De eeuwen door hebben mensen gepalaverd over vragen in verband met God: bestaat Hij eigenlijk wel? Wie of wat is Hij nu eigenlijk? Hoe kunnen wij ons een beeld van Hem vormen? Zowel in de lezing als in het evangelie geeft Johannes ons een bijzonder hoopvol inzicht.
‘De mens zonder liefde kent God niet,
want God is liefde.’
(1ste Brief van Johannes 4,8)
‘Geen groter liefde kan iemand hebben dan deze,
dat hij zijn leven geeft voor zijn vrienden.’
(Johannes 15,13)
‘ZEG MIJ EENS: WIE IS GOD?’
Een joods verhaal vertelt dat een rabbi eens aan een leerling vroeg: 'zeg mij eens: wat is dat, God?' Hij herhaalde de vraag, een tweede maal, een derde maal. Maar de leerling zweeg. Daarom vroeg de rabbi: 'waarom zeg je niets?' En de leerling antwoordde: 'omdat ik het niet weet!' En de rabbi dacht verder: 'weet ik er dan meer van? Het is duidelijk dat God bestaat, en dat er niets is buiten Hem. Maar verder weet ik niets.'
Zo is het enerzijds, maar Johannes schrijft ook: 'God is liefde.' Zo hebben wij Hem leren kennen, als goedheid, barmhartigheid en zelfvergeten liefde. Het is de moeite om dat te blijven doorvertellen. De eeuwen door hebben vele mensen dat gedaan, overtuigd en enthousiast. Het blijft ook vandaag de moeite waard, om het voort te zeggen, om het voort te doen. God is geen verre God die éénmaal het heelal geschapen heeft en er nadien nooit meer naar omziet. Zo een verre afstandelijke God spreekt ons niet aan. God is Liefde: en liefde is aanwezigheid, mildheid, tederheid, barmhartigheid. Daarom heeft God zich in Jezus getoond om ons nabij te zijn.
Er is een ander verhaal over die Johannes, die geschreven heeft: 'God is Liefde! En als iemand zegt dat Hij God liefheeft, die hij niet ziet, maar zijn broeder niet liefheeft, die hij wel ziet, is hij eenvoudigweg een leugenaar.' Over deze Johannes is dit verhaal bewaard, dat gesitueerd wordt aan het einde van zijn lange leven. Ook dan zat hij nog uren en uren bij zijn jongere leerlingen, die aan zijn voeten plaats namen. Op een dag maakte één van de leerlingen zijn beklag: 'Johannes, jij spreekt altijd over liefde, over Gods liefde voor ons en over onze liefde voor elkaar. Waarom vertel je nooit eens iets anders aan ons dan over die liefde?' De leerling, die ooit zijn hoofd had laten rusten aan het hart van de mensgeworden God, zou dan geantwoord hebben: 'Omdat er niets anders is, alleen liefde ... liefde ... liefde.'
ZOALS U
Zoals u hier hebt liefgehad,
ons als een broeder toevertrouwd,
met hart en ziel, zo wilt u dat
ook ik van al uw mensen houd.
Zoals u ons hebt opgericht
door al uw aandacht en geduld
en ons weer zette in het licht
voorbij de sleur, voorbij de schuld;
zoals u doven horen deed,
en lammen lopen, blinden zien,
de warme hoop in alle leed,
zo wilt u dat ik mensen dien.
Zoals u was in alles goed
en mild, altijd en overal,
en schaamteloos vol goede moed,
zo wilt u dat ik worden zal.
Zoals u hier bent rondgegaan,
en heel de wereld weet nog hoe,
en elke mens hebt welgedaan,
zo wilt u, meester, dat ik doe.
Zo blijft u leven na uw dood,
als licht in angst, als troost in pijn.
Zo blijft u onze lotgenoot.
En zo zal God verheerlijkt zijn.
Michel van der Plas
De eerste 3 afbeeldingen zijn beeldhouwwerken van Valéry Stuyver:
De eerste zeven staties van de Kruisweg
De staties 8-14 van de Kruisweg
Detail van een meer dan levensgroot crucifix: het hoofd van de Gekruisigde
Als ik aan de meimaand-Mariamaand denk, zie ik mezelf altijd weer huppelen. Want toen ik klein was trokken we elke avond van mei met de buren naar het kapelletje aan de oude lindeboom bij het begin van onze straat.
De volwassenen op een rustige tred, na een dag werken, in gesprek met elkaar. De kinderen daar tussendoor rennend (de jongens) en huppelend (de meisjes). Het was een extra stuk speeltijd. We lachten en sprongen door de zorgeloze lenteavonden.
Eén buurgezin zorgde er elk jaar voor dat het Mariabeeldje er mooi verzorgd uitzag: opgepoetst en van spinnenwebben ontdaan. Het kleine boomkapelletje kreeg een nieuwe laag verf en een krans van nieuwe papieren bloemen in wit en blauw.
Met zijn allen stonden we in een halve cirkel op straat rondom het Mariabeeldje.
Heel af en toe moesten we opzij voor een auto die voorbij wilde, maar dat gebeurde niet vaak. Een van de buren bad een rozenhoedje voor en wij baden mee. Ongeveer in hetzelfde ritme (maar niet helemaal ;-) spraken we de oude gebeden uit, zonder erbij na te denken.
De woorden klonken als oude toverspreuken, waardig en krachtig. Het ritueel bood rust en samenhorigheid. Het duurde lang en wij vonden het moeilijk om al die tijd stil te staan, wat ons regelmatig een strenge blik van een van onze ouders opleverde.
Na afloop slenterden de grote mensen weer naar huis en wij huppelden mee terug. Daarna stopten onze moeders ons in bed, want het begon al te schemeren. Aan zomeruur deden we toen nog niet.
Ons aller moeder Maria bleef in haar boomkapelletje tot de volgende avond.
Later werd de lindeboom omgehakt voor de aanleg van een nieuwe woonwijk. Maar het boomkapelletje werd verderop in de straat opgehangen aan een boom in iemands tuin, langs de straat.
Ik woon al lang niet meer in de straat van mijn jeugd, maar ik denk niet dat er nog mensen samenkomen om te bidden. Met het veel drukkere auto- en busverkeer daar zou het ook lastig zijn.
Toch zijn er nog zoveel plekken in straten en velden waar Mariabeeldjes hangen. Het zijn vaak heel oude kapelletjes, waar Maria in de loop der jaren al veel heeft zien veranderen, maar desondanks altijd bij ons blijft.
Zoals ze dat ook deed bij haar zoon Jezus. Want moeder zijn van een bijzonder kind dat radicaal de weg van de liefde koos, dat moet niet gemakkelijk zijn geweest. Zij bleef overtuigd dat zijn weg de juiste was en liet hem nooit in de steek.
Als mensen het moeilijk hebben in hun leven, voelen ze Maria vaak dichterbij dan Jezus.
Iets minder hoog verheven en makkelijker te benaderen met aardse miserie. En dankzij haar horen we toch ook weer bij Jezus.
Geen slecht idee dus om als we langs een beeldje of kapelletje komen, even Maria te groeten. Meimaand Mariamaand, ook voor ons nu.
Kolet Janssen, KerkNet Nieuwsbrief, zondag 2 mei 2021.
Vandaag zegt Jezus deze mooie woorden in het evangelie van de wijnstok en de ranken. ‘Laten we met elkaar verbonden blijven, jullie en ik,’ en ‘Alleen wie met Mij verbonden blijft – zoals Ik met hem – draagt rijkelijk vrucht’.
Het volstaat niet om Zijn boodschap even te beluisteren, en er een moment door ontroerd te worden. Het komt erop aan zijn woorden zo diep te laten doordringen, dat ze een tweede, nieuwe natuur voor ons worden.
Zo onderlijnt Jezus toch wel heel sterk hoe belangrijk het is om met Hem verbonden te blijven. Dat is geen dromerige toestand om ons gelukzalig te voelen en weg te zweven van onze dagelijkse bezigheden. HIJ LEEFT IN ONS ! In ons leven van elke dag. Als wij met Hem verbonden blijven, blijft Hij in ons en is Hij werkzaam in ons. Deze verbondenheid heeft twee kanten: wij kunnen niets zonder Hem, want Hij bezielt ons. En anderzijds is Hij in deze wereld aanwezig door ons hart en onze handen. Alleen zo kan Hij werkzaam zijn tussen de mensen.
Zoals de Heilige Franciscus bad: ‘Heer, maak mij tot een werktuig van uw liefde.’
Meestal verloopt ons leven heel normaal met de gewone dingen van elke dag. Maar vandaag lezen we in het evangelie een gebeurtenis, die allesbehalve gewoon of alledaags is: met drie leerlingen gaat Jezus naar de berg Tabor en daar doet zich iets heel vreemds voor: Jezus krijgt het gezelschap van Mozes en Elia en zijn gedaante wordt helemaal anders. Een zonderling gebeuren met een rijke betekenis …
Hij werd voor hun ogen van gedaante veranderd: zijn kleed werd glanzend en zo wit als geen bleker ter wereld maken kan. Elia verscheen hun samen met Mozes en zij onderhielden zich met Jezus.
Boven op de berg zien de apostelen een glimp van een leven, dat uitstijgt boven het geschonden leven hier op aarde. In dit visioen van een nieuwe hemel en een nieuwe aarde zien zij méér dan de gebrokenheid van dit bestaan. Het is een voorafbeelding van de heerlijkheid na Jezus’ verrijzenis. Maar die komt er slechts na de pijn van zijn lijden en zijn dood.
Vandaag kennen wij deze heerlijkheid nog niet. Die nieuwe hemel en die nieuwe aarde blijven onze hoop voor de toekomst. Nu zien we nog een wereld vol pijn: met kinderen die gedood worden in zinloze oorlogen en met mensen, die van honger omkomen of gemarteld worden. We leven nog in een wereld die gebukt gaat onder onrecht en zonde. Die verheerlijking is – met de verrijzenis van Jezus – de toekomst, die ons beloofd is.
Goede mensen kunnen in onze gebroken wereld kleine stappen zetten naar die heerlijkheid van de toekomst. Want de glorie van de verrezen Jezus kan maar stralen in een wereld met meer gerechtigheid. Een nieuwe wereld ook met meer zorg voor de gekwetste mensen die nu de lijdende Jezus tonen.
Laten wij bidden dat dit visioen van de Taborberg in ons levendig mag blijven, boven alle leed en onrecht uit, zoals ook Jezus zelf slechts door lijden en dood tot de heerlijkheid van de verrijzenis is gekomen.
Straks krijgen we in de eerste lezing een stukje uit het boek Job. De naam is ons wellicht nog bekend uit uitdrukkingen van vroeger: ‘Zo arm als Job’, of ‘Job op zijn mesthoop’.
Aanvankelijk is Job rijk en gelukkig, en ook zeer vroom en rechtvaardig. Maar dan wordt alles hem afgenomen: eerst verliest hij al zijn bezittingen, daarna zijn kinderen, en tenslotte wordt hij getroffen door een vreemde huidziekte.
Het gaat dus over de eeuwenoude vraag: waarom moeten mensen lijden? En daarbij in het bijzonder: waarom moeten goede mensen lijden?
Als ik ga slapen, vraag ik: “Wanneer sta ik weer op?”
Maar de avond duurt en duurt
en onrust vervult me tot de ochtendwind komt.
(Job 7,4)
In een mooi gedicht lezen we:
‘Vervloekt en ongezegend is het lijden
totdat men leert onder het kruis te staan.
En dat dit zo zal zijn in alle tijden,
Dit zijn de dingen die niet overgaan.’
Er schuilt veel waarheid in deze woorden van Werumeus Buning. We moeten geen antwoord zoeken op de vraag: waarom moeten goede mensen lijden? Dit lijden bestaat en we weten niet waarom. We hebben er geen echte verklaring voor en daar kunnen wij het echt moeilijk mee hebben.
Geen afdoende verklaring dus. Maar we kunnen wel leren om in rust, vreugde en innerlijke vrede te leven, ondanks leed, verdriet en pijn – hoe moeilijk dit soms ook kan zijn.
Jezus heeft ons in zijn kruis en zijn opstanding getoond, dat dit leed niet het einde is. Het gebeurt … maar er blijft toekomst en hoop, ook voorbij dit lijden. In geloof mogen wij dit aannemen, op het Woord van Jezus, de meest betrouwbare van alle mensen, die ooit geleefd hebben.
En diezelfde Jezus heeft ons ook getoond hoe wij het lijden wat draaglijker kunnen maken voor onze medemensen: door mee te leven, mee te dragen, mee te lijden. Door in ons leven hier reeds te tonen: lieve mens, je staat er niet alleen voor, ik sta bij je … Als een heel klein teken, hier en nu, van God, die ons beloofd heeft: ‘Ik zal er altijd zijn voor u’.