Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
E-mail mij
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
Doorheen de dagen
Ervaringen besproken
03-08-2013
ZONDAG 4 AUGUSTUS
18de ZONDAG C C – 4 AUGUSTUS 2013
‘NIET VOOR SCHUREN, DIE NIET DUREN’
Een erfeniskwestie wordt vandaag aangebracht: een gulzigaard wil Jezus voor zijn kar spannen, zijn hebzucht heeft nooit genoeg. Er is bij die man niet het minste geloof: hij wil Jezus alleen maar gebruiken voor zijn eigen platte nut.
‘Een mens gebruiken …’: de eeuwen door hebben goede, hoogstaande mensen dit bestempeld als het grootste kwaad en onrecht dat je iemand kan aandoen: een mens gebruik je niet. Punt! Gedaan!
Wie dat toch doet, toont alleen zijn eigen lompe grofheid, die elke zin voor fijnheid en zielengrootheid mist.
Iemand uit de menigte zei eens tegen Jezus: `Meester, zeg tegen mijn broer dat hij de erfenis met mij moet delen.' Jezus antwoordde hem: `Wie heeft mij als scheidsrechter tussen u beiden aangesteld?' En Hij zei voorts tot alle omstanders: `Pas op voor iedere vorm van hebzucht! Ook al heeft een mens nog zo veel, zijn leven bezit hij niet.' En daarom vertelde Hij deze gelijkenis: `Er was eens een rijke, wiens land veel had opgebracht. Hij dacht bij zichzelf: `Wat moet ik doen? Ik heb geen ruimte om mijn oogst op te slaan.''
`Dit ga ik doen,' dacht hij, `ik breek mijn schuren af en ga grotere bouwen; dan kan ik daar al het graan en mijn andere goederen in opslaan, en tegen mezelf zeggen: Je hebt daar nu heel wat liggen, jongen, je kunt jaren vooruit. Rust nu maar eens uit, eet, drink en neem het ervan.'' Maar God zei tegen hem: `Jij dwaas, nog deze nacht wordt je leven opgeëist, en voor wie zijn dan al die voorraden die je hebt aangelegd?''
Zo vergaat het iemand die rijke schatten verzamelt voor zichzelf en niet voor God.'
(Lucas 12,13-21)
OVER GRENZEN EN MUREN HEEN
Wij zijn kleine mensen, die groot kunnen gaan op hun eigendom, die op kleine stukjes grond, terreinen afbakenen, met omheiningen en muren allerhande, met akten en titels.
Wij zijn kleine mensen, die overal grenzen trekken en zones bepalen, die altijd willen uitmaken: ‘dit is van mij en zover reikt mijn macht’.
Wij zijn kleine mensen, die reeds door hun kleding willen duidelijk maken tot welke groep zij behoren, die door hun blik of door hun zwijgen of door hun houding andere mensen afstoten en zich slechts ontplooien in de kleine kring van gelijkgezinden.
Wij zijn kleine mensen, die groot hebben gezien en vreemde continenten hebben ingepalmd en verdeeld, die grenzen hebben getrokken dwars door stammen en culturen, als was het een taart die werd aangesneden.
Wij zijn kleine mensen, die groot gaan op hun geschiedenis van oorlogen en verdragen, op grenzen die werden getrokken en overschreden, bevochten en verlegd.
Wij zijn kleine mensen, die muren hebben gebouwd van haat, die versperringen hebben aangelegd van prikkeldraad, en wachttorens tussen ras en soort en godsdienst.
Geest van God, Gij zijt de vogel, aan geen grenzen gebonden.
Gij zijt de wind, die waait waar Hij wil,
Gij zijt de storm, die muren aftakelt en barricades kan slopen.
Gij zijt de stille kracht, die mensen weer naar mekaar laat glimlachen
en begrip doet opbrengen voor elkaars noden.
Geest van God, waai over deze oude wereld,
waai over onze oude gezindheid,
zodat wij de weidsheid opsnuiven van uw ruimte.
Beuk op onze bekrompen geest
zodat wij de horizon zien van uw land zonder grenzen of haat.
‘Heer, leer ons bidden …’ vragen de leerlingen aan Jezus.
Bidden is niet: onze wil aan God opdringen, maar Hem vragen, dat Hij ons beschikbaar maakt voor zijn hoop en verwachtingen over de wereld.
Bidden is niet: God willen veranderen, maar Hem vragen dat Hij ons verandert, dat Hij ons omvormt tot waarachtige kinderen van Hem. Zo staat het in een gebed van de eerste christenen: ‘Uw Geest kome over ons en zuivere ons.’
Op een keer was Jezus ergens aan het bidden. Toen Hij ophield zei een van zijn leerlingen tot Hem: ‘Heer, leer ons bidden, zoals Johannes het ook aan zijn leerlingen geleerd heeft.’
Hij sprak tot hen: ‘Wanneer ge bidt, zegt dan:
Vader, uw Naam worde geheiligd,
uw Rijk kome.
Geef ons iedere dag ons dagelijks brood,
en vergeef ons onze zonden,
want ook wijzelf vergeven aan ieder
die ons iets schuldig is.
En leid ons niet in bekoring.’
Hij vervolgde: ‘Stel, iemand van u heeft een vriend. Midden in de nacht gaat hij naar hem toe en zegt: Vriend, leen mij drie broden, want een vriend van mij is van een reis bij mij aangekomen en ik heb niets om hem voor te zetten. Zou die ander van binnen uit dan antwoorden: Val me niet lastig; de deur is al op slot en mijn kinderen en ik liggen in bed; ik kan niet opstaan om het u te geven? Ik zeg u, als hij al niet opstaat en het hem geeft omdat hij zijn vriend is, zal hij toch opstaan en hem geven al wat hij nodig heeft, om zijn onbescheiden aandringen.
Tot u zeg Ik hetzelfde: Vraag en u zal gegeven worden; zoek en gij zult vinden; klop en er zal worden opengedaan. Want al wie vraagt verkrijgt; wie zoekt vindt; en voor wie klopt doet men open. Is er soms onder u een vader die aan zijn zoon een steen zal geven als deze hem om brood vraagt? Of als hij om vis vraagt zal hij hem toch in plaats van vis geen slang geven? Of als hij een ei vraagt zal hij hem toch geen schorpioen geven?
Als gij dus - ofschoon ge slecht zijt - goede gaven aan uw kinderen weet te geven, hoeveel te meer zal dan uw Vader in de hemel de heilige Geest geven aan wie Hem erom vragen.’
(Lucas 11,1-13)
HEER, LEER ONS LEVEN IN UW GEEST
Het gebed van Jezus wekt bij de leerlingen het verlangen om te leren bidden. Zo is het altijd: we nodigen meer uit door zelf te bidden dan door erover te praten. Als wij zelf vrede vinden in het gebed, zal dit anderen aanspreken, en zal datzelfde verlangen groeien: 'Leer ons bidden!'
Een drukke dag begint voor Jezus diep in de nacht op een eenzame plaats in de stilte luisterend naar de VADER. ‘ONZE Vader!', het eerste woord van elk gebed. Ons diepste ‘ik’ komt open voor God die ons persoonlijk liefheeft en we komen thuis bij Hem.
We vragen dat ZIJN Naam geloofd wordt en niet ons eigen kleine naampje. Dat ZIJN Rijk van liefde in ons en in de wereld mag groeien.
Zo krijgen wij de juiste KIJK en mogen wij vragen wat ons ter harte gaat: brood voor de dagen die komen, en rechtvaardig verdeeld in deze wereld.
Wij vragen om Gods barmhartigheid met de belofte om zelf barmhartig te zijn. En dat Hij ons door de bekoringen zou leiden zonder te veel kleerscheuren.
DAT is ons leven in Gods ogen: SAMEN het brood breken en het leven delen, SAMEN elkaar dragen dag aan dag, SAMEN overeind blijven.
Ons gebed is geen handeltje! Maar we mogen onze Vader zeggen wat ons op het hart ligt. In het vertrouwen dat Hij alles ten goede keert voor wie Hem oprecht liefhebben.
Als hoogste gave krijgen wij Gods eigen Geest. Wij mogen gunsten vragen, maar hoe wij verhoord zullen worden is niet altijd duidelijk. Wel groeit op die manier in ons Gods Heilige Geest. Wij vragen Gods aandacht maar krijgen zelf meer aandacht voor God. En ons hart bloeit open in liefde en in vreugde.
Ooit vroeg men God de vijand te verpletteren. Sindsdien is ons inzicht gegroeid: we vragen en krijgen DE VELE VRUCHTEN VAN GODS GOEDE HEILIGE GEEST!
DE TROUWE BEZOEKER
Parijs. Elke dag op de middag komt een oude zwerver de kerk binnen en stapt een minuut later weer buiten. De koster vindt dit maar vreemd en vraagt de man wat hij komt doen.
- Ik kom goedendag zeggen tegen Jezus.
- Welk gebed bid je dan?
- Bidden kan ik niet. Ik zeg alleen: Jezus, hier is Jim.
Enkele jaren later wordt de zwerver ziek en hij wordt opgenomen in een tehuis voor daklozen. Hij weet de sfeer erin te houden en glimlacht altijd.
Een verpleegster vraagt hem op een keer:
- Hoe komt het dat je altijd zo glimlacht?
- Dat komt door het bezoek dat ik elke dag krijg.
- Bezoek? Maar om hoe laat dan?
- Elke dag op de middag.
- En wie bezoekt je dan? Je hebt me verteld dat je geen familie meer hebt.
Bevrijding zonder houvast geeft leegte. Dat zei sociologe Christien Brinkgreve (Universiteit van Utrecht) in een interview voor ‘De Telegraaf’ (30 december 2012). Dat is de situatie waarin onze samenleving verkeert. We zijn bevrijd van bevoogding, maar kennen geen boodschap meer om op te leunen. Kortom, we weten waarvan we vrij zijn maar niet waarvoor. Daarom zijn zo veel mensen grof. Ze schelden elke mens met een mening de huid vol. Want wie zelf geen boodschap te verbreiden hebben, houden nog slechts kritiek als waarheid over. En dus zijn veel mensen fel kritisch. Kritisch voor iedereen en alles, behalve voor zichzelf en hun eigen gelijk. Wat dat gelijk dan wel mag zijn, weten ze niet eens. Want ze staan nergens voor. Dat gebrek aan houvast om rechtop te blijven en aan richting om zich op weg te begeven, maakt mensen woest. Woest uit angst. Het is buiten koud, als alles vijandig is. Het is ook binnen koud, als er geen vuur meer brandt. Er zit een smeekbede verborgen achter de actuele hufterigheid: wie heeft een boodschap voor mij waarvoor ik weer eens warm kan lopen? Christien Brinkgreve schreef over de leegte annex honger een boek, ‘Het Verlangen naar Gezag’. Mijn vraag: als er nood is aan gezag, waarom horen de Kerken, die teruggaan op Iemand die sprak met gezag, die smeekbede niet? Uit bescheidenheid? Toch niet omdat ze macht over een kleine rest verkiezen boven gezag voor de brede massa? Ook bescheidenheid kan aangeklede arrogantie zijn.
Mensen verlangen naar gezag, naar figuren of instanties die hen niet bevoogden maar die hen in vrijheid de weg tonen en die hun de waarden aanreiken om op het pad te blijven dat leidt naar geluk, vrede en vertrouwen. Het goede leven is niet een leven van losbandigheid maar van verantwoordelijkheid, weten we inmiddels.
De dominee en de pastoor spelen die rol niet meer, zei Christien Brinkgreve in het eindejaarsinterview van ‘De Telegraaf’. Precies. Maar alle anderen die meenden in de plaats te kunnen komen, hebben ook al afgedaan.
Ofwel waren ze leugenachtig. Marx was ‘a god that failed’, schreef onlangs iemand. Het vooruitgangsgeloof vulde de leegte van het geloofsverlies niet. De bankier die de toekomst op de beurs zette, bleek vooral zijn eigen zakken gevuld te hebben.
Ofwel waren ze drammerig. De dominee bleek achteraf gezien veel minder moraliserend te zijn geweest dan de domineeszoon. Het scheldend gepreek van deze laatste werkte te langen leste op de zenuwen. Freek de Jonge trekt inderdaad niet meer de volle zalen van weleer.
Wie blijft nog over? De staat? Zij zou met wetten ons gedrag bepalen. Maar als de seculiere staat optreedt als gewetenspolitie, wordt ze politiestaat. Kon je nog weigeren om in het biechthokje te stappen, dan kun je niet weigeren om te verschijnen voor de rechtbank.
De wil van de staat is te veel macht, te weinig gezag. Mensen houden sowieso al niet van de staat, nog minder als zij zich bezondigt aan regelgeverij. Die regels variëren bovendien naar gelang de partijen aan de macht. Het geweten werd een speelbal van de wet.
Er is nood aan gezag zonder macht. Misschien toch iets voor een machteloze Kerk? Maar ze trekt zich bescheiden terug onder haar eigen gewelven. Beschaamd over de eigen macht die ze vroeger wel eens misbruikte. Priesters en dominees waren te zeer de schriftgeleerden met macht uit het evangelie geweest die stonden tegenover Jezus die sprak met gezag.
Het verlangen van de samenleving naar gezag is groot. De bescheidenheid van de Kerk is misplaatst, ze mag en moet haar verleden verleden laten zijn. Ze kan weer gezag verwerven, als ze woorden van vertrouwen spreekt, waarden van menselijkheid aanreikt en zelf niets dan naastenliefde is (‘Zie hoe ze elkaar liefhebben’). Maar dan moet ze ook intellectueel ernstig zijn en van de symbolische verhalen uit het evangelie geen historische feiten willen maken. ‘Ook de rede kan je tot God brengen’, zegt de rabbijn in de roman ‘Dit Zijn de Namen’ van Tom Wieringa. Er kan geen sterk geloof zijn, als het denken zwak is.
Laten we hopen dat de Kerk niet in de klerikale verleiding vervalt om de macht over de versmalde rest belangrijker te vinden dan het gezag voor de brede massa. Want de verkerkelijking van het geloof leidt tot een massieve verenging van de verstaanshorizont van het christendom. Slachtoffers daarvan zijn de mensen zonder houvast.
Mark Van de Voorde, in: RKK Rorate, Nieuwsbrief, 5 januari 2013
Kleine dingen tonen al of je ergens welkom bent of niet: een deur, die wijd open staat of juist niet, iemand, die toesnelt of lang laat wachten, een brede glimlach of een verplicht knikje. Gastvrij ontvangen worden doet deugd: vroeger, omdat reizen toen zo gevaarlijk was, vandaag, omdat vele mensen zo berekend zijn.
De manier waarop je iemand ontvangt toont je ware aard: of je belangeloos en goed bent van binnen, of alleen aan jezelf denkt. Niet je woorden maar je manier van doen, laat zien of je hartelijk bent of alleen met eigen voordeel begaan.
Op hun rondreis ging Jezus eens een dorp in. Een vrouw, Martha genaamd, ontving Hem. Zij had een zuster die Maria heette. Die kwam aan de voeten van de Heer zitten en luisterde naar zijn woorden.
Martha had het heel druk met bedienen. Ze ging naar Jezus toe en vroeg: `Heer, laat het U koud dat mijn zuster mij alleen laat bedienen? Zeg haar dat ze mij komt helpen.'
De Heer gaf haar ten antwoord: `Martha, Martha, je maakt je bezorgd en druk over van alles, maar slechts één ding is nodig. Maria heeft het beste deel gekozen en dat zal haar niet worden ontnomen.'
(Lucas 10,38-42)
TOEGANKELIJK
Maria die het beste deel heeft verkozen: het wuift de dienstbaarheid niet weg. De barmhartige Samaritaan toonde ons nog die weg naar eeuwig leven en volkomen vreugde. Bovendien wordt deze dienstbaarheid heel concreet in het gezinsleven, in de keuken. De grote Heilige Theresia zei: wie God niet vindt tussen potten en pannen, zal Hem nergens vinden!
De inhoud is dus subtieler. Het gaat om een nuance: Martha ontving Jezus in haar huis, Maria liet Hem toe in haar hart. Eigenlijk zegt Jezus tegen Martha: ‘Loop niet verloren in je drukte, je zou het belangrijkste kunnen missen!’
De goede zorgen, de hartelijke ontvangst worden niet afgekeurd. Maar het vele werken mag geen obsessie worden: er moet tijd en ruimte blijven in ons hart om, altijd opnieuw, de boodschap van Jezus te ontvangen. Maar dit ‘beste deel’ maakt het andere deel niet overbodig.
We moeten niet kiezen tussen Martha of Maria. Tussen de gastvrijheid in het huis en de openheid van het hart. Tussen bidden of werken. Het is niet of-of maar wèl en-en. Jezus zegt niet dat Martha moet ophouden met bedienen, maar wel dat ze zich te 'druk' maakt. Voor haar is het bezoek belangrijker dan de bezoeker. Gastvrijheid laat de ander toe in je eigen leven. Je stelt beide open voor de ander: je huis en je hart. Je deelt en je luistert. Zo groeit ont-moeting: geen 'moeten' meer maar ongedwongen samen zijn. Hand en hart spreken eenzelfde taal. Geven en ontvangen, beide even belangrijk, het is het wezen van de liefde.
DIENST-BAAR-HEID en GE-HOOR-ZAAMHEID, staan niet tegenover elkaar, ze vullen elkaar aan. Het zijn twee takken van eenzelfde levensboom, twee stromen uit eenzelfde bron, twee open armen van eenzelfde genegen hart: Gods eigen, goede, heilige Geest, die in ons midden woont en in onszelf. Kom, Heilige Geest, kom. Amen.
De barmhartige Samaritaan, Het is één van de mooiste parabels. We kunnen ook een andere naam kiezen, de parabel van de tegenstellingen: de mooipraters, die theorietjes bouwen maar hun handen niet vuil maken … en de stille werkers, die niet verloren lopen in grote woorden, maar gewoon het goede doen, want ‘het woord van God is dichtbij, het staat gegrift in je hart. Je kan het dus uitvoeren.’
Zo leert ons de eerste lezing uit het boek Deuteronomium: ‘De geboden die ik u vandaag geef, zijn niet te zwaar voor u en zij liggen niet buiten uw bereik. Ze zijn niet in de hemel en ze zijn niet overzee. Nee, het woord is dicht bij u, in uw mond en in uw hart. U kunt het dus volbrengen.’
In die tijd trad een wetgeleerde naar voren om Jezus op de proef te stellen. Hij zei: ‘Meester, wat moet ik doen om het eeuwig leven te verwerven?’ Jezus sprak tot hem: ‘Wat staat er geschreven in de wet? Wat leest ge daar?’ Hij gaf ten antwoord: ‘Gij zult de Heer uw God beminnen met geheel uw hart en met geheel uw ziel; met al uw krachten en geheel uw verstand; en uw naaste gelijk uzelf.’ Jezus zei: ‘Uw antwoord is juist, doe dat en ge zult leven.’ Maar omdat hij zijn vraag wilde verantwoorden, sprak de wetgeleerde tot Jezus: ‘En wie is dan mijn naaste?’
Nu nam Jezus weer het woord en zei: ‘Eens viel iemand, die op weg was van Jeruzalem naar Jericho, in handen van rovers. Ze plunderden en mishandelden hem en toen ze aftrokken lieten ze hem half dood liggen.
Bij toeval kwam er juist een priester langs die weg; hij zag hem wel maar liep in een boog om hem heen. Zo deed ook een leviet: hij kwam daar langs, zag hem, maar liep in een boog om hem heen.
Toen kwam een Samaritaan die op reis was bij hem, hij zag hem en kreeg medelijden; hij trad op hem toe, goot olie en wijn op zijn wonden en verbond ze; daarna tilde hij hem op zijn eigen rijdier, bracht hem naar een herberg en zorgde voor hem. De volgende morgen haalde hij twee geldstukken te voorschijn, gaf ze aan de waard en zei: ‘zorg voor hem, en wat ge meer mocht besteden, zal ik u bij mijn terugkomst vergoeden.’
Wie van deze drie lijkt u de naaste te zijn van de man die in handen van de rovers gevallen is?’ Hij antwoordde: ‘Die hem barmhartigheid betoond heeft.’
En Jezus sprak: ‘Ga dan en doe gij evenzo.’
(Lucas 10, 25-37)
OVER PRATERS EN DOENERS
Jezus tekent hier twee groepen van mensen: de praters en de doeners. Ze bestaan, die mannen van de mooie woorden, met hun ronkende volzinnen en vrijblijvende theorieën. Almaar discussiëren en niets doen. En ook die anderen bestaan: minder woorden maar de handen uit de mouwen.
Het verhaal begint met een strikvraag: ‘Meester, wat moet ik doen?’ De man weet zelf het simpele antwoord wel: ‘Bemin God bovenal, en uw naaste gelijk uzelf’. Jezus zegt daarbij alleen maar: ‘DOE dit en ge zult leven’. Meer is er ook niet te zeggen.
‘Wie is mijn naaste dan?’, zo probeert de wetgeleerde toch nog zijn gezicht te redden, maar Jezus trapt niet in de valstrik van de holle woorden. Hij geeft geen theorie, wel een concreet verhaal. En daarbij zijn er eerst weer twee praters: de priester en de leviet, die de sukkelaar zien liggen, maar er rond lopen. Alleen de derde man is anders: geen praatjes, maar mee-leven, mee-lijden, mee-dragen. En dat is dan nog wel een Samaritaan, iemand, die door die God-geleerden, die heren van stand, geminacht werd.
Je naaste kom je vanzelf tegen. ONDERWEG. ‘s Morgens, toen hij vertrok, wist die Samaritaan nog niet wie die dag zijn concrete naaste zou zijn. Plots is er die berooide man, en hij kijkt er niet langs en loopt er ook niet in een boog omheen, zoals die priester en de leviet, die ongetwijfeld mooie woorden hadden. GE-HOOR-ZAAM zijn, daar komt het op aan: ogen en oren goed open houden, want zo komt Gods Woord tot ons: ‘Het woord van God is dichtbij. Je kan het dus volbrengen.’
Een waarachtig geloof staat met twee voeten in het leven en mondt uit in goedheid die moet worden gedáán. Inderdaad, het woord van God is niet ver over zee, of hoog in de hemel, en niemand moet het daar gaan halen: het is dichtbij.
Paus Franciscus bezorgt katholieke journalisten overwerk. Hij is niet bij te houden. Hij strooit met preken en geïmproviseerde toespraakjes, maar ook verrast hij telkens met ongebruikelijke gebaren. Zoals wanneer hij Alberto, een jongen met het syndroom van Down, op zijn stoel in de pausmobiel zet en hem daarin rond laat draaien.
De verdenking kan opkomen dat deze paus wel erg druk is met innemende optredens. Maar zijn woorden liegen er intussen niet om. Bij alle nadruk op de zachte aspecten van het christendom als barmhartigheid en naastenliefde, wordt daarin toch ook een disciplinaire lijn zichtbaar. Die zou je kunnen samenvatten als: terug naar de kern. Die boodschap lijkt niet alleen – of zelfs niet op de eerste plaats – aan de 'gewone' gelovigen gericht, maar vooral aan de kerkelijke hiërarchie. Deze paus wil iedereen weer bij de les.
In de Goede Week waste paus Franciscus de voeten van gevangenen, niet die van mede-geestelijken, en verleende aan de liturgische rite daarmee een actuele betekenis. Vorig weekeinde deed zich een voorval voor dat daaraan herinnert. Net als Benedictus XVI is paus Franciscus een muziekliefhebber. Toch liet hij verstek gaan op een concert in de Paulus VI-zaal. Hij had onverwacht iets belangrijkers te doen, liet men weten. Zo verliep het concert ‘sede vacante’: met een leeg blijvende pauselijke stoel. De glans is er dan wel vanaf. Het is haast onbeleefd tegenover wie het concert mogelijk gemaakt hebben.
Over de reden is natuurlijk druk gespeculeerd. Gezondheidsproblemen zijn uitgesloten. Wel doen in Rome geruchten de ronde dat de paus achter de schermen stevig aan het doorpakken is met zijn hervormingswerk, met name waar het de curie betreft, waaruit hij een aantal kardinalen zou willen verwijderen. Wat daar van waar is, leest u wel in een volgend Katholiek Nieuwsblad. Het gaat ons nu om de spirituele boodschap die deze paus uitzendt, en vooral waarom die zo overtuigend lijkt over te komen, ook bij niet-katholieken.
Paus Franciscus mag dan een jezuïet zijn, het heeft er alle schijn van dat zijn bewondering voor de heilige Franciscus zijn optreden minstens zo sterk bepaalt. Als we ons herinneren dat een jezuïet eigenlijk alleen in een noodgeval met een hoge kerkelijke benoeming mag instemmen en dat ook de H. Franciscus in bezit, status en macht de beste valstrikken van de duivel ziet, dan komt de gedachte op dat deze paus in zekere zin van niemand zo bang is als van zichzelf.
We weten dat hij reeds als kardinaal Bergoglio wars was van ieder eerbetoon. Hij stond erop als prelaat zijn eigen potje te koken en met het openbaar vervoer te reizen, net als iedereen. Dat herinnert aan de H. Franciscus die zich resoluut afdraaide van alles wat hem kon belemmeren direct te antwoorden op de liefde van Jezus Christus. Nu kan een paus zich de radicaliteit van een heilige nog minder veroorloven dan een kardinaal, maar de vrees om de pauselijke belofte te verloochenen servus servorum te zijn, 'dienaar der dienaren', lijkt paus Franciscus te bezielen tot in het diepst van zijn wezen.
Was het dus ascese van paus Franciscus om te weigeren pontificaal plaats te nemen op de erezetel bij het concert, midden tussen andere kerkelijke en wereldlijke kopstukken? In ieder geval herinnert hij eraan Wie ons aller voorbeeld dient te zijn, welke plaats we in de Kerk ook innemen.
Henk Rijkers: ‘Katholiek Nieuwsblad’, 29 juni 2013
(Vrije vertaling bij de laatste foto:
‘Laten we niet vergeten dat ware grootheid zich toont in de bereidheid om te dienen’)
‘Gods Woord kan wel eens hard aankomen; dan zouden we het liever niet horen.’ Met deze woorden begonnen we vorige zondag onze eucharistie. Ook vandaag kunnen diezelfde woorden als inleiding dienen. Eerst zegt Paulus ons:
‘ik denk er niet aan mij op iets anders te beroemen
dan op het kruis van onze Heer Jezus Christus,
waardoor de wereld voor mij gekruisigd is
en ik voor de wereld gekruisigd ben.’
Daarna horen we Jezus: ‘Ik zend u als lammeren tussen de wolven’
En toch overwegen ook vandaag woorden van vreugde en vrede … zelfs dan!
In die tijd wees de Heer nog tweeënzeventig leerlingen aan en zond hen twee aan twee voor zich uit naar alle steden en plaatsen waar Hij zelf nog komen zou. Hij zei tegen hen: `De oogst is wel groot, maar arbeiders zijn er weinig. Vraag daarom de eigenaar van de oogst om arbeiders in te zetten voor zijn oogst.
Ga nu, maar weet wel, Ik stuur jullie als lammeren onder de wolven. Neem geen beurs mee, geen reistas en geen schoenen, en groet niemand onderweg. Als je bij iemand in huis komt, zeg dan eerst: `Vrede aan dit huis.’ Woont daar een vredelievend mens, dan zal jullie vrede op hem rusten; zo niet, dan zal die naar jullie terugkeren. Blijf in dat huis en eet en drink wat men je aanbiedt, want de arbeider is zijn loon waard. Trek niet van het ene huis naar het andere.
Als je in een stad komt waar men je ontvangt, eet dan wat men je voorzet. Genees er de zieken en zeg tegen hen: ‘Het koninkrijk van God is nu dichtbij u gekomen.’ Maar als je in een stad komt waar men je niet ontvangt, ga daar de straat op en zeg: ‘Zelfs het stof uit uw stad dat aan onze voeten zit, mag u houden: wij vegen het af. Maar weet wel, het koninkrijk van God is dichtbij.’ Ik zeg jullie: voor Sodom zal het op die dag draaglijker zijn dan voor zo’n stad.
De tweeënzeventig kwamen opgetogen terug. `Heer,’ zeiden ze, `zelfs de demonen onderwerpen zich aan ons in uw naam.’ Hij zei tegen hen: `Ik zag de satan als een bliksemschicht uit de hemel vallen. Kijk, Ik heb jullie de macht gegeven om op slangen en schorpioenen te trappen en in te gaan tegen alle vijandelijke krachten; niets kan jullie deren. Toch moeten jullie je niet verheugen omdat de geesten zich aan jullie onderwerpen; nee, verheug je omdat jullie namen opgetekend staan in de hemel.’
(Lucas 10,1-12.17-20)
GELOOF DOORGEVEN
Meer dan 20 jaar geleden viel het communisme in de Sovjet Unie, en de godsdienst kwam weer tot leven. 70 jaar was niet genoeg geweest om het geloof uit te roeien. Het atheïsme was voordien verplichte leerstof, priesters moesten naar Siberië, elke geloofsbeleving werd verboden. En toch bleef dit geloof overleven. Moeders en grootmoeders bewaarden het en gaven het door. Zij hadden geen opleiding en geen mandaat. Zij gaven het gewoon door zoals ze van nature het leven zelf doorgeven.
Vandaag zien we in het westen in zekere zin wat toen in Rusland gebeurde. Maar op een meer geraffineerde wijze. Een praktisch atheïsme wordt opgedrongen. Geloven wordt ouderwets genoemd. Religieuze symbolen worden belachelijk gemaakt. Priesters worden niet verbannen, maar lege seminaries zijn veel doeltreffender.
Het eeuwenoude geloof van zoveel generaties is opzij geduwd door de cultus van het ‘ik’ en een extreem materialisme. Het aantal priesters slinkt zienderogen. Zullen ook hier moeders en grootmoeders het geloof bewaren en doorgeven, even gewoon als ze het leven zelf doorgeven?
Geloof doorgeven is geen kennis doorgeven. Het is iets van jezelf delen, iets van je eigen aanvoelen. Toen Jezus zei: ‘Blijf dit doen om Mij te gedenken’, sprak Hij niet over een les godsdienst, maar over een besef dat Hij er is en dat Hij onze diepste vreugde en onze diepste vrede is.
Geloven is vooral een manier van leven en van omgaan met mekaar. De 72 leerlingen die Jezus op pad zond waren geen leraars en hadden geen opleiding. Maar zij moesten wel een vrede uitstralen onbezorgd en vrij. Hun geluk was immers niet afhankelijk van bezit of prestige.
Zullen de moeders en grootmoeders bij ons erin slagen om de vrede en de vreugde van hun geloof door te geven aan hun kinderen en kleinkinderen? Zal het geloof overleven tot het materialisme ineenstuikt?
Een leven dat alleen het eigen ‘ik’ ziet, leidt tot wanhoop en ontreddering. De slangen en schorpioenen worden al zichtbaar in de stijgende misdaad en in de wansmakelijke vormen van corruptie en zedelijk verval.
Die 72 leerlingen van Jezus waren gewone mensen zoals wij. Vandaag zegt Hij tot ons ‘Ga dan, Ik zend u als lammeren tussen de wolven. Maar weet het wel: Het rijk Gods is nabij.’
Gans Brazilïe staat op dit moment (22 juni) in rep en roer.
De mooie beloften van presidente Dilma hebben geen effect meer. Al dagen aan een stuk wordt er ononderbroken betoogd in Rio de Janeiro, São Paulo, Belém, Fortaleza, Manaus, Belo Horizonte, Florianopolis, Curitiba ... Het is een groot nationaal protest geworden, zonder duidelijke leiders, maar met overal dezelfde eisen: beter onderwijs, betere gezondheidszorg, tegen de 33 miljard die besteed wordt aan de wereldbeker voetbal, tegen de inflatie, tegen de corruptie en de incompetentie van de politieke leiders ... Iedereen komt op straat tot kinderen en bejaarden toe.
Het protest richt zich tegen alle politieke partijen en tegen de syndicaten die hun functie niet meer vervullen. Ze mogen niet deelnemen aan de manifestaties. Ze worden geweigerd en uitgejouwd door de manifestanten en hun vlaggen en partijsymbolen worden vertrappeld en in brand gestoken.
Ook de FIFA heeft het hard te verduren. Geen enkel goed woord voor de uitzinnige uitgaven van de regering voor de wereldbeker voetbal. Dat is nieuw in een land waar het voetbal dient om de nationale trots aan te wakkeren. Voetbalheld Ronaldo werd uitgefloten en terecht gewezen omdat hij suggereerde dat voetbalstadions even belangrijk zijn dan hospitalen.
Zoiets heeft Brazilïe nog nooit meegemaakt. Tot wat dit massaal volksprotest kan leiden is nog onduidelijk. Er wordt gewoon tegen alles gereageerd wat het welzijn van de Brazilianen verstoort. Politicologen wijzen op het gevaar van een dergelijke beweging. Een democratie zonder politieke partijen en zonder syndicaten funcioneert niet.
Het is nog afwachten maar het is duidelijk dat Brazilie een andere beleidsstructuur nodig heeft die de corruptie definitief uitsluit. Zelfs het hoge gerechtshof is niet in staat de corruptie tegen te gaan. Vandaar de immense criminalieit in het land. Niemand voelt zich meer veilig, zelfs in de kleinere steden van het binnenland.
In Mundo Novo werden beide banken overvallen door een groep goed georganiseerde bandieten met zware wapens. De banken zullen nog maanden buiten dienst blijven wat de lokale handel erg verstoort. We moeten nu naar Ruy Barbosa, 120 km van Mundo Novo om ons geld op te halen. We zijn daar niet erg welkom want in Ruy zijn er te weinig bankbedienden om de mensen te kunnen van dienst zijn. De toevloed van klanten uit Mundo Novo wordt niet goed opgevangen. En zo wordt ons leven steeds maar ingewikkelder ...
Dit is het land, waar grote mensen wonen. Je hoeft er nog niet in: het is er boos. Er zijn geen feeën meer, er zijn hormonen, en altijd is er weer wat anders loos.
En in dit land zijn alle avonturen hetzelfde, van een man en van een vrouw. En achter elke muur zijn and’re muren en nooit een eenhoorn of een bietebauw.
En alle dingen hebben hier twee kanten en alle teddyberen zijn hier dood. En boze stukken staan in boze kranten en dat doen boze mannen voor hun brood.
Een bos is hier alleen maar een boel bomen en de soldaten zijn niet meer van tin. Dit is het land waar grote mensen wonen… Wees maar niet bang. Je hoeft er nog niet in.
Gods Woord kan wel eens hard aankomen; dan zouden we het liever niet horen. Wie Jezus wil volgen, moet soms veel opgeven, sterven aan zichzelf in veel kleine dingen: met geduld en offer, in verdriet en eenzaamheid.
Maar wie de Heer volgt in zijn sterven, zal ook met Hem verrijzen in zijn vreugde. Of in meer gewone woorden: wie zijn eigen belang eens vergeet, ervaart dat het deugd doet een ander vreugde te schenken.
Toen de tijd naderde dat Hij zou worden weggenomen, koos Jezus vastberaden Jeruzalem als reisdoel. Hij zond boden voor zich uit, maar toen die in een Samaritaans dorp kwamen om zijn komst voor te bereiden, wilde men Hem niet ontvangen, omdat Hij Jeruzalem als reisdoel had gekozen.
Toen de leerlingen Jakobus en Johannes dat merkten, zeiden ze: `Heer, zullen we zeggen dat er vuur uit de hemel moet neerdalen om hen te vernietigen?' Maar Hij keerde zich om en wees hen terecht.
Toen gingen ze naar een ander dorp.Terwijl ze hun reis voortzetten, zei iemand onderweg tegen Hem: `Ik wil U volgen, waar U ook naartoe gaat.' Jezus zei tegen hem: `De vossen hebben een hol, en de vogels van de hemel een nest, maar de Mensenzoon kan nergens het hoofd neerleggen.'
Tegen een ander zei Hij: `Volg Me.' Die zei Hem: `Heer, sta me toe eerst mijn vader te gaan begraven.' Maar Hij zei hem: `Laat de doden hun doden begraven; u moet het koninkrijk van God gaan verkondigen.'
Weer een ander zei: `Ik wil U volgen, Heer, maar sta me toe eerst thuis afscheid te nemen.' Tegen hem zei Jezus: `Wie de hand aan de ploeg slaat en dan nog eens omkijkt, deugt niet voor het koninkrijk van God.'
(Lucas 9,51-62)
‘JERUSALEM EN VERDER’
Dit stukje evangelie tekent een keerpunt in Jezus' leven. Hij trok door Galilea, riep zijn leerlingen, genas zieken naar lichaam en ziel, en schonk vergeving aan zondaars. Nu zal Hij naar Jeruzalem gaan, de plaats van zijn lijden en dood. Hij gaat Zijn opdracht voltooien ondanks de vijandschap, die Hij zal ontmoeten: de machtigen voelen zich bedreigd, omdat Hij een liefdevolle God predikt, en geen boeman. Jezus' weg van Liefde moet verworpenheid en vijandschap meebrengen. Hij is een bedreiging voor wie zichzelve zoekt. Daarom staat er: Jezus kiest vastberaden voor die weg, die de tegenstand niet vreest, maar als een kruis op zich neemt.
Bij de eerste afwijzing al, zijn de leerlingen verbolgen. Jezus wijst hen terecht: Hij komt niet met macht en vuur, maar is de lijdende Dienaar. Hij is niet gekomen om te vernietigen, maar om tot leven te wekken! Jezus misbruikt zijn macht niet, Hij vertrapt geen mensen, maar kiest bewust voor de liefde, die haar kruis draagt, ten einde toe, tot op Calvarie.
De weg van Jezus is geen gezapig tochtje. Wie Hem volgt, moet keuzes maken. Aan die drie mensen, die Hem willen volgen, stelt Hij strenge eisen. Laten we die eisen echter goed verstaan: gezin en vrienden zijn niet verkeerd. Maar Jezus wijst mensen af die vasthangen aan wat de liefde in de weg staat. Meestal is er geen conflict tussen wat Jezus oplegt en wat menselijk schoon is. De liefde vraagt ons dat wij zorgen voor ons gezin, onze doden en onze vrienden. Wat Jezus wil, tonen wij juist door deze warme genegenheid.
Maar, uitzonderlijk, bij overdreven gehechtheid, kunnen wij niet liefdevol zijn. Dan vraagt de Heer ons te kiezen voor de liefde die zichzelf vergeet. De voorbeelden zijn extreem maar ze tonen ons: altijd moet de liefde voorrang krijgen. In de omstandigheden die het leven zelf aanbrengt, dienen wij steeds opnieuw, vastberadenenradicaal te kiezen voor die ene weg: de liefde, die zichzelf niet zoekt.
Het is niet makkelijk, maar … zo ging de Heer ons voor.
De Heilige Bruno van Keulen was de stichter van de orde van de Kartuizers, een van de strengste religieuze gemeenschappen. Iedere monnik leeft in een soort gemeenschappelijke afzondering. Een volledige stilzwijgendheid is maar een van de vele strikte regels die ze naleven.
Hun stichter werd geboren in 1035 in Keulen. Hij was een telg uit een vooraanstaande familie en studeerde in Reims en in Parijs. Eenmaal terug in Keulen werd hij kanunnik. Vanaf dan kwam zijn carrière in de Kerk pas goed op gang. In Reims was hij zowat de adviseur van de ‘kruistochtpaus’ Urbanus II.
Hij werd benoemd tot bisschop van Grenoble en zelfs tot aartsbisschop van Reims. Vooraanstaande posities, maar Bruno vond er geen voldoening in. Andere bronnen houden staande dat hij moest wijken voor de kandidaat van de koning, en dat dat de reden was waarom hij in 1083 aansloot bij de benedictijnen.
Wat er ook van zij: al snel bleek dat Bruno dat kloosterleven niet uitdagend en streng genoeg vond. Dus trok hij met zes geestverwanten de bergen van de Dauphiné in. Nabij Grenoble stichtten ze het eerste kartuizerklooster, het schitterende Grande Chartreuse.
Ondanks de uiterst strenge tucht sloeg de kluizenaarsgemeenschap van de ‘orde van de heilige Bruno’ aan. Paus Urbanus nodigde de grondlegger in 1090 uit naar Italië, waar hij in Calabrië een tweede klooster stichtte.
Het was in dit klooster dat Bruno de kartuizer op 6 oktober 1101 overleed. De weinige kartuizers die er nog zijn, vereren Bruno als hun ordestichter.
De heilige Bruno wordt afgebeeld in de witte klederdracht van zijn orde. Zijn attributen zijn een kruis of een schedel. Mijter en staf aan zijn voeten wijzen op de afwijzing van de bisschoppelijke waardigheid. Op sommige prenten komt hij mediterend voor, zonder enig attribuut.
(Bron: Ghislain Truyers – Raymond Rutten: ‘Alle Heiligen’)
---
Wie meer over de Grande Chartreuse of de Heilige Bruno wil weten kan o.m. terecht op volgende websites:
‘Gelijke kansen’, ‘discriminatie’, ‘uitsluiting’ … het klinkt zo actueel. Mensen worden in vakjes gestoken, verdacht gemaakt, afgewezen, uitgesloten alleen maar omdat ze anders zijn.
Ze komen terecht in de gevangenis van verwerping en haat, die veel zwaarder kan wegen dan een echte gevangenis. Wie ooit pech gehad heeft, wie ooit een fout maakte, wordt met de nek aangekeken, geminacht, misprezen ... want WIJ zijn ‘deftig’ volk, op ONS valt niets te zeggen, ratelt de zelfgenoegzame eigenwaan.
Jezus geeft vandaag een scherp voorbeeld, dat die zelfvoldaanheid zelf aan de schandpaal voor schut zet.
In die tijd vroeg een van de Farizeeën Jezus bij zich te eten. Jezus trad het huis van de Farizeeër binnen en ging aanliggen. Een vrouw nu, die in de stad als zondares bekend stond, was te weten gekomen dat Jezus in het huis van de Farizeeër te gast was. Zij nam een albasten vaasje met balsem mee en ging schreiend achter Hem, bij zijn voeten staan. Haar tranen maakten zijn voeten nat, die ze met haar hoofdhaar afdroogde. Zij kuste ze keer op keer en zalfde ze met de balsem.
Toen de Farizeeër die Hem uitgenodigd had dit zag, zei hij bij zichzelf: “Als dit een profeet was zou Hij weten wie en wat voor een vrouw het is die Hem aanraakt; het is immers een zondares.” Jezus gaf hem ten antwoord: “Simon, ik heb u iets te zeggen.” Waarop deze zei: “Zeg het, Meester.”
“Een geldschieter had twee schuldenaars de een was hem vijfhonderd, de ander vijftig denariën schuldig. “Omdat zij die niet konden teruggeven schold hij ze aan allebei kwijt. “Wie van hen zal nu het meest van hem houden?”
“Ik veronderstel, – antwoordde Simon – diegene aan wie hij het meeste heeft kwijtgescholden.” Jezus zei tot hem: “Uw oordeel is juist.” Daarop keerde Hij zich tot de vrouw en zei tot Simon: “Ge ziet die vrouw daar? Ik kwam uw huis binnen; ge hebt niet eens water over mijn voeten gegoten, maar mijn voeten zijn nat geworden door haar tranen en zij heeft ze met haar haren afgedroogd. Gij hebt Mij niet eens een kus gegeven, maar zij hield sinds Ik binnenkwam niet op mijn voeten te kussen. Gij hebt mijn hoofd niet met olie gezalfd, maar zij heeft mijn voeten gezalfd met balsem. Daarom zeg ik u: haar zonden zijn haar vergeven, al zijn ze nog zo talrijk, want zij heeft veel liefde betoond. Weinig liefde betoont hij aan wie weinig wordt vergeven.”
Daarop sprak Hij tot haar: “Uw zonden zijn u vergeven.”
De andere gasten vroegen zich af: “Wie is deze man, die zelfs zonden vergeeft?” Jezus zei tot de vrouw: “Uw geloof heeft u gered: ga in vrede.”
(Lucas 7,36-50)
DRIE MENSEN AAN TAFEL
Een feesttafel, en drie mensen in de kijker: Jezus, de zondares en Simon, de zelfvoldane gastheer, overtuigd van zijn eigen grote gelijk.
Zou Jezus een profeet zijn? Zeker niet, zegt Simon: een profeet veroordeelt mensen omwille van hun zonden. Bij die vrouw is die zonde toch duidelijk! En Jezus ziet dat niet eens. Of WIL Jezus die zonde niet zien, en WIL Hij niet veroordelen omdat Hij dieper kijkt: over de zonde uit om de liefde te vinden. Om zonde te zien moet je geen profeet zijn! Iedereen, die eerlijk WIL kijken merkt die wel op, want zonde steekt de ogen uit als je eerlijk kijkt. Maar het goede WILLEN zien, dat is pas profetisch!
Bij Simon zien wij dan wat echte zonde is, en zoals zo dikwijls gebeurt, is dat netjes weggemoffeld in een deftige manier van doen. Simon nodigt Jezus uit, maar anderen veroordeelt hij zonder genade, omdat hij zo vol is van zichzelf. En zo vergeet hij dingen, die normaal en goed zijn: water gieten over de bestofte voeten van de gast, hem omarmen, reukwerk aanbieden ...
Zo wordt de finale heel verrassend en juist daarom zo rijk aan inhoud, ook hier en nu: de zondige vrouw blijktde echte leerling van Jezus. Niet omwille van haar zonden maar omdat zij zonder ophouden weent om de weerbarstigheid van haar hart. Op een hartstochtelijke wijze hunkert zij naar oprechtheid en zoekt zij Jezus. Haar liefde is meer dan gewoon, overvloedig: zelfs de voeten van Jezus wast ze met haar tranen, ze kust die voeten overdadig en zalft ze, terwijl Simon, de man van de schone schijn, het meest normale, het meest menselijke verleerd heeft, omdat hij zo vol is van zichzelf, zo zeker van zijn volmaaktheid. Zij echter weet dat zij zwak is, en zo kan zij openstaan voor de milde barmhartigheid van Jezus.
Een Nederlandse dichter schreef ooit dit zonderling gedicht:
‘Hij alleen zou met een grote sigaar
in de mond op straat mogen lopen,
met de duimen in zijn vest,
want Hij is God.
Maar hij doet het niet,
want Hij is God.’
De harde woorden zijn voor Simon, omdat hij met een dikke sigaar en met de duimen in zijn vest over straat loopt. De mildheid en de lof zijn voor de vrouw, die weet dat zij een mens is zoals wij.
Dat schommelingen op de effectenbeurs wereldnieuws zijn terwijl het geen nieuws is dat honger en armoede grote delen van de wereldbevolking in de greep houden moet veranderen, vindt paus Franciscus.
‘Het is nodig de dingen op te schudden’, zei hij tijdens een toespraak tot de CLAR, de Confederatie van Latijns Amerikaanse en Caribische Religieuzen.
Tijdens die inmiddels wijd verspreide toespraak heeft de paus voor het eerst publiekelijk toegegeven dat er in het Vaticaan sprake is van corruptie en van een homolobby. De woordvoerder van het Vaticaan, pater Federico Lombardi, heeft die uitspraak niet kunnen bevestigen omdat het om een privaat onderhoud ging. Hij heeft de berichten echter niet tegengesproken.
De CLAR heeft inmiddels excuses aangeboden voor de publicatie van de uitspraken van de paus. Het gaat om aantekeningen voor persoonlijk gebruik en is niet de volledige tekst. Bovendien is het not done uit een privaat onderhoud met de paus te klappen.
De katholieke blogger John Thavis, die de tekst, vertaald, op zijn website heeft geplaatst, waarschuwt dat, omdat het om aantekeningen gaat, nuances en kanttekeningen in de gesproken tekst mogelijk verloren zijn gegaan.
De manier waarop de tekst is verwoord komt sterk overeen met de andere onvoorbereide teksten die de laatste tijd uit de mond van de paus zijn opgetekend.
Het gaat om de mens
‘Het is nodig de dingen op te schudden’, had de paus tijdens de op 6 juni gehouden vergadering gezegd. ‘Het is geen nieuws als er een oude man sterft van de kou in Ottaviano (buurt vlakbij het Vaticaan), of dat er zo veel kinderen geen onderwijs krijgen of honger hebben. Ik denk aan Argentinië... Aan de andere kant, als de belangrijkste beurzen drie punten omhoog of omlaag gaan is het wereldnieuws. Men moet wakker worden! Dit kan niet. Computers zijn niet gemaakt naar het beeld en gelijkenis van God. Ze zijn een instrument, ja, maar niets meer. Geld is geen beeld en gelijkenis van God. Alleen de menselijke persoon is beeld en de gelijkenis van God. Het is noodzakelijk om het om te draaien. Dat is het Evangelie’, aldus de paus.
Kijk naar de oorzaken
Het is noodzakelijk om naar de oorzaken te kijken, de wortels. Abortus is slecht, dat is duidelijk. Maar achter de legalisering ervan, welke belangen zitten erachter... Soms wordt het als voorwaarde gesteld door de grote organisaties die ondersteunen met geld, weet je dat? Het is noodzakelijk om naar de oorzaken te kijken. We kunnen niet bij de symptomen alleen blijven steken.
Wees niet bang om aan te klagen ... Je zult lijden, je zult problemen krijgen, maar wees niet bang om aan te klagen, dat is de profetische kant van het religieuze leven...’
Restauratief
Tijdens de bijeenkomst noemde de paus twee specifieke zorgen die hij met wilde delen. ‘Een daarvan is de Pelagiaanse stroming die momenteel in de Kerk leeft. Er zijn ook een aantal restauratieve groepen. Ik ken er enkele van, toen ik ze mocht ontvangen in Buenos Aires. Het voelt alsof men 60 jaar in de tijd teruggaat! Vóór het Concilie... Men waant zich in 1940...
Een anekdote om dit te illustreren, niet om te lachen, ik heb het met respect ontvangen, maar het baart mij wel zorgen. Toen ik werd gekozen, ontving ik een brief van een van deze groepen, waarin zij zeiden: 'Uwe Heiligheid, wij bieden u deze geestelijke schat aan: 3525 rozenkransen.' Waarom zeggen ze niet: 'wij bidden voor u'? Dat tellen...
En deze groepen willen terug naar de praktijken en regels die ik heb meegemaakt. Jullie niet, want jullie zijn niet oud, naar regels rond zaken die op dat moment speelden, maar nu niet meer. Die spelen vandaag de dag niet ...’
Gnostische stroming
De tweede zorg van de paus betreft ‘een gnostische stroming. Die pantheïstische... Beide zijn elitaire stromingen, maar deze is van de meer opgeleide elite... Ik hoorde over een algemeen overste die de zusters van haar congregatie had gevraagd om 's morgens niet meer te bidden, maar om geestelijk te baden in de kosmos. Zulk soort dingen... Die baren mij zorgen omdat ze voorbijgaan aan de menswording! De Zoon van God is ons vlees geworden, was het vleesgeworden Woord. In Latijns-Amerika hebben we vlees in overvloed! Wat er gebeurt met de armen, hun pijn, dat is ons vlees...
Het Evangelie is niet de oude regels, noch het pantheïsme. Als je kijkt naar de rand, de behoeftigen ... de drugsverslaafden! Mensenhandel... Dit is het Evangelie. De armen zijn het Evangelie...’
Homolobby en corruptie
Desgevraagd sprak de paus ook over het bestaan van een homolobby en corruptie in het Vaticaan. ‘Ja... moeilijk. In de Curie zijn ook heilige mensen, er zijn echt heilige mensen. Maar er is ook een corrupte stroming, die is er ook, dat is waar ... Er wordt gesproken over de 'homolobby', het is waar, die is er... We moeten zien wat we kunnen doen...’
Hervormingen in de curie
Hij ging ook in op de verwachte hervormingen van de Romeinse Curie. Dat is iets ‘waar bijna alle kardinalen in de congregaties voorafgaand aan het conclaaf hebben gevraagd. Ik heb het ook gevraagd. Ik kan de hervorming niet zelf doorvoeren, dit zijn bestuurszaken... Ik ben erg ongeorganiseerd, ik ben daar nooit goed in geweest. Maar de kardinalen van de Commissie zullen het doorvoeren. Je hebt Rodríguez Maradiaga, uit Latijns-Amerika, die [de commissie] leidt. Je hebt Errázuriz, beiden zeer georganiseerd. Die ene uit München is ook zeer georganiseerd. Zij zullen het doorvoeren.
Bid voor mij... dat ik zo min mogelijk fouten maak...’
'Het komt niet van mij'
Paus Franciscus deed ook een aantal ontboezemingen over zijn manier van optreden waarmee hij snel aan populariteit wint. Die komt niet van hemzelf, zei hij terwijl hij vertelde over hoe het hem sinds zijn verkiezing tot paus vergaan is. ‘Ik ben op geen enkel moment mijn innerlijke vrede verloren, weet je? En dat komt niet uit mijzelf, ik ben van het soort dat zich zorgen maakt en overstuur raakt ... Maar ik heb mijn vrede geen enkel moment verloren. Dit bevestigt voor mij dat dit van God komt ...’
Dat geldt ook voor de gebaren die hij heeft gemaakt, waaronder het ongebruikelijke verblijf in Casa Santa Marta. ‘Deze gebaren ... ze komen niet van mij. Ze zouden niet in mij op zijn gekomen. Het is niet zo dat ik een plan heb meegebracht, of dat ik er zelf een heb bedacht toen ik eenmaal gekozen was. Ik doe het omdat ik voelde dat dit was wat de Heer wilde. Deze gebaren zijn niet van mij, maar van Iemand anders... Dat geeft me vertrouwen.’
‘Ik kwam [naar Rome] met alleen de hoognodige kleren. Ik waste ze 's nachts, en toen plotseling dit ... En ik maakte geen kans! In de Londense wedkantoren stond ik op de 44e plaats. Moet je nu zien... Degene die op mij wedde heeft natuurlijk wel veel gewonnen! Dit komt niet van mij...’
Nieuw klimaat
De paus sprak vol enthousiasme over 'Aparecida', de 5e Algemene Conferentie van de Latijns-Amerikaanse Bisschoppen die in 2007 in het gelijknamige Braziliaanse Maria-heiligdom is gehouden. ‘Aparecida is niet voorbij... Aparecida is niet zomaar een document. Het was een gebeurtenis. Aparecida was anders. Ten eerste omdat er geen concept was. Er waren voorstellen, maar geen ontwerp. En aan het einde was er ook nog geen document, maar aan de vooravond van de laatste dag hadden we 2300 'notities'... Aparecida verschoof naar de continentale missie. Daar eindigt Aparecida, in de groei naar de missie.
Het bijzondere van Aparecida was dat het niet werd gevierd in een hotel of in een retraitehuis... Het werd gevierd in een Maria-heiligdom. Door de week vierden we de Eucharistie met zo'n 250 mensen, want het was een gewone werkdag. Maar in het weekend... het was vol! Het volk van God voegde zich bij de bisschoppen, vragend om de Heilige Geest ...
Ik zag, ik noem hem omdat ik hem meer van een afstandje bekijk, hij is goed, maar zo is hij - ik zag de prefect, João [João Braz de Aviz, toen aartsbisschop van Brasilia, nu kardinaal-prefect van de religieuzen], met zijn mijter... Mensen kwamen heel dicht bij hem en brachten de kinderen en hij begroette hen, en omhelsde hen... Deze zelfde bisschop moest vervolgens stemmen. Hij zou nooit op dezelfde manier gestemd kunnen hebben als hij in een hotel had gezeten!
We hadden de vergaderzalen onder het Heiligdom. Dus de achtergrondmuziek waren de gezangen, de vieringen in het Heiligdom ... Dat maakte het heel bijzonder.’
Uitstervende religieuzen
‘Er is iets dat mij zorgen baart, hoewel ik nog niet weet hoe ik het moet begrijpen. Er zijn religieuze congregaties, zeer, zeer kleine groepen van een paar personen, zeer oude mensen... Ze hebben geen roepingen, ik weet het niet, de Heilige Geest wil niet dat ze verder gaan, misschien hebben ze hun missie in de Kerk al vervuld, ik weet het niet...
Maar ze zijn er en klampen zich vast aan hun gebouwen, klampen zich vast aan geld... Ik weet niet waarom dit gebeurt, ik weet niet hoe ik het moet begrijpen. Maar ik vraag uw zorg voor deze groepen ... Het beheer van het geld is iets waarover moet worden nagedacht.’
Tot slot riep de paus de religieuzen op tot vreugde over hun roeping. Ook vroeg hij hen het gesprek te zoeken met de bisschoppen en hun conferenties. ‘Ik weet dat sommigen een ander idee hebben van gemeenschap, maar praat erover, praat met ze en leg ze uit.’
De mensen zijn in twijfel gevangen, 't gezicht van een god heeft de tijd gebleekt, nu kom ik ze vertroosten met gezangen van wat nooit wisselt en in niets ontbreekt. Ik kan bemoediging zijn voor de bangen, de klare stem die altijd rustig spreekt, omdat mijn hart dat geen angstvallig hangen aan wolken kent, ziet wat door wolken breekt.
Ik werd geboren met een aard die sterk van zelf gaat naar de kern van alle zaken maar veel stond tussen mij in en mijn werk. Groeiende, heb ik dat opzij gezet: het werd al lichter, alle duisters braken en ik zag liefde als de levenswet.