Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
E-mail mij
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
Doorheen de dagen
Ervaringen besproken
30-03-2018
GOEDE VRIJDAG
De laatste dag
Ze grepen hem terwijl zijn vrienden sliepen En het verraad kuste als een vriend zijn mond. Rumoer was in de stad, en mannen liepen Met toortsen in de donkre straten rond.
Een menigte drong op het plein: ze riepen: ‘Kruis hem! Kruis hem!’ – Hij, die gebonden stond Voor het paleis, zag in hun oogen ’t diepe Geheim, waarvoor hem God ter wereld zond.
En naakt werd hij gekruisigd door soldaten, De vrouwen weenden en de priesters praatten, Er werd gedobbeld en veel wijn vermorst.
Het voorhang scheurde, dooden werden wakker, Een man wierp zilver ten verdoemden akker. Het is volbracht! – Zijn hoofd viel aan zijn borst.
Martinus Nijhoff
Toen zei Jezus: ‘Het is volbracht’. Hij boog het hoofd en gaf de geest. (Johannes 19,30)
Na deze woorden blies Hij over hen en zei: ‘Ontvang de Heilige Geest’ (Johannes 20, 22)
GOEVRIJDAG
Het autaarkleed is afgedaan, het wierookvat gebluscht, de lichten al gestorven en de ratel zelve rust; ’t houdt alles op, de zonne schijnt te vragen, ongetroost, of morgen zij nog heffen zal heur aanzicht in den oost.
‘Ik weet niet wie – of wat – de vraag stelde. Ik weet niet wanneer zij gesteld werd. Ik herinner me niet dat ik antwoordde. Maar eens zei ik ja tegen iemand – of iets.
Vanaf dat moment heb ik de zekerheid dat het leven zinvol is en dat mijn leven, in onderwerping, een doel heeft.
Vanaf dat moment heb ik geweten wat het wil zeggen ‘niet om te zien’, of ‘zich niet te bekommeren om de dag van morgen’.
Aan de Ariadnedraad van dit antwoord voortgeleid door het labyrint van het leven, bereikte ik een tijd en een plaats waarop ik besefte dat deze weg naar een triomf voert die ondergang is, dat de prijs die je ontvang voor de inzet van je eigen leven smaad is, en dat de diepte van de vernedering de enige verheffing is die voor de mens mogelijk is. Daarna had het woord ‘moed’ voor mij zijn zin verloren, omdat niets me meer ontnomen kon worden.
Verder op de weg leerde ik stap voor stap, woord voor woord, dat achter iedere zin van de held van het evangelie een mens staat en de ervaring van een mens. Ook achter het gebed dat de kelk hem mocht voorbijgaan, en achter de belofte om hem te ledigen. Ook achter ieder woord op het kruis.’
(Dag Hammarskjöld: ‘Merkstenen’)
In de nacht waarin de Heer Jezus werd uitgeleverd nam Hij een brood, sprak het dankgebed uit, brak het brood en zei: ‘Dit is mijn lichaam voor jullie.’ (1 Korintiërs 11,23)
Hij die de gestalte van God had, hield zijn gelijkheid aan God niet vast, maar deed er afstand van. Hij nam de gestalte aan van een slaaf en werd gelijk aan een mens. En als mens verschenen, heeft Hij zich vernederd en werd gehoorzaam tot in de dood – de dood aan het kruis. (Brief aan de christenen in Filippi 2,6-8)
Daar staan ze en ze schreeuwen schor en luid en houden aan: die leugenaar moet dood, ontkleed hem, sla hem naakt tot op zijn huid met spijkers door zijn handen aan een kruis, Barabbas vrij! Wij eisen Jezus’ bloed.
Terwijl het volk eist marteling en spot gaat naar het godshuis met zijn zilverloon angstig en schuw een man, Judas Iskariot. Van ver klinkt in zijn oren het gehoon
en van dichtbij een stem die zegt: Judas, verraad jij Jezus met een kus, verraad jij met een groet? Judas. De wroeging overmant in hem de haat en breekt uit in een schreeuw: Het is onschuldig bloed!
Jaap Zijlstra
Terwijl ze aanlagen voor de maaltijd, zei Jezus: ‘Ik verzeker jullie: een van jullie, die met mij eet, zal mij uitleveren.’ Ze werden bedroefd (Marcus 14,18.19)
Verraden worden door een van je beste vrienden... een die met jou de tafel deelt... kan ik mij inleven in de pijn die dat doet? (Ignatiaans bidden, vastenretraite 2017)
Hij stond wreed voor den rechterstoel gebonden, En zij verweten mij zijn vriend te zijn En lasterden, wat heilig is en rein, Als laagheid en afschuwelijke zonden.
'k Zag, hoe zij Hem bespotten en verwondden. Hij leed geduldig smaad en vuige pijn, Ik vreesde hunner oogen valsche schijn En dat ze als Hem mij martelden en schonden.
Zij vroegen huichelend: gij hebt Hem lief? Eer Hij naar mij zijn teedere oogen hief, Had ik mij vloekend van Hem afgescheiden.
Toen stiet de haan zijn schellen morgenkreet. 'k Voelde mijn hart, dat borst van bitter leed. 'k Voelde mijn oogen, hoe ze brandend schreiden.
Ik zou zo graag geloven dat hij later naar hem teruggekeerd is: in die nacht dat Jezus in de tuin werd opgebracht. Een jonge man wilde hem volgen, staat er.
Dat hij toen echt alles had weggegeven. Want hij ging enkel in een linnen doek om zijn lichaam naar de meester op zoek. Het was zijn schuld niet dat ze hem verdreven.
Het laatste wat hij had viel hun in handen. Naakt sloeg hij op de vlucht. Verder dan daar kon hij niet volgen. Als een bedelaar. Ik zie de tranen in zijn ogen branden terwijl hij rent, tussen de struiken door: En sinds die nacht ontbreekt van hem elk spoor.
De voorbije weken stond het kruis van Jezus voorop, en evenzeer ‘de kruisgang door de tijden’, van zovele mensen, die zijn weg gaan.
Dit kruis van Christus is onmiskenbaar ‘het grote mysterie van ons geloof’. Paulus spreekt hier terecht van een dwaasheid in het oog van de mensen, maar voor wie gelooft is juist dit kruis ‘Gods Kracht en Gods Wijsheid.’
Goede Vrijdag komt nu heel dichtbij, deze eucharistie spreekt dan ook eens te meer over die samenhang van kruis en verlossing, die samenhang van leed en leven. Onlosmakelijk zijn beide met elkaar verbonden, ook al gaat dit alle verstand te boven.
Hoewel Hij Gods Zoon was,
heeft Hij in de leerschool van het lijden
gehoorzaamheid geleerd.
(Brief aan de Joodse Christenen 5,6)
Kort voor Hij ter dood gebracht werd, zei Jezus:
Als een graankorrel niet in de aarde valt,
blijft het één graankorrel,
maar wanneer hij sterft, draagt hij veel vrucht.
Wie zich aan zijn leven vastklampt, verliest het;
maar wie zijn leven prijsgeeft in deze wereld,
zal het behouden voor het eeuwige leven.
Wie Mij wil dienen, zal Mij moeten volgen,
en waar Ik ben, daar zal ook mijn dienaar zijn.
Wie Mij dient, zal erkenning vinden bij de Vader.
Nu het zover is, is mijn ziel ontsteld.
Zal Ik dan zeggen:
`Vader, red Mij uit dit uur'?
Nee, want juist daarom ben Ik gekomen:
met het oog op dit uur.
(Johannes 12,24-27)
'GEHOORZAAM IN HET LIJDEN'
‘Christus heeft tijdens zijn leven op aarde, onder tranen en met luide stem, gesmeekt en gebeden, en zo heeft hij gehoorzaamheid geleerd’. De woorden van de eerste lezing klinken weer bijzonder hard. Maar Jezus’ eigen woorden in de hof van Olijven, tijdens het verhaal van zijn lijden, spreken eenzelfde taal: ‘Vader, red mij uit dit uur. En als het mogelijk is, laat deze kelk voorbijgaan. Doch niet mijn wil, maar uw wil geschiede’. Bovendien: zoals we in het evangelie van vandaag lezen, sprak Jezus reeds enkele dagen voor zijn uitlevering vrijwel letterlijk dezelfde woorden: Zal Ik dan zeggen: `Vader, red Mij uit dit uur'? Nee, want juist daarom ben Ik gekomen: met het oog op dit uur.
Kruis, gehoorzaamheid en redding behoren – in hun onderlinge samenhang – tot de diepste kern van Jezus’ leven, en dus ook van ons geloof. Maar eens te meer moeten wij beklemtonen: dit lijden wordt niet om zichzelf geprezen, en Jezus’ gehoorzaamheid is geen slaafs naleven van zinloze regeltjes, zoals wij ons nog voorbeelden herinneren uit verhalen van vroeger. Zijn lijden sluit aan bij zijn diepste roeping, waarvoor Hij in de wereld gekomen is: ‘de mensen vrij maken, van zonde en van alle kwaad dat uit die zonde voortkomt’. Doorheen dit lijden toont Hij ons een weg ten leven en voert Hij ons weg uit duisternis en dood. Langs de weg van dit lijden opent Hij voor ons de toegang tot een waarachtig leven van een diepe, volkomen vreugde.
Ook de gelovige koestert het lijden niet om zichzelf, maar opdat de medemens – doorheen dit pad van leed en pijn – menswaardiger zou kunnen leven. Wie zijn leven afstemt op de weg, die Jezus ging, aanvaardt het om eigen voordeel en belang op te geven, hopende om zo het leven van zijn lijdende medemens draaglijker te maken … want zo heeft Jezus voorgedaan. Zo zijn kruisweg en redding onlosmakelijk verbonden.
En dan is er die gehoorzaamheid, zo dikwijls misbruikt om mensen klein te houden of te onderdrukken. De gehoorzaamheid die Jezus voorleeft is een gehoorzaamheid aan God zelf. Wij moeten inderdaad afstand doen van eigen willetjes en grilletjes, om een hoger goed te dienen, een doel dat groter is dan ons eigen persoontje: een aarde, waarvan we niet alleen bij de schepping kunnen zeggen: ‘en God zag dat het goed was’, maar een aarde, die ons ook nu nog laat jubelen: ‘en God ziet dat het goed is’, de voltooiing van zijn Rijk, een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, waar Hij daadwerkelijk en zichtbaar woont tussen de mensen.
Daar staan wij nog ver van af … en we zullen nog heel wat gehoorzaamheid moeten opsteken in de leerschool van het lijden. Opnieuw denken we dan aan die profetische woorden uit het Oude Testament: ‘Beide houd ik u voor: dood en leven. Kies dan het leven’.
Kies dan het leven … dat kan alleen maar door de onthechting van de graankorrel en door lijden, dat leven geeft. Kies dan het leven … dat vraagt ook gehoorzaamheid aan Gods mensgeworden Woord en aan zijn visioen over deze aarde en al wat er woont.
God is liefde. Pure scheppende, zichzelf gevende liefde. Hij is niets anders. Hij kan niets anders zijn. Zijn scheppende liefde zoekt zijn schepsel, zijn liefde zoekt de mens. De Ene en Eeuwige zoekt de mens die leeft in tijd en ruimte. Hij daalt af naar de mens, ‘ontledigt’ zich, komt binnen in tijd en ruimte, wordt mens. Hij komt binnen in de lange evolutie van de materie en van het leven, komt binnen in onze menselijke geschiedenis, en deelt ons sterfelijk menselijk bestaan, ons leven en onze dood.
In de mens Jezus van Nazareth wordt God zichtbaar onder ons. Hij is de Christus, de Gezalfde. De mens van en in Gods liefde. In Hem zien wij wat goddelijke liefde doet. In Hem zien wij wie wij zijn en kunnen zijn, en beginnen wij te vermoeden wie God is en wie God wil zijn.
De mens Jezus van Nazareth, de Verrezen Gekruisigde, de Zoon van de Vader, is de kern en het hart van ons christen-zijn. Het hart van het christen-zijn is geen leer, geen morele wet hoe hoogstaand ook, maar Iemand, een Persoon, de Levende. Ons geloven is geen kennis maar ontmoeting; ons geloven is geen weten maar vertrouwen; ons geloven is uiteindelijk dankbare overgave in liefde en vertrouwen.
Daarom luisteren we altijd weer opnieuw naar de ‘evangelies’ van en over Hem, naar Paulus (zijn brieven zijn de oudste geschreven getuigenissen over Hem, ouder dan de vier evangelies), en naar andere brieven die over Hem getuigen. Zij zijn de toegang tot onze ontmoeting met Hem als de Levende, nu. Zij zijn en blijven de nooit opdrogende bron van zijn genade, altijd weer opnieuw.
(Bron: Ignatiaans bidden, vastenretraite 2017, Geloofsimpuls 4)
‘Gods liefde voor de mensen was zo groot, dat hij zijn enige Zoon gegeven heeft. En ieder die in hem gelooft, zal niet sterven, maar voor eeuwig leven.’ Die boodschap van liefde en leven krijgen we straks in het evangelie. Aan onszelf overgelaten staan wij ten dode opgeschreven, maar Hij schenkt ons leven: zijn weg ten leven tilt ons boven elke dood uit.
In vele kerken hangt er vooraan een levensgroot beeld van de kruisigde Jezus. Het is goed om af en toe eens alleen – in alle stilte en buiten elke viering om – een kerk binnen te lopen en minutenlang biddend naar dit kruis te kijken. Zulk een langdurig mediterend kijken ontroert ons ten zeerste … en dat heeft niets met kunst of esthetica te maken.
Wat ons ontroert in dit beeld is deze overweging:
Jezus, verworpen, gefolterd,
als een boosdoener door mensen gekruisigd
omwille van ons
uit uiterste liefde voor ons
Deze afzichtelijke, verworpen Gekruisigde is het grote mysterie, de diepste kern van ons geloof.
‘HIJ schenkt ons LEVEN’:
door deze Liefde tot het uiterste,
door zijn Lichaam – omwille van ons – gegeven en gebroken!
Omdat God zo barmhartig is,
omdat de liefde die hij voor ons heeft opgevat zo groot is,
heeft hij ons, die dood waren door onze zonden,
samen met Christus levend gemaakt.
Ook u bent nu door zijn genade gered.
(‘Brief aan de christenen van Efese 2,4-5)
Zozeer immers heeft God de mensen liefgehad
dat Hij zijn eniggeboren Zoon heeft gegeven,
opdat alwie in Hem gelooft niet verloren zal gaan
maar eeuwig leven zal hebben.
God heeft zijn Zoon immers niet naar de wereld gezonden
om de wereld te oordelen,
maar opdat de wereld door Hem zou worden gered.
(Johannes 3,16-17)
‘Hij schenkt ons Leven’
In het geheim komt Nicodemus op een nacht bij Jezus, in een zoektocht naar licht en leven. Hij vindt dat licht en dat leven ook bij Jezus. Maar dat gebeurt niet hals over kop of overhaast, als een donderslag bij heldere hemel. Het is een heel menselijk proces, dat tijd vraagt. Nicodemus, een mens als wij, voelt de weerstand om zijn gewone pad te verlaten en aarzelt om de sprong te wagen. Hij kan het allemaal zo moeilijk geloven omdat het zo anders is dan wat hij altijd gedacht had, zo anders ook dan wat normaal lijkt. Hij aarzelt dan ook om zich toe te vertrouwen aan die Jezus, die gekruisigd zal worden – een weg ten dode in de ogen van de weldenkende mens.
Het kruis, dat leidt tot een nieuwe geboorte, dát is hét mysterie van de God die Leven geeft! Niemand heeft ooit God gezien, maar de Zoon heeft Hem doen kennen. Wat wij ten diepste van God weten, leren we in het lijden en de dood van Jezus. Daarin geeft Jezus zichzelf totaal en geeft de Vader zijn Zoon. Want Jezus lijdt tijdens zijn kruisgang en op zijn kruis. En de Vader lijdt mee als Hij zijn Zoon zó ziet. Vader en Zoon lijken totaal uiteengerukt: ‘Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij mij verlaten’. Maar zij zijn volkomen één: in hun gegevenheid, in hun gebrokenheid voor de mens, in hun Liefde, die zich heel en al schenkt. Ook, bovenal en alleen dan wanneer het lijden in zijn talloze vormen zo overweldigend en verpletterend aanwezig is.
Hoe kunnen wij geloven dat God leven geeft doorheen die weg van onnoemelijk lijden en dood? Hoe kunnen wij geloven dat God leven geeft, wanneer lijden en dood ook nu zo overdonderend aanwezig blijven? Hoe kunnen wij geloven dat God leven geeft? Met zoveel onrecht, oorlog en persoonlijke miserie? Waarom zoveel bloed en tranen? En bovenal: waarom vinden wij geen antwoord of afdoende verklaring voor al dit lijden? Waarom begrijpen wij niet dat het zo alomtegenwoordig aanwezig is en zoveel mensen treft, die beter verdienen? Waarom begrijpen wij niet dat het zoveel onschuldigen verminkt en doodmept? Waarom geen antwoord, waarom geen verklaring?
Er is maar één antwoord hierop en dit is door en door paradoxaal. Wij begrijpen dit immense, meer dan levensgrote leed niet, wij vinden geen antwoord op onze vraag naar een waarom of een verklaring, omdat er geen antwoord of verklaring is. Omdat we niet mogen zeggen dat God dit lijden veroorzaakt of wil. Maar de Gekruisigde leert ons hoe wij MET dit lijden toch kunnen leven? En dat kan enkel: door in Hem te geloven zoals Hij was: verworpen, gemarteld, gekruisigd, verrezen. Zo was zijn Liefde. En alleen die oneindige Liefde laat toe om met het lijden toch te leven. Lijden wordt leefbaar omdat ook Jezus – Gods eigen Zoon en zelf God – diezelfde weg gegaan is van Lijden naar Leven. Omdat Hij wilde tonen dat Hij MEDE LIJDT en MEDE LEEFT en doorheen alle lijden tot leven kwam en blijft komen.
Beter dan het evangelie kunnen wij het niet zeggen: ‘God had de wereld zo lief dat hij zijn enige Zoon heeft gegeven, opdat ieder die in hem gelooft niet verloren gaat, maar eeuwig leven heeft. God heeft zijn Zoon niet naar de wereld gestuurd om te oordelen, maar om die wereld door hem te redden.’
Moge dit geloof ons – over alle twijfels heen – geschonken zijn!
Op tweede kerstdag is mijn vader zachtjes weggevlogen,
de eeuwigheid tegemoet.
Vlak voor de koopjesperiode begint, moet je om korting te krijgen soms iets extra’s kopen waar je eigenlijk niet op uit bent. Zo is het ook met rouw.
Verdriet in de vorm van een bord te veel op tafel.
Het is haast een klassieker, maar toch overkomt het me. Als ik na de uitvaart en de korte plechtigheid op de begraafplaats ’s avonds bij mijn moeder de tafel dek, staat er opeens een bord te veel. Mijn handen hebben ook voor mijn vader nog een bord geplaatst, in de hoop dat hij straks net zoals nog niet zo lang geleden overeind komt uit zijn zetel en mee aanschuift.
Verdriet op de roltrap in een kledingzaak.
Met mijn verstand op nul ga ik naar de winkel om de kamerjas die ik mijn vader voor Nieuwjaar had gekocht terug te brengen. Zoiets moet gewoon gebeuren. Het meisje aan de kassa is heel lief en ik krijg zonder problemen het geld terug, maar als ik zonder pakje weer wil weggaan, sta ik opeens met lege handen.
Wij hebben een schat aan mooie herinneringen, maar het gemis krijgen we er telkens ongevraagd voor dezelfde prijs bij. Koppelverkoop. Het ene kan blijkbaar niet zonder het andere.
Een bitterzoet verdriet dus.
Mijn moeder huilt telkens als ze kijkt naar zijn foto op de schouw, maar ze laat die foto toch staan. Ze heeft verdriet als ze zijn horloge in de kast ziet liggen, maar toch mag het daar niet weg.
Mensen met meer ervaring in verdriet zeggen dat het altijd zo zal blijven. Dat verdriet op de gekste momenten de kop kan opsteken, naar aanleiding van een liedje, een uitspraak of een plek waar je komt. Dat het pijn doet, maar dat het je tegelijk verbindt met wie je moet missen.
Ondanks alles is dat een troost.
Al onze herinneringen hebben een scherp randje gekregen, waar we ons van tijd tot tijd aan zullen snijden. Toch zouden we ze niet willen missen.
We hopen en geloven dat mijn vader in de warme armen van God ligt. Onze aardse verlangens – om hem nog eens vast te houden, om nog even een grapje van hem te horen – botsen met zijn hemelse toestand. Ons hart loopt er blauwe plekken van op. Maar we blijven met elkaar verbonden.
In de veertigdagen tijd gaan de lezingen regelrecht en zonder omwegen naar de kern van Jezus’ ‘blijde boodschap’, die niet alleen uit zijn woorden, maar bovenal uit zijn leven naar voor treedt. Zo luisteren we vandaag naar Paulus, die ons spreekt over ‘die ongewone wijsheid’: de dwaasheid van het Kruis. Meer dan wie ook heeft Jezus in zijn eigen leven ondervonden dat ‘zijn weg ten leven’geen applaus oogstte, maar – op het eerste gezicht – alleen maar ‘ten dode’ leek te leiden. Met dit inzicht voor ogen kijkt Hij ons aan. In deze wijsheid nodigt Hij ons uit.
Het evangelie – de uitdrijving van de kooplieden uit de tempel – toont een anekdotisch voorbeeld van die ‘ware wijsheid’, die noodgedwonden MOET botsen met de berekening en de leugen van deze wereld, de berekening en de leugen, die ook ons hart kunnen beheersen.
Zusters en broeders,
de Joden vragen om wonderen
en de Grieken zoeken wijsheid,
maar wij verkondigen een gekruisigde Christus,
voor Joden aanstootgevend en voor heidenen dwaas.
Maar voor wie geroepen zijn, zowel Joden als Grieken,
is Christus Gods kracht en Gods wijsheid,
want het dwaze van God is wijzer dan mensen,
en het zwakke van God is sterker dan mensen.
(1 Korintiërs 1,22-25)
‘GODS WIJSHEID: DE DWAASHEID VAN HET KRUIS’
Een gekruisigde Christus, een dwaasheid in het oog van de mensen, is Gods kracht en Gods wijsheid. De woorden van Paulus zijn schokkend. En toch: als Jezus de gids voor ons leven wordt, wacht ook ons een heel persoonlijke kruisweg. De weg van Jezus is de weg van het kruis. Bij zowat alle heiligen vinden we sporen daarvan in hun leven. Jezus had dat trouwens voorspeld: net als Hij zelf, zullen ook zijn vrienden te lijden hebben en ‘gekruisigd’ worden.
Soms zien we uitwassen: mensen, die zichzelf pijn doen, een kruis opleggen, uit een verkeerd begrepen boete of versterving. Jezus echter zocht het kruis niet om zichzelf. Zijn kruis vloeide voort uit zijn diepste roeping of keuze. De roeping en de keuze om de mens te verlossen en de zonde weg te nemen uit deze wereld. Hij is immers het Lam Gods, dat de zonde wegneemt uit de wereld. Daarom is zijn diepste keuze een keuze tegen kwaad en onrecht, een keuze tegen de goddeloze wanorde die deze wereld regeert.
Dat lijken harde woorden, maar zelf spreekt Jezus veel scherper: ‘Jullie weten dat heersers met ijzeren vuist regeren, mensen onderdrukken en hun macht misbruiken. Zo mag het bij jullie niet zijn. De Mensenzoon is immers gekomen om te dienen en zijn leven te geven als losgeld voor velen.’
De keuze van Jezus gaat regelrecht in tegen de wijsheid van deze wereld: Hij koos, tot in de dood, voor hen die door de machten van zijn tijd en van altijd, verschopt werden, uitgesloten, als uitschot beschouwd. Hij koos voor hen, die niet verwaand en trots waren, maar die zich klein en arm wisten.
Wie deze diepste keuze van Jezus volgt zal het kruis niet moeten zoeken op een kunstmatige wijze. Wie voor kleinen en armen kiest, botst vanzelf wel met rijken en machtigen, die hem, net als Jezus zullen kruisigen, omdat hij opkomt voor gerechtigheid, mildheid en mededogen. In de wereld en in de eigen omgeving.
EEN BIJKOMENDE BEZINNING
(Bron: ‘Tertio’ 942, van 28 februari 2018: Een interview van hoofdredacteur Emmanuel Van Lierde met de kardinaal-aartsbisschop van Conakry, Guinée, Robert Sarah)
Emmanuel Van Lierde: ‘U kwam in Brussel uw boek ‘Dieu ou rien’ voorstellen. Is die titel niet te radicaal? Het leven is toch niet zo zwart-wit?’
Monseigneur Robert Sarah: ‘De broosheid van het leven, de tragedies en het lijden beletten niet dat er zwart en wit bestaat. Er is dag en nacht, hemel en aarde, goed en kwaad, man en vrouw, zieken en gezonden. We moeten niet alles afzwakken en relativeren omdat er lijden en tragedies bestaan. God heeft immense ambities met ons. Hij wil ons niet laten steken in de modder. God wil dat we heilig worden. Al tweeduizend jaar brengen christenen daartoe enorme offers. De radicaliteit van het evangelie is geen rigorisme, geen rigiditeit. Het is onze roeping: allen zijn geroepen tot heiligheid.’
‘DIEU OU RIEN’: ik neem niets terug van die titel die goed weergeeft dat de mens altijd voor de keuze staat, een alternatief waarvan zijn eeuwige bestemming afhangt. Dat geldt zelfs nog meer in onze tijd, want het is niet alleen een keuze voor elk individu afzonderlijk, maar ook voor de toekomst van de hele mensheid. Sinds de Tweede Wereldoorlog en de twee atoombommen weten we dat ze sterfelijk is. Ze kan de nucleaire vernietiging over zichzelf uitroepen. Iets gelijkaardigs is het misprijzen van de natuur en het uitputten van de natuurlijke rijkdommen. Zelfde resultaat: vernedering, perversie en zelfdestructie. Ja, God of niets, dat is het alternatief. Ik geef toe, radicaal, maar eigenlijk is het een kreet van verdriet, de kreet van een zielzorger tegenover de hardvochtigheid van onze tijdgenoten.Het is niet anders dan een echo van Gods jammerklacht die als rode draad door de Bijbel loopt tot het Lam Gods alle lijden op zich neemt. … Ja, wij hebben een keuze te maken: of God, of onze zelfvernietiging.’
…
Emmanuel Van Lierde: ‘Elke christen is een martelaar, iemand die getuigt van de radicaliteit van het evangelie’, zegt u. Hoe zijn wij vandaag martelaars, niet in het Midden-Oosten, maar hier in het Westen?’
Monseigneur Robert Sarah: ‘Christen-zijn is niets anders dan worden als Christus, op Hem gelijken en radicaal en helemaal het evangelie en de leer van de kerk volgen. Een christen is in staat te sterven uit trouw aan Christus en door een heroïsch getuigenis van het evangelie. Je bent geen christen om te grappen. Het is belachelijk God en Christus voor te stellen als lamme goedzakken. Ja, God is goed en barmhartig, maar ook een veeleisende Vader. ‘Als uw rechteroog u tot zonde zou verleiden, ruk het uit en werp het ver van u, want het is beter voor u dat één van uw leden verloren gaat en niet uw hele lichaam in de hel geworpen wordt’ (Matteüs 5, 29-30). Christen-zijn is je kruis opnemen en Christus volgen. Luister niet naar een hol evangelie! ‘Het evangelie, dat is zout, en jullie hebben er suiker van gemaakt’, zegt Paul Claudel. Laten we trachten met moed, heroïsme en waarheid het voorbeeld van de martelaren te volgen.’
Op tweede kerstdag is mijn vader zachtjes weggevlogen,
de eeuwigheid tegemoet.
Mijn vader droomde ervan om te kunnen vliegen als een vogel. Hoog in de lucht, vrij en vrolijk, van bovenaf neerkijkend op het menselijk gewriemel.
Als kind hoorde ik hoeveel verlangen er sprak uit die dagdroom.
Mij leek het maar niks. Daarboven waaide er vast een harde, koude wind. Ik had op de begane grond al moeite genoeg om de weg terug te vinden, dat zou in de lucht alleen maar erger worden. En van zwaaien en buitelen werd ik beslist nog misselijker dan wat ik steevast bij elke busrit ondervond.
Maar de ogen van mijn vader glansden als hij erover sprak. Mijn rustige, stipte vader die nooit iets onverwachts deed, was in het diepst van zijn gedachten een vrije zwaluw.
Mijn vader is nooit weggevlogen, hij was er altijd.
Samen speelden we landverkoper met een mes in de aarde, legden we een herbarium aan, verdiepten we ons in de Bijbel. Altijd wisselden we over alles van gedachten.
Hij nam mij serieus en dat deed mij groeien.
Hij bleef een vanzelfsprekende aanwezigheid in mijn leven. Hij werd 70 en 80 en 90 en er leek geen einde aan te komen. Alleen werd hij de laatste maanden brozer en doorschijnender, alsof hij stilaan vervluchtigde.
Tot hij op tweede kerstdag in zijn slaap naar de hemel vloog.
Het lievelingsliedje van mijn vader is ‘Volare’. Het gaat over al je zorgen achterlaten en samen met wie je lief is wegvliegen naar een oneindig blauwe hemel. Het ritme wiegt je mee op de zachte cadans van de wolken. Wij luisteren er keer op keer naar, ook al weten we dat mijn vader nooit meer tussen ons zal landen. Want hij zweeft nu in de zachte armen van God, met een ziel als een vogel zo vrij.
KOLET JANSSEN, in ‘KERKNET’, vrijdag 29 december 2017
Het is moeilijk om een goede vertaling te vinden voor het woord ‘roça’. In ‘Het vlakke land dat het mijne is’ (Jacques Brel) zouden we spreken van het ‘platteland’ … of zelfs van de ‘polder’ … maar er is hier zo weinig vlak, en alles is zo heuvelachtig. En waar zou je hier in ’s hemelsnaam enig spoor vinden van ‘inpoldering’.
Daarom een omschrijving, in plaats van een vertaling. De ‘roça’ is dan de aanduiding voor alle terreinen die enigszins van de woonkern verwijderd liggen, en waar doorgaans heel eenvoudige mensen wat landarbeid of een beetje veeteelt als beroep uitoefenen en op die manier een bescheiden inkomen, maar bovenal een heel mooie, aantrekkelijke levenswijze vinden, die vanzelf tot rust brengt, op het ritme van de zon: het werk begint nog voor zonsopgang en bij valavond gaat de rusttijd in, met soms een beetje televisie (sinds enkele jaren is er elektriciteit) en dan heel vroeg naar bed … want om 04.00 uur morgen begint een nieuwe dag.
Vorige zondag werd ik uitgenodigd voor een dagje in de roça bij Madalena, José en Janio. Het was een heel mooie dag met leuke babbels, prachtige panorama’s, een heerlijke caipirinha en een even heerlijke churrasco, die bereid werd door Madalena en Lene.
Pratend met de mensen, kijkend naar alle kanten … stapje voor stapje kom ik aan een driesprong op de weg: helemaal links lijkt de weg opnieuw naar beneden te leiden (goed te zien op de laatste foto van vorig verslagje), helemaal rechts leidt een andere weg, ook bergaf naar een andere plaats in Mundo Novo. De middenweg dus, de ‘Sapé’ ligt nu volledig achter mij en ik kom aan een nieuwe ‘povoado’: ‘Santa Cruz’.
Meteen moet ik opnieuw kiezen: je kan doorheen de wijk wandelen langs 2 wegen: bovenaan dichtbij een reeks huizen op je linkerkant, of, zowat 10 meter lager, langs een andere parallele weg, iets meer verwijderd van de huizen in de wijk. Alleen bij het begin staan rechts enkele woningen.
Omdat mij gezegd was dat een wandeling door ‘Santa Cruz’ gevaarlijk is om overvallen te worden, kies ik voor de lagere weg, en kan ondertussen de bedrijvigheid aan alle kanten goed volgen, met onder andere een ezeltje en enkele plaatselijke ‘modellen’, die om aandacht vragen.
Van gevaar heb ik evenwel niets gemerkt, wel – zoals steeds – veel sporen van armoede in de ‘povoado’, let bijvoorbeeld op het zwerfvuil en op de afvoerbuizen die uit de bergwand steken: zo wordt afvalwater ‘in vrije val’ en zonder riool afgevoerd .
Achter de volgende bocht – aan het einde van de wijk – wenkt de top van de berg, waar drie ‘wonderen’ wachten:
- de koele technologie van de kleurloze zendmasten voor ‘cellulars’ en televisie,
- de ‘toren’ ‘Que Vista Linda’ van Senhor Vanderlan, die na een carrière als leraar Engels en directeur in de ‘Polyvalente’ een tweede loopbaan uitbouwde ten dienste van Mundo Novo, met bouwwerken her en der
- de kleine kapel, in mooie schakeringen van blauw en groen, toegewijd aan de heilige apostel Judas Tadeüs