Het is een oude traditie om op Palmzondag palmtakjes te zegenen en ze dan mee te nemen naar huis of naar onze kamer om ze daar een plaatsje te geven achter het kruisbeeld. Deze simpele takjes verwijzen naar de vreugde omdat we in Jezus de Messias mochten ontmoeten, Hij die ons leven zin en toekomst geeft.
Maar tegelijk herinneren deze takjes ons aan de tragiek en het onbegrip, de pijn en het lijden die Jezus moest doorstaan, en die zoveel mensen nog steeds moeten doorstaan omwille van hun geloof en hun inzet voor een rechtvaardiger en liefdevolle wereld.
Evangelie van de palmprocessie: Matteüs 21,1-11
De groep naderde Jeruzalem en kwam in Betfage op de Olijfberg. Daar stuurde Jezus twee leerlingen eropuit met de opdracht: ‘Ga naar het dorp daar vlak voor je. Jullie zullen er meteen een ezelin vinden die vastgebonden staat en een veulen bij zich heeft. Maak ze los en breng ze bij Me. En als iemand jullie iets zegt, zeg dan: 'De Heer heeft ze nodig, maar Hij stuurt ze meteen terug.'
Dit is gebeurd opdat vervuld zou worden wat bij monde van de profeet gezegd is:
Zeg tegen de dochter Sion:
zie, uw koning komt naar u toe,
zachtmoedig en zittend op een ezel,
op een veulen, het jong van een lastdier.
De leerlingen gingen en deden wat Jezus hun opgedragen had. Ze brachten de ezelin en het veulen, legden er kleren overheen, en Hij ging erop zitten.
Zeer veel mensen spreidden hun kleren op de weg, anderen sneden takken van de bomen en legden die op de weg.
Zowel de menigte die voor Hem uitging als die welke Hem volgde, schreeuwde: ‘Hosanna, de Zoon van David. Gezegend is Hij die komt in de naam van de Heer. Hosanna in de hoogste hemel.’
Toen Hij Jeruzalem binnengetrokken was, kwam de hele stad in beweging en ze vroegen: ‘Wie is dat?’ De mensen zeiden: ‘Dat is de profeet, Jezus uit Nazareth in Galilea.’
Lezing uit de brief aan de christenen in Filippi 2,6-11
Laat u leiden door het voorbeeld van Christus: Hij die bestond in de gestalte van God
heeft er zich niet aan willen vastklampen gelijk aan God te zijn.Hij heeft zichzelf ontledigd en de gestalte van een slaaf aangenomen. Hij is aan de mensen gelijk geworden.
En als mens verschenenheeft Hij zich vernederd; Hij werd gehoorzaam tot de dood, de dood aan een kruis.
Daarom ook heeft God Hem hoog verheven en Hem de naam verleend die boven alle namen staat, opdat in de naam van Jezus iedere knie zich zou buigen, in de hemel, op aarde en onder de aarde,en iedere tong zou belijden tot eer van God, de Vader:de Heer, dat is Jezus Christus.
Tijdens onze trip van Antalya naar Nevsehir, op 27 maart 2014, werd regelmatig halt gehouden en kregen we de gelegenheid om bijzondere plaatsen te bezichtigen. Meest opmerkelijk daarbij was ongetwijfeld het MEVLANAMUSEUM in Konya. Goede, leerrijke informatie over dit museum is te vinden op de site:http://www.turkije-info-site.nl/konya-turkije.html
Naast gegevens over het leven van Mevlana, voor Turken wellicht de belangrijkste profeet en ‘heilige’ – na DE profeet, Mohammed – kan je in het museum ook heel wat opsteken over de orde van de derwisjen, die omwille van hun heel bijzondere vorm van meditatie niet zelden de ‘dansende derwisjen’ genoemd worden. Verklaring van deze vreemde benaming vind je o.m. op hogergenoemde site: door hun wervelende bewegingen tijdens dit mediterende dansen trachten zij contact te leggen tussen de Almachtige en de mensen. Daartoe houden zij hun rechterhand naar boven, omdat zij de gaven van de Almachtige van boven ontvangen, terwijl zij de linkerhand naar beneden houden, als teken dat zij deze gaven doorgeven aan de mensen op aarde.
Onze groep genoot ten volle van het bezoek. Voor mij persoonlijk waren – behoudens de waardevolle informatie over de geschiedenis en de godsdienst van Turkije – ook enkele ontmoetingen zeer verheugend – ontmoetingen waartoe ik nooit zelf het initiatief had durven nemen.
Zo werd ik achtereenvolgens aangesproken door twee Iraanse gezinnen, die met een groep op bedevaart waren gekomen naar Konya, de meest religieuze stad van Turkije. Daarnaast mocht ik de vreugde kennen van ‘een dialoog in gebarentaal’ met enkele Turkse vrouwen, die in de tuin van het museum aan het werk waren, en – meest van al verheugend – was er een ontmoeting met een mama met baby, waarbij ook de oma aanwezig was. Alle foto’s waarop deze mensen zichtbaar zijn, werden vanzelfsprekend genomen met hun instemming.
De tweede dag van ons verblijf in Turkije reden we via het indrukwekkende Taurusgebergte van Antalya naar Konya, het voormalige Ikonium. De rit voerde ons over de Alacabelpas, op een hoogte van 1825 meter.
In het voormalige Ikonium stichtten de Apostel Paulus en de H. Barnabas, reeds in de eerste eeuw, een van de grootste christelijke gemeenten, zoals in Handelingen vermeld wordt.
Zo is de voormalige Seltsjoekse hoofdstad – Konya – thans een bezienswaardigheid voor mensen uit de hele wereld, vanwege zijn christelijke en islamitische voorgeschiedenis.
Na Konya ging de rit verder tot Nevsehir, het meest aangewezen uitgangspunt voor een bezoek aan Cappadocië.
Totale afstand van de rit: tussen 550 en 600 km, doorheen een prachtig landschap. De foto’s werden genomen op 27 maart en geven een beeld van de rit door het Taurusgebergte.
Vorige week had ik de gelegenheid om een reis te maken naar Cappadocië, Turkije. In de mate van het mogelijke – lees: de beschikbare tijd – zal de volgende dagen een fotoverslag van deze reis, met korte toelichting, gegeven worden op deze blog.
Cappadocië (een gebied van circa 4000 km2 in Centraal- en Oost-Anatolië, Turkije) kent een bijzonder landschap. Wat je ziet is het resultaat van een vulkaanuitbarsting, regen en wind deden de rest. Een bijzondere plek waar al duizenden jaren mensen wonen.
Cappadocië heeft een van de meest imponerende landschappen ter wereld. Extreme erosie zorgt voor allerlei vreemde vormen, waaronder de beroemde kegels. Deze 'feeënschoorstenen' ontstaan door de werking van regenwater op de diverse steensoorten. Hier vind je zachte tufsteen met daar boven op harde kalksteen. In dit extreme sprookjesdecor wonen al duizenden jaren mensen. Letterlijk er in. Hier zie je grotwoningen, grotkerken en zelfs complete dorpen onder de grond. Met opvallend veel kunstwerken van de toenmalige bewoners.
Wie hier rond loopt zal verbaasd om zich heen kijken. Het landschap is kaal, wild en kleurrijk tegelijk. En het telt talloze vormen die onnatuurlijk lijken. In dit verhaal speelt water een sleutelrol, zowel voor het landschap als de mensen hier. Dit is een plek waar je opvallend ver kunt kijken in het ruige binnenland van Turkije. En waar je een kijkje kunt nemen in het verleden van dit opmerkelijke gebied.
In de Bijbel ontmoeten we een God, die ons niet verloren laat gaan, maar die ons opricht uit duisternis en onmacht en die nieuw leven schenkt aan wat verdord, ontgoocheld of totaal terneergeslagen is.
Zo horen we vandaag het verhaal van Lazarus, die uit de dood wordt opgewekt. Het is al een voorafbeelding van Pasen: dan wordt de steen weggerold van het graf, de doeken worden afgelegd en de vrouwen verstaan als eersten wat er gebeurt:
het geloof in de verrezen Christus
schenkt een nieuw, volkomen leven.
Eerste Lezing uit de profeet Ezechiël 37,12-14
Dit zegt God, de HEER:
‘Mijn volk, ik zal jullie graven openen, ik laat jullie uit je graven komen en ik zal jullie terugbrengen naar het land van Israël.
Ik zal jullie mijn adem geven zodat jullie weer tot leven komen, ik zal jullie terugbrengen naar je land, en jullie zullen beseffen dat ik de HEER ben.
Wat ik gezegd heb, zal ik doen’ – zo spreekt de HEER.
Evangelie: Johannes 11,1-45
Martha zei tot Jezus: ‘Heer, als Gij hier waart geweest, zou mijn broer niet gestorven zijn. Maar zelfs nu weet ik dat wat Gij ook aan God vraagt, God het U zal geven.’ Jezus zei tot haar: ‘Uw broer zal verrijzen.’ Martha antwoordde: ‘Ik weet dat hij zal verrijzen bij de opstanding op de laatste dag.’ Jezus zei haar: ‘Ik ben de verrijzenis en het leven. Wie in Mij gelooft, zal leven, ook al is hij gestorven, en ieder die leeft in geloof aan Mij, zal in eeuwigheid niet sterven. Gelooft gij dit?’
Na deze woorden riep Hij met luide stem: ‘Lazarus, kom naar buiten!’ De gestorvene kwam naar buiten, voeten en handen met zwachtels gebonden en met een zweetdoek om zijn gezicht. Jezus beval hun: ‘Maakt hem los en laat hem gaan.’
Vele Joden, die naar Martha en Maria waren gekomen en zagen wat Hij gedaan had, geloofden in Hem.
Dan blijven alleen nog geloof en vertrouwen
Nergens zegt Jezus: 'uw gevoel heeft u gered', of 'uw verstand heeft u gered'. Altijd zegt Hij: 'uw geloof heeft u gered'. De diepste dingen zijn onzichtbaar voor onze ogen, onvatbaar voor ons verstand. Dan blijven alleen geloof en vertrouwen … Ten overvloede heeft Jezus getoond dat Hij ons geloof en ons vertrouwen waard is.
Geloof en vertrouwen! Allereerst zijn dat pure gaven. We kunnen ze niet zelf veroveren. Gelukkig maar, want anders zou ook hier het recht van de sterkste spelen, en zouden de machtigen het nog maar eens halen. We kunnen deze gaven alleen maar ontvangen: ‘Wij staan voor U met lege handen!’
Van onze kant vraagt dit evenwel een nederig hart, dat arm geworden is, een hart, dat bereid is om zich toe te vertrouwen. Aan zulke arme, leeg geworden mensen kan de Heer zijn gaven van geloof en vertrouwen schenken. Enkel in zulke mensen kan Hij zijn Geest leggen.
Vandaag en de volgende zondagen horen we in het evangelie zeer diepgaande lezingen, die volop naar de kern van ons geloof gaan. Het gaat hierbij niet om grote woorden of ingewikkelde theorieën – ook al is het taalgebruik soms moeilijk voor ons – maar om onze dagelijkse beleving: dáár gaat het om als wij proberen dagdagelijks als gelovigen te leven: de verbondenheid met Jezus, soms in stil gebed, dan weer in de gewone dingen van alledag.
Straks is er de dialoog van Jezus met een Samaritaanse vrouw. Het is een gesprek met een dubbele bodem: de vrouw denkt alleen aan gewoon water, om de dorst te lessen; Jezus echter spreekt over iets heel anders: het water is een beeld voor het volkomen leven, dat Hij ons aanreikt.
Eerste Lezing: uit het boek Exodus 17, 3-7
Daar, in de woestijn van Sion, leden de mensen hevige dorst; zij bleven almaar tegen Mozes mopperen en morren: ‘Waarom hebt u ons weggevoerd uit Egypte als we toch met kinderen en vee van de dorst moeten sterven?’
Mozes klaagde zijn nood bij de HEER: ‘Wat moet ik toch doen met dit volk? Ze staan op het punt mij te stenigen.’
De HEER antwoordde Mozes: Sla op die rots. Er zal water uit stromen zodat de mensen kunnen drinken.’
Evangelie: Johannes 4,5-42
Jezus, die afgemat was van de tocht, was bij de bron gaan zitten. Het was ongeveer het zesde uur. Een Samaritaanse vrouw kwam water putten. Jezus sprak haar aan: ‘Geef Mij wat te drinken.’ De Samaritaanse vrouw antwoordde: ‘Hoe kunt U als Jood te drinken vragen aan mij, een Samaritaanse?’
Jezus antwoordde: ‘Iedereen die drinkt van dit water, krijgt weer dorst, maar wie drinkt van het water dat Ik hem zal geven, krijgt in eeuwigheid geen dorst meer; integendeel: het water dat Ik hem zal geven, zal in hem opborrelen als een bron van eeuwig leven.’
‘EEN BRON DIE LEVEN GEEFT’
Het tafereeltje, dat we zonet hoorden, speelt zich niet af in ons land, waar we doorgaans niet te klagen hebben over regen of tekort aan water. Het speelt zich af in een dor gebied, nog net geen woestijn, en de watervoorziening is er een dagelijkse nood. Als de regen maanden uitblijft, gaat de natuur ten onder. Je ziet het soms in de subtropen, en het is een zielig zicht, dat zelfs cactussen kunnen afsterven door de maandenlange droogte. Het gras op de weiden wordt ros, er komen kale plekken tussen, met zand dat al even ros is. De dieren kwijnen weg, gieren cirkelen in de lucht en af en toe ligt er een kadaver. Ook mensen lijden en verzwakken onder droogte en hitte.
In deze context spreekt Jezus: zoals water leven geeft aan plant en dier en mens, zo is Hij zelf bron van een volkomen Leven. Alleen bij Hem vinden wij het volle Leven, zonder Hem is ons leven maar een schaduw en kwijnen wij weg. Het gaat hier niet om mystiekers of grote heiligen: Jezus spreekt voor gewone mensen, zoals wij. We moeten ook niet denken aan uitzonderlijke praktijken, waarin die eenheid met Hem beleefd wordt. In ons dagelijkse leven kan Hij tot ons komen, en kunnen wij bij Hem zijn: door een stil gebed of een simpele gedachte tijdens de dag kan ons leven intenser worden. Kleine, doodgewone dingen krijgen dan een diepgang, die we ook in zijn leven vinden. Zoals Hij geleden heeft, kunnen ook wij te lijden hebben. En zoals Hij verrezen is, mogen ook wij opstanding verhopen. Ons eigen, kleine leven is in miniatuur een afspiegeling van zijn grote leven: zo is Hij ons ten volle voorgegaan, in leven en lijden, in dood en opstanding.
Daarom is het belangrijk dat we met Hem verbonden blijven doorheen de dag. Dan worden gewone dingen ongewoon omdat zij dieper worden. Onze vreugde wordt een geschenk uit zijn hand; en zelfs het leed, dat ons drukt, wordt genade, omdat we deel hebben aan zijn Lijden.
Zelden komt Hij tot ons op spectaculaire wijze, maar Hij is altijd bij ons in dagelijkse dingen. Laten wij Hem daar – in dat gewone leven van alledag – dan ook de Bron zijn die ons leven geeft.
Ook op deze tweede vastenzondag raken de lezingen de diepe kern van ons leven. ‘Trek weg uit uw land’, zegt God tot Abram …. Laat achter wat je voorheen gevangen hield, en ga op tocht naar een nieuw land, een nieuw en ander leven.
Eeuwen later mogen drie leerlingen op de berg Tabor, een glimp opvangen van de beloofde heerlijkheid in dit nieuwe land. ‘Heer, het is goed dat wij hier zijn, ik zal hier drie tenten opslaan’, is de spontane verzuchting van Petrus: ‘Laten wij hier blijven in dit nieuwe land.’
Maar even later is dit visioen van licht alweer verdwenen …
Eerste Lezing: uit het boek Genesis 12,1-4a
De HEER zei tegen Abram: ‘Trek weg uit uw land, uw stam en ouderlijk huis, naar het land dat Ik u zal aanwijzen.
Ik zal een groot volk van u maken.
Toen ging Abram weg, zoals de HEER hem had opgedragen.
Evangelie: Matteüs 17,1-9
In die tijd nam Jezus Petrus, Jakobus en diens broer Johannes met zich mee, een hoge berg op, waar ze alleen waren. Voor hun ogen veranderde hij van gedaante, zijn gezicht straalde als de zon en zijn kleren werden wit als het licht.
De schaduw van een stralende wolk gleed over hen heen, en uit de wolk klonk een stem: ‘Dit is mijn geliefde Zoon, in hem vind ik vreugde. Luister naar hem!’
'ONDERWEG ... EVEN UW HEERLIJKHEID ZIEN'
Abram en de eerste leerlingen leren veel over onszelf. 1800 voor Christus. Abram leeft zijn veilig leventje, thuis bij vader en moeder. Zijn familie heeft het goed en hij zal zelf zijn toekomst ook wel maken, met macht en geld en aanzien. Men zal met ontzag over hem spreken. Hij heeft Gods roep nog niet gehoord en is nog niet wakker geschud. Alles draait nog rond zijn eigen ikje. God heeft nog niet gesproken.
En dan is er die stem van God ‘Trek weg uit uw land’. Laat alles achter waar je vroeger voor leefde en zoek een hoger doel. Een horizon, die weidser is, ligt voor jou open. God wenkt met zijn belofte, en Abram trekt op weg. Zo ging het ook met de eerste leerlingen: een simpel woord van Jezus: ‘Volg mij’, en ook zij trokken op weg.
Abram, de leerlingen en zoveel mensen zijn ooit op weg gegaan, alleen gesteund door Gods belofte, alleen gevoed door Hem, in de stilte van hun gebed. Wittebroodsweken leken het eerst. Pas later kwam de loden hitte van de middag, het leed, het onbegrip, de tegenstand, de eenzaamheid.
Elk ideaal eist zijn tol en kost zijn prijs. Zo was het voor Abram, zo was het voor de leerlingen, zo is het voor elke mens, die luistert naar Gods lokroep. Zo was het zelfs voor Jezus zelf: ook Hij zegt dat Hij veel zal moeten lijden.
En soms is er een glimp van de beloofde zaligheid, een adempauze die in staat stelt om vol te houden. Even vertoef je op de berg, waar je graag zou blijven: ’Heer, het is goed dat wij hier zijn. Ik zal hier drie tenten opslaan.’
Maar de weg loopt verder door het dal, het beloofde land verdwijnt weer achter de einder: ‘Ze keken op en zagen niemand meer.’ Mozes en Elia en Jezus in stralende gedaante, ze zijn uit het gezicht verdwenen.
Nog jaren duurden de omzwervingen van Abram naar het beloofde land, nog maanden ook was Jezus met zijn leerlingen op weg naar Jeruzalem, en ook zo lang kan onze eigen tocht nog lijken. Wij blijven altijd mensen onderweg, altijd op weg naar de volkomen vervulling van een levenslange hoop.
De trouw aan een ideaal is zelden lichtlopend. Meestal groeit zij moeizaam, in de stilte van een soms vertwijfelde ontmoeting met God. Bidden wij daarom met Kardinaal Newman: ‘Richt gij mijn schreden, Heer, ik vraag u niet de horizon te zien: één stap is mij genoeg.’
'Vertel me eens wat een sneeuwvlok weegt', vroeg een koolmees aan een duif. 'Niets, helemaal niets', was het antwoord.
'In dat geval moet ik je een wonderlijk verhaal vertellen', zei de koolmees. 'Ik zat eens op de tak van een dennenboom, vlakbij de stam, toen het begon te sneeuwen. Niet hevig. Geen razende sneeuwstorm, nee, gewoon, zoals in een droom, zonder enig geweld.
Daar ik toch niets beters te doen had, begon ik de sneeuwvlokken die op de naalden en twijgjes van mijn tak neerdaalden te tellen. Ik was precies bij nummer 3.742.952, toen de 3.742.953ste sneeuwvlok op die tak viel – niets, helemaal niets, zeg je, maar de tak brak af.
Na dat verhaal te hebben verteld, vloog de koolmees weg.
De duif, sinds de tijd van Noach, een autoriteit op het vlak van vredeszaken, dacht een tijdje over het verhaal na en zei tenslotte in zichzelf: ‘Misschien ontbreekt er nog maar de stem van één mens om tot vrede in de wereld te komen’.
Op deze eerste zondag van de Veertigdagentijd – onze jaarlijkse tocht naar Pasen – worden we geconfronteerd met de verlatenheid van de woestijn. Helemaal alleen gaat Jezus er de strijd aan met negatieve krachten. Die strijd resulteert in een definitieve levenskeuze: Hij wil zijn leven ten dienste stellen van de mensen, van God.
Zijn dorre woestijnervaring is een leidraad voor ons leven: elke vasten roept ons op om in geestelijke vrijheid uit te groeien tot de mens, die God voor ogen had, toen Hij ons schiep naar zijn beeld en gelijkenis, los van alles wat ons dag aan dag gevangen houdt, los van al wat ballast is voor een schoonmenselijke ontplooiing.
Eerste Lezing uit het boek Genesis: 2,7-9 en 3,1-7
‘We mogen de vruchten van alle bomen eten,’ zei de vrouw, ‘behalve die van de boom in het midden van de tuin. God heeft ons verboden van de vruchten van die boom te eten of ze zelfs maar aan te raken; doen we dat toch, dan zullen we sterven.’
‘Jullie zullen helemaal niet sterven,’ zei de slang. ‘Integendeel, God weet dat jullie de ogen zullen opengaan zodra je daarvan eet, dat jullie dan als goden zullen zijn en kennis zullen hebben van goed en kwaad.’
Evangelie: Matteüs 4,1-11
In die tijd werd Jezus door de Geest naar de woestijn gebracht om door de duivel op de proef gesteld te worden.
De beproever kwam naar Hem toe en zei: `Als U de Zoon van God bent, zeg dan dat deze stenen brood worden.'
Toen nam de duivel Hem mee naar de heilige stad, zette Hem op de rand van de tempel, en zei: `Als U de Zoon van God bent, spring dan naar beneden.
Weer nam de duivel Hem mee, nu naar een zeer hoge berg. Hij liet Hem alle koninkrijken van de wereld zien met al hun pracht, en zei: `Dit alles zal ik U geven, als U voor mij in aanbidding neervalt.'
DOOR DE WOESTIJN NAAR JERUZALEM
Matteüs heeft dit verhaal opgetekend, vele jaren na de kruisdood van Jezus, en met een grote genegenheid. Jezus wordt door de Geest naar de woestijn geleid om er te vasten en te bidden. Daar word je beproefd: de weg zoeken, met risico’s leren leven. Je moet vooruitziend zijn en toch rekenen op genade. Soms een hele tijd lang.
De overeenkomsten met de ‘exodus’, de uittocht van het Joodse volk uit Egypte liggen voor de hand: het getal 40 om een lange tijd aan te duiden; de bekoringen doen denken aan de aanbidding van het gouden kalf, en vooral de antwoorden van Jezus zijn genomen uit de woorden van Mozes.
Met deze antwoorden aan de duivel, vat Jezus zijn eigen uittocht aan, zoals het Joodse volk eeuwen tevoren is weggegaan uit Egypte. En net zoals Mozes, net zoals het Joodse volk van eeuwen tevoren, kiest Jezus bewust voor zijn levensweg, voor zijn uittocht:
- ‘een mens leeft niet van brood alleen’
- ‘de Heer, uw God, alleen zult ge aanbidden’
- ‘ge zult uw God niet op de proef stellen.’
Jezus zal door deze uittocht in Jeruzalem komen, waar Hij zal moeten lijden, sterven en op de derde dag verrijzen. De bekoringen in de woestijn, leren ons dat Jezus daarvoor kiest: bewust, weldoordacht, goed overwogen.
Zo was het lang geleden; zo is het ook op onze eigen levensweg: wij kennen diezelfde bekoringen en moeten ons leven lang dezelfde keuzen maken: waaraan geven wij voorrang, welke God of afgod willen wij dienen of aanbidden, waarvoor willen wij leven?
Zo is het ook in onze mensengeschiedenis. Volkeren in het Zuiden hebben voor hun idealen vaak een hoge prijs betaald, en betalen die nog. Bevrijdingsbewegingen en verzet tegen onrecht kostten bloed, tranen en ontzaglijk veel leed. En dikwijls mondden ze uit in nieuwe tijden van verdrukking, waar vroegere bevrijders genadeloze heersers werden. Uit die lange en vaak tragische geschiedenissen groeit soms de gevoeligheid voor het ‘woord van God’. Ons geloof als christenen kon in vele gevallen slechts ingang vinden bij de mensen van Latijns-Amerika en Afrika, wanneer zij hun eigen geschiedenis herkenden in de Bijbelse geschiedenis.
En een stapje verder: misschien maakt ons geloof in het westen een crisis door, omdat wij opnieuw naar ons eigen Egypte van materialisme en onechte levensdoelen zijn teruggekeerd. Zo roepen de verhalen van vandaag ons op om altijd opnieuw, hoopvol, te blijven kiezen voor de levensweg of de uittocht naar de echte bevrijding, los van valse bespiegelingen.