Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
E-mail mij
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
Doorheen de dagen
Ervaringen besproken
30-08-2014
ZONDAG 31 AUGUSTUS
22ste ZONDAG A – 31 AUGUSTUS 2014
VOLGELING VAN JEZUS ZIJN
Vorige week werd Petrus nog de hemel in geprezen: ‘je bent een rots, op jou kan ik mijn kerk bouwen.’ Vandaag is het helemaal anders. Jezus zegt wat hemzelf nog te wachten staat: Jeruzalem, een kruis, verraden en verlaten, en helemaal geen droom van roem of macht en aanzien. Meteen wil diezelfde Petrus tussenkomen: ‘Dat mag niet gebeuren, Heer!’
En dan krijgt hij, die Petrus, die zo geprezen werd, de steenrots, die de eerste paus zal worden, een stevige bolwassing: ‘Ga weg, Satan, weg, achteruit … je laat je leiden door menselijke overwegingen en niet door wat God wil.’
Eerste Lezing uit de brief van Paulus aan de christenen van Rome 12,1-2
Zusters en broeders, stem uw gedrag niet af op deze wereld. Word andere mensen, met een nieuwe gezindheid.
Evangelie Matteüs 16,21-27
In die tijd begon Jezus zijn leerlingen duidelijk te maken dat Hij naar Jeruzalem moest gaan; dat Hij daar veel zou moeten lijden van de oudsten, de hogepriesters en de schriftgeleerden, maar dat Hij na ter dood gebracht te zijn, op de derde dag zou verrijzen.
En daarna tot zijn leerlingen: ‘Wie mijn volgeling wil zijn, moet Mij volgen door zichzelf te verloochenen en zijn kruis op te nemen.
HIJ ZOU NOG VEEL MOETEN LIJDEN
Vorige zondag hoorden we Simon Petrus: ‘Gij zijt de Messias, de Zoon van de Levende God!’ Een kort moment heeft Petrus het diepste wezen van Jezus ingezien. Vandaag, slechts even later, zien we dat dit inzicht van Petrus nog niet volgroeid is. Heel kort schouwt Hij die diepte: een lichtflits, die maar even duurt en dan weer overgaat in schaduw. Eigenlijk zijn de verwachtingen van Petrus nog zeer aards gekleurd. Hij verwacht een koning in triomf, een machtige heerser, die door iedereen aanvaard en gevierd wordt – of, althans gevreesd om zijn macht. Daarom stuurt Jezus dit al te aardse beeld meteen bij. Hij zal Messias zijn op een heel onverwachte wijze, langs de weg van de liefde ten einde toe, in zijn lijden, in zijn sterven.
Daarop reageert Petrus zeer heftig, vanuit zijn al te aardse mening. En Jezus lijkt wel kwaad te worden. Hij wil zijn diepste roeping niet laten wegroven. Petrus wordt bijzonder streng terechtgewezen: ‘Ga weg, Satan.’ Hij wordt een satan genoemd, iemand, die op het verkeerde spoor zet. Dezelfde naam, die ook aan de verleider in de woestijn gegeven werd. Ook die Satan wilde Jezus van zijn echte roeping afleiden. Het moet hard aangekomen zijn voor die steenrots Petrus, die het goed bedoelde, en het toch helemaal verkeerd voorhad. Eerst stond hij ten volle open voor Gods Plan met de wereld; nu is hij afgeleid. Ongevoelig geworden voor wat God echt wil.
En zo is Petrus, al is hij dan de eerste paus geworden, ten volle mens zoals wij: heen en weer geschommeld tussen goed en kwaad, tussen wat God wil en wat ons voordeel is. Allemaal moeten wij een leven lang ons hart bekeren tot die Jezus, die zo onthutsend, zo verrassend, zo onverwacht is. Zijn wij niet allemaal geneigd om in ons eigen leven onmiddellijk succes te oogsten, zelfs in naam van geloof en kerk. Zijn wij soms niet ontgoocheld omdat die nieuwe, andere wereld op zich laat wachten?
Maar zo werkt het niet: de liefde boekt geen gemakkelijke triomfen, ook niet in onszelf. Altijd weer moeten wij, met telkens nieuwe moed de weg van ontmoediging en onbegrip, van tasten en zoeken gaan. De grootsheid van Gods liefde wordt juist duidelijk in het contrast met onze menselijke zwakheid. Een Messias in pracht en praal, dat zou geen echt nieuws geweest zijn, niet echt een blijde boodschap. De geschiedenis heeft er zoveel getoond: Alexander de Grote, Keizer Karel, Napoleon tot en met Hitler. Als Jezus zo geweest was, was Hij slechts één van die velen, van wie de naam en de faam zo vlug voorbijgegaan is. Het echte nieuwe, de echte blijde boodschap is een nederige Messias, die in zijn liefde tot het uiterste gaat. In zo iemand, in zulke Messias wordt God echt zichtbaar.
Bidden wij daarom dat wij op onze beurt mogen delen in de levensstijl van deze echte Messias, in wie God werkelijk aan het licht treedt.
Dit is een boodschap die iedere volwassene zou moeten lezen, omdat kinderen je gadeslaan en doen zoals jij doet, niet zoals jij zegt.
Toen jij dacht dat ik niet keek, zag ik dat jij mijn eerste schilderij aan de koelkast hing, en ik wou onmiddellijk een ander schilderen.
Toen jij dacht dat ik niet keek, zag ik dat jij een straatkat eten gaf, en ik leerde dat het goed was lief te zijn voor dieren.
Toen jij dacht dat ik niet keek, zag ik dat jij mijn favoriete cake bakte voor mij, en ik leerde dat kleine dingen heel speciale dingen kunnen zijn in het leven.
Toen jij dacht dat ik niet keek, hoorde ik dat jij een klein gebed uitsprak, en ik wist dat er een God is met wie ik altijd kan spreken, en ik leerde in God te vertrouwen.
Toen jij dacht dat ik niet keek, zag ik dat jij een maaltijd bereidde voor een zieke vriend, en ik leerde dat wij allemaal zorg moeten dragen voor elkaar.
Toen jij dacht dat ik niet keek, zag ik dat jij tijd en geld spendeerde aan mensen die niets hadden, en ik leerde dat zij die iets hebben het zouden moeten geven aan hen die het niet hebben.
Toen jij dacht dat ik niet keek, zag ik dat jij zorg droeg voor ons huis en al zijn bewoners, en ik leerde dat wij zorg moeten dragen voor alles wat ons is toebedeeld.
Toen jij dacht dat ik niet keek, zag ik dat jij jouw verantwoordelijkheden opnam, zelfs als jij je minder voelde, en ik leerde dat ik verantwoordelijk moest zijn als ik opgroeide.
Toen jij dacht dat ik niet keek, zag ik soms tranen in jouw ogen komen, en ik leerde dat dingen soms pijn doen maar dat het goed is te wenen.
Toen jij dacht dat ik niet keek, zag ik dat jij liefhad, en ik wou alles geven wat ik in mij had.
Toen jij dacht dat ik niet keek, leerde ik de meeste levenslessen; dat ik moest weten dat ik wilde opgroeien als een goed en dienstbaar mens.
Toen jij dacht dat ik niet keek, keek ik naar jou en wou ik zeggen: 'Bedankt voor alle dingen die ik zag wanneer jij dacht ik niet keek.'
Ik draag dit op aan alle mensen van wie ik weet dat zij zo veel doen voor anderen. Vergeet niet: kleine ogen zien heel veel. Elk van ons, ouder, grootouder, oom, tante of vriend beïnvloeden het leven van een kind.
Hoe zal jij vandaag het leven van een kind beroeren?
‘Jij bent Petrus en op die steenrots zal ik mijn Kerk bouwen’. Voor sommige mensen valt deze zin moeilijk. Zij willen echt christen zijn, zij hebben een grote bewondering voor Jezus, zij willen, net als Hij, weldoende rondgaan, zij willen zijn voetspoor volgen van liefde, hoop en bemoediging ... maar hebben problemen met de kerk.
Vandaar de vraag: wat wordt er met die zin bedoeld? Welke kerk had Jezus voor ogen of in gedachten?
Hoe dan ook: wij mogen geen stukjes evangelie weglaten, omdat ze ons moeilijk vallen. Ook in moeilijke passages heeft God ons wat te zeggen.
Eerste Lezing uit de brief van Paulus aan de christenen van Rome 11,33-36
Hoe onuitputtelijk zijn Gods rijkdom, wijsheid en kennis, hoe ondoorgrondelijk zijn oordelen en hoe onbegrijpelijk zijn wegen.
‘Wie kent de gedachten van de Heer, wie was ooit zijn raadsman?
Evangelie: Matteüs 16,13-20
In die tijd kwam Jezus in de streek van Caesarea van Filippus en Hij stelde zijn leerlingen deze vraag: ‘Wie is, volgens de opvatting van de mensen, de Mensenzoon?’
‘Maar gij – sprak Hij tot hen –, wie zegt gij dat Ik ben?’
Simon Petrus antwoordde: ‘Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God.’
‘GIJ ZIJT DE CHRISTUS'
Een tiental dagen geleden hoorden we nog in de lofzang van Maria: ‘Hij toont zijn macht, en drijft uiteen wie zich verheven wanen’. Zó is God: aan de kant van wie onrecht lijdt. Zó is dan ook de Christus, de Zoon van de levende God.
Als Hij zijn openbaar optreden begint, gebruikt Jezus trouwens deze woorden van Jesaja: ‘De Geest van de Heer heeft mij gezonden om verdrukten in vrijheid te laten gaan.’
En Hij licht toe ‘Het Schriftwoord dat gij hoort, is nu in vervulling gegaan.’ Laat er geen twijfel over bestaan. Hij kiest de kant van hen die geslagen worden, en niet van hen die slagen toebrengen.
Vandaag horen we dezelfde boodschap. De leerlingen herkennen Jezus als God zelf: ‘Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God’. Eigenlijk zegt Petrus: ‘zoals Gij handelt, zo is God’.
En dan antwoordt Jezus: ‘Omdat Gij dat hebt ingezien, zal ik op u mijn kerk bouwen’. Zijn Kerk leeft daar, waar mensen deze zending verder zetten, waar mensen aan de kant staan van hen, die geslagen worden, en niet aan de kant van hen die slagen toebrengen.
Misschien moeten wij wel zo de woorden verstaan, die we deze week, tot tweemaal toe in het evangelie lazen: ‘Veel eersten zullen laatsten en veel laatsten zullen eersten zijn.’
Het hoofd van de indianen had vier zonen. Hij wilde zijn zonen leren niet te vlug te oordelen. Hij zond hen alle vier uit, om naar een perenboom te gaan kijken, ver weg.
De eerste zoon vertrok in de winter, de tweede in de lente, de derde in de zomer, en de jongste tijdens de herfst.
Nadat ze allen na verloop van tijd terug waren riep hij hen bijeen om te beschrijven wat ze hadden gezien.
De eerste zoon zei dat de boom lelijk was, krom en warrig. De tweede zoon weerlegde dit en zei dat de boom vol stond met groene knoppen en dus vol beloftes. De derde zoon was het daarmee niet eens; hij zei dat de boom beladen was met bloesems die zeer zoet geurden en zeer mooi oogden. Het was het mooiste dat hij ooit had gezien. De laatste zoon was het niet eens met zijn drie broers; hij zei dat de boom rijk was aan fruit, vol van energie en kracht.
Het opperhoofd zei dat ze allen gelijk hadden omdat ze elk slechts een seizoen in het leven van de boom hadden gezien.
Hij verklaarde verder dat je noch een boom noch een mens kan beoordelen naar één seizoen. Je kan de essentie van wat ze zijn en de vreugde en liefde die van hen komen enkel op het einde meten, wanneer alle seizoenen voorbij zijn.
Als je het opgeeft in jouw winter dan mis je de belofte van jouw lente, de mooiheid van jouw zomer en de vervolmaking van jouw herfst.
Vrouwen spelen wel eens meer een belangrijke rol in het evangelie. Zo is er vandaag een vrouw uit Kana, die enkele, zeer rake woorden spreekt: vanuit een eenvoudig geloof roept zij Jezus ter hulp.
Dank zij haar grote geloof ondervindt zij dat zij – ook als vreemdelinge – niet aan de kant wordt gezet en dat in Jezus een barmhartige, medelevende God zichtbaar wordt.
Laten ook wij ons hart voor God openstellen en als kleine mensen de gave van een kinderlijk geloof vragen.
Eerste Lezing: uit de profeet Jesaja 56, 1.6-7
Zo spreekt God de HEER: ‘De vreemdelingen die zich bij de HEER aansluiten om Hem te dienen, die zijn naam met liefde vereren en zijn dienaren willen zijn, hen breng Ik naar mijn heilige berg en Ik geef hun vreugde in mijn huis van gebed.
Evangelie: Matteüs 15, 21-28
Op een gegeven ogenblik trad een Kananese vrouw naar voren, luid roepend: ‘Heb medelijden met mij, Heer, Zoon van David!' Hij gaf haar ten antwoord: ‘Het is niet goed het brood dat voor de kinderen bestemd is, aan de honden te geven.’ ‘Toch wel, Heer – sprak zij – want de honden eten immers toch ook de kruimels die van de tafel van hun meesters vallen.’
Daarop zei Jezus haar: ‘Vrouw, ge hebt een groot geloof! ‘Uw verlangen wordt ingewilligd.’ En van dat ogenblik was haar dochter genezen.
DE KRUIMELS VAN DE TAFEL
‘De honden eten toch de kruimels brood die van de tafel vallen.’ Het is een kort zinnetje dat veel zegt. In hun eigenwaan noemden de Joden de andere volken ‘honden’: ‘ZIJ waren Gods geliefden, ZIJ waren zoveel beter. Die zelfvoldane eigenwaan en hoogmoed worden terechtgewezen. Jezus is er niet enkel voor hen: Hij is gekomen voor alle volken. Er is daarbij geen enkele voorkeur. Gods liefde gaat uit naar alle mensen. Elke vorm van uitsluiting wordt verworpen. Laten wij dat niet vergeten: Gods helende liefde gaat uit naar alle mensen.
En dan is er dat woordje ‘brood’. Zo vaak duidt het op Jezus zelf: zelf is Hij het levende brood voor het heil van de mensen. Zijn vele naamchristenen niet gewoon geworden aan het evangelie? Zó gewoon dat het hen niet meer raakt? De boodschap gaat aan hen voorbij, omdat ze opgeslorpt worden door andere boodschappen, die niet echt genezen.
Hoe dankbaar echter kunnen zoekende mensen zijn voor de kruimels van het evangelie, voor het levende brood dat Jezus is! Die vrouw verlangt ten volle naar een Woord van Hem. Wie zo verlangend openstaan worden verzadigd. Zij krijgen het goede brood van de blijde boodschap.
Als voor vele mensen het evangelie verbleekt is, is dat niet omdat zij dit woord van leven niet meer nodig hebben, maar omdat zij hun heil zoeken in andere woorden, die heel vlug lege dozen blijken. Maar wie openstaat voor waarheid, goedheid en schoonheid, bloeit open voor Jezus en vindt voedsel in ZIJN woord van leven.
Zalig zijn die mensen, die hongeren naar echte woorden van leven. Maar bij hen, die het evangelie al lang menen te kennen, is er soms alleen verveling en gewoonte. Mochten wij, zoals die vrouw, met heel ons hart openstaan voor het woord van Jezus, dat ons leven kan genezen en helen.
Zou er op deze wereld wel een vrouw zijn van wie meer portretten geschilderd of meer beelden gebeiteld werden, dan van Maria? De laatste jaren lijkt het wat stiller geworden rond haar. En toch …
Als mensen in nood zitten, komen ze vaak in stilte eerst bij haar met hun zorgen en beden. De moeder Gods, dé moeder bij uitstek. Zij was bij Jezus van bij de geboorte tot aan het graf. En na Zijn dood was zij bij Zijn leerlingen, de eerste missionarissen van onze Kerk.
Jezus zelf gaf ons haar als moeder. Vandaag vieren wij Maria met lichaam en ziel ten hemel werd opgenomen. Het is zonder enige twijfel het grootste van alle Mariafeesten in de jaarkring, dit hoogfeest van zijn en van onze moeder.
Lezing uit de 1ste brief aan de christenen van Korinthe 15,54-57
Zusters en broeders, wanneer dit vergankelijke lichaam is bekleed met het onvergankelijke, zal wat geschreven staat in vervulling gaan: ‘De dood is opgeslokt en overwonnen. Dood, waar is je overwinning? Dood, waar is je angel?’
Evangelie: Lucas 1,46-56
‘Mijn ziel prijst en looft de Heer,
mijn hart juicht om God, mijn redder:
Hij toont zijn macht en de kracht van zijn arm
en drijft uiteen wie zich verheven wanen,
heersers stoot Hij van hun troon
en wie gering is geeft Hij aanzien.
‘HIJ DRIJFT UITEEN WIE ZICH VERHEVEN WANEN'
Het mysterie, dat wij vandaag vieren, de tenhemelopneming van Maria, gaat ons verstand volledig te boven. Daarom een korte bezinning, die vertrekt van de mooiste zinnen uit het Magnificat, woorden, die kleine mensen alleen maar kunnen verheugen en bemoedigen:
Hij toont de kracht van zijn arm;
slaat trotsen van hart uiteen.
Heersers ontneemt Hij hun troon,
maar Hij verheft de geringen.
Die hongeren overlaadt Hij met gaven,
en rijken zendt Hij heen met lege handen.
Daarom mogen we mijmeren:
Maria leeft in elke vrouw
in elke mens
die om het even waar
wordt vergeten en over het hoofd gezien.
Maria leeft in elke vrouw
in elke mens
van wie niemand iets verwacht.
Maria leeft in elke mens
die niet berust bij minachting of onmacht
maar die - tenminste bij zichzelf -
de hoop wakker houdt
dat ook een neergeslagen mens
ooit rechtop zal lopen.
Maria leeft in elke mens
die weigert te verlammen in de angst
en durft te geloven in dat woord:
‘vrees niet,
met jou wil God iets nieuws beginnen.
Ieder mens kan in zijn of haar leven
de kiemen dragen van een nieuwe toekomst.
vrij naar Carlos Desoete
In deze geest wil ik jullie van ganser harte een zalige hoogdag wensen!
ALS EEN JA-WOORD GEGEVEN
Mijn verste herinnering als kind, is die aan de Lourdesgrot in de tuin van mijn grootouders. Als ik bloemetjes durfde plukken in de hof, dan werd ik gestraft, maar als de bloemetjes bedoeld waren voor O.-L.-Vrouw in de grot, dan was oma nooit kwaad.
Bij ons thuis werd er veel gesproken over Maria: je mocht haar alles vragen, wat ik dan ook als kind graag deed. Je mocht aan Maria alles opbiechten, want zij werd nooit kwaad, mijn moeder soms wel.
Je moest véél tot haar bidden, want zij bemiddelde bij Jezus en bij God, de Vader.
Je moest eerbiedig over haar praten, want zij was toch de moeder van Jezus, maar dat begreep ik niet zo goed.
Mijn ouders en grootouders hadden in feite gelijk: Het is gemakkelijker te bidden tot Maria. Zij is een vrouw en ook moeder.
Als vrouw vind je in Maria een herkenbare figuur, een lotgenote die geluk en vreugde, maar ook veel leed en pijn heeft gekend.
Wat me het meest aanspreekt in Maria is haar 'jawoord', waarnaar ze leefde en waaraan zij trouw is gebleven.
Ik probeer haar als voorbeeld te stellen, want ook ik heb mijn 'jawoord' gegeven. Vooral als het eens moeilijker is, kijk ik naar haar op en bid ik tot haar om sterkte en trouw.
Bron: Zondagsvieringen Dominicanen
DE PIËTA'S
Iets maakt de lippen der piëta’s droever
in de schemer der kerken, achteraan,
als kwam, al de onrust van duizend moeders,
hier, voor de tralies, bij kaarslicht te saam.
Zij zaten alleen – inderhaast aan markt en
keuken ontsnapt, vrouwtjes klein en devoot –
te zwijgen. En elk was een moeder van smarten,
met welk zwaard in het hart, met welk kind op de schoot?
God is niet angstaanjagend, zoals in het verleden wel eens voorgehouden werd. Hij is heel anders, Hij wil ons ter hulp komen en nabij zijn.
Dat horen we vandaag in de twee lezingen. Hij komt niet in het geweld van storm, donder en bliksem. Integendeel, zijn nabijheid doet deugd als een zachte, verkwikkende bries.
En als Petrus dreigt onder te gaan, omdat Hij vertrouwt op het woord van de Heer, en Jezus – over het water – tegemoet gaat, komt Die zelf hem te hulp en reikt hem de hand.
Ook wij kunnen soms op het punt staan om onder te gaan: daarom bidden wij dat Hij ook ons voelbaar en tastbaar de hand reikt.
Eerste Lezing: uit het eerste boek ‘Koningen’ 19,9a.11-13a
Elia stond op, en liep tot hij bij de Horeb kwam, de berg van God. Daar ging hij een grot binnen om er de nacht door te brengen. Toen richtte de HEER zich tot hem met de woorden: ‘Kom naar buiten, en treed hier op de berg voor mij aan.’ En daar kwam de HEER voorbij, niet in een windvlaag, niet in een aardbeving, niet in een vuur. Maar in het gefluister van een zachte bries.
Evangelie: Matteüs 14,22-33
Tegen de morgen kwam Jezus te voet over het meer naar hen toe. Maar toen de leerlingen Hem zo over het meer zagen gaan, raakten zij van streek omdat zij een spook meenden te zien en zij begonnen van angst te schreeuwen.
Maar Jezus zei onmiddellijk tot hen: ‘Wees gerust, Ik ben het. Vrees niet.’ ‘Heer, - antwoordde Petrus - als Gij het zijt, zeg mij dan dat ik over het water naar U toe moet komen.’ Waarop Jezus sprak: ‘Kom!’ Petrus stapte uit de boot en liep over het water naar Jezus toe.
Maar toen hij merkte hoe hevig de wind was, werd hij bang; hij begon te zinken en schreeuwde: ‘Heer, red mij!’ Terstond stak Jezus zijn hand uit en greep hem vast, terwijl Hij tot hem zei: ‘Kleingelovige, waarom hebt ge getwijfeld?’
Nadat zij in de boot gestapt waren, ging de wind liggen.
BEZINNING BIJ HET EVANGELIE
Geliefde broeders en zusters,
Een aalmoezenier van een universitair ziekenhuis vertelde mij het verhaal van Bartje, een kleine jongen van zes jaar, zonder enige familie, stervensziek. Bartje vroeg aan de aalmoezenier: 'Ik ben echt ziek, denk je ook niet …' De priester antwoordde dat hij dat ook zo aanvoelde. 'En wat gebeurt er dan?', vroeg de kleine jongen, 'ga ik verdrinken in een zee?'
Neen', zei de aalmoezenier, 'je zal niet verdrinken in het water. Iemand, Jezus, waarover ik je verteld heb, staat je op te wachten met open armen: je moet zomaar over het water naar Hem toelopen en in zijn armen springen.'
Wacht Jezus op mij?', vroeg Bartje, 'dan loop ik vandaag of morgen zeker naar Hem toe!'
Zo gebeurt het evangelie dat zojuist is voorgelezen, ook nog vandaag. De leerlingen van Jezus hebben tegenwind. Zij zijn volop in de storm. Iemand komt over de golven naar hen toe. Zij zien spookbeelden in de hevigheid van de storm. Maar dan krijgt die figuur een eigen gelaat, zijn woord heeft een vertrouwde klank: 'Rustig, wees niet bang.' Altijd komt Jezus, ook in de storm en als het spookt in het hart, mensen tegemoet met zijn meest eigen boodschap: 'Vrede!' Dit woord geeft vertrouwen aan Petrus. Hij loopt naar Jezus toe. Maar zijn angst is nog groter dan zijn vertrouwen. Hij zinkt weg in zijn twijfel. Dan steekt Jezus zijn hand uit en grijpt Petrus vast. De storm gaat liggen op het meer en ook in het hart van Petrus.
Geliefde vrienden, hebben ook wij geen ervaring van tegenwind? Moeten ook wij ons niet door de stormen van het leven heen vechten? Dan kan het erop lijken dat het gelaat van Jezus vaag en wazig is. Maar toch spreekt Hij tot ons hart. Hij zegt ons: 'Wees maar niet bang.' Zijn liefde verlangt, bv. in het gebed, onze vrees te overwinnen. Maar wij durven dan nog niet voluit op Hem vertrouwen. Hoe dikwijls gaat ons geloof niet kopje onder als de golven van de zorgen en de moeilijkheden op ons af komen? Maar Jezus wacht ons steeds weer op. Zijn hand is altijd naar ieder van ons uitgestoken. Uiteindelijk is dit de beslissende uitdaging van ons leven: ons aan God toevertrouwen. En dikwijls gaat zulke overgave ook samen met een nieuw vertrouwen in mensen. Dit is de echte strijd van het geloof: ons aan de Liefde toevertrouwen!
Misschien moeten wij juist op dit ogenblik van ons leven deze keuze maken of deze opnieuw maken. Wij kunnen ook elke avond dit vertrouwen uitbidden, bv. in het 'onze vader'. Moge dit vertrouwen ons van elke vrees in ons hart genezen en ons tot vreugde zijn.
In Flanders Fields staan de papavers rood onder het zwart gelid der houten kruisen. De leeuwerik vliegt tegen vuur en dood gevederd in de hemel van Diksmuide en zaait zijn lied tussen schrapnels en schroot. Wij zijn de doden thans. Maar kortgeleden nog levenden die liefhadden en streden voor dat schoon land waarvan wij zonen waren. Nu liggen wij alleen in Vlaanderens aarde, in Flanders Fields!
In Flanders Fields staan de papavers rood tegen de grijze schilden van de zerken. De wind waait als een boom boven het groot landschap tussen Langemark en Klerken dat zich beschermt gelijk een moederschoot. Wij zijn de doden thans. Maar kortgeleden nog levenden met leuzen en gebeden voor dat schoon land waarvan wij zonen waren. Nu liggen wij voorgoed in Vlaanderens aarde, in Flanders Fields!
In Flanders Fields staan de papavers rood als roest gespat over verminkte graven. De blauwvoet met zijn zuivere vleugels stoot tegen de hiërogliefen van de namen, de regen leest de zwarte letters bloot. Wij zijn de doden thans. Maar kortgeleden nog levenden almachtig aangetreden voor dat schoon land waarvan wij zonen waren. Nu liggen wij doodstil in Vlaanderens aarde, in Flanders Fields!
Straks horen we opnieuw 2 lezingen, die bemoedigen. Eerst het einde van het eerste deel van de brief van Paulus aan de christenen van Rome: ‘als God voor ons is, wie kan of zal dan tegen zijn.’ We moeten daarom niet denken dat wij beter zijn, dan andere mensen ’omdat God bij ons is’. Maar we mogen daaruit wel vertrouwen putten.
En nadien horen we het wonder van de broden en de vissen. Laat dit wonder van de broden en de vissen ons helpen om dag aan dag te leven, en te delen in verbondenheid met de minsten van deze aarde.
Laten wij proberen hun gezichtspunt aan te nemen, het is vaak heel anders dan het standpunt van de rijke landen, van de rijke mensen.
Lezing: uit de brief aan de christenen van Rome 8,35.37-39
Zusters en broeders, wie of wat zal ons scheiden van de liefde van Christus? Tegenspoed, ellende of vervolging, honger of armoede, gevaar of het zwaard? Over dit alles zegevieren wij glansrijk dankzij Hem die ons heeft liefgehad.
Evangelie: Matteüs 14,13-21
Jezus week met een boot uit naar een eenzame plaats om alleen te zijn. Toen de mensen dat hoorden, volgden ze Hem te voet vanuit de steden. Toen Hij van boord ging, zag Hij een grote menigte. Hij had zeer met hen te doen en genas hun zieken.
En Hij verzocht de mensen op het gras te gaan zitten, nam die vijf broden en twee vissen, keek op naar de hemel, sprak de zegenbede uit, Hij brak de broden en gaf ze aan de leerlingen, en de leerlingen gaven ze aan de mensen. Allemaal hadden ze volop te eten.
HET FEEST VAN DE GEMEENSCHAP
Geliefde broeders en zusters
Wanneer mensen honger hebben aan brood en vriendschap, zijn er drie mogelijkheden om hen te helpen. Men kan vooreerst verwijzen naar hun eigen verantwoordelijkheid om zelf voor hun leven in te staan. Dit is zeker belangrijk, maar soms is dit een alibi om niet solidair te moeten zijn.
Men kan ook een actie van solidariteit organiseren langs persoonlijke weg of op een structurele wijze. Dit is zeker heel zinvol en efficiënt.
Maar het is ook mogelijk mensen samen te brengen in een maaltijd, waarin zij elkaar tot vreugde zijn en waar de liefde circuleert onder elkaar. Een dergelijk initiatief is bv. het 'Café Anoniem' in Hasselt, een thuis voor migranten en Vlamingen. Men kan er binnenspringen voor een tas koffie en een ontmoeting met vrienden. Regelmatig is er ook de gelegenheid om samen te middagmalen voor een bescheiden bijdrage. En op kerstdag en bij andere gelegenheden is er een groot vriendenmaal, waarin mensen uit vele volkeren en ook mensen die door het leven gekwetst zijn, elkaar hartelijk ontmoeten.
Deze dynamiek van brood en vriendschap vinden wij terug in het evangelie van vandaag. Men kan zelfs zeggen dat zulk initiatief als het ware aan het evangelie ontspringt. In het evangelie van vandaag zijn vele mensen met Jezus samen op een eenzame plaats. Als het avond wordt, geven de leerlingen van Jezus er zich rekenschap van dat al die mensen wel honger zullen hebben, maar dat er op deze eenzame plaats geen voedsel voorhanden is. Hun eerste voorstel is dat deze mensen zelf hun verantwoordelijkheid nemen. Zij kunnen toch naar de dorpen in de omtrek gaan en daar eten kopen! Maar Jezus reageert door te zeggen dat de leerlingen zelf voor eten moeten zorgen. Zo beginnen de leerlingen te denken aan een tweede mogelijkheid: een voedselvoorziening 'organiseren' met het weinige dat voorhanden is. Maar Jezus zelf denkt aan een derde, heel nieuwe mogelijkheid. Hij nodigt de mensen uit voor een gezamenlijke maaltijd, samen gezeten op het gras op die eenzame plek. Het wordt door de zegening van brood en vissen een overvloedige maaltijd. Niet alleen twaalf korven voedsel blijven erover, maar in het hart van al die mensen is er nieuwe vriendschap gegroeid.
Waartoe kan dit evangelie ons deze week inspireren? Jezus nodigt ons telkens weer uit om als gemeenschap één van hart en één van geest te zijn. En een bevoorrechte plaats om gemeenschap te zijn is volgens het evangelie de maaltijd. Wij zouden bv. in ons eigen gezin de maaltijd ’s avonds of ’s zondags als een echte ontmoeting kunnen beleven. Wij kunnen ook geburen of een vriend of eenzame mensen aan tafel uitnodigen voor een maaltijd en voor een gesprek. Wij kunnen zelf op bezoek gaan bij mensen die naar een bezoek uitkijken en waar de tafel figuurlijk altijd gedekt is. Tijdens deze vakantietijd zijn er zeker heel wat mogelijkheden. En eigenlijk kan elke ontmoeting tot een wederzijdse vreugde uitgroeien.
(Homilie van Mgr. Paul Schruers z.g.)
Bidden om dagelijks brood is vragen om menswaardig te mogen leven. Dat moet elke dag opnieuw gevraagd worden.
Elke dag opnieuw kan het ons ontbreken aan waardering, aan liefde, aan warmte en veiligheid, allemaal dingen die we brood-nodig hebben.
Elke dag kan het ons ontbreken aan moed, aan trouw, aan inzet en goede wil om brood te zijn voor anderen.
Brood verbindt mensen met elkaar.
Brood kan ook een mens met God verbinden. Dan wordt het eerbiedig op de hand gelegd en geproefd, gesmaakt en verteerd.
Dan wordt dat stukje brood een teken dat Hij ons brood-nodig heeft om zijn wereld nieuw leven in te blazen, om gist te worden in het deeg dat morgen brood zal zijn, om de wereld te herscheppen tot Gods akker waar koren en rijst naar hartenlust mogen groeien voor elke mens.
Het kan gebeuren dat wij opeens, in een flits, vaststellen en inzien dat andere dingen veel belangrijker zijn, dan datgene wat dagelijks onze aandacht opeist. Bepaalde gebeurtenissen of ervaringen kunnen ons de vraag doen stellen: wat is nu écht belangrijk, waar komt het nu écht op aan in mijn leven?
Jezus spreekt daar vandaag over in twee korte parabels: het Rijk der hemelen lijkt op een schat, verborgen in een akker, vergeten en uit het oog verloren. En het lijkt ook op een kostbare parel …
Waar ligt voor ons die verborgen schat? Wat is voor ons die kostbare parel? Kortom: waar leggen wij de klemtoon in ons leven?
Eerste Lezing: Uit het eerste boek der Koningen 3,5.7-12
Salomo vroeg aan de HEER: U, HEER, mijn God, hebt mij als opvolger van mijn vader David, als koning aangesteld. Maar ik ben nog zo jong en ik heb geen ervaring. Ik sta nu voor de taak uw uitverkoren volk te leiden, een volk zo talrijk dat het niet te tellen is.
Schenk uw dienaar een opmerkzame geest, zodat ik uw volk kan besturen en onderscheid kan maken tussen goed en kwaad.
Evangelie: Matteüs 13,44-46
In die tijd zei Jezus tot de menigte: ‘Het Rijk der hemelen gelijkt op een schat, verborgen in een akker. Toen iemand hem vond, verborg hij hem weer, en in zijn blijdschap ging hij alles te gelde maken wat hij bezat en kocht die akker.
Ook gelijkt het Rijk der hemelen op een koopman, op zoek naar mooie parels. Toen hij een parel van grote waarde had gevonden, ging hij alles verkopen wat hij bezat en kocht haar.’
BEZINNING BIJ HET EVANGELIE
De schat in de akker, waarvoor je alles prijsgeeft. De mooie parel, die meer waard is dan al het andere. Wat is voor ons het belangrijkste in ons leven? De mening zal verschillen van mens tot mens en van moment tot moment.
Een goede gezondheid, zoals wij elkaar met Nieuwjaar wensen? Een carrière met veel succes en veel geld? Dat we gespaard blijven van rampen, dat de zaken goed mogen gaan, dat de kinderen goed terechtkomen?
Elk van ons heeft wel zijn eigen antwoord op elk ogenblik. Wij bidden er ook voor dat onze wensen in vervulling mogen gaan…
En toch zien we meer dan eens:
mensen die rijk zijn – maar geen vreugde kennen.
mensen die gezond zijn – maar niet gelukkig.
mensen die geslaagd zijn in het leven – maar onvoldaan blijven.
Waar zijn die schat of die parel dan wel verborgen, en door ons misschien vergeten of uit het oog verloren?
De droom van Salomo kan ons een lesje leren. De Heer vraagt aan de jonge koning: ‘Wat wil je dat Ik je geef?’ En Salomo vraagt niet om rijkdom of een lang leven. Hij vraagt om een opmerkzame geest en een luisterend hart. Hij vraagt om ontvankelijk te blijven voor Gods Woord, Hij vraagt om te kunnen onderscheiden waar het op aankomt. Kortom: hij vraagt om inzicht en levenskunst.
‘God, onze Vader,
geef ook aan ons een deeltje van de wijsheid
die Gij aan Salomo verleend hebt.
Dat ook wij ontvankelijk mogen worden voor Uw stem,
die zo zacht klinkt en overstemd wordt
in het rumoer van onze wereld.
Uw stem, die ons de weg wijst
naar Uw beloofde Rijk
van waarheid, heiligheid en liefde.
Want Uw Rijk is de parel,
die meer waard is dan al het andere,
Uw Rijk is de waarachtige schat,
verborgen in de akker van ons leven,
verloren in de akker van de wereld. Amen.’
Het is plezierig leven in het westen:
eten en drinken in overvloed,
beschermd en beschut aan alle kanten.
En als we toch eens over kop gaan
is er nog altijd het vangnet van de sociale zekerheid.
Een man en zijn zoon lopen in het bos, plotseling struikelt de jongen en omdat hij een scherpe pijn voelt roept hij: 'Ahhhh'. Verrast hoort hij een stem vanuit de bergen die 'Ahhhh' roept. Vol nieuwsgierigheid roept hij: 'Wie ben jij?', maar het enige antwoord dat hij terugkrijgt is: 'Wie ben jij?'. Hij wordt kwaad en hij roept: 'Je bent een lafaard!', waarop de stem antwoordt: 'Je bent een lafaard!'. Daarop kijkt de jongen naar zijn vader en vraagt: 'Papa, wat gebeurt hier?'.
De man antwoordt: 'Zoon, let op!' en hij roept vervolgens:' Ik bewonder jou!'. De stem antwoordt: 'Ik bewonder jou!'. De vader roept: 'Jij bent prachtig!' en de stem antwoordt: 'Jij bent prachtig!'. De jongen is verbaasd, maar begrijpt nog steeds niet wat er aan de hand is.
Daarop legt de vader uit: 'De mensen noemen dit ECHO, maar in feite is dit het LEVEN! Het leven geeft je altijd terug wat jij erin binnen brengt. Het leven is een spiegel van jouw handelingen. Als je meer liefde wilt, geef dan meer liefde! Wil je meer vriendelijkheid, geef dan meer vriendelijkheid! Als je begrip en respect wenst, geef dan begrip en respect. Wil je dat mensen geduldig en respectvol met je omgaan, geef hen dan geduld en respect! Deze natuurwet gaat op voor elk aspect van ons leven.'
Het leven geeft je altijd terug wat jij erin brengt, het is geen toeval, maar een spiegel van jouw eigen handelingen.
Vandaag horen we de parabel van het onkruid tussen de tarwe. Er is inderdaad op aarde ook zaad uitgestrooid, dat geen goede vruchten draagt. Velen denken dan meteen aan wieden of sproeien om de tuin of de akker zuiver te houden.
Maar Jezus geeft geen les in land- of tuinbouw! Het gaat over mensen, en dan kijkt God met andere ogen: Hij laat alle gewassen, alle mensen, de kans om te groeien. Dit is geen pleidooi voor laksheid of voor onkruidzaaiers, maar een oproep tot geduld: mensen kunnen veranderen in de loop van hun leven, zij kunnen door ervaringen wijzer worden.
Daarom wordt ons vandaag gezegd: laat mensen de tijd om te groeien.
Eerste Lezing: uit het boek Wijsheid 12,13.16-19
Uw macht is de bron van uw rechtvaardigheid, en omdat u over alle mensen heerst, kunt u ook iedereen sparen.
Omdat u heer en meester bent kunt u uw macht uitoefenen wanneer u dat wilt. Toch oordeelt u zachtmoedig en regeert u ons op milde wijze. Door zo te handelen hebt u uw volk geleerd dat rechtvaardigen menslievend moeten zijn; u geeft uw kinderen de hoop dat zondaars naar u kunnen terugkeren.
Evangelie: Matteüs 13,24-30
Jezus hield de mensen deze gelijkenis voor: `Met het koninkrijk der hemelen gaat het als met iemand die goed zaad op zijn akker had gezaaid. Toen iedereen sliep, kwam zijn vijand, zaaide onkruid tussen de tarwe en ging weer weg.
Hij zei hun: 'Laat ze samen opgroeien tot de oogst, en in de oogsttijd zal ik tegen de maaiers zeggen: Haal eerst het onkruid bijeen en bind het in bussels om het te verbranden, maar verzamel de tarwe in mijn schuur.''
BEZINNING BIJ HET EVANGELIE
Onlangs vertelden mij een vader en een moeder: 'Wij hebben heel goede kinderen. Zij zijn nog altijd leider in een jeugdbeweging. Thuis zijn zij heel dienstbaar. Zij nemen hun studies ter harte. Maar met sommige aspecten in hun manier van leven hebben wij soms moeite. Wij willen de sfeer niet bederven door hen te bevragen. Wat moeten wij doen?'
Een jongere getuigde over zijn vriendengroep: 'Het zijn heel toffe typen. Wij gaan voor elkaar door het vuur. Wij maken heel veel plezier onder elkaar. De anderen weten dat ik probeer als een christen te leven. Zij lachen daar soms een beetje mee, maar zij vinden mij toch sympathiek. Soms proberen wij samen over serieuze dingen te spreken, maar ik voel dat ik daarin niet te ver mag gaan.'
En iemand zei over zijn parochiegemeenschap: 'Het gaat niet slecht bij ons. Maar het blijft soms zo oppervlakkig. Het radicale evangelie is weinig aan de orde. Bidden vele mensen wel echt in de eucharistie? Heeft het evangelie invloed op hun leven van iedere dag? Soms probeer ik mijn medechristenen op te roepen om meer evangelisch te leven. Zij hebben daar soms wel oor voor. Maar als ik teveel aandring, sluiten zij zich af. Ik voel dat er grenzen zijn.'
Geliefde vrienden, voor al die ervaringen is het evangelie van vandaag misschien wel een licht op onze weg. Jezus spreekt over een akker, waarop tarwe en een onkruid dat veel op tarwe gelijkt, samen opschieten. De knechten van die landbouwer stellen voor het onkruid uit te trekken. Maar die landbouwer heeft reeds heel wat ervaring. Hij vreest dat samen met het onkruid ook heel wat tarwe verloren zal gaan. Hij wacht dan ook liever de tijd van de oogst af om dan de goede tarwe te redden.
In onze gemeenschappen, in onze families, in ons eigen hart groeien tarwe en onkruid door elkaar. Als wij teveel oog hebben voor het onkruid en het ongenadig wieden, kan de goede tarwe van de liefde gekwetst worden. En dat zou echt niet goed zijn!
Wat kunnen wij dan doen deze week? Wij kunnen bij elkaar en in ons eigen leven vooral oog hebben voor wat goed is en ons daarin verheugen. Misschien kwijnt het minder goede dan wel vanzelf weg. En elke avond kunnen wij God danken voor zoveel goeds dat wij nu met nieuwe ogen gezien hebben.
(Een homilie van Mgr. Paul Schruers z.g.)
Godsdienst drijft een wig tussen de mensen,
verdeelt hen in goeden en kwaden,
maakt hen tot vijanden
die elkaar bestrijden,
desnoods te vuur en te zwaard.
Zo leert ons de geschiedenis
en zo lijkt het ook vandaag heel dikwijls te gaan.
Geen wonder dat er mensen zijn die zeggen:
wied godsdienst weg uit het hart van de mens
en plant er mensendienst voor in de plaats.
Eigenlijk zitten wij dan dicht
bij de kern van ons geloof.
Want schrijft Johannes niet:
'Kom mij niet vertellen dat je van God houdt
als jij je medemens niet liefhebt.
Want als je de medemens,
die je ziet, niet liefhebt,
hoe kun je dan God liefhebben
die je nooit hebt gezien?'
(1 Joannes 4,20)
Als ik goed begrijp
moet mijn liefde eerst naar de mens uitgaan.
Pas daarna mag ik van God spreken,
pas daarna mag ik heel voorzichtig ‘Vader’ zeggen.
Eens op een keer was er een arm, heel vroom boertje gestorven, en hij kwam toen voor de poort van de hemel. En tegelijkertijd is er een heel erg rijke heer geweest en die wou óók de hemel in. Daar kwam Sint Pieter met de sleutel, en hij doet open en laat de heer binnen, maar het boertje had hij, naar 't scheen, niet gezien, en meteen ging de poort weer dicht.
Nu kon 't boertje van buiten horen, hoe de meneer met alle mogelijke vreugde in de hemel werd opgenomen en hoe ze daarbinnen muziek maakten en zongen. Tenslotte werd het weer stil, en daar kwam Sint Pieter weer, en hij maakte de poort van de hemel open, en liet ’t boertje nu ook binnen. Nu meende het boertje dat er nu ook muziek en zang zou zijn, nu hij daar kwam, maar alles was en bleef stil; ze namen hem wel met alle mogelijke liefde op, en de engelen kwamen hem tegemoet, maar zingen deed er niemand.
Nu vroeg het boertje aan Sint Pieter, waarom ze bij hem niet zongen, zoals bij die rijke heer; het ging er dan toch, vond hij, in de hemel ook niet eerlijk toe, net als op aarde. Toen zei de heilige Petrus: 'Nee vriend, je bent ons net zo lief als al de anderen, en je zult van alle hemelse vreugden genieten net als die rijke meneer, maar kijk es, arme boertjes zoals jij die komen er hier in de hemel elke dag; maar zo'n rijke meneer, die komt er hierboven maar eens in de honderd jaar!'