Vandaag vieren we het feest van Driekoningen, het feest van de openbaring: Jezus, die zich toont en kenbaar maakt aan alle mensen van de hele wereld. In de drie wijzen – of ‘koningen’ – komen alle volkeren tot Jezus.
Vandaag willen we de rollen eens omdraaien: Jezus wil zelf uitgaan naar alle volkeren! Vandaag – ‘Afrikadag’ van Missio – wordt er immers aandacht geschonken aan de jonge kerken in Afrika, en volgend weekend is er het jaarlijkse weekend van Vredeseilanden.
De lange traditie van missiewerk in Afrika en het werk van Vredeseilanden zijn typische voorbeelden van Jezus, die zelf naar mensen toegaat, doorheen andere mensen, die in Hem geloven en zijn leven als leidraad nemen voor hun leven.
Eerste lezing: Jesaja 60,1-6
Sta op en schitter, Jerusalem, je licht is gekomen, over jou schijnt de luister van de HEER. … Volken laten zich leiden door jouw licht, koningen door de glans van je schijnsel.
Evangelie: Matteüs 2, 1-12
Toen Jezus te Betlehem in Juda geboren was, ten tijde van koning Herodes, kwamen er te Jeruzalem Wijzen uit het oosten en vroegen: ‘Waar is de pasgeboren koning der Joden? Want wij hebben zijn ster in het oosten gezien en zijn gekomen om Hem onze hulde te brengen.’
NAAR MENSEN TOEGAAN
MET EEN BLIJDE BOODSCHAP
Op deze Zondag van Driekoningen willen wij de rollen eens omdraaien: niet de volken, die naar Jezus toekomen, maar Jezus, die zelf naar deze volken toegaat. Hij doet dat niet persoonlijk, maar door mensen, die gegrepen zijn door zijn boodschap. Twee aandachtspunten:
Op de eerste zondag van Januari wil Missio de aandacht vestigen op de jonge kerken in Afrika. Velen onder ons hebben een missionaris gekend, die naar Kongo vertrok, en wij hadden daar bewondering voor. Zij lieten alles achter hier, thuis, in Europa, in Vlaanderen, en zij gingen het onbekende tegemoet. Niet omdat zij avonturiers waren, maar omdat zij door en door geloofden, dat het evangelie een Blijde Boodschap was, die zij wilden doorgeven en die mensen echt vrij zou maken. Dikwijls waren het heroïsche verhalen: mensen, die de zekerheden hier opgaven, en ginds een onzeker bestaan begonnen. Een nadeel was dat zij soms in het spoor gingen van kolonisten, die misbruiken pleegden, en dat bracht schade toe aan hun boodschap. Zo zien wij nu Afrikanen, die het evangelie niet vertrouwen omdat zij het Westen niet vertrouwen. Een Westerse beschaving werd opgedrongen, waarbij je vragen kan stellen. Zowel over Afrika als Latijns Amerika hebben wij gruwelijke verhalen gehoord: miljoenen mensen, die uitgemoord werden in het belang van het Westen, in het belang van een zogenaamde beschaving. Maar onze missionarissen hebben gepoogd om in die moeilijke omstandigheden toch een boodschap van bevrijding te brengen. Laten wij de jonge kerken steunen, die nu hun werk verder zetten.
Ook Vredeseilanden werkt in die zin: met beperkte projecten willen zij die boodschap van bevrijding doorgeven. Vooral de armste boerenfamilies, worden door hen geholpen en begeleid. Dat lijkt de beste manier om aan ontwikkeling te doen. Niet de grote projecten van internationale organisaties, komen de gewone mensen het meest ten goede; wel de inspanningen, die mikken op kleine, plaatselijke ontwikkeling. Vredeseilanden vertrouwt erop, dat deze kleinschalige ontwikkeling dan aanstekelijk werkt, en dat kleine gemeenschappen uit de omgeving het goede voorbeeld volgen.
En een laatste punt: wij hebben een aantal BV’s, al dan niet om fier op te zijn. Iemand om wèl echt fier op te zijn is pater Dominique Pire, een Belg, die Vredeseilanden stichtte en hiervoor in 1958 de Nobelprijs voor de vrede kreeg. Laten wij in onze dagelijkse levensstijl zijn voorkeursliefde voor de armen navolgen.
In de kerststal zien we eigenlijk een gewoon gezinnetje samen: moeder Maria, vader Jozef en 't kindje Jezus. Dat vierden we vorige woensdag ook: God wilde als mens tussen mensen leven. Jezus werd als een mensenkindje geboren in een gewoon gezin.
God wilde en wil wonen tussen gewone mensen. Meeleven met hun zorgen, met hun vreugden. Vandaag willen wij daarom bidden voor onze gezinnen, die het niet zelden moeilijk hebben in onze tijd.
Eerste lezing: Kolossenzen 3,12-17
‘En bovenal, kleed u in de liefde, dat is de band die u tot een volmaakte eenheid maakt. Laat in uw hart de vrede van Christus heersen, want daartoe bent u geroepen als de leden van één lichaam. Wees ook dankbaar. Laat Christus’ woorden in al hun rijkdom in u wonen.’
Evangelie: Matteüs 2,13-15.19-23
Toen de Wijzen waren heengegaan, verscheen een engel van de Heer in een droom aan Jozef, en sprak: ‘Sta op, neem het kind en zijn moeder, vlucht naar Egypte en blijf daar tot ik u waarschuw, want Herodes komt het kind zoeken om het te doden.’ Hij stond op en week in de nacht met het kind en zijn moeder naar Egypte uit.
EEN FAMILIE, BEDREIGD EN TOCH DROMEND …
Vandaag kregen we geen beeld van een vredige familie; wel een familie die bedreigd is en op de vlucht. Het is een vertrouwd beeld geworden in het nieuws. Gans het jaar door zien we mensen op de vlucht, families, die uiteengerukt worden, hopeloze moeders, schreiende kinderen, uitgeputte bejaarden, verplaatst, verweesd, opgejaagd.
In het evangelie is Herodes de machtige, dreigende boeman. Vandaag draagt Herodes andere namen. Er wegen veel dreigingen op het gezin. De drukte van het leven: mensen wonen onder hetzelfde dak, maar ieder gaat zijn eigen weg. Oude waarden vallen weg, nieuwe ideeën komen binnen en dringen zich op. De bisschop van Antwerpen schreef, enkele jaren geleden, met Kerstmis: het huwelijk lijkt soms meer een contract dan een liefdevolle verbondenheid. Velen willen een belofte voor een tijdje, maar een levenslange trouw, zien ze niet meer zitten. Kinderen nestwarmte bieden, een schone manier van leven voorhouden en ook voorleven: het vraagt tijd en het vraagt vooral moeite en durf. Je ziet dat op school: in eenzelfde klas vind je kinderen die heel andere dingen mogen.
En toch: ondanks alle dreiging koesterden Maria en Jozef nog dromen: een mooie toekomst voor hen beiden en voor het kind. Alle moeilijkheden en tegenkantingen ten spijt bleef die droom overeind: de zwangerschap van Maria, die zo vreemd was, de vlucht naar Egypte en het verblijf daar, de terugkeer in Nazareth, niets kon die droom stukslaan: beiden geloofden in elkaar, beiden hielden van mekaar.
DE basis voor elk gezinsleven blijft de oprechte liefde van de geliefden, vol tedere ontferming, goedheid, zachtheid, en geduld. Geliefden moeten ook durven dromen: van een gelukkige toekomst samen, van een leven vol liefde, vrede en geluk. En mensen hebben af en toe ook wel nood aan een engel: iemand die hen eens wegwijs maakt, als alles een raadsel is. Iemand die hen op een nieuw spoor zet en zo een nieuwe toekomst opent voor hen.
Laten wij bidden voor onze gezinnen. Vooral voor de kinderen: dat zij warmte en geborgenheid mogen ervaren, en dat zij een houvast meekrijgen voor hun leven om zo uit te groeien tot evenwichtige, gezonde grote mensen.
Kerstmis valt soms heel kort na de 4de zondag van de Advent en daardoor valt deze 4de zondag wel eens door de mazen van het net. Toch is ook de viering van vandaag de moeite waard, omdat er nogal wat aandacht gaat naar Jozef, een persoon uit het Kerstgebeuren, die dikwijls vergeten wordt: in gedichten of in de kunst komt hij weinig naar voor.
Gelukkig is er dat volksliedje uit de 17de eeuw, dat op en top de kern van Kerstmis weergeeft. Of beter gezegd: dat uitdrukt hoezeer wij allen nood hebben aan de boodschap van het kerstgebeuren:
‘Sint Jozef ging al treuren,
hij ging van deur tot deure,
gaan vragen om logies.
Maar de waardinne sprak ontsteld:
zie, mijn kamers zijn bekwamer
voor de heren al met veel geld.’
De geboorte van Jezus Christus vond plaats op deze wijze. Toen zijn moeder Maria verloofd was met Jozef, bleek zij, voordat ze gingen samenwonen, zwanger van de heilige Geest.
Omdat Jozef, haar man, rechtschapen was en haar niet in opspraak wilde brengen, dacht hij er over in stilte van haar te scheiden. Terwijl hij dit overwoog, verscheen hem in een droom een engel van de Heer die tot hem sprak: ‘Jozef, zoon van David, wees niet bevreesd Maria, uw vrouw, tot u te nemen; het kind in haar schoot is van de heilige Geest. Zij zal een zoon ter wereld brengen die gij Jezus moet noemen, want Hij zal zijn volk redden uit hun zonden.’
Dit alles is geschied, opdat vervuld zou worden wat de Heer gesproken heeft door de profeet, die zegt: ‘Zie, de maagd zal zwanger worden en een zoon ter wereld brengen en men zal Hem de naam Immanuel geven.’ Dat is in vertaling: God met ons.
Ontwaakt uit de slaap deed Jozef zoals de engel van de Heer hem bevolen had en nam zijn vrouw tot zich.
(Matteüs 1,18-24)
‘JOZEF, MILDE, STILLE HOEDER’
In het evangelie wordt er ons weinig over Jozef verteld. Enkele opvallende aanmerkingen bij het evangelie van vandaag:
Zo wordt Jozef ‘een rechtvaardige’ genoemd: in de Joodse traditie betekent dit: iemand, die met heel zijn hart naar God toeleeft. Daarom ook is de houding van Jozef tegenover Maria veelzeggend: hij wil haar niet in opspraak brengen; hij heeft eerbied voor haar en wil geen misbruik maken van de toestand, waarin zij verkeert, een toestand, die menselijk gesproken, moeilijk en delicaat was. Ook dan denkt hij eerst aan Maria, en niet aan zichzelf, om profijt te slaan uit deze moeilijkheden.
En een tweede punt: wij zijn vertrouwd met de engeltjes uit het Lucasevangelie, die aan de herders Jezus’ geboorte melden, met die mooie woorden: ‘Vreest niet. Ik breng u een Blijde Boodschap, die bestemd is voor u en voor alle mensen: heden is u een Redder geboren.’ Bij Matteüs is ook een kerstengel aanwezig, die wij gemakkelijk vergeten: in een droom verschijnt aan Jozef een engel van de Heer, die hem wegwijs maakt in de bedoelingen van God met hem, die hem geleidt over moeilijke paden, zoals het in een psalm gezegd wordt.
Net zoals bij Jezus is ‘de Geest van God’ het beginsel van het leven van Jozef. Zelf wil hij weggaan bij Maria, in alle stilte, om haar niet in opspraak te brengen, maar God doorkruist dit plan. Hij krijgt de belangrijke taak om aan het kindje een naam te geven: Jezus, wat in een letterlijke vertaling betekent: Jahwe, God, brengt redding. Redding, bevrijding, verlossing, uit alle situaties van onheil of verdrukking.
Moge Jozef ons aansporen tot ‘rechtvaardigheid’ …en ons ook bijstaan om God redding te laten brengen.
Op deze derde zondag van de advent staan twee figuren centraal. Allereerst nog eens Johannes de Doper, de profeet, die vorige week zo hard van leer trok tegen Farizeeën en Sadduceeën, de specialisten van de Joodse godsdienst, die hij ‘addergebroed’ noemde, toch niet echt een lief koosnaampje. En daarnaast treedt Jezus zelf op de voorgrond, de barmhartigheid in persoon, die zich voorstelt als de beloofde Messias: ‘de Redder, die komen zou’.
Johannes is er helemaal van in de war: ‘Is deze man nu diegene die ons van Godswege beloofd is en die komen zou?’
Toen Johannes in de gevangenis over het optreden van de Messias hoorde, stuurde hij enkele van zijn leerlingen naar hem toe met de vraag: ‘Bent u degene die komen zou of moeten we een ander verwachten?’
Jezus antwoordde: ‘Zeg tegen Johannes wat jullie horen en zien: blinden kunnen weer zien en verlamden weer lopen, mensen met huidvraat worden gereinigd en doven kunnen weer horen, doden worden opgewekt en aan armen wordt het goede nieuws bekendgemaakt. Gelukkig is degene die aan mij geen aanstoot neemt.’
Toen ze weer vertrokken, begon Jezus met de mensen over Johannes te spreken: ‘Waar zijn jullie in de woestijn naar gaan kijken? Naar het wuiven van het riet in de wind? Wat zijn jullie dan gaan zien? Een mens die rijk gekleed ging? Welnee, wie rijk gekleed is, verkeert in koninklijke kringen.
Maar wat zijn jullie dan wel gaan zien? Een profeet? Jazeker, zeg ik jullie, en zelfs meer dan een profeet. Hij is degene over wie geschreven staat: ‘Let op, ik zend mijn bode voor je uit, hij zal een weg voor je banen.’
Ik verzeker jullie: er is onder allen die uit een vrouw geboren zijn nooit iemand opgetreden die groter was dan Johannes de Doper; maar in het koninkrijk van de hemel is de kleinste nog groter dan hij.
(Matteüs 11,2-11)
‘OP WIE WACHTEN WIJ DAN?’
Jezus en Sint Janneke die speelden met een lammeke! We zongen er over en we speelden het tafereeltje in de processie! Maar Johannes is anders dan dat lieflijk, idyllische figuurtje: hij is een ruige profeet in de woestijn, een kemelharen kleed, sprinkhanen en wilde honing, een donderpredikant die spreekt van strenge straffen. Hij had zelfs koning Herodes de les gelezen. Nu zit hij gevangen. Hij had in Jezus zijn opvolger gezien. Maar Jezus is wel opvolger maar geen navolger.
Jezus mist de ruigheid van Johannes: Hij is de 'zachte hand' die ogen opent, opnieuw laat horen en leert luisteren. Lammen en mensen die verlamd zijn van angst geeft Hij moed. Wie uitgestoten is neemt Hij op. En wie voor dood neerligt geeft Hij nieuw leven. Jesaja had dit gezegd over de Messias, die zou komen.
En Jezus zegt nog meer: ‘aan armen wordt de blijde boodschap verkondigd’. Het gaat Hem niet om de letter van de wet, maar om een geest van gerechtigheid, barmhartigheid en mededogen. Hij komt niet om te oordelen, laat staan om te veroordelen maar om te redden.
We denken aan Dostojewski, die ergens schreef: ‘Christus stuurt ons in de war’. Want Johannes is in de war. Is dat nu die Messias, die zou komen? ‘Zalig die aan mij geen aanstoot neemt’, zegt Jezus. Hij zegt het ook aan ons, als we in de war zijn. In de war, omdat alles donker kan zijn en we alleen een zwijgende God vinden. In de war, als we vol verlangen uitzien naar iemand die het puin van deze wereld en de winter van onze kerk omvormt tot 'vrede en vreugde'. Misschien is onze nieuwe paus, Franciscus, in deze donkere dagen wel een adventslichtje aan de horizon.
We kunnen niet zomaar wachten, met gekruiste armen, passief en gelaten, tot alles vanzelf wel goed komt. Ons wachten is 'verwachten', zoals een moeder in 'blijde verwachting' is van haar kindje. Het kindje komt in pijn en wee. De blijde verwachting weet van pijn, die komt. Ook Jezus komt niet zonder pijn: zijn geboorte verandert ons leven! Dat kan pijn doen!
Een joods verhaal spreekt van een bedelaar aan de poort van Rome. Hij wacht, en wacht. Die bedelaar is de Messias. ‘Op wie wacht hij dan?’ vraagt een jongen aan zijn opa. De oude man legt de hand op het kind en zegt: ‘Op jou, mijn jongen.'
Jezus doet zoals die opa. Hij wacht op ons. Het Rijk van God dat Hij belooft en wij verwachten geeft Hij ons in handen! Maar Hij toont de weg naar dat Rijk, die omgekeerde rangorde: ‘Wie groot wil zijn moet dienaar worden. Wie de eerste wil zijn moet slaaf van allen wezen.'
In die zin mogen wij uitzien naar ‘Hem, die komen zou’. De wereld zal niet meteen spectaculair veranderen. Maar misschien worden wijzelf anders. Als we geloven dat Jezus als het ware zijn hand op ons legt en zegt: het Rijk van God, dat wacht op jou.
(vrij naar Rob Moens, Dominicaan, Genk)
Wij bidden om advent
dat elk van ons een weg mag vinden
in de verwarring van zoveel dagelijkse drukte
en zoveel lege woorden die zoveel gemis verbergen.
Wij bidden om een weg, die we kunnen gaan
met de zekerheid dat er een bestemming is
en dat we er ooit zullen komen.
Een ruige man wees ons die weg,
Johannes is zijn naam.
Zijn ogen stonden scherp op de woestijn gericht
waar de aardse horizon ten einde loopt
en de hemel in zicht komt.
Zijn woorden draaiden altijd rond bekering
en verandering van leven.
Misschien zou hij ons vandaag
wijzen op het echte doel van ons leven.
Misschien zou hij ons bezweren
om een stuk van onze overvloed achter te laten,
en wat minder oppervlakkig te gaan leven.
Om veel intenser te genieten
van de diepe vreugden van het hart en van de geest.
Advent gebeurt niet zomaar: met gekruiste armen wachten op de Heer. We moeten zijn komst in de hand werken door een levenswijze, die verheven en edel is. Elk levend teken van hoop en hartelijkheid, in een woestijn van hardheid en ontgoocheling moeten wij daarom koesteren.
Mochten wij toch zelf milde mensen worden, met een hart vol tederheid en mededogen. Zó bereiden wij de weg van de Heer.
In die tijd trad Johannes de Doper op in de woestijn van Judea. Hij verkondigde: ‘Kom tot inkeer, want het koninkrijk van de hemel is nabij!’ Dit was de man over wie de profeet Jesaja sprak, toen hij zei: ‘Luid klinkt een stem in de woestijn: ‘Maak de weg van de Heer gereed, maak recht zijn paden.’’ Johannes droeg een ruwe mantel van kameelhaar met een leren gordel; hij voedde zich met sprinkhanen en wilde honing. Uit Jeruzalem, uit heel Judea en uit de omgeving van de Jordaan stroomden de mensen toe, en ze lieten zich door hem dopen in de rivier de Jordaan, terwijl ze hun zonden beleden.
Toen hij zag dat veel Farizeeën en Sadduceeën op zijn doop afkwamen, zei hij tegen hen: ‘Addergebroed, wie heeft jullie wijsgemaakt dat je veilig bent voor het komende oordeel? Breng liever vruchten voort die een nieuw leven waardig zijn, en denk niet dat je bij jezelf kunt zeggen: Wij hebben Abraham als vader. Want ik zeg jullie: God kan uit deze stenen kinderen van Abraham verwekken!
De bijl ligt al aan de wortel van de boom: iedere boom die geen goede vrucht draagt, wordt omgehakt en in het vuur geworpen. Ik doop jullie met water ten teken van jullie nieuwe leven, maar na mij komt iemand die meer vermag dan ik; ik ben zelfs niet goed genoeg om zijn sandalen voor hem te dragen.
Hij zal jullie dopen met de heilige Geest en met vuur; hij houdt de wan in zijn hand, hij zal zijn dorsvloer reinigen en zijn graan in de schuur bijeenbrengen, maar het kaf zal hij verbranden in onblusbaar vuur.’
(Matteüs 3,1-12)
‘ADDERGEBROED, KEER JE LEVEN OM!’
Johannes geeft hier een donderpreek van de beste soort: ‘Addergebroed!’ slingert hij de vooraanstaanden in het gezicht. ‘De bijl ligt al aan de wortel van de boom, om jullie om te hakken!’ Hij geeft een donker beeld van zijn tijd. De gezagsdragers gaan in tegen het visioen van Jesaja: ze zijn alleen uit op macht en schijn, onderdrukken de kleinen en buiten de armen uit. Onrecht, oorlog, veel leed dat weggemoffeld wordt en dat de groten der aarde koud laat. We denken aan vorige week: ‘Zoals het ging in de dagen van Noach, zo ging het toen Icarus uit de hemel viel, en bij de komst van Jezus: vergeten en van geen tel.’ En we mogen verder gaan: zo was het voor Johannes en zo is het vandaag: profeten preken in de woestijn, de machtigen en de massa hebben er geen oor naar. Als de Dromer in zijn kemelharen pij met zijn profetische woorden vandaag voor de UNO zou spreken, kreeg hij 1 of 2 minuten in het nieuws. En dan is er weer de gewone soap. De wereldtop luistert niet, maar sust het volk met brood en spelen!
In onze wereld, die bulkt van onrecht en onmenselijkheid hopen wij op een Redder. Wij horen Jesaja: ‘Mensen, laat de hoop niet zinken. Een betere toekomst is mogelijk. Een leider zal opstaan, de Geest van de Heer zal op Hem rusten. Er komt gerechtigheid, want Hij oordeelt niet op uiterlijke schijn. De armen en verdrukten zal hij recht verschaffen. De verdrukkers zullen het niet halen, want hij zal hen striemen met de gesel van zijn mond. Oorlogen zullen wijken voor vrede. En heel de aarde wordt vervuld met liefde tot God’.
Op deze toekomst hopen wij, maar die komt niet zomaar. Johannes spreekt klare taal: ‘Bekeer je! Keer je leven om, zoals een boer de grond omploegt’. Een andere mentaliteit en levensstijl is nodig. Zie als rijken en machtigen niet langer alleen je eigen voordeel, maar zie naar de armen. Breng leven en geen vernieling! Gods paden worden maar recht als er meer menselijkheid komt. Hoe kan God mens worden onder ons, als mensen onmensen zijn voor elkaar? In het kleine persoonlijke leven van elke dag, en in de wijde wereld.
De vreugde van Kerstmis: het gaat niet om pakjes onder de kerstboom of lichtjes aan de gevel, in de tuin of in de stad. Het gaat om God, die Liefde is, en die mag geboren worden in ons eigen hart en in onze wereld.
De advent is een innige tijd van heimwee naar Licht, in het donker van de dagen en het donker van ons leven. Het is een tijd van verstilling en meer toeleg op het bidden.
Maar ons binnenste binnen vertaalt zich in ons buitenste buiten. Daarom werkt Welzijnszorg al jaren aan: ‘Armoede uitsluiten!’ Zo is de advent een tijd van helen: binnenin een beetje genezen. En een tijd van delen: meer oog en openheid naar buiten.
Een tijd ook van hoop voor elke arme mens, die uitzicht mist, door wat dan ook: armoe en gebrek, of leegte binnenin. Misschien zijn wij zelf die arme mens wel: ‘Arm, en beschaamd zo arm te zijn’.
In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: ‘Zoals het was in de dagen van Noach, zo zal het zijn wanneer de Mensenzoon komt. Want zoals men in de dagen voor de vloed alleen maar bezig was met eten en drinken, met trouwen en uithuwelijken, tot aan de dag waarop Noach de ark binnenging, en zoals men niet wist dat de vloed zou komen, totdat die kwam en iedereen wegnam, zo zal het ook zijn wanneer de Mensenzoon komt.
Dan zullen er twee op het land aan het werk zijn, van wie de een zal worden meegenomen en de ander achtergelaten. Van twee vrouwen die samen aan de molen draaien, zal de ene worden meegenomen en de andere achtergelaten. Wees dus waakzaam, want jullie weten niet op welke dag jullie Heer komt.
Besef wel: als de heer des huizes had geweten in welk deel van de nacht de dief zou komen, dan zou hij wakker gebleven zijn en niet in zijn huis hebben laten inbreken. Daarom moeten ook jullie klaarstaan, want de Mensenzoon komt op een tijdstip waarop je het niet verwacht.
(Matteüs 24,37-44)
‘ZOALS IN DE DAGEN VAN NOACH’
‘De val van Icarus’, het is een prachtig schilderij van Brueghel. Het detail, dat de titel verklaart, is nauwelijks zichtbaar en valt helemaal niet op. Dat is trouwens de bedoeling, want de schilder toont iets enigs: de grootste dingen worden achteloos voorbij gezien en het kleine alledaagse eist alle aandacht. Icarus heeft die grootse droom om te vliegen maar valt uit de hemel. Toch gaat alles gewoon door. De man bij de ploeg hoort de plons, doch de kreet gaat verloren: voor hem is er niets gebeurd. Mensen op het schip zien de jongen, die neerstort, maar zij zeilen rustig door. En de zon blijft schijnen op de benen van de jongen die verdrinkt. Zoals het ging in de dagen van Noach, zo ging het toen Icarus uit de hemel viel, zo gaat het bij de komst van Jezus, vergeten en voorbijgezien. Er zijn wel dingen die meer belang hebben!
Jezus zegt om niet te leven alsof er niets aan de hand is. Het dagelijkse heeft zijn plaats, maar als het daarbij blijft, dan blijft het leven klein en arm. Daarom is het tijd om open te staan voor Hem die ons leven meer inhoud kan geven. Mensen reageren heel verschillend op de komst van de Heer. Twee mannen op dezelfde akker, twee vrouwen in hetzelfde huis: de éne doet gewoon voort, de andere verheugt zich om God, die dichtbij komt. De éne ziet alléén de banale kleinheid, de andere heeft oog voor het grootse dat gebeurt in daagse dingen. De éne sluit zich af, de andere laat God toe in zijn leven. Wie attent of waakzaam leeft, leeft met open oog en oor. Hij hoort en ziet ook meer vanuit zijn verlangen naar Gods komst in onze wereld en in ons leven, vanuit zijn verlangen naar de Emmanuel, God in ons midden. Zo iemand is dan ook op elk ogenblik bereid om God in zijn leven te ontvangen.
Die komst van de Heer is meestal onopvallend, en onverwacht, zoals toen in Bethlehem. Maar Hij komt in zoveel vormen. Het lied heeft gelijk: ‘Hij komt tot ons, gans onverwacht, in duizend, duizend dingen: Hij komt in 't morgenuur, in dauw van nieuwe dingen; Hij komt in heel de dag, in arbeid aan de dingen; Hij komt als 't avond is, in 't sterven van de dingen.’ Advent en Kerst brengen telkenjare dat grote wonder weer voor ogen: ‘omdat Hij niet ver wou zijn, is de Heer gekomen.’ Maar Hij staat midden onder ons als Hij, die wij niet kennen.
Laten wij dus attent zijn, opmerkzaam en ge-hoor-zaam, want zijn liefde is ons nabij in duizend, duizend dingen. Maar enkele weken geleden zei Jezus nog in het evangelie: ‘Zal de Mensenzoon bij zijn komst geloof vinden op aarde?’
Dit is mijn droom – het kleine huis aan de rivier; het rusteloze scheren van de zwaluw gaat er langs dak en raam; de roodborst nestelt bij de vlier. Een schip zeilt traag voorbij; de bel luidt over 't water.
En als ik nader waar de dijk zich buigt door 't land, richt kort zich op die in de lage tuin gebogen over de spade staat – en met de vrije hand weert zij het helle licht beschuttend van de ogen.
Hoe ken ik dit gebaar, hoe is het mij vertrouwd, dit sterke opzien van wie daag'lijks naar de lucht en het wiss'lend, open water turend, rustig oud werd in dit dijkland en zijn ruime wolkenvluchten.
Er is een scherp herkennen van elkaar en dan komt zij langs het smalle klinkerpad gelopen –
maar keert nog terug en stoot de stroeve huisdeur open. Dit ogenblik – wat tellen zóveel bitt're jaren?