Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
E-mail mij
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
Doorheen de dagen
Ervaringen besproken
09-05-2014
MEIMAAND ... MARIAMAAND
5DE BLIJDE MYSTERIE
JEZUS WORDT TERUGGEVONDEN IN DE TEMPEL
‘WISTEN JULLIE NIET DAT IK BIJ MIJN VADER MOEST ZIJN?’
Het evangelie tekent geen gezin, waar alles gesmeerd loopt. Er is een 'conflict', zoals in elk gezin gebeurt. En het conflict is er niet omdat het kind minder goede wegen kiest. Maar omdat het, al is het nog maar twaalf, al heel bewust zijn eigen goede keuze maakt. Het kan ook nu: jongeren die een heel persoonlijke goede weg gaan. Een weg, die hun ouders vreemd vinden omdat zij dit vreemde een tijd lang niet kunnen vatten als de diepe roeping van hun kind.
De eenheid van Maria en Jezus moet heel diep geweest zijn. Haar hele hart was een warme woning voor Hem. En toch gaat Hij zijn eigen weg en spreekt Hij over een diepere thuis, bij zijn Vader. Wat doet mijn jongen daar tussen die geleerden? Hoe zou Maria toen al haar Kind kunnen verstaan hebben?
We begrijpen dan ook dat moeder Maria haar pijn niet verzwijgt. Maar zij gaat ook niet kwetsen of verwijten maken. Vermoedde zij dat God zelf aan het werk was? Zij bewaart dit woord van haar Kind in haar hart. Zij overweegt het in haar dagelijkse doen, als ze water haalt aan de bron, als ze kookt, wast, het huishouden doet. Zij zal er vooral in haar bidden mee bezig geweest zijn.
En wat doet dit Kind? Het gaat mee naar huis, speelt en groeit op zoals elk kind. Het doet wat thuis vreugde brengt. En in dit alles is zijn droom toch voortdurend aanwezig. Ook deze jongen overweegt alles in zijn hart, even stil als zijn moeder. Zo begrijpen zij elkaar. Die jongen is nog thuis in Nazareth en toch reeds elders thuis.
Zalig die jongeren, die thuis vreugde brengen en toch hun eigen diepe droom bewaren!
Om zegen voor kinderen
Voor kinderen en jongeren bidden we U God: Maak ze scherpzinnig en sterk, Bestand tegen leugens en schijnwaarden, Tegen de giftige lucht Die ze tegen wil en dank moeten inademen.
Beloof ze uw licht op hun wegen, En de moed om ook in het donker hun weg te zoeken.
Zegen ze met vriendschap en liefde En met kracht in uren van eenzaamheid,
Zegen ze met vreugde Zegen ze met tranen,
Vul hun dagen met werk en rust, Met ernst en spel
Roep ze tot vrijheid Roep ze tot dienst
Bewaar ze zoals ze zijn op deze dag En laat ze toch veranderend groeien, Maak ze hoopvol voor de dagen die komen,
En wees Gij voor alle mensenkinderen, De Vader en de Moeder, De ongeziene bondgenoot, De Stem in het huis van het hart.
Jozef en Maria brengen Jezus naar de tempel. Ze worden er opgewacht door Simeon, een oude man, die door het leven getekend is, maar blijft bidden, en hopen.
De eerste vraag die oudere mensen aan jonge ouders stellen, is doorgaans: ‘En hoe heet het kindje?’ Maria en Jozef zullen dan dankbaar hebben geantwoord: ‘Jezus’. Zoals we weten heeft deze naam een bijzondere betekenis: ‘God brengt redding!’ En Simeon erkent het Kindje ook als dusdanig: als de Redder van alle volkeren.
Blijkbaar zien mensen die bidden en hopen meer dan anderen. Simeon ziet doorheen het schamele uiterlijk de diepe, echte persoonlijkheid van een klein kind. Hij herkent in Jezus de beloofde Bevrijder.
Jezus is het Licht voor alle volkeren. Maar soms wordt dat Licht verduisterd door onze hoogmoed, hardheid, of gemakzucht. Dit Licht nodigt ons uit tot bescheidenheid, tot tederheid, tot aanhankelijkheid, tot gave van onszelf. Moge Jezus' Licht weer stralen over groot en klein.
Toch hangt over dit intieme tafereeltje een sfeer van tegenkanting en lijden. Gods Licht is geen klatergoud. Het is een Licht dat geboren wordt uit duisternis en pijn. Daarom zegt Simeon tot de jonge moeder, Maria: ‘Een zwaard van droefheid zal ook uw ziel doorboren’.
Gods leven wordt geboren doorheen zelfgave, opoffering, kruis en lijden. Het is een ervaring die ouders van opgroeiende kinderen heden ten dage maar al te vaak meemaken.
Laten wij dat Licht van de Heer vandaag binnenhalen in de tempel van ons hart. Laten wij ook met gelovige ogen kijken en de diepte erkennen in de kinderen onder ons. Laten wij het licht dat voor ons straalt niet verduisteren, maar gloed geven door onze dankbare zelfgave.
En moge dezelfde eenvoudige kinderlijkheid ook in ons groeien en toenemen, zodat wij stilaan meer en meer vervuld worden van Gods wijsheid en genade.
‘Maria haastte zich door het bergland naar een stad in de bergstreek van Judea’. Er is iets losgebroken in dit meisje uit Nazaret en ze loopt haastig naar haar nicht Elisabeth. Dit stukje evangelie is weer heel bijzonder: Maria loopt met spoed door het bergland om te dienen en lief te hebben. Wat een contrast met de stilte en de geborgenheid van het verhaal van de boodschap: daar is alles verstild, ingehouden, gespannen op dit ene woord: ‘Fiat’.
Maar daarna breekt plots alles los. Maria plooit zich niet terug op die intimiteit, op de gedachte aan het kind dat in haar aan het groeien is. Het is geen droomtijd voor haar. God in haar is geen koestering maar een vuur, geen stil genieten maar een omgekeerd worden, binnenste buiten, om lief te hebben en naar anderen toe te gaan. Wie God ontvangen heeft, sluit zich niet op, hij gaat open, denkt aan anderen en vergeet zichzelf. Daaraan kan je weten of je vreugde en je pijn van mensen komen of van God.
Elke vreugde die zich opsluit in zichzelf – genietend van zichzelf in dit zalig uur – is onaf, daar is de geest niet los, hij is gebonden. Zoals een kind dat in een hoek van de zetel gaat zitten, alleen met het stuk speelgoed dat het heeft gekregen. Dit gevoel van geborgenheid en vreugde om wat men gekregen heeft, is er nog een van de eerste schepping, van de oude orde. De vreugde van de nieuwe schepping, die zet je op weg, naar anderen toe, zelfvergeten. Vreugde die van God komt, maakt los. Zo ging Maria met spoed door het bergland op weg naar Elisabeth en ze bleef er drie maand, zegt het evangelie.
Zo is het ook met pijn. De pijn uit de eerste schepping doet je ineenkrimpen, opgesloten in jezelf: ‘ik heb toch het recht om aan mezelf te denken, want ik heb zo’n pijn.’ In de nieuwe schepping, waar de pijn door het kruis en de verrijzenis is heengegaan, is het andersom. Op het kruis doet de pijn precies aan anderen denken: ‘Vader, vergeef het hun’, of ‘Vanavond zal je met mij zijn in het paradijs’, of nog ‘Vrouw, ziedaar je zoon, zoon, ziedaar je moeder’. De pijn uit de nieuwe schepping sluit niet op, ze is vruchtbaar.
Als God in je gekomen is, met zijn vreugde of met zijn pijn, keer je dan niet in jezelf, noch om te genieten, noch om te klagen. Keer je naar buiten, naar je broers en je zussen. Want waar God komt is er ruimte en ga je naar de anderen. Niet enkel je voeten moeten los om te gaan helpen, maar vooral en bovenal je tong en je lippen en je hart. Niet om over jezelf te spreken, maar over God. Maria’s antwoord op de gelukwens van Elisabeth begint met een totaal zelfvergeten woord. Wanneer Elisabeth haar feliciteert, zegt zij niet: ‘Dank u, wat ben ik gelukkig’. Zij zegt: ‘Mijn ziel prijst hoog de Heer, van vreugde juicht mijn geest in God, mijn Redder’.
Om God gaat het bij haar. En om de mensen. De grote vreugde van Maria gaat als vanzelf over in dienstbaarheid aan Elisabeth. Elke vreugde en ook elke pijn, die door Gods genade en Geest doordrongen en gezuiverd is, is zelfvergeten en laat naar anderen toegaan.
Twee mensen gaan naar Emmaüs, weg van Jeruzalem, ontgoocheld omdat daar hun hoop aan stukken is geslagen. Een eindweegs gaat een vreemde met hen mee, die hun alles leert verstaan, die met hen het brood breekt en zijn eigen leven deelt. Dan gaan hun ogen open: hoewel gekruisigd, is Hij de Levende …
Zo zijn ook wij op weg, ons leven lang, ook onze hoop kan stukgeslagen zijn, tot iemand met ons meegaat, en met ons zijn brood, zijn eigen leven deelt. Dan kunnen onze ogen open gaan, en kunnen wij gaandeweg leren verstaan: hoewel gekruisigd is Hij de Levende ...
Eerste Lezing uit de Handelingen van de Apostelen 2,22-28
Toen sprak Petrus tot het volk: ‘Jezus uit Nazaret is door God tot u gezonden, maar u hebt Hem door heidenen laten kruisigen en doden. God heeft hem echter tot leven gewekt en de last van de dood van Hem afgenomen.
David zegt immers over Hem: ‘Steeds houd ik de Heer voor ogen, Hij is aan mijn zijde, ik wankel niet.’
Evangelie volgens Lucas 24 13-35
Twee van de leerlingen waren op weg naar het dorp Emmaüs, dat zestig stadiën van Jeruzalem ligt. Ze spraken met elkaar over alles wat voorgevallen was. Terwijl ze met elkaar in discussie waren, voegde Jezus zelf zich bij hen en liep met hen mee. Maar hun ogen waren niet bij machte Hem te herkennen.
‘En wij hadden zo gehoopt dat Hij het was die Israël zou verlossen, maar inmiddels is het al de derde dag sinds dat gebeurd is.’
Toen zei Hij tot hen: `Wat zijn jullie toch onverstandig en traag van begrip als het gaat om het geloof in alles wat de profeten hebben gezegd! Moest de Messias niet zo lijden en dan zijn heerlijkheid binnengaan?'
Met aandrang vroegen ze: `Blijf bij ons, want het is bijna avond en de dag loopt al ten einde.'
Toen ging Hij mee naar binnen om bij hen te blijven. Eenmaal met hen aan tafel nam Hij het brood, sprak de zegen uit, brak het en gaf het hun.
Nu gingen hun de ogen open en ze herkenden Hem.
ZO MAAR ONDERWEG
Naar Emmaüs gingen zij, net zoals wij onze weg gaan. Naar Emmaüs ging Hij mee, ook als zij de verkeerde kant uit gaan, weg van Jeruzalem. Hij is een vreemdeling. En stelt de eerste vraag: ‘Waarover lopen jullie zo druk te praten?’ En zij mogen vertellen … honderduit.
Het lijkt ons eigen leven. Hij is bij ons, vaak onbekend, en vraagt: ‘Wat houdt je bezig? Waar is je hart?’ En wij mogen vertellen. Een persoonlijk gebed, een gesprek van mens tot mens.
Hij loopt mee en luistert, en kijkt ons teder aan. En als ons hart openstaat, gaat Hij vertellen. Zijn verhaal, met woorden en beelden uit de Schrift.
Gaandeweg herkennen we Hem, eenvoudig en klein, zoals Hij ooit zei: ‘Kom tot Mij, die onder lasten gebukt gaat. Ik zal u verlichting schenken.’ Hij geeft de sleutel van zijn leven, de sleutel van DE WEG: ‘wees zachtmoedig en nederig van hart’. En: ‘heb elkander lief, zoals Ik u heb liefgehad’.
Ons hart wordt warm bij zijn woorden. Hij vervult ons diepste verlangen. Maar Hij dwingt niet. Hij is bereid ook zo verder te gaan. Zonder ons.
Maar als ons hart bereid is, vragen wij net als de leerlingen: ‘Blijf bij ons! Het wordt avond.’ Hij heeft iets wakker gemaakt in ons. Door zijn woorden, door het delen van het brood. En – voor wie zijn weg gaat – evenzeer door hen, die geen brood hebben om te delen.
In wat Hij zegt, in wat Hij doet, door mensen, zien we Hem. Gaandeweg. En we keren terug, naar Jeruzalem, naar het land waar de mensen wonen. Om te vertellen wat ons zo diep beroert. En om zijn weg, DE WEG, te gaan.
Wanneer Gij komt, ’t kan heden zijn, ’t kan etenstijd met allen zijn, ’t beloofde land, ’t verwacht festijn, ’t kan vreugde zijn of aardse pijn.
Wanneer Gij komt, ’t kan morgen zijn, ’t kan dageraad of avond zijn, de goede Herder kan het zijn, de Man met balsem, brood en wijn.
Wanneer Gij komt, ’t kan middag zijn, door ’t kruispunt loopt de dwarse lijn, met vuur gezuiverd staan wij rein, ’t kan ’t heerlijk uur der liefde zijn.
Wanneer Gij komt, nacht kan het zijn, ’t kan donkerheid vol tranen zijn, of, vallen wij uit ’t ijdel schrijn, ’t kan ’t laatste woord voor ’t sterven zijn.
Wanneer Gij komt, ’t kan eeuwig zijn, Uw lichaam kan zo glanzend zijn, ’t kan Pasen in de bloesems zijn, Gij kunt voorgoed gekomen zijn.
De betekenis van dit eerste blijde mysterie is toch wel heel bijzonder: de hemel raakt de aarde, Gods tedere ontferming raakt onze vrijheid en we kunnen ja of neen zeggen. Hij vraagt alles aan een meisje uit Nazareth. Aan haar, die zo klein is, vraagt God om moeder van zijn Zoon te worden. De hele schepping rilt en huivert. God is zo groot dat Hij de vrijheid van een klein meisje eerbiedigt om Zijn plan uit te voeren. Hij vraagt haar instemming en zij kan in volle vrijheid ‘ja’ zeggen. En zij doet dat ook! Niet uit eigen kracht, want al van bij haar geboorte woont de Geest in haar hart. Zij staat zo open, zij is zo ontvankelijk dat zij van ganser harte ‘ja’ zegt zodra God haar aanspreekt. Maar die Geest dwingt niet. Zacht en teder bewoont Hij haar, zodat zij, helemaal vrij, en toch met heel haar wezen ‘ja’ zegt op dit onbegrijpelijk gebeuren: ‘Gij zult een kind ontvangen, een zoon ter wereld brengen en Hem Jezus noemen’. Dit ‘Fiat’ is het grootste wat mensen ooit konden doen. Want hier is onze vrijheid overgegaan in de vreugdevolle overgave van de totale ge-HOOR-zaamheid.
Er komt in het leven van elke mens zo’n dag of uur waar aarde en hemel de adem inhouden. Het is in ons leven het uur van de engel, die van Godswege, een oprecht ja-woord vraagt. En dan staat alles even stil. God is zo groot en ook zo teder dat Hij ook ons hart niet wil overweldigen. Hij vraagt het: ‘asjeblief, ben je bereid?’ En dan zullen wij wellicht schrikken of bang zijn, want wat God vraagt is bijna altijd zo groot. Maar ook aan ons zal Hij zeggen: ‘de Heilige Geest zal over U komen en de kracht van de Allerhoogste zal u overschaduwen’. En wat dan uit u groeit is heilig en komt van God. Wat Hij ook vraagt, wees niet bang. Zeg gewoon: ‘Zie de dienstmaagd des Heren, mij geschiede naar uw Woord’.
Dan gaat de engel heen en komt de Geest over ons en Jezus kan opnieuw dieper in de wereld treden.
In de meimaand werd bij ons thuis de rozenkrans gebeden. Ik was nog een kind. De meimaand was de Mariamaand. Dan plukten we bloemen in de wei, en zetten ze voor het blauwwitte Mariabeeldje dat in een hoek van de kamer op een tafeltje stond, met een wit kanten kleedje erop. De rozenkrans is in onze tijd een voorwerp geworden dat je nog maar zelden tegenkomt. Men heeft er nu een soort ringetjes van gemaakt, waar nog maar tien kraaltjes aan zitten. Ook goed, maar die van vroeger was toch mooier.
Eerlijk gezegd vond ik die van vroeger wel wat aan de lange kant. Dat kwam misschien door die kokosmat. ’s Avonds staken we het waxinelichtje aan, dat voor het Mariabeeldje stond, en dan baden we de rozenkrans knielend. Ik zat dan met mijn blote knieën op een ruwe kokosmat, en dat was een gevoel dat ik, terwijl ik dit neerschrijf, weer opnieuw kan voelen. Maar waar het om ging was: Maria. Mijn moeder bad voor en wij, drie broers en ik, baden na. Dat was geen speciale vroomheid van ons gezin, men deed dat in de straat waar wij woonden zowat huis aan huis. Als die sobere kamer van toen nu weer opnieuw voor mijn geest verschijnt, is het alsof ik de stemmen van verre kan horen. Ik loop weer in de wei om de bloemen te plukken en ik zie het waxinelichtje weer flakkeren, net als toen.
Maria hoorde bij het gezin. Je had naast je eigen moeder nóg een moeder, een moeder vol van genade. Je wist als kind niet zo precies wat genade was, maar je begreep dat er iets van liefde was, tussen die moeder in de hemel en de kinderen op de aarde. Nu begrijp ik dat er geen meer uitverkoren mens te bedenken valt, dan de moeder van Jezus van Nazareth. Ik heb haar een tijdlang uit het oog verloren, maar nu is ze weer terug in mijn hart en ik voel me sterker en veiliger. Soms geeft zij mij het warme gevoel terug van die kamer met dat flakkerende waxinelichtje.
Grote kunstenaars hebben haar uitgebeeld door de eeuwen heen, met purperen mantels en gouden kronen op het hoofd. Het mysterieuze is dat, hoe hoog verheven wij haar ook mogen achten, door die verhevenheid de eenvoud straalt, de nederige liefde van een moeder die voor iedereen toegankelijk is die zorgen heeft. Want zij is een troostende moeder, een helpende, een gevende moeder. Een moeder in de ware zin van het woord.
Even, even tijdens het leven word ik een ander ding gewaar, een trilling van licht, om het even, twee dingen gevoelen elkaar; zoals engelen vroeger verschenen verschijnt mij een kind of een tak, een grashalm kan mij doen wenen, zo oud werd ik, zo zwak. Daar blinkt iets, ik loop er neven zoals het rond mij schaverdijnt, maar de nacht heeft het uitgewreven. Wij zien maar iets als 't verdwijnt. Zoals engelen vroeger verschenen verschijnt mij een berm of een beek. En een kind. Het is al verdwenen. Zo oud werd ik, zo week. Binnenkort ben ik uitgewreven, een heilicht, een misverstand. Maar even, nog tijdens het leven, met oog, huid, oor, hand, voel ik een ander ding beven boven en naast mijn verstand. In water, in licht, in zand, staan hiëroglyfen geschreven. In vriendschap daarmee wil ik leven en geloven in het verband.
‘Vandaag is het Pasen’…. En volgend jaar staat er weer een paaszondag op de kalender. Het doet me denken aan de tijd dat ik als student met het openbaar vervoer naar school reisde. Vaak was het ’s morgens rennen naar de bushalte. ‘Bus gemist’, betekende trouwens een uur wachten, te laat op school en een nota in mijn agenda. Moeten we het paasfeest – of beter – het paasgebeuren dan ook zo zien: wie het dit jaar mist, zal een jaartje moeten wachten.
Pasen, het paasgebeuren, wil duidelijk meer zijn dan een moment van herdenken, meer dan het vieren van een soort ‘verjaardag’. Pasen is een belofte zonder dag of uur. Pasen zegt ons leven toe, opstanding, een leven in overvloed, zoals Sint-Jan het uitdrukt.
Met Pasen werd de dood overwonnen. Dat is de kern van ons geloof, van ons hopen, allicht ook dat we na het leven hier op aarde niet terecht komen in een oneindig ‘niets’, maar in de geborgenheid van Gods eeuwigheid, zijn leven dat blijft.
Maar ook hier en nu houdt God zijn woord. Ook hier en nu zegt Hij ons leven en opstanding toe. Ook hier en nu maakt Hij zijn naam ‘Ik-zal-er-zijn’ waar aan ieder van ons. Ook vandaag hoort Hij het roepen van zijn volk. Pasen ‘richt op’, wil mensen bevrijden van alles wat ‘dodelijk’ is in het leven, ons blind maakt of verlamt.
Pasen gebeurt hier en nu altijd opnieuw. Pasen is leven. Niet één dag op het jaar, maar alle dagen opnieuw. Alle dagen ervaren hoe God je opricht, je leven geeft, er voor je is, met je meelijdt, met je weent en lacht, rouwt en feest, naast je staat als je trouwste tochtgenoot.
(Bron: Zondagsvieringen Dominicanen)
Eerste Lezing: Paulus aan de christenen in Kolosse, 3, 1-4
Broeders en zusters, als u met Christus uit de dood bent opgewekt, zoek dan ook wat boven is, waar Christus zit aan de rechterhand van God.
Richt u op wat boven is, niet op wat op aards is.
Evangelie: Johannes 20,1-9
Vroeg op de eerste dag van de week, toen het nog donker was, kwam Maria uit Magdala bij het graf. Ze zag dat de steen van de opening van het graf was weggehaald.
Even later kwam Simon Petrus en hij ging het graf wel in. Ook hij zag de linnen doeken, en hij zag dat de doek die Jezus’ gezicht bedekt had niet bij de andere doeken lag, maar apart opgerold op een andere plek.
Toen ging ook de andere leerling, die het eerst bij het graf gekomen was, het graf in. HIJ ZAG HET EN GELOOFDE.
Want ze hadden uit de Schrift nog niet begrepen dat hij uit de dood moest opstaan.
WE VIEREN DE LEVENDE
We hebben het woordje ‘christelijk' al zo vaak gebruikt en misbruikt dat het doodversleten en inhoudsloos geworden is. Wat betekent dat woord nog in de politiek, in het verenigingsleven? Wat is dat christelijke cultuur, het christelijke westen? Bij een begrafenis zeggen we soms ‘mijn christelijke deelneming'. Wat betekent dat? We horen toch ook niemand zeggen: ‘mijn vrijzinnige deelneming'?
We gebruiken het woordje christelijk al te ondoordacht en bijna automatisch, totdat het over je eigen persoonlijke overtuiging gaat. Durf je zo maar over jezelf zeggen : ‘ik ben een christen’? Dat is inderdaad geen etiket dat je op je buitenkant kleeft.
Christen-zijn zit van binnen, in het diepste putteke van je hart. Als je daar omgang hebt met Christus, als je daar met Hem spreekt, naar Hem luistert en soms tegen Hem in opstand komt, maar tenslotte met Hem rekening houdt. Als je Hem liefhebt doorheen alle twijfel dan, ja dan geloof je in Iemand die 20 eeuwen terug, geleden heeft en gestorven is. En nu leeft, dichter bij jou dan eender wie. Dan ben je een christen.
Dat heeft zijn gevolgen. Want dan ga je het leven en de dingen bekijken met zijn ogen, dan loop je aarzelend in zijn voetspoor. Dan word je even kwetsbaar maar ook even vredelievend. Dan kijk je niet tegen de dood aan als mensen die geen hoop meer hebben.
‘Is er leven na de dood?' Dat is niet zo vanzelfsprekend. Laat eerst die andere vraag op jou afkomen : ‘Wie is Christus voor jou?' Is die Verrezene jouw onafscheidelijke gezel geworden? Is Hij diegene die je niet meer kunt missen, zodanig dat ook Hij jou niet meer kan missen. Dan zal de verrijzenis van Christus ook jouw verrijzenis zijn. ‘Wie in Mij gelooft, zal leven, ook al is hij gestorven.'
Pasen is stilstaan bij de verrezen Christus en met Hem verder kijken dan de grenzen van alles wat voorlopig is.
Het is een oude traditie om op Palmzondag palmtakjes te zegenen en ze dan mee te nemen naar huis of naar onze kamer om ze daar een plaatsje te geven achter het kruisbeeld. Deze simpele takjes verwijzen naar de vreugde omdat we in Jezus de Messias mochten ontmoeten, Hij die ons leven zin en toekomst geeft.
Maar tegelijk herinneren deze takjes ons aan de tragiek en het onbegrip, de pijn en het lijden die Jezus moest doorstaan, en die zoveel mensen nog steeds moeten doorstaan omwille van hun geloof en hun inzet voor een rechtvaardiger en liefdevolle wereld.
Evangelie van de palmprocessie: Matteüs 21,1-11
De groep naderde Jeruzalem en kwam in Betfage op de Olijfberg. Daar stuurde Jezus twee leerlingen eropuit met de opdracht: ‘Ga naar het dorp daar vlak voor je. Jullie zullen er meteen een ezelin vinden die vastgebonden staat en een veulen bij zich heeft. Maak ze los en breng ze bij Me. En als iemand jullie iets zegt, zeg dan: 'De Heer heeft ze nodig, maar Hij stuurt ze meteen terug.'
Dit is gebeurd opdat vervuld zou worden wat bij monde van de profeet gezegd is:
Zeg tegen de dochter Sion:
zie, uw koning komt naar u toe,
zachtmoedig en zittend op een ezel,
op een veulen, het jong van een lastdier.
De leerlingen gingen en deden wat Jezus hun opgedragen had. Ze brachten de ezelin en het veulen, legden er kleren overheen, en Hij ging erop zitten.
Zeer veel mensen spreidden hun kleren op de weg, anderen sneden takken van de bomen en legden die op de weg.
Zowel de menigte die voor Hem uitging als die welke Hem volgde, schreeuwde: ‘Hosanna, de Zoon van David. Gezegend is Hij die komt in de naam van de Heer. Hosanna in de hoogste hemel.’
Toen Hij Jeruzalem binnengetrokken was, kwam de hele stad in beweging en ze vroegen: ‘Wie is dat?’ De mensen zeiden: ‘Dat is de profeet, Jezus uit Nazareth in Galilea.’
Lezing uit de brief aan de christenen in Filippi 2,6-11
Laat u leiden door het voorbeeld van Christus: Hij die bestond in de gestalte van God
heeft er zich niet aan willen vastklampen gelijk aan God te zijn.Hij heeft zichzelf ontledigd en de gestalte van een slaaf aangenomen. Hij is aan de mensen gelijk geworden.
En als mens verschenenheeft Hij zich vernederd; Hij werd gehoorzaam tot de dood, de dood aan een kruis.
Daarom ook heeft God Hem hoog verheven en Hem de naam verleend die boven alle namen staat, opdat in de naam van Jezus iedere knie zich zou buigen, in de hemel, op aarde en onder de aarde,en iedere tong zou belijden tot eer van God, de Vader:de Heer, dat is Jezus Christus.
Tijdens onze trip van Antalya naar Nevsehir, op 27 maart 2014, werd regelmatig halt gehouden en kregen we de gelegenheid om bijzondere plaatsen te bezichtigen. Meest opmerkelijk daarbij was ongetwijfeld het MEVLANAMUSEUM in Konya. Goede, leerrijke informatie over dit museum is te vinden op de site:http://www.turkije-info-site.nl/konya-turkije.html
Naast gegevens over het leven van Mevlana, voor Turken wellicht de belangrijkste profeet en ‘heilige’ – na DE profeet, Mohammed – kan je in het museum ook heel wat opsteken over de orde van de derwisjen, die omwille van hun heel bijzondere vorm van meditatie niet zelden de ‘dansende derwisjen’ genoemd worden. Verklaring van deze vreemde benaming vind je o.m. op hogergenoemde site: door hun wervelende bewegingen tijdens dit mediterende dansen trachten zij contact te leggen tussen de Almachtige en de mensen. Daartoe houden zij hun rechterhand naar boven, omdat zij de gaven van de Almachtige van boven ontvangen, terwijl zij de linkerhand naar beneden houden, als teken dat zij deze gaven doorgeven aan de mensen op aarde.
Onze groep genoot ten volle van het bezoek. Voor mij persoonlijk waren – behoudens de waardevolle informatie over de geschiedenis en de godsdienst van Turkije – ook enkele ontmoetingen zeer verheugend – ontmoetingen waartoe ik nooit zelf het initiatief had durven nemen.
Zo werd ik achtereenvolgens aangesproken door twee Iraanse gezinnen, die met een groep op bedevaart waren gekomen naar Konya, de meest religieuze stad van Turkije. Daarnaast mocht ik de vreugde kennen van ‘een dialoog in gebarentaal’ met enkele Turkse vrouwen, die in de tuin van het museum aan het werk waren, en – meest van al verheugend – was er een ontmoeting met een mama met baby, waarbij ook de oma aanwezig was. Alle foto’s waarop deze mensen zichtbaar zijn, werden vanzelfsprekend genomen met hun instemming.
De tweede dag van ons verblijf in Turkije reden we via het indrukwekkende Taurusgebergte van Antalya naar Konya, het voormalige Ikonium. De rit voerde ons over de Alacabelpas, op een hoogte van 1825 meter.
In het voormalige Ikonium stichtten de Apostel Paulus en de H. Barnabas, reeds in de eerste eeuw, een van de grootste christelijke gemeenten, zoals in Handelingen vermeld wordt.
Zo is de voormalige Seltsjoekse hoofdstad – Konya – thans een bezienswaardigheid voor mensen uit de hele wereld, vanwege zijn christelijke en islamitische voorgeschiedenis.
Na Konya ging de rit verder tot Nevsehir, het meest aangewezen uitgangspunt voor een bezoek aan Cappadocië.
Totale afstand van de rit: tussen 550 en 600 km, doorheen een prachtig landschap. De foto’s werden genomen op 27 maart en geven een beeld van de rit door het Taurusgebergte.
Vorige week had ik de gelegenheid om een reis te maken naar Cappadocië, Turkije. In de mate van het mogelijke – lees: de beschikbare tijd – zal de volgende dagen een fotoverslag van deze reis, met korte toelichting, gegeven worden op deze blog.
Cappadocië (een gebied van circa 4000 km2 in Centraal- en Oost-Anatolië, Turkije) kent een bijzonder landschap. Wat je ziet is het resultaat van een vulkaanuitbarsting, regen en wind deden de rest. Een bijzondere plek waar al duizenden jaren mensen wonen.
Cappadocië heeft een van de meest imponerende landschappen ter wereld. Extreme erosie zorgt voor allerlei vreemde vormen, waaronder de beroemde kegels. Deze 'feeënschoorstenen' ontstaan door de werking van regenwater op de diverse steensoorten. Hier vind je zachte tufsteen met daar boven op harde kalksteen. In dit extreme sprookjesdecor wonen al duizenden jaren mensen. Letterlijk er in. Hier zie je grotwoningen, grotkerken en zelfs complete dorpen onder de grond. Met opvallend veel kunstwerken van de toenmalige bewoners.
Wie hier rond loopt zal verbaasd om zich heen kijken. Het landschap is kaal, wild en kleurrijk tegelijk. En het telt talloze vormen die onnatuurlijk lijken. In dit verhaal speelt water een sleutelrol, zowel voor het landschap als de mensen hier. Dit is een plek waar je opvallend ver kunt kijken in het ruige binnenland van Turkije. En waar je een kijkje kunt nemen in het verleden van dit opmerkelijke gebied.
In de Bijbel ontmoeten we een God, die ons niet verloren laat gaan, maar die ons opricht uit duisternis en onmacht en die nieuw leven schenkt aan wat verdord, ontgoocheld of totaal terneergeslagen is.
Zo horen we vandaag het verhaal van Lazarus, die uit de dood wordt opgewekt. Het is al een voorafbeelding van Pasen: dan wordt de steen weggerold van het graf, de doeken worden afgelegd en de vrouwen verstaan als eersten wat er gebeurt:
het geloof in de verrezen Christus
schenkt een nieuw, volkomen leven.
Eerste Lezing uit de profeet Ezechiël 37,12-14
Dit zegt God, de HEER:
‘Mijn volk, ik zal jullie graven openen, ik laat jullie uit je graven komen en ik zal jullie terugbrengen naar het land van Israël.
Ik zal jullie mijn adem geven zodat jullie weer tot leven komen, ik zal jullie terugbrengen naar je land, en jullie zullen beseffen dat ik de HEER ben.
Wat ik gezegd heb, zal ik doen’ – zo spreekt de HEER.
Evangelie: Johannes 11,1-45
Martha zei tot Jezus: ‘Heer, als Gij hier waart geweest, zou mijn broer niet gestorven zijn. Maar zelfs nu weet ik dat wat Gij ook aan God vraagt, God het U zal geven.’ Jezus zei tot haar: ‘Uw broer zal verrijzen.’ Martha antwoordde: ‘Ik weet dat hij zal verrijzen bij de opstanding op de laatste dag.’ Jezus zei haar: ‘Ik ben de verrijzenis en het leven. Wie in Mij gelooft, zal leven, ook al is hij gestorven, en ieder die leeft in geloof aan Mij, zal in eeuwigheid niet sterven. Gelooft gij dit?’
Na deze woorden riep Hij met luide stem: ‘Lazarus, kom naar buiten!’ De gestorvene kwam naar buiten, voeten en handen met zwachtels gebonden en met een zweetdoek om zijn gezicht. Jezus beval hun: ‘Maakt hem los en laat hem gaan.’
Vele Joden, die naar Martha en Maria waren gekomen en zagen wat Hij gedaan had, geloofden in Hem.
Dan blijven alleen nog geloof en vertrouwen
Nergens zegt Jezus: 'uw gevoel heeft u gered', of 'uw verstand heeft u gered'. Altijd zegt Hij: 'uw geloof heeft u gered'. De diepste dingen zijn onzichtbaar voor onze ogen, onvatbaar voor ons verstand. Dan blijven alleen geloof en vertrouwen … Ten overvloede heeft Jezus getoond dat Hij ons geloof en ons vertrouwen waard is.
Geloof en vertrouwen! Allereerst zijn dat pure gaven. We kunnen ze niet zelf veroveren. Gelukkig maar, want anders zou ook hier het recht van de sterkste spelen, en zouden de machtigen het nog maar eens halen. We kunnen deze gaven alleen maar ontvangen: ‘Wij staan voor U met lege handen!’
Van onze kant vraagt dit evenwel een nederig hart, dat arm geworden is, een hart, dat bereid is om zich toe te vertrouwen. Aan zulke arme, leeg geworden mensen kan de Heer zijn gaven van geloof en vertrouwen schenken. Enkel in zulke mensen kan Hij zijn Geest leggen.