Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
E-mail mij
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
Doorheen de dagen
Ervaringen besproken
02-05-2014
MEIMAAND ... MARIAMAAND
1STE BLIJDE MYSTERIE
DE BOODSCHAP VAN DE ENGEL GABRIËL AAN MARIA
De betekenis van dit eerste blijde mysterie is toch wel heel bijzonder: de hemel raakt de aarde, Gods tedere ontferming raakt onze vrijheid en we kunnen ja of neen zeggen. Hij vraagt alles aan een meisje uit Nazareth. Aan haar, die zo klein is, vraagt God om moeder van zijn Zoon te worden. De hele schepping rilt en huivert. God is zo groot dat Hij de vrijheid van een klein meisje eerbiedigt om Zijn plan uit te voeren. Hij vraagt haar instemming en zij kan in volle vrijheid ‘ja’ zeggen. En zij doet dat ook! Niet uit eigen kracht, want al van bij haar geboorte woont de Geest in haar hart. Zij staat zo open, zij is zo ontvankelijk dat zij van ganser harte ‘ja’ zegt zodra God haar aanspreekt. Maar die Geest dwingt niet. Zacht en teder bewoont Hij haar, zodat zij, helemaal vrij, en toch met heel haar wezen ‘ja’ zegt op dit onbegrijpelijk gebeuren: ‘Gij zult een kind ontvangen, een zoon ter wereld brengen en Hem Jezus noemen’. Dit ‘Fiat’ is het grootste wat mensen ooit konden doen. Want hier is onze vrijheid overgegaan in de vreugdevolle overgave van de totale ge-HOOR-zaamheid.
Er komt in het leven van elke mens zo’n dag of uur waar aarde en hemel de adem inhouden. Het is in ons leven het uur van de engel, die van Godswege, een oprecht ja-woord vraagt. En dan staat alles even stil. God is zo groot en ook zo teder dat Hij ook ons hart niet wil overweldigen. Hij vraagt het: ‘asjeblief, ben je bereid?’ En dan zullen wij wellicht schrikken of bang zijn, want wat God vraagt is bijna altijd zo groot. Maar ook aan ons zal Hij zeggen: ‘de Heilige Geest zal over U komen en de kracht van de Allerhoogste zal u overschaduwen’. En wat dan uit u groeit is heilig en komt van God. Wat Hij ook vraagt, wees niet bang. Zeg gewoon: ‘Zie de dienstmaagd des Heren, mij geschiede naar uw Woord’.
Dan gaat de engel heen en komt de Geest over ons en Jezus kan opnieuw dieper in de wereld treden.
In de meimaand werd bij ons thuis de rozenkrans gebeden. Ik was nog een kind. De meimaand was de Mariamaand. Dan plukten we bloemen in de wei, en zetten ze voor het blauwwitte Mariabeeldje dat in een hoek van de kamer op een tafeltje stond, met een wit kanten kleedje erop. De rozenkrans is in onze tijd een voorwerp geworden dat je nog maar zelden tegenkomt. Men heeft er nu een soort ringetjes van gemaakt, waar nog maar tien kraaltjes aan zitten. Ook goed, maar die van vroeger was toch mooier.
Eerlijk gezegd vond ik die van vroeger wel wat aan de lange kant. Dat kwam misschien door die kokosmat. ’s Avonds staken we het waxinelichtje aan, dat voor het Mariabeeldje stond, en dan baden we de rozenkrans knielend. Ik zat dan met mijn blote knieën op een ruwe kokosmat, en dat was een gevoel dat ik, terwijl ik dit neerschrijf, weer opnieuw kan voelen. Maar waar het om ging was: Maria. Mijn moeder bad voor en wij, drie broers en ik, baden na. Dat was geen speciale vroomheid van ons gezin, men deed dat in de straat waar wij woonden zowat huis aan huis. Als die sobere kamer van toen nu weer opnieuw voor mijn geest verschijnt, is het alsof ik de stemmen van verre kan horen. Ik loop weer in de wei om de bloemen te plukken en ik zie het waxinelichtje weer flakkeren, net als toen.
Maria hoorde bij het gezin. Je had naast je eigen moeder nóg een moeder, een moeder vol van genade. Je wist als kind niet zo precies wat genade was, maar je begreep dat er iets van liefde was, tussen die moeder in de hemel en de kinderen op de aarde. Nu begrijp ik dat er geen meer uitverkoren mens te bedenken valt, dan de moeder van Jezus van Nazareth. Ik heb haar een tijdlang uit het oog verloren, maar nu is ze weer terug in mijn hart en ik voel me sterker en veiliger. Soms geeft zij mij het warme gevoel terug van die kamer met dat flakkerende waxinelichtje.
Grote kunstenaars hebben haar uitgebeeld door de eeuwen heen, met purperen mantels en gouden kronen op het hoofd. Het mysterieuze is dat, hoe hoog verheven wij haar ook mogen achten, door die verhevenheid de eenvoud straalt, de nederige liefde van een moeder die voor iedereen toegankelijk is die zorgen heeft. Want zij is een troostende moeder, een helpende, een gevende moeder. Een moeder in de ware zin van het woord.
Even, even tijdens het leven word ik een ander ding gewaar, een trilling van licht, om het even, twee dingen gevoelen elkaar; zoals engelen vroeger verschenen verschijnt mij een kind of een tak, een grashalm kan mij doen wenen, zo oud werd ik, zo zwak. Daar blinkt iets, ik loop er neven zoals het rond mij schaverdijnt, maar de nacht heeft het uitgewreven. Wij zien maar iets als 't verdwijnt. Zoals engelen vroeger verschenen verschijnt mij een berm of een beek. En een kind. Het is al verdwenen. Zo oud werd ik, zo week. Binnenkort ben ik uitgewreven, een heilicht, een misverstand. Maar even, nog tijdens het leven, met oog, huid, oor, hand, voel ik een ander ding beven boven en naast mijn verstand. In water, in licht, in zand, staan hiëroglyfen geschreven. In vriendschap daarmee wil ik leven en geloven in het verband.
‘Vandaag is het Pasen’…. En volgend jaar staat er weer een paaszondag op de kalender. Het doet me denken aan de tijd dat ik als student met het openbaar vervoer naar school reisde. Vaak was het ’s morgens rennen naar de bushalte. ‘Bus gemist’, betekende trouwens een uur wachten, te laat op school en een nota in mijn agenda. Moeten we het paasfeest – of beter – het paasgebeuren dan ook zo zien: wie het dit jaar mist, zal een jaartje moeten wachten.
Pasen, het paasgebeuren, wil duidelijk meer zijn dan een moment van herdenken, meer dan het vieren van een soort ‘verjaardag’. Pasen is een belofte zonder dag of uur. Pasen zegt ons leven toe, opstanding, een leven in overvloed, zoals Sint-Jan het uitdrukt.
Met Pasen werd de dood overwonnen. Dat is de kern van ons geloof, van ons hopen, allicht ook dat we na het leven hier op aarde niet terecht komen in een oneindig ‘niets’, maar in de geborgenheid van Gods eeuwigheid, zijn leven dat blijft.
Maar ook hier en nu houdt God zijn woord. Ook hier en nu zegt Hij ons leven en opstanding toe. Ook hier en nu maakt Hij zijn naam ‘Ik-zal-er-zijn’ waar aan ieder van ons. Ook vandaag hoort Hij het roepen van zijn volk. Pasen ‘richt op’, wil mensen bevrijden van alles wat ‘dodelijk’ is in het leven, ons blind maakt of verlamt.
Pasen gebeurt hier en nu altijd opnieuw. Pasen is leven. Niet één dag op het jaar, maar alle dagen opnieuw. Alle dagen ervaren hoe God je opricht, je leven geeft, er voor je is, met je meelijdt, met je weent en lacht, rouwt en feest, naast je staat als je trouwste tochtgenoot.
(Bron: Zondagsvieringen Dominicanen)
Eerste Lezing: Paulus aan de christenen in Kolosse, 3, 1-4
Broeders en zusters, als u met Christus uit de dood bent opgewekt, zoek dan ook wat boven is, waar Christus zit aan de rechterhand van God.
Richt u op wat boven is, niet op wat op aards is.
Evangelie: Johannes 20,1-9
Vroeg op de eerste dag van de week, toen het nog donker was, kwam Maria uit Magdala bij het graf. Ze zag dat de steen van de opening van het graf was weggehaald.
Even later kwam Simon Petrus en hij ging het graf wel in. Ook hij zag de linnen doeken, en hij zag dat de doek die Jezus’ gezicht bedekt had niet bij de andere doeken lag, maar apart opgerold op een andere plek.
Toen ging ook de andere leerling, die het eerst bij het graf gekomen was, het graf in. HIJ ZAG HET EN GELOOFDE.
Want ze hadden uit de Schrift nog niet begrepen dat hij uit de dood moest opstaan.
WE VIEREN DE LEVENDE
We hebben het woordje ‘christelijk' al zo vaak gebruikt en misbruikt dat het doodversleten en inhoudsloos geworden is. Wat betekent dat woord nog in de politiek, in het verenigingsleven? Wat is dat christelijke cultuur, het christelijke westen? Bij een begrafenis zeggen we soms ‘mijn christelijke deelneming'. Wat betekent dat? We horen toch ook niemand zeggen: ‘mijn vrijzinnige deelneming'?
We gebruiken het woordje christelijk al te ondoordacht en bijna automatisch, totdat het over je eigen persoonlijke overtuiging gaat. Durf je zo maar over jezelf zeggen : ‘ik ben een christen’? Dat is inderdaad geen etiket dat je op je buitenkant kleeft.
Christen-zijn zit van binnen, in het diepste putteke van je hart. Als je daar omgang hebt met Christus, als je daar met Hem spreekt, naar Hem luistert en soms tegen Hem in opstand komt, maar tenslotte met Hem rekening houdt. Als je Hem liefhebt doorheen alle twijfel dan, ja dan geloof je in Iemand die 20 eeuwen terug, geleden heeft en gestorven is. En nu leeft, dichter bij jou dan eender wie. Dan ben je een christen.
Dat heeft zijn gevolgen. Want dan ga je het leven en de dingen bekijken met zijn ogen, dan loop je aarzelend in zijn voetspoor. Dan word je even kwetsbaar maar ook even vredelievend. Dan kijk je niet tegen de dood aan als mensen die geen hoop meer hebben.
‘Is er leven na de dood?' Dat is niet zo vanzelfsprekend. Laat eerst die andere vraag op jou afkomen : ‘Wie is Christus voor jou?' Is die Verrezene jouw onafscheidelijke gezel geworden? Is Hij diegene die je niet meer kunt missen, zodanig dat ook Hij jou niet meer kan missen. Dan zal de verrijzenis van Christus ook jouw verrijzenis zijn. ‘Wie in Mij gelooft, zal leven, ook al is hij gestorven.'
Pasen is stilstaan bij de verrezen Christus en met Hem verder kijken dan de grenzen van alles wat voorlopig is.
Het is een oude traditie om op Palmzondag palmtakjes te zegenen en ze dan mee te nemen naar huis of naar onze kamer om ze daar een plaatsje te geven achter het kruisbeeld. Deze simpele takjes verwijzen naar de vreugde omdat we in Jezus de Messias mochten ontmoeten, Hij die ons leven zin en toekomst geeft.
Maar tegelijk herinneren deze takjes ons aan de tragiek en het onbegrip, de pijn en het lijden die Jezus moest doorstaan, en die zoveel mensen nog steeds moeten doorstaan omwille van hun geloof en hun inzet voor een rechtvaardiger en liefdevolle wereld.
Evangelie van de palmprocessie: Matteüs 21,1-11
De groep naderde Jeruzalem en kwam in Betfage op de Olijfberg. Daar stuurde Jezus twee leerlingen eropuit met de opdracht: ‘Ga naar het dorp daar vlak voor je. Jullie zullen er meteen een ezelin vinden die vastgebonden staat en een veulen bij zich heeft. Maak ze los en breng ze bij Me. En als iemand jullie iets zegt, zeg dan: 'De Heer heeft ze nodig, maar Hij stuurt ze meteen terug.'
Dit is gebeurd opdat vervuld zou worden wat bij monde van de profeet gezegd is:
Zeg tegen de dochter Sion:
zie, uw koning komt naar u toe,
zachtmoedig en zittend op een ezel,
op een veulen, het jong van een lastdier.
De leerlingen gingen en deden wat Jezus hun opgedragen had. Ze brachten de ezelin en het veulen, legden er kleren overheen, en Hij ging erop zitten.
Zeer veel mensen spreidden hun kleren op de weg, anderen sneden takken van de bomen en legden die op de weg.
Zowel de menigte die voor Hem uitging als die welke Hem volgde, schreeuwde: ‘Hosanna, de Zoon van David. Gezegend is Hij die komt in de naam van de Heer. Hosanna in de hoogste hemel.’
Toen Hij Jeruzalem binnengetrokken was, kwam de hele stad in beweging en ze vroegen: ‘Wie is dat?’ De mensen zeiden: ‘Dat is de profeet, Jezus uit Nazareth in Galilea.’
Lezing uit de brief aan de christenen in Filippi 2,6-11
Laat u leiden door het voorbeeld van Christus: Hij die bestond in de gestalte van God
heeft er zich niet aan willen vastklampen gelijk aan God te zijn.Hij heeft zichzelf ontledigd en de gestalte van een slaaf aangenomen. Hij is aan de mensen gelijk geworden.
En als mens verschenenheeft Hij zich vernederd; Hij werd gehoorzaam tot de dood, de dood aan een kruis.
Daarom ook heeft God Hem hoog verheven en Hem de naam verleend die boven alle namen staat, opdat in de naam van Jezus iedere knie zich zou buigen, in de hemel, op aarde en onder de aarde,en iedere tong zou belijden tot eer van God, de Vader:de Heer, dat is Jezus Christus.
Tijdens onze trip van Antalya naar Nevsehir, op 27 maart 2014, werd regelmatig halt gehouden en kregen we de gelegenheid om bijzondere plaatsen te bezichtigen. Meest opmerkelijk daarbij was ongetwijfeld het MEVLANAMUSEUM in Konya. Goede, leerrijke informatie over dit museum is te vinden op de site:http://www.turkije-info-site.nl/konya-turkije.html
Naast gegevens over het leven van Mevlana, voor Turken wellicht de belangrijkste profeet en ‘heilige’ – na DE profeet, Mohammed – kan je in het museum ook heel wat opsteken over de orde van de derwisjen, die omwille van hun heel bijzondere vorm van meditatie niet zelden de ‘dansende derwisjen’ genoemd worden. Verklaring van deze vreemde benaming vind je o.m. op hogergenoemde site: door hun wervelende bewegingen tijdens dit mediterende dansen trachten zij contact te leggen tussen de Almachtige en de mensen. Daartoe houden zij hun rechterhand naar boven, omdat zij de gaven van de Almachtige van boven ontvangen, terwijl zij de linkerhand naar beneden houden, als teken dat zij deze gaven doorgeven aan de mensen op aarde.
Onze groep genoot ten volle van het bezoek. Voor mij persoonlijk waren – behoudens de waardevolle informatie over de geschiedenis en de godsdienst van Turkije – ook enkele ontmoetingen zeer verheugend – ontmoetingen waartoe ik nooit zelf het initiatief had durven nemen.
Zo werd ik achtereenvolgens aangesproken door twee Iraanse gezinnen, die met een groep op bedevaart waren gekomen naar Konya, de meest religieuze stad van Turkije. Daarnaast mocht ik de vreugde kennen van ‘een dialoog in gebarentaal’ met enkele Turkse vrouwen, die in de tuin van het museum aan het werk waren, en – meest van al verheugend – was er een ontmoeting met een mama met baby, waarbij ook de oma aanwezig was. Alle foto’s waarop deze mensen zichtbaar zijn, werden vanzelfsprekend genomen met hun instemming.
De tweede dag van ons verblijf in Turkije reden we via het indrukwekkende Taurusgebergte van Antalya naar Konya, het voormalige Ikonium. De rit voerde ons over de Alacabelpas, op een hoogte van 1825 meter.
In het voormalige Ikonium stichtten de Apostel Paulus en de H. Barnabas, reeds in de eerste eeuw, een van de grootste christelijke gemeenten, zoals in Handelingen vermeld wordt.
Zo is de voormalige Seltsjoekse hoofdstad – Konya – thans een bezienswaardigheid voor mensen uit de hele wereld, vanwege zijn christelijke en islamitische voorgeschiedenis.
Na Konya ging de rit verder tot Nevsehir, het meest aangewezen uitgangspunt voor een bezoek aan Cappadocië.
Totale afstand van de rit: tussen 550 en 600 km, doorheen een prachtig landschap. De foto’s werden genomen op 27 maart en geven een beeld van de rit door het Taurusgebergte.
Vorige week had ik de gelegenheid om een reis te maken naar Cappadocië, Turkije. In de mate van het mogelijke – lees: de beschikbare tijd – zal de volgende dagen een fotoverslag van deze reis, met korte toelichting, gegeven worden op deze blog.
Cappadocië (een gebied van circa 4000 km2 in Centraal- en Oost-Anatolië, Turkije) kent een bijzonder landschap. Wat je ziet is het resultaat van een vulkaanuitbarsting, regen en wind deden de rest. Een bijzondere plek waar al duizenden jaren mensen wonen.
Cappadocië heeft een van de meest imponerende landschappen ter wereld. Extreme erosie zorgt voor allerlei vreemde vormen, waaronder de beroemde kegels. Deze 'feeënschoorstenen' ontstaan door de werking van regenwater op de diverse steensoorten. Hier vind je zachte tufsteen met daar boven op harde kalksteen. In dit extreme sprookjesdecor wonen al duizenden jaren mensen. Letterlijk er in. Hier zie je grotwoningen, grotkerken en zelfs complete dorpen onder de grond. Met opvallend veel kunstwerken van de toenmalige bewoners.
Wie hier rond loopt zal verbaasd om zich heen kijken. Het landschap is kaal, wild en kleurrijk tegelijk. En het telt talloze vormen die onnatuurlijk lijken. In dit verhaal speelt water een sleutelrol, zowel voor het landschap als de mensen hier. Dit is een plek waar je opvallend ver kunt kijken in het ruige binnenland van Turkije. En waar je een kijkje kunt nemen in het verleden van dit opmerkelijke gebied.
In de Bijbel ontmoeten we een God, die ons niet verloren laat gaan, maar die ons opricht uit duisternis en onmacht en die nieuw leven schenkt aan wat verdord, ontgoocheld of totaal terneergeslagen is.
Zo horen we vandaag het verhaal van Lazarus, die uit de dood wordt opgewekt. Het is al een voorafbeelding van Pasen: dan wordt de steen weggerold van het graf, de doeken worden afgelegd en de vrouwen verstaan als eersten wat er gebeurt:
het geloof in de verrezen Christus
schenkt een nieuw, volkomen leven.
Eerste Lezing uit de profeet Ezechiël 37,12-14
Dit zegt God, de HEER:
‘Mijn volk, ik zal jullie graven openen, ik laat jullie uit je graven komen en ik zal jullie terugbrengen naar het land van Israël.
Ik zal jullie mijn adem geven zodat jullie weer tot leven komen, ik zal jullie terugbrengen naar je land, en jullie zullen beseffen dat ik de HEER ben.
Wat ik gezegd heb, zal ik doen’ – zo spreekt de HEER.
Evangelie: Johannes 11,1-45
Martha zei tot Jezus: ‘Heer, als Gij hier waart geweest, zou mijn broer niet gestorven zijn. Maar zelfs nu weet ik dat wat Gij ook aan God vraagt, God het U zal geven.’ Jezus zei tot haar: ‘Uw broer zal verrijzen.’ Martha antwoordde: ‘Ik weet dat hij zal verrijzen bij de opstanding op de laatste dag.’ Jezus zei haar: ‘Ik ben de verrijzenis en het leven. Wie in Mij gelooft, zal leven, ook al is hij gestorven, en ieder die leeft in geloof aan Mij, zal in eeuwigheid niet sterven. Gelooft gij dit?’
Na deze woorden riep Hij met luide stem: ‘Lazarus, kom naar buiten!’ De gestorvene kwam naar buiten, voeten en handen met zwachtels gebonden en met een zweetdoek om zijn gezicht. Jezus beval hun: ‘Maakt hem los en laat hem gaan.’
Vele Joden, die naar Martha en Maria waren gekomen en zagen wat Hij gedaan had, geloofden in Hem.
Dan blijven alleen nog geloof en vertrouwen
Nergens zegt Jezus: 'uw gevoel heeft u gered', of 'uw verstand heeft u gered'. Altijd zegt Hij: 'uw geloof heeft u gered'. De diepste dingen zijn onzichtbaar voor onze ogen, onvatbaar voor ons verstand. Dan blijven alleen geloof en vertrouwen … Ten overvloede heeft Jezus getoond dat Hij ons geloof en ons vertrouwen waard is.
Geloof en vertrouwen! Allereerst zijn dat pure gaven. We kunnen ze niet zelf veroveren. Gelukkig maar, want anders zou ook hier het recht van de sterkste spelen, en zouden de machtigen het nog maar eens halen. We kunnen deze gaven alleen maar ontvangen: ‘Wij staan voor U met lege handen!’
Van onze kant vraagt dit evenwel een nederig hart, dat arm geworden is, een hart, dat bereid is om zich toe te vertrouwen. Aan zulke arme, leeg geworden mensen kan de Heer zijn gaven van geloof en vertrouwen schenken. Enkel in zulke mensen kan Hij zijn Geest leggen.
Vandaag en de volgende zondagen horen we in het evangelie zeer diepgaande lezingen, die volop naar de kern van ons geloof gaan. Het gaat hierbij niet om grote woorden of ingewikkelde theorieën – ook al is het taalgebruik soms moeilijk voor ons – maar om onze dagelijkse beleving: dáár gaat het om als wij proberen dagdagelijks als gelovigen te leven: de verbondenheid met Jezus, soms in stil gebed, dan weer in de gewone dingen van alledag.
Straks is er de dialoog van Jezus met een Samaritaanse vrouw. Het is een gesprek met een dubbele bodem: de vrouw denkt alleen aan gewoon water, om de dorst te lessen; Jezus echter spreekt over iets heel anders: het water is een beeld voor het volkomen leven, dat Hij ons aanreikt.
Eerste Lezing: uit het boek Exodus 17, 3-7
Daar, in de woestijn van Sion, leden de mensen hevige dorst; zij bleven almaar tegen Mozes mopperen en morren: ‘Waarom hebt u ons weggevoerd uit Egypte als we toch met kinderen en vee van de dorst moeten sterven?’
Mozes klaagde zijn nood bij de HEER: ‘Wat moet ik toch doen met dit volk? Ze staan op het punt mij te stenigen.’
De HEER antwoordde Mozes: Sla op die rots. Er zal water uit stromen zodat de mensen kunnen drinken.’
Evangelie: Johannes 4,5-42
Jezus, die afgemat was van de tocht, was bij de bron gaan zitten. Het was ongeveer het zesde uur. Een Samaritaanse vrouw kwam water putten. Jezus sprak haar aan: ‘Geef Mij wat te drinken.’ De Samaritaanse vrouw antwoordde: ‘Hoe kunt U als Jood te drinken vragen aan mij, een Samaritaanse?’
Jezus antwoordde: ‘Iedereen die drinkt van dit water, krijgt weer dorst, maar wie drinkt van het water dat Ik hem zal geven, krijgt in eeuwigheid geen dorst meer; integendeel: het water dat Ik hem zal geven, zal in hem opborrelen als een bron van eeuwig leven.’
‘EEN BRON DIE LEVEN GEEFT’
Het tafereeltje, dat we zonet hoorden, speelt zich niet af in ons land, waar we doorgaans niet te klagen hebben over regen of tekort aan water. Het speelt zich af in een dor gebied, nog net geen woestijn, en de watervoorziening is er een dagelijkse nood. Als de regen maanden uitblijft, gaat de natuur ten onder. Je ziet het soms in de subtropen, en het is een zielig zicht, dat zelfs cactussen kunnen afsterven door de maandenlange droogte. Het gras op de weiden wordt ros, er komen kale plekken tussen, met zand dat al even ros is. De dieren kwijnen weg, gieren cirkelen in de lucht en af en toe ligt er een kadaver. Ook mensen lijden en verzwakken onder droogte en hitte.
In deze context spreekt Jezus: zoals water leven geeft aan plant en dier en mens, zo is Hij zelf bron van een volkomen Leven. Alleen bij Hem vinden wij het volle Leven, zonder Hem is ons leven maar een schaduw en kwijnen wij weg. Het gaat hier niet om mystiekers of grote heiligen: Jezus spreekt voor gewone mensen, zoals wij. We moeten ook niet denken aan uitzonderlijke praktijken, waarin die eenheid met Hem beleefd wordt. In ons dagelijkse leven kan Hij tot ons komen, en kunnen wij bij Hem zijn: door een stil gebed of een simpele gedachte tijdens de dag kan ons leven intenser worden. Kleine, doodgewone dingen krijgen dan een diepgang, die we ook in zijn leven vinden. Zoals Hij geleden heeft, kunnen ook wij te lijden hebben. En zoals Hij verrezen is, mogen ook wij opstanding verhopen. Ons eigen, kleine leven is in miniatuur een afspiegeling van zijn grote leven: zo is Hij ons ten volle voorgegaan, in leven en lijden, in dood en opstanding.
Daarom is het belangrijk dat we met Hem verbonden blijven doorheen de dag. Dan worden gewone dingen ongewoon omdat zij dieper worden. Onze vreugde wordt een geschenk uit zijn hand; en zelfs het leed, dat ons drukt, wordt genade, omdat we deel hebben aan zijn Lijden.
Zelden komt Hij tot ons op spectaculaire wijze, maar Hij is altijd bij ons in dagelijkse dingen. Laten wij Hem daar – in dat gewone leven van alledag – dan ook de Bron zijn die ons leven geeft.
Ook op deze tweede vastenzondag raken de lezingen de diepe kern van ons leven. ‘Trek weg uit uw land’, zegt God tot Abram …. Laat achter wat je voorheen gevangen hield, en ga op tocht naar een nieuw land, een nieuw en ander leven.
Eeuwen later mogen drie leerlingen op de berg Tabor, een glimp opvangen van de beloofde heerlijkheid in dit nieuwe land. ‘Heer, het is goed dat wij hier zijn, ik zal hier drie tenten opslaan’, is de spontane verzuchting van Petrus: ‘Laten wij hier blijven in dit nieuwe land.’
Maar even later is dit visioen van licht alweer verdwenen …
Eerste Lezing: uit het boek Genesis 12,1-4a
De HEER zei tegen Abram: ‘Trek weg uit uw land, uw stam en ouderlijk huis, naar het land dat Ik u zal aanwijzen.
Ik zal een groot volk van u maken.
Toen ging Abram weg, zoals de HEER hem had opgedragen.
Evangelie: Matteüs 17,1-9
In die tijd nam Jezus Petrus, Jakobus en diens broer Johannes met zich mee, een hoge berg op, waar ze alleen waren. Voor hun ogen veranderde hij van gedaante, zijn gezicht straalde als de zon en zijn kleren werden wit als het licht.
De schaduw van een stralende wolk gleed over hen heen, en uit de wolk klonk een stem: ‘Dit is mijn geliefde Zoon, in hem vind ik vreugde. Luister naar hem!’
'ONDERWEG ... EVEN UW HEERLIJKHEID ZIEN'
Abram en de eerste leerlingen leren veel over onszelf. 1800 voor Christus. Abram leeft zijn veilig leventje, thuis bij vader en moeder. Zijn familie heeft het goed en hij zal zelf zijn toekomst ook wel maken, met macht en geld en aanzien. Men zal met ontzag over hem spreken. Hij heeft Gods roep nog niet gehoord en is nog niet wakker geschud. Alles draait nog rond zijn eigen ikje. God heeft nog niet gesproken.
En dan is er die stem van God ‘Trek weg uit uw land’. Laat alles achter waar je vroeger voor leefde en zoek een hoger doel. Een horizon, die weidser is, ligt voor jou open. God wenkt met zijn belofte, en Abram trekt op weg. Zo ging het ook met de eerste leerlingen: een simpel woord van Jezus: ‘Volg mij’, en ook zij trokken op weg.
Abram, de leerlingen en zoveel mensen zijn ooit op weg gegaan, alleen gesteund door Gods belofte, alleen gevoed door Hem, in de stilte van hun gebed. Wittebroodsweken leken het eerst. Pas later kwam de loden hitte van de middag, het leed, het onbegrip, de tegenstand, de eenzaamheid.
Elk ideaal eist zijn tol en kost zijn prijs. Zo was het voor Abram, zo was het voor de leerlingen, zo is het voor elke mens, die luistert naar Gods lokroep. Zo was het zelfs voor Jezus zelf: ook Hij zegt dat Hij veel zal moeten lijden.
En soms is er een glimp van de beloofde zaligheid, een adempauze die in staat stelt om vol te houden. Even vertoef je op de berg, waar je graag zou blijven: ’Heer, het is goed dat wij hier zijn. Ik zal hier drie tenten opslaan.’
Maar de weg loopt verder door het dal, het beloofde land verdwijnt weer achter de einder: ‘Ze keken op en zagen niemand meer.’ Mozes en Elia en Jezus in stralende gedaante, ze zijn uit het gezicht verdwenen.
Nog jaren duurden de omzwervingen van Abram naar het beloofde land, nog maanden ook was Jezus met zijn leerlingen op weg naar Jeruzalem, en ook zo lang kan onze eigen tocht nog lijken. Wij blijven altijd mensen onderweg, altijd op weg naar de volkomen vervulling van een levenslange hoop.
De trouw aan een ideaal is zelden lichtlopend. Meestal groeit zij moeizaam, in de stilte van een soms vertwijfelde ontmoeting met God. Bidden wij daarom met Kardinaal Newman: ‘Richt gij mijn schreden, Heer, ik vraag u niet de horizon te zien: één stap is mij genoeg.’