende muziek. We zaten stil te luisteren toen we achteraan gerommel hoorden. Een oud vuil mannetje strompelde binnen, onze kant uit, en geen enkele stoel meer vrij. Hij had zijn hele hebben en houden bij zich, tot geblutste kookpotten toe, alles meedragend in twee vuile, bijna versleten plasticzakken. Zijn sjofele kleren zaten vol vlekken en zijn oude pantoffels hadden geen kleur meer. Zelf was hij ook smerig (sorry voor deze uitspraak), eigenlijk niet om aan te zien. Zijn haren krioelden van de schilfers en de geur die hij verspreidde was bijna niet te harden
Niemand maakte een stoel vrij. Niemand wilde hem naast zich op de vooravond van Kerstmis. Er was letterlijk en figuurlijk geen plaats voor hem. Opeens, zomaar opeens vroeg ik aan Klara (het jongste kleinkind, 4 jaar oud) of zij ook vooraan op de roodfluwelen kussentjes voor het altaar wilde gaan zitten. En ja, plots zat dat ventje naast mij. God, wat had ik het daar moeilijk mee. Ik probeerde deze situatie in mijn hoofd en in mijn hart een plaats geven.
De dienst was juist begonnen en begeleid door de zachte melodie van ‘Stille Nacht, Heilige Nacht’, bracht pastoor Nimmegeers in zijn armen de kribbe met het kindje Jezus naar voren. We baden mee, en het mannetje bad mee. Ik wendde mijn hoofd af om zijn geur niet te moeten opsnuiven. Onder de offergang zochten we naar centen. Ik bood het mannetje een cent aan, maar hij haalde uit zijn armtierige beursje zelf een cent. We keken elkaar voor het eerst aan. Hij lachte vertederend met zijn waterige, etterende oogjes, vol met groene vuiltjes. Mens, wat hield ik plots van hem. Ik vergat zijn vieze jas en zijn vieze geur.
We gingen samen te communie en we baden hand in hand het onzevader. Nadien, op uitnodiging van de pastoor voor alle mensen van goede wil, zoenden we elkaar ook nog. Ik voelde zijn traan op mijn wang. Ik weet niet of iemand van de omstanders dat kon vatten. Mijn kleinkinderen begrepen het niet.
De viering was voorbij. De kerk liep leeg. Wij gingen als laatsten naar buiten. De huisraad van het ventje rinkelde. Ik vroeg of hij nu ook deze avond ergens mee mocht gaan feesten. Zijn antwoord zal ik wellicht nooit vergeten: ‘Ik heb al een kerstfeest gehad, jij hebt mij een feest gegeven, want ik heb heel de tijd naast jou mogen zitten.’ We keken elkaar begrijpend aan. In onze ogen borrelden tranen. Menslief wat waren we twee gelukkige mensen. Misschien raakte hier even de hemel de aarde.
Je zette je muts op. Je ging naar jouw thuis, de straat.
En ik ging samen met de kleinkinderen naar huis... feestvieren.
Kerstavond zal nooit nog een avond zijn als de andere. Ook dit jaar zal ik je op de vooravond van Kerstmis verwachten. Maar ik weet bijna met zekerheid dat jij ondertussen de straat hebt geruild voor de eeuwigheid. Lieve man, ik zal je nooit vergeten ..., zeker niet op kerstavond rond 18 uur!
In de Geestelijke Oefeningen brengt Ignatius Menswording en Paasmysterie als vanzelfsprekend bij elkaar: ‘De Heer moest geboren worden in uiterste armoede, om na zoveel honger, dorst, hitte en kou, beledigingen en aanvechtingen te hebben doorstaan te sterven aan het kruis. En dat alles voor mij [116].
Reeds vanaf de geboorte worden de krijtlijnen getekend van Jezus op het kruis, waar Johannes Hem uittekent als een koning zonder rijkdom, zonder macht, zonder geweld.
In je gebed kun je zowel vanaf de geboorte kijken naar Jezus die zijn dood tegemoet gaat, als vanaf zijn dood naar de geboorte toe.In Bethlehem was er geen plaats voor Hem, in Jeruzalem wordt Hij gekruisigd buiten de stad. In beide gebeurtenissen was de armoede totaal. Al vlug wordt het kind Jezus naar het leven gestaan en moet het kleine gezin op de vlucht slaan. Na 33 jaar zullen ze Hem effectief ter dood brengen. Jezus is ons komen bevrijden van zonde en kwaad, niet met pracht en praal, niet met ijzeren vuist, maar met dienende liefde of, zoals Ignatius schrijft ‘met liefdevolle nederigheid’. Dat is de weg die Jezus ons wijst te gaan.
(Adventsretraite Ignatiaans Bidden: ‘WANDELEN IN HET LICHT’)