Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
E-mail mij
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
Doorheen de dagen
Ervaringen besproken
11-06-2022
DE HEILIGE DRIE-EENHEID
DE HEILIGE DRIE-EENHEID
De Heilige Drie-eenheid is een ‘moeilijk’ feest, om het makkelijk te zeggen! Het is een poging om het onvatbare diepste Wezen van God onder woorden te brengen. En dan moeten wij, in alle nederigheid, erkennen dat dit ons verstand te boven gaat. Die naam voor God – Heilige Drie-eenheid – komt in de Bijbel trouwens niet voor. Wel vinden we enkele aanwijzingen in die richting. Maar als dogma dateert het uit de 4de eeuw en is het een theologie, die wij niet verstaan. En mijns inziens is dat helemaal niet erg. Veel belangrijker is de naam die God zichzelf geeft. En dan gaan we te rade bij de bronnen van ons geloof, die een eenvoudiger taal spreken en bovenal meer levensecht zijn.
Denken we maar aan het verhaal van Mozes en de brandende braamstruik. Daar maakt God zichzelf bekend als: ‘Ik zal er zijn voor u’. Het is de eerste naam, die God zichzelf geeft. Eeuwen later lezen we, bij Johannes – in andere woorden – dezelfde naam voor God: ‘God is Liefde’. In deze namen, die God zichzelf toekent leren we het meest over Hem. We mogen geloven in een God, die Liefde is en van zichzelf zegt: ‘Ik zal er zijn voor u.’
Omdat Hij Liefde is en er voor ons is, brengt Hij ons hart tot rust. Wij vinden de geborgenheid, waar wij naar snakken, slechts in een eeuwige Liefde, die er altijd voor ons wil zijn. En zo mogen wij God noemen: die eeuwige Liefde, die er altijd voor ons wil zijn.
Egidius waer bestu bleven Mi lanct na di gheselle myn Du coors die doot du liets mi tleven Dat was gheselscap goet ende fyn Het sceen teen moeste ghestorven syn
Nu bestu in den troon verheven Claerre dan der zonnen scyn Alle vruecht es di ghegheven
Egidius waer bestu bleven Mi lanct na di gheselle myn Du coors die doot du liets mi tleven
Nu bidt vor mi ic moet nog sneven Ende in de weerelt liden pyn Verware mijn stede di beneven Ic moet noch zinghen een liedekyn Nochtan moet emmer ghestorven syn
Egidius waer bestu bleven Mi lanct na di gheselle myn. Du coors die doot du liets mi tleven
Pinksteren. Het feest van de Heilige Geest, de Helper, de Trooster, zoals Jezus zelf Hem noemt. Het is ook het feest van de vruchten van de Geest, zoals geduld, vriendelijkheid en zachtmoedigheid. En het feest van het enthousiasme, de geestdrift: want de eerste leerlingen werden door de Heilige Geest omgevormd van bangeriken tot moedige getuigen van de Blijde Boodschap.
Hemelvaart is geen echt afscheid. Jezus zegt: ‘Ik zal met u zijn tot aan het einde der tijden. Hij belooft ook zijn pinkstergeest: Ik zal u niet verweesd achterlaten. De hemelvaart is een nieuw begin. Zoals je afscheid neemt van je school, na je studies. Je hebt veel geleerd, veel ontvangen, maar het is niet af: het begint pas! Je moet in praktijk brengen wat je geleerd hebt.
Daarom hoorden wij ook ‘wat staan jullie daar naar de hemel te kijken?’ Begin er nu aan: gaat en verkondigt mijn boodschap! Hemelvaart is een zending, de zending van de kerk, die met Pinksteren zal uitgerust worden met de Geest van God.
Van harte een zalige hoogdag, in deze rij van hoogfeesten van ons geloof! En laten wij eraan denken, zoals de mensen in Zuid-Afrika, in hun sappig taaltje spreken over dit feest: ‘nie kijk nie, maar doen!’
Iedereen maakt zich weleens zorgen om iets dat gaat gebeuren. Zal het goed gaan? Er kan zoveel verkeerd lopen in een mensenleven.
Je brandt een kaarsje en je probeert te bidden.
Je eerste neiging is om te bidden dat alles goedkomt. Dat het goed afloopt. Dat er niets ergs gebeurt. Dat iedereen die je in je hart hebt gesloten, van onheil gespaard blijft.
Maar moet het dan bij andere mensen wel gebeuren? Moeten die wel ziektes en tegenslagen op hun pad krijgen?
Het doet me denken aan die ongelooflijk dappere houding van twee ouders van een zwaar gehandicapt kindje, die zegden: ‘Als zo’n kindje dan toch moet geboren worden, dan misschien beter bij ons. Want wij gaan er heel veel van kunnen houden.’
Dus kunnen we beter bidden om kracht.
Om te leren verdragen wat niet kan veranderd worden en daar het beste van te maken. Om moed en wijsheid om het vol te houden, ook als er iets fout loopt. Om omringd te worden door mensen die ons steunen en voor ons zorgen als het nodig is. Om zelf ook zo’n mens te kunnen zijn.
Als ik een kaarsje brand, is het dus niet om op magische wijze te kunnen ontsnappen aan alle onheil en pijn. Maar om te beseffen dat we broos en kwetsbaar zijn. En tegelijk om te geloven dat we taai zijn en samen sterk.
‘De toekomst is van God. Kome wat komt’, dicht Huub Oosterhuis.
Met Gods liefde in ons hart en om ons heen, kunnen we tegen een stootje. Mijn kaarsje blijft branden.
(Bron: Kolet Janssen, in: ‘Nieuwsbrief KerkNet, 20 februari 2022)
Kerstmis, het kindje Jezus is geboren, een eenvoudig zinnetje is het, dat ons heel vertrouwd is en toch een diep mysterie weergeeft.
Paulus vertolkt de rijkdom van dit mysterie in deze woorden: ‘Vandaag verscheen voor ons de goedheid en de menslievendheid van God, onze Redder’.
Met kerstmis vieren wij dat God mens geworden is, niet om zijn macht te tonen, in opzienbarende daden, maar om te laten zien hoe groot zijn mensenliefde is. Zijn grootsheid is niet zozeer gelegen in zijn almacht, maar in zijn onvoorstelbare liefde voor ons, kleine, zwakke, weerloze mensen.
Terwijl ze daar waren
kwam voor haar de tijd dat ze moest bevallen,
en ze baarde een zoon, haar eerstgeborene;
ze wikkelde Hem in doeken en legde Hem in een voerbak,
omdat er geen plaats voor hen was in het gastenverblijf.
Er waren daar in de buurt herders,
die in het veld overnachtten om de wacht te houden bij hun kudde
Opeens stond er een engel van de Heer bij hen
en de heerlijkheid van de Heer omstraalde hen.
Ze schrokken hevig.
Maar de engel zei: ‘Schrik niet,
want ik heb een goede boodschap voor u,
een grote vreugde voor het hele volk.
Vandaag is in de stad van David uw redder geboren;
Hij is de Messias, de Heer.
(Lucas 2, 6-11)
Enkele jaren geleden kozen de Braziliaanse bisschoppen voor deze woorden.
Met Kerstmis vieren wij
de Geboorte van het goddelijk Kind:
Kwetsbaar, om kleinen te sterken;
Naakt, om ons te kleden met Gods eigen toekomst;
Arm, om de rijkdommen eerlijk te verdelen;
Zwerver, om deuren te openen voor uitgesloten mensen;
Vrij, om de boeien te breken van elke slavernij.
Daarom vieren wij evenzeer
de Geboorte van Goed Nieuws voor de armen:
Nu herleeft de hoop op onze weg,
De weerstand van wie zich niet laten neerslaan,
De vreugde van wie lijden en wenen,
De inzet van wie de handen in elkaar slaan
en strijden voor een nieuwe, een betere aarde.
En de Geboorte van de Heer der Geschiedenis:
Machten van steen en staal verbrijzelen tot stof;
Heersers beven op hun tronen van klei;
Licht en waarheid doorprikken de duisternis van hun dwaling;
Ten allen kante richten de verdrukten zich op;
En er begint een tijd van rechtvaardigheid en vrede.
Zo kort bij Kerstmis gaan onze gedachten al uit naar Maria, de Moeder van het kindje. Heel veel zegt het evangelie niet over haar maar vandaag horen we toch haar Magnificat, de lofzang die zij uitjubelde, toen zij een bezoek bracht aan haar nicht Elisabeth, nadat de engel haar gevraagd had om de moeder van Jezus te worden. Zij blijft nederig ondanks die grote opdracht. Zo wijst zij een mooie weg voor ons allen, voor vrouwen en voor mannen!
Maria zei: ‘Mijn ziel prijst en looft de Heer, mijn hart juicht om God, mijn redder: Hij heeft oog gehad voor mij, zijn minste dienares. Alle geslachten zullen mij voortaan gelukkig prijzen, ja, grote dingen heeft de Machtige voor mij gedaan, heilig is zijn Naam. Barmhartig is Hij, van geslacht op geslacht, voor al wie Hem vereert. Hij toont zijn macht en de kracht van zijn arm en drijft uiteen wie zich verheven wanen, heersers stoot Hij van hun troon en wie gering is geeft Hij aanzien. Wie honger heeft overlaadt Hij met gaven, maar rijken stuurt Hij weg met lege handen. Hij trekt zich het lot aan van Israël, zijn dienaar, zoals Hij aan onze voorouders heeft beloofd: Hij herinnert zich zijn barmhartigheid jegens Abraham en zijn nageslacht, tot in eeuwigheid.’
(Lucas 1,46-55)
EEN HARTSTOCHTELIJK, REVOLUTIONAIR ADVENTSLIED
Dit lied van Maria is het oudste adventslied. Het is tegelijk het meest hartstochtelijke, wilde, ja, men mag wel zeggen het meest revolutionaire adventslied dat ooit gezongen is. Dit is niet de zachte, tedere, dromerige Maria, zoals we haar vaak op afbeeldingen uitgebeeld zien, maar het is de hartstochtelijke, gefascineerde, trotse, geestdriftige Maria die hier spreekt.
Niets van de zoete, weemoedige of zelfs luchtige klanken van veel van onze kerstliederen, maar een hard, sterk, onverbiddelijk lied van neerstortende tronen en vernederde vorsten van deze wereld, van Gods macht en de onmacht van de mensen. Het zijn de geluiden van de profetische vrouwen uit het Oude Testament, Debora, Judith, Mirjam, die hier in de mond van Maria levend worden.
Maria, die door de Geest aangeraakt en gegrepen is, Maria, die gehoorzaam en ootmoedig aan zich laat geschieden wat de Geest haar gebiedt, die de Geest waaien laat waarheen Hij wil, zij spreekt vanuit deze Geest over het komen van God in de wereld, van de advent van Jezus Christus.
Zij ervaart het zelf aan haar eigen lichaam dat God wonderlijke wegen met de mensen gaat, dat Hij niet de weg gaat die de mensen hem willen voorschrijven, maar dat zijn weg boven alle begrip en boven alle bewijzen vrij en eigenwillig is.
Dat is immers het grootste van alle wonderen, dat God het nederige liefheeft. ‘God heeft omgezien naar de lage staat van zijn dienstmaagd.’ God in nederigheid – dat is het revolutionaire, het hartstochtelijke adventswoord.
God schaamt zich niet voor de nederigheid van de mens, Hij gaat er middenin, Hij kiest een mens tot zijn werktuig en doet zijn wonder daar waar men dat het minst verwacht. God is de nederigheid nabij, Hij houdt van het verlorene, het ongeachte, het onaanzienlijke, het uitgestotene, van wat zwak en stukgelopen is. Waar de mensen zeggen: verloren, daar zegt Hij: gevonden. Waar de mensen zeggen: ‘veroordeeld’, daar zegt Hij: ‘gered’. Waar de mensen zeggen: nee!, daar zegt Hij: ja!
‘Alle geslachten zullen mij voortaan gelukkig prijzen.’ Wat betekent dat, Maria, de nederige dienstmaagd, gelukkig prijzen? Het kan niets anders betekenen dan het wonder van God dat zich aan haar voltrok verbaasd aanbidden, in haar zien dat God het nederige aanziet en verhoogt, dat Gods komen in deze wereld niet de hoogten maar de diepten opzoekt, dat wij Gods heerlijkheid en almacht daarin zien, dat Hij het geringe groot maakt. Maria gelukkig prijzen betekent niet altaren voor haar bouwen, maar het betekent met haar de God aanbidden die het nederige aanziet en het uitverkiest.
Wanneer God zelf in de kribbe van Betlehem komen wil, dan is dat niet een idyllische familieaangelegenheid, maar het is het begin van een volledige omkering, een herschikking van alles op deze aarde. Wie het als frase wil opvatten, doe dat en vier advent en Kerst, heidens en ongeïnteresseerd.
Maar voor ons is het geen frase. Want het is immers zo dat het God zelf is, de Heer en Schepper van alle dingen, die hier zo gering werd, die de verborgenheid, de onaanzienlijkheid van de wereld ingaat, die ons in de hulpeloosheid en weerloosheid van het kind wil ontmoeten en onder ons wil zijn – en dat niet uit beuzelarij, of uit speelsheid, omdat wij het zo ontroerend vinden, maar om ons te tonen waar Hij is en wie Hij is, en om vanuit deze plaats alle menselijke grootheidswaan te richten en te onttronen.
Wie van ons zal Kerst op de goede manier vieren? Degene die alle geweld, alle eer, alle aanzien, alle ijdelheid, alle hoogmoed en alle eigenwilligheid eindelijk bij de kribbe neerlegt, die het bij het nederige houdt en God alleen hoogverheven laat zijn, die met Maria spreekt: de Heer heeft mijn nederigheid aangezien.
(Dietrich Bonhoeffer: ‘Een thematisch dagboek’ – overgenomen van ‘Bijbelcitaat’, Leestip van de dag – zondag 17 december 2017)
De 3de zondag van de Advent wordt ook wel ‘Gaudete’ genoemd, omdat de Gregoriaanse intredezang begint met dit woord: ‘Gaudete!’, ‘Verheugt u!’ Zo staat het immers ook in de brief van Paulus aan de christenen in Filippi.
‘Bereid de weg van de Heer’, of beter: ‘bereid de weg voor de Heer.’ Deze tweede zondag van de advent vertelt over Johannes de Doper, de neef van Jezus en een heel bijzonder man.
Johannes was geen brave burger, muizengrijs en onopvallend. Als hij optreedt vliegen de gensters in het rond, en de plooien worden niet gladgestreken. Rechttoe rechtaan, zo spreekt hij.
Het gebeurde in het vijftiende regeringsjaar van keizer Tiberius…
Toen dus, kwam het woord van God
over Johannes die in de woestijn verbleef.
En hij ging een doop van bekering verkondigen …
Een stem roept in de woestijn:
Bereid de weg van de Heer, maak zijn paden recht …
En alle mensen zullen de redding zien die van God komt.
(Lucas 3,1-6)
‘DE WEG BEREIDEN’
Johannes de Doper. Hij liep rond in kameelhaar en hij at sprinkhanen en wilde honing. Een spilfiguur én een buitenbeentje, niet alleen door kledij en menu. Veel meer nog door wat hij zegt! Onverbloemd benoemt hij de huichelarij van de voormannen: ‘Addergebroed, wie heeft jullie wijsgemaakt dat je veilig bent voor het komende oordeel? Breng liever vruchten voort die een nieuw leven waardig zijn. Want de bijl ligt al aan de voet van de bomen. Elke boom die geen goede vrucht voortbrengt, wordt omgehakt en in het vuur geworpen.’ Hij wees zelfs koning Herodes terecht. Het heeft hem zijn hoofd gekost. Allesbehalve een doetje dus, evenmin als Jezus zelf trouwens, die ook geen blad voor de mond nam en ook vermoord werd.
‘Bereid de weg voor de Heer’. Met Bond zonder Naam zouden we even goed kunnen zeggen: ‘Verbeter de wereld, begin bij jezelf’.
‘Begin bij jezelf.’ Wees eerlijk met jezelf. Geen schuldgevoelens, die niet nodig zijn, maar ook geen laksheid, wel een goede zelfkennis. Socrates noemde dat al het begin van alle wijsheid in de 5de eeuw voor Christus: ‘Ken jezelf’. Het vervolg laat zich raden. Als je een eerlijke kijk op jezelf hebt en je ontwaart donkere plekken, werk dan aan jezelf. Zo bereid je de weg.
Begin bij jezelf en werk aan jezelf, maar kijk toch ook goed rond. Want Jesaja schreef al: ‘De Heer ontfermt zich als je weeklaagt. Hij verbindt de wonden en geneest de striemen.’
Dat kunnen ook wij: striemen zien en wonden genezen. Oog hebben voor mensen die gebukt gaan en vreugde brengen. Zo effenen we het pad voor de Heer. Zoveel mensen hunkeren naar troost en bemoediging, zovelen vallen ten prooi aan verbittering en moedeloosheid.
We kunnen vreugdeboden zijn. Wij leven niet in een godvergeten wereld, we zijn in Gods hand. Hij laat ons niet aan ons lot over. Zelf komt Hij als Redder. Dat kunnen wij vertellen en dat kunnen wij tonen: door goedheid en mildheid, die verlossing en vreugde ontsteken in de ogen van mensen. Zo is er ‘redding die van God komt.’
Gebed van Augustinus
Veel te laat heb ik jou lief gekregen
schoonheid wat ben je oud wat ben je nieuw
veel te laat heb ik jou lief gekregen.
Binnen in mij was je, ik was buiten
en ik zocht jou als een ziende blinde
buiten mij, en uitgestort als water
liep ik van jou weg en liep verloren
tussen zoveel schoonheid die niet jij was.
Toen heb jij geroepen en geschreeuwd,
door mijn doofheid ben jij heen gebroken.
Oogverblindend ben jij opgedaagd
om mijn blindheid op de vlucht te jagen.
Geuren deed jij en ik haalde adem,
nog snak ik naar adem en naar jou.
Proeven deed ik jou en sindsdien dorst ik,
honger ik naar jou. Mij, lichtgeraakte,
heb jij doen ontbranden. En nu brand ik
lichterlaaie naar jou toe, om vrede.
vertaling: Huub Oosterhuis
(Bron: Digitale Adventsretraite 2018 – Ignatiaans Bidden’)
In de baarmoeder van een moeder zaten twee baby's. De een vroeg aan de ander: ‘Geloof jij in leven na de bevalling ?’ De ander antwoordde: ‘Natuurlijk. Er moet iets zijn na de bevalling. Misschien zijn we hier om ons voor te bereiden op wat we later zullen zijn.’
‘Onzin,’ zei de eerste. ‘Er is geen leven na de bevalling. Wat voor leven zou dat zijn?’
De tweede zei: ‘Ik weet het niet, maar er zal meer licht zijn dan hier. Misschien zullen we met onze benen lopen en uit onze mond eten. Misschien zullen we andere zintuigen hebben die we nu niet kunnen begrijpen.’
De eerste antwoordde: ‘Dat is absurd. Lopen is onmogelijk. En eten met onze mond? Belachelijk! De navelstreng levert voeding en alles wat we nodig hebben. Maar de navelstreng is zo kort. Leven na de bevalling is logisch uitgesloten.’
De tweede drong aan: ‘Nou ik denk dat er iets is en misschien is het anders dan hier. Misschien hebben we deze fysieke navelstreng niet meer nodig.’
De eerste antwoordde: ‘Onzin. En bovendien, als er leven is, waarom is er dan nog nooit iemand van daar teruggekomen? De bevalling is het einde van het leven, en in het hiernamaals is er niets dan duisternis en stilte en vergetelheid. Het brengt ons nergens.’
‘Wel, ik weet het niet,’ zei de tweede, ‘maar we zullen zeker Moeder ontmoeten en zij zal voor ons zorgen.’
De eerste antwoordde: ‘Moeder? Geloof je echt in Moeder? Dat is belachelijk. Als Moeder bestaat, waar is Zij dan nu?’
De tweede zei: ‘Ze is overal om ons heen. We zijn omringd door Haar. We zijn van Haar. Het is in Haar dat wij leven. Zonder Haar zou deze wereld niet kunnen en niet mogen bestaan.’
Zei de eerste: ‘Wel, ik zie Haar niet, dus is het niet meer dan logisch dat Zij niet bestaat.’
Waarop de tweede antwoordde: ‘Soms, als je in stilte bent en je concentreert je en luistert, kun je Haar aanwezigheid waarnemen, en je kunt Haar liefdevolle stem horen, die van boven naar beneden roept.’
Nu de winter nadert begint de advent, onze jaarlijkse aanloop naar Kerstmis. Twee aandachtspunten keren elk jaar weer. Eerst en vooral innerlijke bekering, verdieping van onze eigen spiritualiteit.
Maar we zijn geen louter geestelijke wezens. Elke innerlijke bekering moet zijn weg of vertaling vinden buiten ons eigen persoontje: zo kunnen we een beetje hoop geven aan mensen die verstoten of uitgesloten zijn.
De dag zal komen
– spreekt de HEER –
dat ik de belofte
die ik het volk van Israël en Juda heb gedaan,
gestand zal doen.
(Jeremia 33,14)
In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen:
‘Er zullen tekenen zijn aan zon, maan en sterren.
En op aarde zullen de volken sidderen van angst …’
Wees waakzaam en bid onophoudelijk
om te ontkomen aan de dingen die gebeuren gaan …’
(Uit Lucas 21)
‘KOM, HEER JEZUS, KOM’
Binnenkort zullen de Kerstlichtjes weer volop fonkelen. Een heimwee naar licht en warmte in deze donkere dagen. Wat een contrast met die rampen en die angst, waarover het evangelie spreekt. We zien inderdaad veel dreiging en onheil: oorlog, onrecht, terreur. Enkele machten lijken het einde van de wereld in handen te hebben door het recht van de sterkste, het recht van de rijkste, het recht van de machtigste.
Daarom horen we vandaag: richt je op, wees waakzaam, blijf bidden. Geef niet toe aan de bekoring van onmacht en wanhoop. Dat alle leven, alle liefde en alle goede wil verloren zullen gaan. Dat alle goeds vernietigd zal worden door de waanzin van kwade machten.
Jeremia zegt dat de belofte van Jahwe vervuld zal worden. Recht zal heersen en de aarde wordt een veilige stad om in te wonen. Leef daarom niet als versufte mensen zonder hoop, zegt Lucas. Wees waakzaam en bid dat die bekoring je niet overvalt.
Blijf vertrouwen dat alles ten goede gekeerd kan worden. Hou daarom stand in het goede. Waar mensen elkaar een warm hart toedragen is er toekomst, tegen alle onrecht en geweld in.
De belofte van Kerstmis valt niet vanzelf uit de lucht, als een sneeuwvlokje dat lieflijk neerdwarrelt op onze aarde. Eerst hebben wij de advent hard nodig: verlangen, gebed, meer goede wil en liefde. Naar Kerstmis uitzien is de spanning ontdekken tussen ideaal en werkelijkheid, tussen de vrede, die wij verlangen en de vrede die wij zo moeilijk kunnen opbouwen
Kerstmis, God-met-ons, verwachten is durven zien. Durven zien hoe het met onszelf en onze wereld gesteld is. Durven zien hoever wij nog afstaan van dat visioen dat God voor ogen had, nog voor de tijd begon.
En dan aan de slag gaan. Opdat het eindelijk waar mag worden waar de ziener zo naar uitzag: ‘Kom, Heer Jezus, kom!’ (Apocalyps 22,20)
Heer, onze God, help ons waakzaam te blijven op elk uur van de dag en van de nacht.
Open onze ogen om uw licht te ervaren. Open onze oren om naar uw stem van waakzaamheid te luisteren.
Open onze mond om ook bij anderen te getuigen van uw aanwezigheid. Open ons hart om de komst van Jezus in onze ziel voor te bereiden en om ons intens met Hem verbonden te weten.
Open onze geest om de oppervlakkigheid van het leven te doorbreken. Open onze handen om genadevol te zijn voor de gekwetste mens.
Misschien dat Gij, met Kerstmis, dan ook in ons mens wilt worden.
Een oude beeldhouwer lag op het bed, ernstig ziek en voelde zijn einde naderen. Zijn vriend zat naast hem. Ze spraken over de naderende dood.
De vriend zei: ‘Ga jij nu eeuwig harp zitten spelen?’ De beeldhouwer schudde het hoofd. ‘Harp spelen, nee! Misschien weer beeldhouwen.’ De vriend keek hem lachend aan. ‘Geloof jij dan in een leven na de dood?’
De beeldhouwer keek om zich heen en zei: ‘Zie je al die beelden die ik gemaakt heb? Ik heb ze allemaal bewaard of ervoor gezorgd dat ze ergens anders een mooi plekje krijgen. Zelfs de beelden waar een stuk af was of waar een barst in kwam, heb ik bewaard. Ik kan er geen afstand van doen. Ik ben eraan gehecht geraakt, want in al die beelden zit iets van mezelf.’
Toen viel er een korte stilte. De beeldhouwer vervolgde: ‘Eigenlijk denk ik dat God voor mensen voelt wat ik voor al mijn beelden voel. Er zit iets van Hemzelf in. En Hij kan er ook geen afstand van doen …’
‘Hij gaf zijn leven …’ in het bijzonder voor wie klein, uitgesloten en van geen tel was.
Sedert Jezus op aarde kwam gaat het niet langer om ereposten, ook niet, zeker niet, in de Kerk. Alleen wie in staat is zichzelf weg te cijferen en daarbij het kruis in zijn leven niet uit de weg gaat kan iets betekenen voor andere mensen. In het licht van het evangelie zijn wij slechts groot als wij ons leven willen geven in zelfvergeten dienstbaarheid.
Ons leven geven … we zullen allicht geen heldhaftige marteldood moeten sterven. Het is veeleer een ongezien en dagelijks leven voor de andere, ook als dat moeilijk valt en soms een kruisweg kan worden.
Toen de leerlingen bleven ruzie maken
wie van hen nu wel de belangrijkste was,
riep Jezus hen bij zich en zei tegen hen:
‘Jullie weten
dat de volken onderdrukt worden door hun eigen heersers
en dat hun leiders hun macht misbruiken.
Zo mag het bij jullie niet gaan.
Wie van jullie de belangrijkste wil zijn,
zal de anderen moeten dienen
en wie van jullie de eerste wil zijn,
zal ieders dienaar moeten zijn,
want ook de Mensenzoon
is niet gekomen om gediend te worden,
maar om te dienen
en om zijn leven te geven als losgeld voor velen.’
(Marcus 10,42-45)
Bezinning van Andreasparochie, Zeeuws-Vlaanderen.
Ons leven is meer dan hebben, meer dan onze bankrekening. Het is meer dan onze ontspanning of de luxe van onze vakantie. Het is iedereen van harte gegund dat het ons goed gaat. We mogen dankbaar zijn voor onze welvaart. Maar welvaart alleen maakt ons leven nog niet waardevol en de moeite waard.
Ons leven wordt pas echt goed, als we leven met en voor anderen. Belangrijk is: wie we kunnen zijn om andermans leven goed te maken. Onze vriendschap, onze liefde maken het leven van anderen goed.
En we krijgen er veel voor terug. Want leven is geen eenrichtingsverkeer. Er is altijd iets van wederkerigheid. Het is geven en ontvangen, luisteren en spreken, horen en gehoord worden.
Leven gaat verder dan onze eigen deur. We hebben een ‘wereldmissie’. Ons geven en ons leven heeft een wereldwijde betekenis. Echt dienstbaar zijn kent geen grenzen. Ons leven mag bevrijding uitstralen in woorden en in daden. Het is onze missie om anderen van dienst te zijn.
We mogen geven om er zelf beter van te worden, meer mens.
De Kleemkapel in Kaprijke is een mooi voorbeeld van volksdevotie en landelijke religieuze architectuur. Het gebouw werd opgetrokken in neogotische stijl in1874 en werd 20 jaar later uitgebreid in dezelfde stijl. De sobere aankleding toont een fraai beschilderd houten altaar.
De rust van kapel en omgeving nodigt uit tot stille mijmering en gebed, terwijl je ogen uitgaan naar de taferelen op de mooie glasramen.
La Salette is een bedevaartsoord in een klein alpendorp op 1800 meter hoogte in de Franse Dauphiné, ongeveer 75 km ten zuidoosten van Grenoble. In het jaar 1846 zou er een verschijning van Maria aan twee herderskinderen, Mélanie Calvat en Maximin Giraud, hebben plaatsgevonden. Deze verschijning is door de Kerk erkend.
Op 19 september 1846 hoedden de 14-jarige Mélanie en de 11-jarige Maximin hun schapen. Mélanie vertelde hierover later: "Toen ik vanaf een heuveltje gezien had, dat onze koeien rustig in de weide stonden, ging ik terug naar beneden en klom Maximin omhoog. Toen zag ik plotseling een prachtig helder licht, veel mooier dan de zon. In dat licht zag ik een heel mooie prachtige vrouw."
De kinderen merkten op dat de Dame erg verdrietig was. Zij droeg een helder stralend kleed, versierd met parels en een goudkleurig dekkleed. Om haar hoofd had zij een krans van rozen. De verschijning had een halssieraad met een crucifix met een hamer aan de ene zijde en een nijptang aan de andere zijde.
De mooie vrouw stond op en zei: "Komt dichterbij kindertjes, weest niet bevreesd, ik ben hier om jullie groot nieuws te vertellen."
De Heilige Maagd sprak aanvankelijk Frans tegen de kinderen, maar zij ging daarna over in het plaatselijk dialect. Daarbij sprak zij over vloeken, het verzuimen van de zondagsplicht en de ongehoorzaamheid aan de wetten van God. "Als mijn volk zich niet aan God wil onderwerpen, word ik gedwongen de hand van mijn zoon te laten gaan." Hiermede bedoelde zij het einde der tijden. De bedompte houding, de vloeiende tranen en de woorden van de Heilige Maagd zijn de uitdrukking van haar bezorgdheid en toegenegenheid tot de mensen.
In de eucharistie van vandaag gaat het over wijsheid en rijkdom. Bij wijsheid gaat het niet om kennis of wetenschap, maar om levenswijsheid, levenskunst die uit ervaring is gegroeid. En daarnaast spreekt het evangelie over rijkdom: of beter, over onze omgang met materiële dingen, met geld en goed.
Laten we een goed evenwicht nastreven tussen materiële en geestelijke goederen, want dat is niet altijd eenvoudig in ons leven.
Ik bad om inzicht,
en het werd mij gegeven;
ik heb gesmeekt,
en mij werd een wijze geest geschonken.
Ik verkoos wijsheid boven scepters en tronen,
rijkdom viel bij haar in het niet.
(Uit Wijsheid 7)
Toen Jezus zijn weg vervolgde,
kwam er iemand naar hem toe
die voor hem op de knieën viel en vroeg:
‘Goede meester, wat moet ik doen
om deel te krijgen aan het eeuwige leven?’
Jezus keek de kring rond en zei tegen zijn leerlingen:
‘Wat is het moeilijk voor rijken
om het koninkrijk van God binnen te gaan.’
(Uit Marcus 10)
HET JUISTE EVENWICHT
Een merkwaardig gesprek in het evangelie, een dovemansgesprek zouden we het wel kunnen noemen, want Jezus en die rijke jongen spreken eigenlijk over verschillende dingen. De rijke jongen stelt een vraag over het eeuwig leven later, en Jezus spreekt over het Koninkrijk van God, hier en nu. Jezus verlegt de klemtoon in het gesprek van de hemel naar de aarde. Want dat Koninkrijk van God heeft alles te maken met ons leven hier op aarde.
Jezus roept ons op om oog te hebben voor alles, wat waarde geeft aan ons leven. Hij vraagt om aan alles zijn juiste plaats toe te kennen: word geen slaaf van geld en bezit; want dan vergeet je al het andere. Maar geef aandacht aan alles wat ons leven mooi en waardevol maakt. En hoe belangrijk geld en goed ook zijn, het is niet alleen dat wat belang heeft in ons leven. Denk maar aan geluk in het gezin of aan een ruime kring van vrienden.
Het evangelie spoort ons aan tot een evenwichtige levenswijze, die aandacht geeft aan materiële goederen en aan andere waarden, die ons gelukkig maken. Alleen zo kunnen wij gelukkige, vreugdevolle mensen worden.
Een arme man lag,
met zijn armen onder zijn hoofd
te slapen in het groene gras.
Hij lag in de schaduw van een mooie, grote boom.
Hij droomde van vogeltjes en bloemetjes.
Er kwam een rijke man voorbij.
Hij stootte de arme wakker en hij vroeg:
‘Hé, waarom werk je niet?’
‘Waarom zou ik werken?’ vroeg de arme man.
‘Nou,’ zei de rijke,
‘dan kun je geld verdienen
en een huis kopen net als ik.
En koeien kun je kopen en knechten betalen
die weer voor jou zorgen.’
‘En dan?’ vroeg de arme man.
De rijke man zei:
‘Dan hoef je nooit meer te werken.
Jouw knechten doen het werk
en jij kunt de hele dag gaan liggen
in de schaduw van een mooie, grote boom.
‘Waarom zou ik al die moeite doen?’ zei de arme man.
Een ‘Pardon’ is een vorm van bedevaart die je vooral in Bretagne nog ontmoet. In het Nederlands zou je het een ‘Verzoeningsviering’ kunnen noemen, maar bij ons bestaat dit gebruik niet. Het omvat een processie, een verzoeningsritueel en een eucharistie. De aanwezige gelovigen beleven deze vorm van ‘volksdevotie’ op een intense manier. De ‘Pardon’ van Le Trézien was toegewijd aan Onze Lieve Vrouw.
De voorbije maanden waren nogal druk en gevuld, waardoor ik deze blog niet regelmatig kon onderhouden – hoe graag ik dit ook deed! Vandaag herneem ik mijn schrijfsels en de publicatie van mijn foto’s, in de hoop dat de soms drukke bezigheden vanaf nu wat milder mogen zijn en enige ademruimte zullen laten. In de hoop ook dat deze gedachten een beetje aangenaam en leerzaam tijdverdrijf mogen brengen, en af en toe ook een moment van bezinning bij woord of beeld.
In de loop van deze maand had ik het geluk om drie weken in de Finistère, Bretagne, te kunnen doorbrengen en de komende dagen zullen hier enkele verslagjes te lezen zijn. We beginnen met een kleine maar druk bezochte kapel.
DRIE WEKEN BRETAGNE
1. DE CHAPELLE SAINT-SAMSON
De ‘Chapelle Saint-Samson’ is een kleine, afgelegen kapel op de heide van Landunvez, in de Finistère, niet ver van Brest. De heilige Samson was één van de vele monniken die in de 6de eeuw vanuit Ierland naar het vasteland overstaken om Bretagne, Frankrijk en de Lage Landen te kerstenen. Tot op vandaag komen pelgrims af om er genezing te vinden voor gewrichtspijnen en oogziekten.
De kapel is erg sober binnenin. Naast het altaar zie je twee polychrome beelden, waarvan het linkse de heilige Samson voorstelt. Als bisschop draag hij een mijter.
Rechts van het altaar is Sint-Yves afgebeeld als rechter. Hij kijkt en luistert naar de pleidooien van de advocaten. Zijn opgeheven handen vertolken zijn onpartijdigheid wanneer hij moet vonnissen.
Op de muur is er een beeld van de Heilige Isidoor, een eenvoudige Spaanse werkman, die symbool staat voor de Bretoense landman, die tegelijk werkzaam en vroom is.