Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
E-mail mij
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
Doorheen de dagen
Ervaringen besproken
07-04-2018
ZONDAG 8 APRIL
TWEEDE PAASZONDAG B – 8 APRIL 2018 `DE PAASVREUGDE, OOK NA HET FEEST’
Het is maar goed dat we regelmatig in onze kerken samenkomen, om terug te denken aan het feest van Pasen. In het gewone leven lijkt het al zo lang voorbij en – na de uitbundige vreugde van het feest - heeft alles onopgemerkt zijn gewone gangetje hernomen. Al vele jaren horen we, met de regelmaat van een klok de slagzin: ‘voetbal … een feest’. Maar als je de beelden ziet en de geldsommen hoort, ben je misschien geneigd om daar wel eens een vraagteken bij te plaatsen. Die andere uitspraak ‘Voetbal is oorlog’ lijkt dichter in de buurt te komen – helaas. Juist daarom is het goed dat vele gelovigen – jong en minder jong – blijven getuigen van waarachtige waarden en dat er, godzijdank, mensen zijn die blijven spreken van de echte, diepste vormen van vreugde en vrede, die aan ons leven een feestelijk tintje kunnen geven, ook als wij tegenslagen kennen. Kortom: laten wij God danken voor de mensen die in naam van de Verrezen Jezus van het feest blijven getuigen en feestelijk leven.
De groep mensen die het geloof had aangenomen, was één van hart en één van geest. Geen van hen beschouwde zijn bezittingen als zijn persoonlijk eigendom, want ze hadden alles gemeenschappelijk. De apostelen bleven met grote kracht getuigen van de opstanding van de Heer Jezus, en God begunstigde allen rijkelijk. (Handelingen 4, 32-33)
Jezus zei: `Omdat je Me gezien hebt, geloof je?’ Gelukkig zij die zonder gezien te hebben toch tot geloof komen.' (Johannes 20,29)
‘ONS BLIJVEN GELOOF, HOOP EN LIEFDE’
Als je alles gelooft, wat je hoort, word je vaak bedrogen … soms op pijnlijke wijze. En toch hebben de belangrijkste dingen in ons leven met geloven te maken. Een jongen en een meisje, die van elkaar houden en dromen maken over later, zeggen aan elkaar ‘ik beloof je trouw te blijven in goed en kwade dagen.’ Ik beloof het, omdat ik in je geloof, en in jou zal blijven geloven. In de verhalen van het evangelie moeten we onszelf zien. Soms spelen we, bij manier van spreken, de hoofdrol; in andere verhalen of op andere momenten van ons leven staan we meer aan de zijkant. Zo gebeurt het ook wel eens, misschien meer dan ons lief is, dat we Tomas zijn. We geloven … maar liefst toch zonder te overdrijven. Geen overmaat, niet in ons denken en zeker niet in ons doen. De kern van ons geloof is verrijzenis, opstanding, nieuw leven, volheid van leven en leven voor goed. We kunnen dat niet in detail beschrijven. Er blijft alleen geloof … méér dan onze ogen zien, onze oren horen, onze handen aanraken … Een hemel, achter de einder van deze aarde en voorbij de horizon van dit leven. En waarom dan dit alles geloven? Waarom daaraan vasthouden, aan datgene wat ons, zovele jaren geleden al, werd doorgegeven? Het kan niet zijn omdat wij zo door onze ouders zijn opgevoed, omdat zij het ons zo geleerd hebben. Dat is natuurlijk belangrijk, en zeker belangrijk is dat zij het ons zo voorgeleefd hebben. Maar tenslotte is er maar één grote reden om trouw te blijven en niet af te vallen: die mens van Nazareth van toen, die zo leefde, zo sprak, die zulke tekenen toonde, die hoop bracht aan bedroefden en verlamden, en die zo ook de dood in leven kon ombuigen. En zijn vrienden, die daarvan getuigden, zonder dat zij daar enig voordeel bij hadden. Wel integendeel, ze werden vervolgd en velen werden eeuwenlang om hun geloof op de meest geraffineerde wijzen gemarteld en ter dood gebracht. Bovendien: ook vandaag nog blijven er mensen, die zijn leven leiden, zijn woorden herhalen, zijn wonderen opnieuw doen. Ook vandaag nog zijn er mensen die mensen zonder hoop laten opstaan en nieuwe adem geven. Mensen, die in zijn Naam medemensen die wegkwijnen en afgestorven lijken opnieuw tot leven brengen. Toen herkenden ze Hem niet, de leiders, de voormannen … Herkennen wij Hem vandaag, als Hij in onze buurt, in die of die persoon, opnieuw aanwezig is en werkzaam blijft … en wellicht tegengewerkt wordt door sterke, kwade machten, die het een tijdlang lijken te halen. Geloven wij ook nu nog dat Hij blijft verrijzen? Dat Hij voorgoed tot leven is gekomen en dag aan dag tot leven blijft komen? ‘Nu kijken we nog in een wazige spiegel, maar straks staan we oog in oog. Nu is mijn kennen nog beperkt, maar straks zal ik volledig kennen, zoals ik zelf gekend ben. Ons resten geloof, hoop en liefde, maar de grootste daarvan is de liefde.’ (1ste Brief aan de christenen in Korinthe, 13,12-13)
Heer Jezus, Zoon van God en onze Broeder, Je werd verstoten en verdrukt door groten, die enkel uit waren op eigen macht en eigenwaan. Je hebt niemand veroordeeld noch de dood ingewenst. Je enige verlangen was vrede en vreugde, liefde en leven te brengen. Geef diezelfde kracht aan mensen, die geen uitzicht, geen toekomst en geen hoop zien, en moedeloos of opstandig worden.
Laat ons te allen tijde mensen van hoop zijn, die U, de Levende, tot leven brengen.
Zo was de oorlog, vandaag 75 jaar geleden … Een herinnering in deze Paastijd
1943
Het Amerikaans bombardement van 5 april ’s middags rond half vier duurde nauwelijks acht minuten.
Mijn vader was veertig jaar oud, ik tien jaar, drie maanden en een week.
Twee uren wroetten wij samen in het puin van de gemeenteschool waar Greta in de zevende klas zat.
Toen wij haar vonden lag zij met één hand voor haar ogen, ongeschonden, slechts drie blauwe vlekjes door de vingertoppen in haar voorhoofd gedrukt.
Daarom was het zo moeilijk te geloven dat zij net zo dood was als al de meisjes die wij vóór haar vonden.
Mijn vader was veertig jaar oud, ik even oud als hij.
Clem Schouwenaars
(5 april 1943: Amerikaanse vliegtuigen bombarderen de Erla-fabriek in Mortsel. De meeste bommen misten hun doelwit en vielen op de wijk Oude-God. 936 mensen kwamen om.)
Pasen uitleggen aan kinderen is niet gemakkelijk. Pasen zelf begrijpen ook niet. Maar er zijn dingen die helpen. ‘Ze hebben Jezus met spijkers aan een kruis vastgeplakt!’ zegt mijn kleinzoon verontwaardigd. ‘En hij was toch de liefste mens ooit!’ ‘Hoe weet je dat?’ vraag ik voorzichtig. ‘We hebben daarover een boek in de klas’, legt hij me uit. Daar valt dus niet aan te twijfelen. Ik heb het hart niet om het verhaal nog wat bloederiger te maken, dus ik stuur het richting Pasen. ‘Daarna is Jezus opgestaan uit de dood’, zeg ik. Dat vindt kleinzoon een stuk minder spectaculair dan ik. In zijn sprookjes komen de geitjes, Roodkapje en zelfs haar oude oma vlotjes uit de buik van de wolf en gaan daarna gewoon verder met hun leven. ‘Dat heeft God gedaan’, voeg ik er nog aan toe. ‘Waarom?’ wil kleinzoon weten. ‘Omdat hij heel blij was dat Jezus zo goed had geleefd’, probeer ik. Kleinzoon laat het even bezinken. Ik ook. Liefde is sterker dan de dood. Wie leeft zoals Jezus, gaat nooit meer helemaal dood. Dat is Pasen. Even later somt kleinzoon alle dino’s op zijn truitje op: de T-rex, de stegosaurus, de pterodactylus. Hij vertelt erbij wie een vleeseter was en wie een planteneter en wie het in de strijd tegen wie zou halen.
‘Hier is nog plaats, oma’, zegt kleinzoon lief, terwijl hij met zijn hand over de plek op de bank naast hem wrijft. Ik ga dicht bij hem zitten. Groot en sterk zijn is een droom van mijn kleinzoon, maar het helpt niet altijd. Daar zijn de dino’s het bewijs van. Kleine en lieve gebaren zijn in de praktijk vaak veel taaier. Als dat geen hartverwarmende paasgedachte is.
Al staat hij ook met een been in het graf, hij sterft niet, hij staat op: net andersom. Hij wordt bewust weer wakker: hij poseert in stilte als het leven uit de dood.
Zo zegeviert hij zonder op te zweven in lichte hemelen vol heerlijkheid, zonder de zwier van wapp’rende gewaden; een boom geworteld in zijn marmeren zerk, een onbeweeglijke zekerheid, met achter hem een schemerende morgen, een lente aarzelend om aan te breken.
Het is zo stil dat de soldaten slapen als doden, in de orde van de aarde. De wereld wordt het wonder niet gewaar. En trouwens, hij die zelf het wonder is, hem deert het niet, hij ziet over hen heen, over ons heen, als zag hij achter ons een and’re wereld, waar hij zich herkent als in een spiegel; was hij weer de spil van ’t zelfde landschap: komst en wederkomst, even betoverd, even heimelijk en aards, en heel het raadsel der geschiedenis verdonkremaand tussen de tijden in, alsof het al voorgoed verstorven was.
J.W. Schulte Nordholt
‘Zijn leerlingen zijn ‘s nachts gekomen en hebben Hem heimelijk weggehaald terwijl wij sliepen.’ (Matteüs 28,13)
Dit is de ochtend van de verrijzenis. Pasen, het belangrijkste feest van het jaar. Jezus leeft voorgoed, want Hij is verrezen. Het Leven overwint elke vorm van Dood, de liefde is altijd sterker dan de haat, en het Licht haalt het op alle duister, ook als de machten van het Kwaad onnoemelijk groot kunnen zijn. God houdt van ons – ondanks alles en doorheen alles – zoals Hij ook van Jezus hield, ondanks en doorheen zijn Lijden en Dood. Dit geeft ons hoop en ook de moed om niet op te geven.
Zusters en Broeders, Als u met Christus uit de dood bent opgewekt, zoek dan ook wat boven is, waar Christus zit aan de rechterhand van God. Richt u op wat boven is, niet op wat aards is. (Brief aan de christenen in Kolosse 3,1-2)
De vrouwen vonden de steen weggerold van het graf, gingen naar binnen, maar vonden er het lichaam van de Heer Jezus niet. (Lukas 24,1-2)
EEN VERREZEN HEER …
Zusters en Broeders, we vieren vandaag Pasen, zoals we al zo dikwijls gedaan hebben. De klokken zijn al dikwijls naar Rome vertrokken, en met eitjes teruggekomen. En Jezus is al zo dikwijls verrezen. Is het de moeite om dat te blijven vieren? Is het de moeite om Jezus te blijven gedenken? Ik kan alleen maar zeggen dat ik dat nodig vind en zelf ook nodig heb. Op eigen houtje kan ik geen leven beloven zonder leed of pijn. Ik kan ook niet beloven dat alles gauw veel beter zal gaan en dat binnenkort honger en oorlog verdwenen zullen zijn. Ik denk ook niet dat ik dat zelf nog beleven zal. Het is moeilijk om zo te leven, met dat gebrek aan hoop. Ik heb dat eeuwenoud geloof nodig, dat terugkijkt naar de Joden en naar Jezus. Want daar vind ik verhalen die over bevrijding gaan, en over leven, en over liefde. Daar vind ik ook troost en bemoediging, en hoop als tegengif voor mijn verdriet. Het is van groot belang te horen, dat een blinde al eens opnieuw kon zien, of dat een lamme al eens weer kon wandelen. En dat een heel volk ooit eens weggetrokken is uit de slavernij in Egypte. Die dingen blijven herhalen, is voor mij de betekenis van mijn geloof en van de christelijke traditie. Vandaag in het evangelie vroegen de mannen in het lege graf aan de vrouwen: ‘Waarom zoekt ge de levende onder de doden? Hij is hier niet. Hij heeft toch zelf gezegd: Ik moet overgeleverd worden aan zondige mensenhanden en aan het kruis worden geslagen, maar op de derde dag zal Ik verrijzen.’ En de vrouwen herinnerden zich zijn woorden. Zo is het geloof in de verrijzenis op prille en stille wijze begonnen. Met dat lege graf, die twee mannen die daar stonden en de opgeplooide doeken. Ze zijn een teken dat Jezus uit de dood werd opgewekt. Een teken van Gods liefde. In een wereld waarin de machten van het kwaad zo sterk zijn en waarin het goede soms zo machteloos is, geeft God ons een teken dat Hij aan de kant staat van wie klein is, van wie zwak is, van al wie onrecht aangedaan wordt, ook van wie ter dood gebracht wordt – in al zijn goedheid. De verrijzenis van Jezus is een signaal dat Gods liefde uitgaat naar de kleine mens, die lijdt, en machteloos staat tegenover elke vorm van kwaad en onrecht. Het is een teken van Gods liefde, geen overdonderend betoog, geen waterdicht bewijs, alleen maar een teken – een aanwijzing voor mensen, die God in hun hart dragen en die de taal van zijn liefde verstaan. Net in dit broze teken spreekt God het woord dat ik nodig heb: dat het goede méér aankan dan het kwaad, dat liefde méér vermag dan haat en dat Hij – God – sterker is dan elke vorm van doodgaan. Die hoop heb ik nodig om te leven. (geïnspireerd door gedachten van Dorothee Sölle en Manu Verhulst)
In deze hoop
op een leven ná de dood
én een leven vóór de dood …
In deze hoop
wens ik jullie van harte
een zalig Paasfeest.
Vincent van Gogh 5
Kristus. Verlosser. Het Kruis vergaarde al het leed. Toen wierp hij weg het huis van zijn leed. Drie dagen en de schildwacht schrok. De kunst is groot. Een kruis van leed … dan valt het huis maar alles blijft.
En telkens woont ’t woord onder ons dat ons beloont, – nieuw. De weg van de Verlosser: de weg van het leed: een hoogvlakte van geluk.
't Is morgen Pasen – God, maar overal is de dood; en zou ik dan van leven moeten spreken? Mijn denken blijft bij Goede Vrijdag steken, want daar leed Jezus onze diepste nood.
't Is morgen Pasen – maar waar blijft de zon die onze ziek wereld kan genezen? Ik sta met Uw discipelen in angst en vrezen bij 't lege graf, waar 'k U niet vinden kon.
't Is morgen Pasen – feest van het gericht dat U gevoerd hebt tegen dood en lijden, feest van voorbijgaan van de dood, feest van bevrijden; Heer, doe ons opstaan in Uw levenslicht!
Ze grepen hem terwijl zijn vrienden sliepen En het verraad kuste als een vriend zijn mond. Rumoer was in de stad, en mannen liepen Met toortsen in de donkre straten rond.
Een menigte drong op het plein: ze riepen: ‘Kruis hem! Kruis hem!’ – Hij, die gebonden stond Voor het paleis, zag in hun oogen ’t diepe Geheim, waarvoor hem God ter wereld zond.
En naakt werd hij gekruisigd door soldaten, De vrouwen weenden en de priesters praatten, Er werd gedobbeld en veel wijn vermorst.
Het voorhang scheurde, dooden werden wakker, Een man wierp zilver ten verdoemden akker. Het is volbracht! – Zijn hoofd viel aan zijn borst.
Martinus Nijhoff
Toen zei Jezus: ‘Het is volbracht’. Hij boog het hoofd en gaf de geest. (Johannes 19,30)
Na deze woorden blies Hij over hen en zei: ‘Ontvang de Heilige Geest’ (Johannes 20, 22)
GOEVRIJDAG
Het autaarkleed is afgedaan, het wierookvat gebluscht, de lichten al gestorven en de ratel zelve rust; ’t houdt alles op, de zonne schijnt te vragen, ongetroost, of morgen zij nog heffen zal heur aanzicht in den oost.
‘Ik weet niet wie – of wat – de vraag stelde. Ik weet niet wanneer zij gesteld werd. Ik herinner me niet dat ik antwoordde. Maar eens zei ik ja tegen iemand – of iets.
Vanaf dat moment heb ik de zekerheid dat het leven zinvol is en dat mijn leven, in onderwerping, een doel heeft.
Vanaf dat moment heb ik geweten wat het wil zeggen ‘niet om te zien’, of ‘zich niet te bekommeren om de dag van morgen’.
Aan de Ariadnedraad van dit antwoord voortgeleid door het labyrint van het leven, bereikte ik een tijd en een plaats waarop ik besefte dat deze weg naar een triomf voert die ondergang is, dat de prijs die je ontvang voor de inzet van je eigen leven smaad is, en dat de diepte van de vernedering de enige verheffing is die voor de mens mogelijk is. Daarna had het woord ‘moed’ voor mij zijn zin verloren, omdat niets me meer ontnomen kon worden.
Verder op de weg leerde ik stap voor stap, woord voor woord, dat achter iedere zin van de held van het evangelie een mens staat en de ervaring van een mens. Ook achter het gebed dat de kelk hem mocht voorbijgaan, en achter de belofte om hem te ledigen. Ook achter ieder woord op het kruis.’
(Dag Hammarskjöld: ‘Merkstenen’)
In de nacht waarin de Heer Jezus werd uitgeleverd nam Hij een brood, sprak het dankgebed uit, brak het brood en zei: ‘Dit is mijn lichaam voor jullie.’ (1 Korintiërs 11,23)
Hij die de gestalte van God had, hield zijn gelijkheid aan God niet vast, maar deed er afstand van. Hij nam de gestalte aan van een slaaf en werd gelijk aan een mens. En als mens verschenen, heeft Hij zich vernederd en werd gehoorzaam tot in de dood – de dood aan het kruis. (Brief aan de christenen in Filippi 2,6-8)
Daar staan ze en ze schreeuwen schor en luid en houden aan: die leugenaar moet dood, ontkleed hem, sla hem naakt tot op zijn huid met spijkers door zijn handen aan een kruis, Barabbas vrij! Wij eisen Jezus’ bloed.
Terwijl het volk eist marteling en spot gaat naar het godshuis met zijn zilverloon angstig en schuw een man, Judas Iskariot. Van ver klinkt in zijn oren het gehoon
en van dichtbij een stem die zegt: Judas, verraad jij Jezus met een kus, verraad jij met een groet? Judas. De wroeging overmant in hem de haat en breekt uit in een schreeuw: Het is onschuldig bloed!
Jaap Zijlstra
Terwijl ze aanlagen voor de maaltijd, zei Jezus: ‘Ik verzeker jullie: een van jullie, die met mij eet, zal mij uitleveren.’ Ze werden bedroefd (Marcus 14,18.19)
Verraden worden door een van je beste vrienden... een die met jou de tafel deelt... kan ik mij inleven in de pijn die dat doet? (Ignatiaans bidden, vastenretraite 2017)
Hij stond wreed voor den rechterstoel gebonden, En zij verweten mij zijn vriend te zijn En lasterden, wat heilig is en rein, Als laagheid en afschuwelijke zonden.
'k Zag, hoe zij Hem bespotten en verwondden. Hij leed geduldig smaad en vuige pijn, Ik vreesde hunner oogen valsche schijn En dat ze als Hem mij martelden en schonden.
Zij vroegen huichelend: gij hebt Hem lief? Eer Hij naar mij zijn teedere oogen hief, Had ik mij vloekend van Hem afgescheiden.
Toen stiet de haan zijn schellen morgenkreet. 'k Voelde mijn hart, dat borst van bitter leed. 'k Voelde mijn oogen, hoe ze brandend schreiden.
Ik zou zo graag geloven dat hij later naar hem teruggekeerd is: in die nacht dat Jezus in de tuin werd opgebracht. Een jonge man wilde hem volgen, staat er.
Dat hij toen echt alles had weggegeven. Want hij ging enkel in een linnen doek om zijn lichaam naar de meester op zoek. Het was zijn schuld niet dat ze hem verdreven.
Het laatste wat hij had viel hun in handen. Naakt sloeg hij op de vlucht. Verder dan daar kon hij niet volgen. Als een bedelaar. Ik zie de tranen in zijn ogen branden terwijl hij rent, tussen de struiken door: En sinds die nacht ontbreekt van hem elk spoor.
De voorbije weken stond het kruis van Jezus voorop, en evenzeer ‘de kruisgang door de tijden’, van zovele mensen, die zijn weg gaan.
Dit kruis van Christus is onmiskenbaar ‘het grote mysterie van ons geloof’. Paulus spreekt hier terecht van een dwaasheid in het oog van de mensen, maar voor wie gelooft is juist dit kruis ‘Gods Kracht en Gods Wijsheid.’
Goede Vrijdag komt nu heel dichtbij, deze eucharistie spreekt dan ook eens te meer over die samenhang van kruis en verlossing, die samenhang van leed en leven. Onlosmakelijk zijn beide met elkaar verbonden, ook al gaat dit alle verstand te boven.
Hoewel Hij Gods Zoon was,
heeft Hij in de leerschool van het lijden
gehoorzaamheid geleerd.
(Brief aan de Joodse Christenen 5,6)
Kort voor Hij ter dood gebracht werd, zei Jezus:
Als een graankorrel niet in de aarde valt,
blijft het één graankorrel,
maar wanneer hij sterft, draagt hij veel vrucht.
Wie zich aan zijn leven vastklampt, verliest het;
maar wie zijn leven prijsgeeft in deze wereld,
zal het behouden voor het eeuwige leven.
Wie Mij wil dienen, zal Mij moeten volgen,
en waar Ik ben, daar zal ook mijn dienaar zijn.
Wie Mij dient, zal erkenning vinden bij de Vader.
Nu het zover is, is mijn ziel ontsteld.
Zal Ik dan zeggen:
`Vader, red Mij uit dit uur'?
Nee, want juist daarom ben Ik gekomen:
met het oog op dit uur.
(Johannes 12,24-27)
'GEHOORZAAM IN HET LIJDEN'
‘Christus heeft tijdens zijn leven op aarde, onder tranen en met luide stem, gesmeekt en gebeden, en zo heeft hij gehoorzaamheid geleerd’. De woorden van de eerste lezing klinken weer bijzonder hard. Maar Jezus’ eigen woorden in de hof van Olijven, tijdens het verhaal van zijn lijden, spreken eenzelfde taal: ‘Vader, red mij uit dit uur. En als het mogelijk is, laat deze kelk voorbijgaan. Doch niet mijn wil, maar uw wil geschiede’. Bovendien: zoals we in het evangelie van vandaag lezen, sprak Jezus reeds enkele dagen voor zijn uitlevering vrijwel letterlijk dezelfde woorden: Zal Ik dan zeggen: `Vader, red Mij uit dit uur'? Nee, want juist daarom ben Ik gekomen: met het oog op dit uur.
Kruis, gehoorzaamheid en redding behoren – in hun onderlinge samenhang – tot de diepste kern van Jezus’ leven, en dus ook van ons geloof. Maar eens te meer moeten wij beklemtonen: dit lijden wordt niet om zichzelf geprezen, en Jezus’ gehoorzaamheid is geen slaafs naleven van zinloze regeltjes, zoals wij ons nog voorbeelden herinneren uit verhalen van vroeger. Zijn lijden sluit aan bij zijn diepste roeping, waarvoor Hij in de wereld gekomen is: ‘de mensen vrij maken, van zonde en van alle kwaad dat uit die zonde voortkomt’. Doorheen dit lijden toont Hij ons een weg ten leven en voert Hij ons weg uit duisternis en dood. Langs de weg van dit lijden opent Hij voor ons de toegang tot een waarachtig leven van een diepe, volkomen vreugde.
Ook de gelovige koestert het lijden niet om zichzelf, maar opdat de medemens – doorheen dit pad van leed en pijn – menswaardiger zou kunnen leven. Wie zijn leven afstemt op de weg, die Jezus ging, aanvaardt het om eigen voordeel en belang op te geven, hopende om zo het leven van zijn lijdende medemens draaglijker te maken … want zo heeft Jezus voorgedaan. Zo zijn kruisweg en redding onlosmakelijk verbonden.
En dan is er die gehoorzaamheid, zo dikwijls misbruikt om mensen klein te houden of te onderdrukken. De gehoorzaamheid die Jezus voorleeft is een gehoorzaamheid aan God zelf. Wij moeten inderdaad afstand doen van eigen willetjes en grilletjes, om een hoger goed te dienen, een doel dat groter is dan ons eigen persoontje: een aarde, waarvan we niet alleen bij de schepping kunnen zeggen: ‘en God zag dat het goed was’, maar een aarde, die ons ook nu nog laat jubelen: ‘en God ziet dat het goed is’, de voltooiing van zijn Rijk, een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, waar Hij daadwerkelijk en zichtbaar woont tussen de mensen.
Daar staan wij nog ver van af … en we zullen nog heel wat gehoorzaamheid moeten opsteken in de leerschool van het lijden. Opnieuw denken we dan aan die profetische woorden uit het Oude Testament: ‘Beide houd ik u voor: dood en leven. Kies dan het leven’.
Kies dan het leven … dat kan alleen maar door de onthechting van de graankorrel en door lijden, dat leven geeft. Kies dan het leven … dat vraagt ook gehoorzaamheid aan Gods mensgeworden Woord en aan zijn visioen over deze aarde en al wat er woont.
God is liefde. Pure scheppende, zichzelf gevende liefde. Hij is niets anders. Hij kan niets anders zijn. Zijn scheppende liefde zoekt zijn schepsel, zijn liefde zoekt de mens. De Ene en Eeuwige zoekt de mens die leeft in tijd en ruimte. Hij daalt af naar de mens, ‘ontledigt’ zich, komt binnen in tijd en ruimte, wordt mens. Hij komt binnen in de lange evolutie van de materie en van het leven, komt binnen in onze menselijke geschiedenis, en deelt ons sterfelijk menselijk bestaan, ons leven en onze dood.
In de mens Jezus van Nazareth wordt God zichtbaar onder ons. Hij is de Christus, de Gezalfde. De mens van en in Gods liefde. In Hem zien wij wat goddelijke liefde doet. In Hem zien wij wie wij zijn en kunnen zijn, en beginnen wij te vermoeden wie God is en wie God wil zijn.
De mens Jezus van Nazareth, de Verrezen Gekruisigde, de Zoon van de Vader, is de kern en het hart van ons christen-zijn. Het hart van het christen-zijn is geen leer, geen morele wet hoe hoogstaand ook, maar Iemand, een Persoon, de Levende. Ons geloven is geen kennis maar ontmoeting; ons geloven is geen weten maar vertrouwen; ons geloven is uiteindelijk dankbare overgave in liefde en vertrouwen.
Daarom luisteren we altijd weer opnieuw naar de ‘evangelies’ van en over Hem, naar Paulus (zijn brieven zijn de oudste geschreven getuigenissen over Hem, ouder dan de vier evangelies), en naar andere brieven die over Hem getuigen. Zij zijn de toegang tot onze ontmoeting met Hem als de Levende, nu. Zij zijn en blijven de nooit opdrogende bron van zijn genade, altijd weer opnieuw.
(Bron: Ignatiaans bidden, vastenretraite 2017, Geloofsimpuls 4)
‘Gods liefde voor de mensen was zo groot, dat hij zijn enige Zoon gegeven heeft. En ieder die in hem gelooft, zal niet sterven, maar voor eeuwig leven.’ Die boodschap van liefde en leven krijgen we straks in het evangelie. Aan onszelf overgelaten staan wij ten dode opgeschreven, maar Hij schenkt ons leven: zijn weg ten leven tilt ons boven elke dood uit.
In vele kerken hangt er vooraan een levensgroot beeld van de kruisigde Jezus. Het is goed om af en toe eens alleen – in alle stilte en buiten elke viering om – een kerk binnen te lopen en minutenlang biddend naar dit kruis te kijken. Zulk een langdurig mediterend kijken ontroert ons ten zeerste … en dat heeft niets met kunst of esthetica te maken.
Wat ons ontroert in dit beeld is deze overweging:
Jezus, verworpen, gefolterd,
als een boosdoener door mensen gekruisigd
omwille van ons
uit uiterste liefde voor ons
Deze afzichtelijke, verworpen Gekruisigde is het grote mysterie, de diepste kern van ons geloof.
‘HIJ schenkt ons LEVEN’:
door deze Liefde tot het uiterste,
door zijn Lichaam – omwille van ons – gegeven en gebroken!
Omdat God zo barmhartig is,
omdat de liefde die hij voor ons heeft opgevat zo groot is,
heeft hij ons, die dood waren door onze zonden,
samen met Christus levend gemaakt.
Ook u bent nu door zijn genade gered.
(‘Brief aan de christenen van Efese 2,4-5)
Zozeer immers heeft God de mensen liefgehad
dat Hij zijn eniggeboren Zoon heeft gegeven,
opdat alwie in Hem gelooft niet verloren zal gaan
maar eeuwig leven zal hebben.
God heeft zijn Zoon immers niet naar de wereld gezonden
om de wereld te oordelen,
maar opdat de wereld door Hem zou worden gered.
(Johannes 3,16-17)
‘Hij schenkt ons Leven’
In het geheim komt Nicodemus op een nacht bij Jezus, in een zoektocht naar licht en leven. Hij vindt dat licht en dat leven ook bij Jezus. Maar dat gebeurt niet hals over kop of overhaast, als een donderslag bij heldere hemel. Het is een heel menselijk proces, dat tijd vraagt. Nicodemus, een mens als wij, voelt de weerstand om zijn gewone pad te verlaten en aarzelt om de sprong te wagen. Hij kan het allemaal zo moeilijk geloven omdat het zo anders is dan wat hij altijd gedacht had, zo anders ook dan wat normaal lijkt. Hij aarzelt dan ook om zich toe te vertrouwen aan die Jezus, die gekruisigd zal worden – een weg ten dode in de ogen van de weldenkende mens.
Het kruis, dat leidt tot een nieuwe geboorte, dát is hét mysterie van de God die Leven geeft! Niemand heeft ooit God gezien, maar de Zoon heeft Hem doen kennen. Wat wij ten diepste van God weten, leren we in het lijden en de dood van Jezus. Daarin geeft Jezus zichzelf totaal en geeft de Vader zijn Zoon. Want Jezus lijdt tijdens zijn kruisgang en op zijn kruis. En de Vader lijdt mee als Hij zijn Zoon zó ziet. Vader en Zoon lijken totaal uiteengerukt: ‘Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij mij verlaten’. Maar zij zijn volkomen één: in hun gegevenheid, in hun gebrokenheid voor de mens, in hun Liefde, die zich heel en al schenkt. Ook, bovenal en alleen dan wanneer het lijden in zijn talloze vormen zo overweldigend en verpletterend aanwezig is.
Hoe kunnen wij geloven dat God leven geeft doorheen die weg van onnoemelijk lijden en dood? Hoe kunnen wij geloven dat God leven geeft, wanneer lijden en dood ook nu zo overdonderend aanwezig blijven? Hoe kunnen wij geloven dat God leven geeft? Met zoveel onrecht, oorlog en persoonlijke miserie? Waarom zoveel bloed en tranen? En bovenal: waarom vinden wij geen antwoord of afdoende verklaring voor al dit lijden? Waarom begrijpen wij niet dat het zo alomtegenwoordig aanwezig is en zoveel mensen treft, die beter verdienen? Waarom begrijpen wij niet dat het zoveel onschuldigen verminkt en doodmept? Waarom geen antwoord, waarom geen verklaring?
Er is maar één antwoord hierop en dit is door en door paradoxaal. Wij begrijpen dit immense, meer dan levensgrote leed niet, wij vinden geen antwoord op onze vraag naar een waarom of een verklaring, omdat er geen antwoord of verklaring is. Omdat we niet mogen zeggen dat God dit lijden veroorzaakt of wil. Maar de Gekruisigde leert ons hoe wij MET dit lijden toch kunnen leven? En dat kan enkel: door in Hem te geloven zoals Hij was: verworpen, gemarteld, gekruisigd, verrezen. Zo was zijn Liefde. En alleen die oneindige Liefde laat toe om met het lijden toch te leven. Lijden wordt leefbaar omdat ook Jezus – Gods eigen Zoon en zelf God – diezelfde weg gegaan is van Lijden naar Leven. Omdat Hij wilde tonen dat Hij MEDE LIJDT en MEDE LEEFT en doorheen alle lijden tot leven kwam en blijft komen.
Beter dan het evangelie kunnen wij het niet zeggen: ‘God had de wereld zo lief dat hij zijn enige Zoon heeft gegeven, opdat ieder die in hem gelooft niet verloren gaat, maar eeuwig leven heeft. God heeft zijn Zoon niet naar de wereld gestuurd om te oordelen, maar om die wereld door hem te redden.’
Moge dit geloof ons – over alle twijfels heen – geschonken zijn!
Op tweede kerstdag is mijn vader zachtjes weggevlogen,
de eeuwigheid tegemoet.
Vlak voor de koopjesperiode begint, moet je om korting te krijgen soms iets extra’s kopen waar je eigenlijk niet op uit bent. Zo is het ook met rouw.
Verdriet in de vorm van een bord te veel op tafel.
Het is haast een klassieker, maar toch overkomt het me. Als ik na de uitvaart en de korte plechtigheid op de begraafplaats ’s avonds bij mijn moeder de tafel dek, staat er opeens een bord te veel. Mijn handen hebben ook voor mijn vader nog een bord geplaatst, in de hoop dat hij straks net zoals nog niet zo lang geleden overeind komt uit zijn zetel en mee aanschuift.
Verdriet op de roltrap in een kledingzaak.
Met mijn verstand op nul ga ik naar de winkel om de kamerjas die ik mijn vader voor Nieuwjaar had gekocht terug te brengen. Zoiets moet gewoon gebeuren. Het meisje aan de kassa is heel lief en ik krijg zonder problemen het geld terug, maar als ik zonder pakje weer wil weggaan, sta ik opeens met lege handen.
Wij hebben een schat aan mooie herinneringen, maar het gemis krijgen we er telkens ongevraagd voor dezelfde prijs bij. Koppelverkoop. Het ene kan blijkbaar niet zonder het andere.
Een bitterzoet verdriet dus.
Mijn moeder huilt telkens als ze kijkt naar zijn foto op de schouw, maar ze laat die foto toch staan. Ze heeft verdriet als ze zijn horloge in de kast ziet liggen, maar toch mag het daar niet weg.
Mensen met meer ervaring in verdriet zeggen dat het altijd zo zal blijven. Dat verdriet op de gekste momenten de kop kan opsteken, naar aanleiding van een liedje, een uitspraak of een plek waar je komt. Dat het pijn doet, maar dat het je tegelijk verbindt met wie je moet missen.
Ondanks alles is dat een troost.
Al onze herinneringen hebben een scherp randje gekregen, waar we ons van tijd tot tijd aan zullen snijden. Toch zouden we ze niet willen missen.
We hopen en geloven dat mijn vader in de warme armen van God ligt. Onze aardse verlangens – om hem nog eens vast te houden, om nog even een grapje van hem te horen – botsen met zijn hemelse toestand. Ons hart loopt er blauwe plekken van op. Maar we blijven met elkaar verbonden.