De weinige dagen die Franciscus tot zijn heengaan restten, bracht hij door met lofprijzingen en hij vroeg zijn meest geliefde gezellen Christus met hem te prijzen. Zo goed en zo kwaad als het ging, hief hij de psalm aan: 'Ik verhef mijn stem tot de Heer, mijn stem tot de Heer om erbarmen' (Ps. 142).
Hij nodigde ook alle schepselen uit de Heer te prijzen, en door de woorden die hij ooit zelf gedicht had, spoorde hij hen aan God lief te hebben.
Ja zelfs de dood zelf, toch voor iedereen verschrikkelijk en afschuwelijk, spoorde hij tot die lofprijzing aan. Opgetogen ging hij haar tegemoet en nodigde hij haar bij zich uit: 'Wees welkom, mijn zuster Dood.
Tegen zijn dokter zei hij: 'Vertel me maar onverbloemd, broeder dokter, dat mijn dood nabij is, want voor mij is het de deur naar het leven.
Tot slot richtte hij zich tot zijn broeders: 'Wanneer jullie zien dat ik stervende ben, leg me dan naakt op de grond. Laat me daar als ik dood ben nog zolang liggen als iemand nodig heeft om de afstand van een mijl af te leggen.
Eindelijk kwam dan dat moment. Nadat de geheimen van Christus zich aan hem voltrokken hadden, steeg hij gelukzalig op naar de Heer.
Uit: ‘Een jaar met Franciscus van Assisi’, door Gerard Pieter Freeman en Erik Kerkhoff
Op een nacht had Franciscus erg veel te lijden van zijn kwalen. De pijnen waren zo hevig dat hij de hele nacht bijna geen ogenblik rustig kon blijven liggen of slapen. Tegen de morgen nam de pijn wat af en liet hij alle broeders bij zich komen die daar woonden. Hij liet zijn blik peinzend over hen heengaan.
Beginnend bij de eerste de beste legde hij zijn rechterhand op het hoofd en zegende hen. En in hen zegende hij alle broeders die in de broederschap waren en er ooit in de toekomst nog in zouden komen. Hij kon er zich maar moeilijk bij neerleggen dat hij niet al zijn zonen en broeders voor zijn dood terug zou zien.
Nadat hij allen gezegend had, vroeg hij hun wat broden te brengen en zegende die ook. Omdat hij er zelf te zwak voor was, liet hij ze door een broeder in stukjes breken. Hij nam die, gaf iedere broeder een stukje en drong er bij hen op aan het helemaal op te eten. Zoals de Heer immers op de donderdag voor zijn dood met zijn apostelen de maaltijd had gebruikt, zo wilde Franciscus de broeders voor zijn dood zegenen en dat gezegende brood laten eten.
Een van de broeders heeft een stukje van dat brood bewaard. Na de dood van Franciscus zijn enkele zieken die daarvan gegeten hebben, meteen genezen.
Uit: ‘Een jaar met Franciscus van Assisi’, door Gerard Pieter Freeman en Erik Kerkhoff
Enkele uren voordat Franciscus stierf, kwam er laat in de avond een zwerm leeuweriken laag boven het dak vliegen van het huis waar hij lag. Ze vlogen daar kwinkelerend in een kring rond.
Wanneer Franciscus het over de leeuwerik had, zei hij: 'Zuster Leeuwerik heeft een kapje als wij, religieuzen. Ze is een nederige vogel die graag op de weg wat voedsel zoekt, en die wanneer ze het soms in dierenmest vindt, zich niet geneert het eruit te pikken en op te eten.
Vliegend zingt ze haar loflied voor de Heer zoals goede religieuzen in gedachte steeds in de hemel verkeren. Haar kleed, haar verendek, gelijkt in kleur op de aarde waardoor ze religieuzen er opmerkzaam op maakt dat ze geen verfijnde kleurige kleren dienen te dragen, maar vrijwel kleurloze zoals de kleur van de aarde.
Omdat Franciscus in zuster Leeuwerik die kenmerken zag, hield hij veel van haar en mocht hij haar graag.
Uit: ‘Een jaar met Franciscus van Assisi’, door Gerard Pieter Freeman en Erik Kerkhoff
Tegen het einde van Franciscus' leven zei een broeder tot hem: 'Vader, uw leven is een lichtend voorbeeld voor ons en heel de Kerk van God; uw dood zal dat ook zijn. Hoe droef uw dood voor ons allemaal ook zal zijn, voor u komt ze zeker als een grote troost en een vreugde zonder einde. Voor u is ze de overgang van gezwoeg en geploeter naar ongestoorde rust, van pijn en beproevingen naar een nooit eindigende vreugde, van de armoede die u liefhad en trouw bleef naar overvloedige en onvergankelijke rijkdom, van een broos, vergankelijk bestaan naar het eeuwige leven waarin u voor altijd de Heer uw God van aanschijn tot aanschijn zult aanschouwen. Vervolgens zei hij: 'Vader, houd er rekening mee dat als er geen wonder gebeurt, u nog maar kort te leven hebt. Dat hebben de dokters gezegd. Ik vertel u dit om u moed in te spreken, want dan treffen de broeders u vol vreugde in God aan terwijl ze toch weten dat u spoedig zult sterven.
Hoewel Franciscus er door zijn kwalen erg aan toe was, voelde hij zich innerlijk blij en begon de Heer te prijzen. Tot de broeders zei hij: 'Als jullie merken dat mijn einde niet ver meer is, roep dan Angelo en Leo bij mij om te zingen over zuster Dood. Toen die broeders kwamen, zongen ze onder veel tranen het Lied van broeder Zon, dat Franciscus zelf tijdens zijn ziekte had gemaakt tot troost voor zijn ziel en die van anderen. In dat gezang laste hij toen de volgende strofe in over zuster Dood:
Wees geprezen, mijn Heer,
door onze zuster de lichamelijke dood,
aan wie geen levend mens ontkomt.
Wee hen die in doodzonde sterven;
gelukkig wie sterven in uw allerheiligste wil,
want de tweede dood zal hun geen kwaad doen.
Uit: ‘Een jaar met Franciscus van Assisi’, door Gerard Pieter Freeman en Erik Kerkhoff.
De lat wordt tegenwoordig zo hoog gelegd, de eisen zijn zo veelvuldig geworden.
Kijk eens wat kinderen vandaag moeten presteren: zij moeten slagen in hun examens, zij moeten muziekschool volgen en sporten en ballet en paardrijden. De speeltijd is nu veel vroeger gedaan dan in de tijd dat kinderen op hun veertiende moesten gaan werken.
Ja maar, zult ge zeggen, dat is nodig want om het in het leven ergens te brengen hebt ge niet alleen diploma’s nodig, ook uw parate kennis, uw culturele achtergrond, uw flexibiliteit, uw uiterlijk, het speelt allemaal mee.
Ik hoorde inderdaad onlangs iemand, die een sportje hoger wilde geraken in zijn carrière maar moest afhaken. Ze zeggen dat ik geen présence heb, zei hij. Wat is dat: présence? En charisma heb ik ook niet? Ik kon hem ook niet zeggen waar hij dat kon halen.
De lat ligt heel hoog. Dat is erg want hoe meer een mens ‘moet’, hoe hoger de eisen zijn die hem of haar gesteld worden, hoe hartelozer die mens wordt. Hoe hoger de lat, des te harder de samenleving. Dan gaat niemand nog voor iemand uit de weg, niet als voetganger, niet in het verkeer maar ook niet in het leven, zelfs niet in het eigen gezin. Dan is het overal: hard tegen hard.
De blijde boodschap van Jezus zegt: doe die lat weg. Heel radicaal: een beetje geloof in mekaar, een beetje vertrouwen in God en in de mensen, ’t moet maar zo groot zijn als een mosterdzaadje, klein maar pittig, is genoeg.
Zijn boodschap is bevrijdend.
Geloven is veel meer dan enkele waarheden aanvaarden. Geloven is een andere manier om in het leven te staan, fundamenteel anders.
Het is bevrijd worden van die druk van het moeten en durven vertrouwen: ‘Alles komt goed. We weten alleen nog niet wanneer.’ Dat is geloven, zo licht en tegelijk zo sterk dat men er bomen kan mee verplanten.
(Homilie van Manu Verhulst)
Doen wat je moet doen, telkens weer, en netjes nagaan of alle puntjes op de i staan en of je plichtenlijstje is afgewerkt… Neen, zo werkt ‘geloven’ niet; zo werkt ook ‘beminnen’ niet.
Wie gelooft en wie bemint handelt niet uit plichtsgevoel, omdat ‘het moet’.
Die doet omdat hij het graag doet, zomaar, vrijwillig, omwille van de liefde, of uit puur geloof.
Geloven en beminnen zijn werkwoorden, uit vrijheid, uit blijheid, uit het hart geboren. Het zijn krachtbronnen waarmee je bergen kunt verzetten en bomen verplanten.
Heer, leer mij die werkwoorden vervoegen met heel mijn hart, en met een glimlach.
Een aantal foto’s van de nieuwgebouwde kerk met eveneens een kleinere gebedsruimte voor vieringen met minder aanwezigen. Enkele goed bewaarde beelden uit de vroegere kerk werden zeer smaakvol in de nieuwbouw geïntegreerd, naast recente beeldhouwwerken.
De Sint-Ghislenuskerk werd op oudejaarsavond 2001-2002 door een brand verwoest. Via de open oproep procedure bij de Vlaams bouwmeester werd gekozen voor een nieuwbouw met behoud van de kerktoren, het enige als monument beschermde gebouwdeel. De nieuwbouwkerk werd tegen het oude schip van de oude kerk aan gebouwd. De opstaande kolommen en het hoogkoor van de kerkruïne werden als binnentuin in het ontwerp geïntegreerd. De kerktoren kreeg een dubbele functie als toegang tot de nieuwe kerk en tot deze binnentuin.
Op 10 september 2005, precies 1.350 dagen na die legendarische oudejaarsnacht, werd officieel de eerste steen gelegd van de gloednieuwe Sint-Ghislenuskerk. Op 24 juni 2007 werd de nieuwe kerk officieel ingehuldigd.
Enkele dagen geleden is de herfst begonnen. De voorbije weken waren de boeren bijzonder bedrijvig op de velden om zoals elk jaar de oogst binnen te halen. Ook bij ons wil de Heer oogsten: de goede vruchten van de Geest!
Het evangelie wil ons daarover doen nadenken, want eens te meer spreekt Jezus ook vandaag over een eerlijke verdeling van de goederen der aarde. Straks horen we het gekende verhaal over Lazarus en de rijke vrek: We mogen dat niet zien als een mooi maar oud verhaal uit een tijd, die al lang voorbij is: Lazarus sterft nog altijd, terwijl de vrek zijn hoofd afwendt.
Het evangelie van zo lang geleden – de arme Lazarus en de rijke vrek – blijft onveranderd waar, ook in 2016.
Dit zegt de almachtige Heer:
Wee jullie, zorgelozen in Sion,
zelfverzekerden op de berg van Samaria,
leiders van dit uitverkoren volk,
tot wie de Israëlieten zich wenden!
Jullie liggen maar op je ivoren bedden,
hangen op je divans,
eten lammeren uit de kudde en kalveren uit de stal.
(Amos 6,1 en 4)
In die tijd zei Jezus tot de Farizeeën: ‘Er was eens een rijk man die in purper en fijn linnen gekleed ging en iedere dag uitbundig feestvierde, terwijl een arme, die Lazarus heette, met zweren overdekt voor de poort lag. Hij verlangde ernaar zijn honger te stillen met wat bij de rijkaard van de tafel viel. Maar er kwamen alleen honden die zijn zweren likten.’ (Lucas 16,19-21)
LAZARUS VANDAAG
Het verhaal van vandaag – de rijke die na zijn dood gestraft wordt en de arme die beloond wordt – werd niet door Jezus zelf bedacht. Het was bekend bij de Joden. Maar Jezus geeft er een diepere betekenis aan. En Hij voegt ook een stukje toe. Namelijk de vraag om de vijf broers te waarschuwen. En daarbij keek Hij uitdrukkelijk naar de Farizeeën en die begrepen maar al te goed dat Jezus met dit verhaal naar hen verwees en over hen sprak.
Maar eerst vertelt Jezus het oude verhaal opnieuw en dat gaat in tegen de gangbare opvattingen over rijk en arm. De Farizeeën leerden immers dat de rijkdom een beloning van God was voor de deugd van de rijke, terwijl de miserie een straf van God was: een arme moest dus zeker een zondaar zijn. Jezus weerlegt deze opvatting met het volksverhaal en zegt: ‘Neen, niet elke rijke is deugdzaam, niet elke arme is slecht. De rijke uit het verhaal was alleen goed in zijn eigen ogen, zelfvoldaan en arrogant, maar bleek arm te zijn voor God. De arme daarentegen was goed in Gods ogen.’
Met dit verhaal wil Jezus allereerst zeggen dat God langs de kant staat van de armen: de kleine, simpele mensen worden door God meer geacht, dan diegenen die denken dat zij geestelijk rijk zijn, en zich opwerpen als zelfvoldane specialisten en kenners van Gods wet. Zo keert Hij zich openlijk tegen de arrogantie van de leiders in de Joodse maatschappij.
En dan is er nog dat woord van Abraham: de pogingen van de rijke om zijn broers te waarschuwen zijn onmogelijk en overbodig: ‘Reken niet op een of ander teken uit de hemel. Maar, luister naar Mozes en de Profeten. Lees aandachtig de Schrift en leer eruit dat je moet openstaan voor de nood van de arme.’ En gebruik dat hiernamaals niet om mensen schrik aan te jagen.
Door het evangelie van vandaag wordt ons gezegd dat de rijkdom en de armoede geen straf of beloning van God zijn. En wij worden er nog maar eens aan herinnerd dat God nooit aan de kant staat van wie hardvochtig en zelfgenoegzaam is, maar dat zijn sympathie steeds uitgaat naar die mensen, die hun hart openen voor de nood van de concrete medemens.
(Geïnspireerd door een preek van pater Frans s.j.)
Balgerhoeke is een dorp in Oost-Vlaanderen langs het Schipdonkkanaal op de grens van Eeklo met Adegem. Het is een zelfstandige parochie maar is nooit een afzonderlijke gemeente geweest. Sint-Antonius van Padua is de patroonheilige en de parochie groeide uit tot een bedevaartsoord. Tijdens beide wereldoorlogen werd Balgerhoeke grondig beschadigd: de kerk werd hierdoor tijdens de 20ste eeuw ‘driemaal gebouwd’.
Let vooral op de ‘tweedelige kruisweg’ in het koor van de kerk. Valéry Stuyver, voormalig onderpastoor van de parochie, die net 100 jaar geleden geboren werd, beeldhouwde deze ‘via sacra’ uit twee halve boomstammen.
‘Een oplichter leert ons de les’. Het klinkt ons vreemd in de oren. Eens te meer gaat het over geld en goed, en meteen ook over eerlijkheid en bedrog, en tevens over recht en onrecht. Zo dikwijls spreekt Jezus daarover, het moet dus wel een grote bekoring zijn: dat we eerder voor het geld leven, dan voor God.
We kunnen geen twee heren dienen: ons hart zal daar vertoeven waar datgene gelegen is, wat ons het meest dierbaar, het meest geliefd is: ‘Waar uw schat is, daar zal ook uw hart zijn.’
‘JULLIE,
die de armen kwaad willen berokkenen
en uit zijn op de ondergang van de machtelozen van dit land,
LUISTER!
NOOIT
– en dit zweert de HEER op wie Jakobs volk zich laat voorstaan –
nooit zal ik een van jullie daden vergeten.’
(Amos: 8,4 en 7)
De heer prees de gewiekste aanpak
van de onrechtvaardige rentmeester.
De kinderen van deze wereld gaan onderling immers handiger
te werk dan de kinderen van het licht
Wie betrouwbaar is,
is betrouwbaar in het klein en in het groot,
en wie in het klein onrecht doet,
doet het ook in het groot.
(Lucas 16, 8 en 10)
GOD OF DE GELDDUIVEL
Een boekhouder, die niet deugt en die zijn vel wil redden door valsheid in geschrifte. Zo iemand wordt geprezen! Hoe is dat mogelijk?
Laten we uitgaan van de situatie: de man is ontslagen en wat kan hij doen? Spitten kan hij niet, bedelen is een schande. Dus neemt hij snel een beslissing: hij zal vrienden zoeken door vals te spelen. Alleen die besliste aanpak wordt geprezen, verder valt er niets te prijzen. Hij blijft niet bij de pakken zitten, maar gaat kordaat te werk. Dát stelt Jezus tot voorbeeld.
De kinderen van het licht zouden even kordaat moeten handelen. Wie Jezus volgt, moet kiezen. Jezus preekt een nieuwe levenswijze en wie Hem wil volgen, krijgt de vraag: laat ik alles bij het oude of keer ik me af van al wat kwaad is in mij en in de wereld?
Wellicht voelen wij dat appèl niet meer zo sterk als zij die Jezus zelf gehoord en gezien hebben, dat vuur in zijn stem – en in zijn ogen, die geestdrift, die gloed. Maar juist door die wil om ALLES ANDERS te maken staat Jezus in de lange rij van profeten die ALTIJD opriepen om slechte wegen te verlaten en het goede pad te kiezen. Overtuigd! Vastberaden! Kordaat!
Aan ons de keuze!
Ook de profeet Amos gaat heftig te keer tegen onmenselijke uitbuiters, bedriegers, die alleen winst zoeken ten koste van armen. Geld is de afgod, die hun hart misleidt.
‘Jullie, die de armen kwaad willen berokkenen en uit zijn op de ondergang van de machtelozen van dit land, LUISTER!
Nooit – en dit zweert de HEER op wie Jakobs volk zich laat voorstaan – nooit zal ik een van jullie daden vergeten.’
Zo MOETEN ook wij duidelijk stellen wat voor ons op de eerste plaats komt. Overtuigd! Vastberaden! Kordaat! Rijkdom en macht zijn zo dikwijls een hinderpaal voor recht en betrouwbaarheid, in kleine en in grote dingen.
Het laatste zinnetje zindert na: ‘Je kunt niet tegelijk God dienen en de geldduivel.’ Want ‘waar je schat is, daar zal ook je hart zijn’.
De Notre-Dame van Saint-Omer ligt in het oorspronkelijke kanunnikenhof en een deel van het gebouw is pas goed te zien als men ervoor staat.
De bouw vond plaats van de 13de tot de 16de eeuw. Het is een mooi voorbeeld van de gotische stijl van Noord-Frankrijk en daarom werd het gebouw in 1940 op de lijst van rijksmonumenten gezet. Opvallend is in eerste instantie de geringe omvang (100m lang en 50m breed ter hoogte van het dwarsschip) en vervolgens het nog Romaanse chevet met van elkaar gescheiden straalkapellen en verrassende ‘scheve’ kapellen die 45° vormen met de kooromgang en het transept. Het verschil ligt ook in de verticale bouw; vooral de muren van het 13de-eeuwse koor hebben verhoudingen en ramen die sterk verschillen van bv de kathedraal van Chartres die uit dezelfde tijd is. Het gebouw is ook uniek omdat het maar één portiektoren heeft (uit de 15deeeuw) wat een groot verschil is met de harmonische voorkant van de meeste Franse kathedralen die twee torens hebben.
Het unieke karakter ligt ook elders; zodra u over de drempel stapt bent u in een ander tijdperk en een bijzondere sfeer. Wie is niet onder de indruk van de veelheid en kwaliteit van het meubilair? Aan beide kanten van het schip wemelen de marmeren en albasten hekken van de zijkapellen met beelden en details. Daarachter ziet u rijk ingerichte kapellen met gebeeldhouwde biechtstoelen, barokke of klassieke schilderijen, beelden en grafwerken of reliekschrijnen…
En niet in het minst: achter in het schip ziet u het grote orgel met een buffet dat een waar 18de-eeuws kunstwerk is!
Audinghen is een gemeente in het Franse departement Pas-de-Calais en telt 554 inwoners. De plaats maakt deel uit van het arrondissement Boulogne-sur-Mer.
De nieuwe dorpskerk – gebouwd na de vernielingen van de tweede wereldoorlog - is een pareltje van hedendaagse kunst en liturgische smaak.
Tardinghen is een gemeente in het Franse departement Pas-de-Calais. De gemeente telt 127 inwoners en maakt deel uit van het arrondissement Boulogne-sur-Mer.
Het strand is bijzonder rustig, heel gevarieerd en aantrekkelijk, echt geschikt voor gezinnen met kinderen en het biedt tevens een wondermooi uitzicht op de Cap Blanc-Nez.
Cap Blanc-Nez is de meest indrukwekkende van de twee kapen. Met een hoogte van 151 meter (134 meter volgens sommige bronnen) is hij een stuk hoger dan Cap Gris-Nez en ook vanaf het strand zijn de krijtrotsen een stuk indrukwekkender. De kaap is trouwens bijzonder geliefd bij geologen en liefhebbers van fossielen. De voet van de krijtrotsen is dan ook een goede vindplaats van fossielen uit het Krijt, het Albiaan, Cenomaniaan en Turoniaan.
Je kan de kaap bezoeken vanaf de parking bovenop de kaap. Wij raden echter aan om de wagen achter te laten in het dorpje Escalles (op de doodlopende weg naar het strand zijn heel wat parkeerplaatsen) en vandaaruit omhoog te wandelen tot bovenop de kaap.
Dikwijls is de brief aan de Joodse Christenen of de Hebreeën voor ons nogal moeilijke, theologische stof, die ons weinig of niet kan aanspreken. Vandaag krijgen we evenwel een gelukkige uitzondering daarop: de eerste lezing is een enig mooie lofzang op het geloof, dat belicht wordt door een hele reeks van gebeurtenissen uit de eeuwenlange Joodse geschiedenis.
De schrijver van deze tekst, die ons onbekend is, stelt ons het geloof voor als een soort van dubbele beweging. Eerst van God naar ons toe: God doet ons zijn belofte, dat Hij ons niet alleen laat, en dat wij op Hem mogen vertrouwen, door alles heen.
Van onze kant wordt dan de inzet gevraagd om bij te dragen tot de verwezenlijking van deze beloften: zo is ons geloof tegelijkertijd een GAVE, die we ontvangen, en een OPGAVE, die we moeten waarmaken.
Zusters en broeders,
HET GELOOF
legt de grondslag voor alles waarop we hopen,
het overtuigt ons van de waarheid van wat we niet zien.
OM HUN GELOOF
werden de mensen uit vroeger tijden geprezen.
(Hebreeën 11,1-2)
In die tijd zei Jezus:
Verkoop je bezit en geef aalmoezen.
Zorg voor beurzen die niet verslijten,
een onuitputtelijke schat in de hemel,
waar geen dief bij kan komen
en die geen mot kan aantasten.
Want waar je schat is, daar zal ook je hart zijn.
(Lucas 12,32-34)
‘OP WEG NAAR EEN BETER VADERLAND’
Ieder mens is op zoek naar geluk, naar ‘zijn beloofde land’. Abraham ging op weg, zonder te weten waar hij zou uitkomen. Mozes trok met zijn volk door de woestijn, naar dat beloofde land ‘dat overvloeit van melk en honing’.
De eeuwen door waren er mensen, die GELOOFDEN in een toekomst waar ze alles voor over hadden. Ze ontvingen een belofte van Godswege en lieten alles achter. Ze keerden ook niet terug op hun stappen: hun verlangen naar de toekomst, die God voorhield, was sterker dan het heimwee, naar het land dat ze achterlieten. Ze bleven verder gaan omdat ze GELOOFDEN dat ze dat land, dat God had toegezegd, eens zouden bereiken. Die belofte hield hen gaande. God gaf zijn Woord, en zij gingen op weg.
Wij zijn voor altijd ‘mensen onderweg’. God blijft nog altijd zijn beloften doen, en de verlangens, die Hij wekt, kunnen ook ons op weg zetten, op de paden van ons leven. Letterlijk spreekt Hij niet meer tot ons, zoals verteld wordt van onze voorvaderen … maar Hij blijft ons aanspreken, door zijn Woord, dat opgetekend werd, en door dagelijkse dingen op onze weg: ‘Hij komt tot ons, gans onverwacht, in duizend, duizend dingen’. Hij blijft spreken … aan ons om OPMERKZAAM EN GE-HOOR-ZAAM te zijn. Altijd luisterbereid, altijd weer bereid om verder te gaan, verder op weg … op grond van zijn beloften.
Als het ene doel bereikt is, wenkt een andere belofte. God roept altijd verder en langs heel menselijke gebeurtenissen gaan wij nieuwe einders tegemoet. Zo verloopt ons leven. De ene stap na de andere op een weg waarvan we het einde niet weten. Maar Paulus geeft ons einddoel wel een naam:
‘WE ZIJN OP WEG NAAR EEN BETER,
EEN HEMELS VADERLAND’
Een hemels vaderland, dat hier zijn aanloop kent maar slechts voltooid zal worden bij God, in zijn thuishaven. Het is een honger, die nooit gestild wordt, een verlangen, dat nooit tot rust komt, maar ons altijd voortdrijft. Levenslang. Want: ‘Onrustig is ons hart, tot het rust vindt in God’.