Kerstmis valt soms heel kort na de 4de zondag van de Advent en daardoor valt deze 4de zondag wel eens door de mazen van het net. Toch is ook de viering van vandaag de moeite waard, omdat er nogal wat aandacht gaat naar Jozef, een persoon uit het Kerstgebeuren, die dikwijls vergeten wordt: in gedichten of in de kunst komt hij weinig naar voor.
Jozef, haar man, was een rechtvaardige.
Omdat hij haar niet in opspraak wilde brengen,
kwam hij op de gedachte om in stilte van haar te scheiden.
Terwijl hij dit overwoog,
verscheen hem in een droom
een engel van de Heer, die zei:
`Jozef, zoon van David,
wees niet bang uw vrouw Maria bij u te nemen,
want wat bij haar tot leven is gewekt,
is van de heilige Geest.
(Matteüs 1,19-20)
‘JOZEF, MILDE, STILLE HOEDER’
In het evangelie wordt er ons weinig over Jozef verteld. Enkele opvallende aanduidingen:
Zo wordt Jozef ‘een rechtvaardige’ genoemd: in de Joodse traditie betekent dit: iemand, die met heel zijn hart naar God toeleeft. Daarom ook is de houding van Jozef tegenover Maria veelzeggend: hij wil haar niet in opspraak brengen; hij heeft eerbied voor haar en wil geen misbruik maken van de toestand, waarin zij verkeert, een toestand, die menselijk gesproken, moeilijk en delicaat was. Ook dan denkt hij eerst aan Maria, en niet aan zichzelf, om profijt te slaan uit deze moeilijkheden.
En een tweede punt: wij zijn vertrouwd met de engeltjes uit het Lucasevangelie, die aan de herders Jezus’ geboorte melden, met die mooie woorden: ‘Vreest niet. Ik breng u een Blijde Boodschap, die bestemd is voor u en voor alle mensen: heden is u een Redder geboren.’ Bij Matteüs is ook een kerstengel aanwezig, die wij gemakkelijk vergeten: in een droom verschijnt aan Jozef een engel van de Heer, die hem wegwijs maakt in de bedoelingen van God met hem, die hem geleidt over moeilijke paden, zoals het in een psalm gezegd wordt.
Net zoals bij Jezus is ‘de Geest van God’ het beginsel van het leven van Jozef. Zelf wil hij weggaan bij Maria, in alle stilte, om haar niet in opspraak te brengen, maar God doorkruist dit plan. Hij krijgt de belangrijke taak om aan het kindje een naam te geven: Jezus, wat in een letterlijke vertaling betekent: Jahwe, God, brengt redding. Redding, bevrijding, verlossing, uit alle situaties van onheil of verdrukking.
Moge Jozef ons aansporen tot ‘rechtvaardigheid’ …en ons ook bijstaan om God redding te laten brengen.
Op deze derde zondag van de advent staan twee figuren centraal: nog eens Johannes de Doper, de profeet, die vorige week zo hard van leer trok tegen het ‘addergebroed’, en daarnaast Jezus zelf, de barmhartigheid in persoon, die zich voorstelt als de beloofde Messias: ‘de Redder, die komen zou’.
Johannes is er helemaal van in de war: ‘Is deze man nu diegene die ons van Godswege beloofd is en die komen zou?’
Geef kracht aan trillende handen,
maak knikkende knieën sterk.
Zeg tegen het moedeloze volk:
‘Wees sterk en vrees niet,
want jullie God komt.’
Dan worden blinden de ogen geopend,
de oren van doven worden ontsloten.
Verlamden zullen springen als herten,
de mond van stommen zal jubelen:
(Jesaja 35,3-4 en 6)
`Ga Johannes vertellen wat u hoort en ziet:
Blinden zien weer en kreupelen lopen,
melaatsen worden rein en doven horen,
doden staan op
en aan armen wordt de Goede Boodschap verkondigd.’
(Matteüs 11,4-5)
‘ZIJT GIJ DIEGENE DIE KOMEN ZOU?’
Jezus en Sint Janneke die speelden met een lammeke! We zongen er over en we waren het in de processie. Maar Johannes is anders: een ruige profeet in de woestijn, een kemelharen kleed, sprinkhanen en wilde honing, een donderpredikant die spreekt van strenge straffen. Hij had zelfs koning Herodes de les gelezen. Nu zit hij gevangen. Hij had in Jezus zijn opvolger gezien. Maar Jezus is wel opvolger maar geen navolger.
Hij is de 'zachte hand' die ogen opent en leert horen, leert luisteren. Lammen en mensen die verlamd zijn van angst geeft Hij moed. Wie uitgestoten is neemt Hij op. En wie voor dood neerligt geeft Hij nieuw leven. Jesaja had dit gezegd over de Messias, die zou komen.
En Jezus zegt nog meer: ‘aan armen wordt de blijde boodschap verkondigd’. Het gaat Hem niet om de letter van de wet, maar om een geest van gerechtigheid, barmhartigheid en mededogen. Hij komt niet om te oordelen, laat staan om te veroordelen maar om te redden.
We denken aan Dostojewski, die ergens schreef: ‘Christus stuurt ons in de war’. Want Johannes is in de war. Is dat nu die Messias, die zou komen? ‘Zalig die aan mij geen aanstoot neemt’, zegt Jezus. Hij zegt het ook aan ons, als we in de war zijn. In de war, omdat alles donker kan zijn en we alleen een zwijgende God vinden. In de war, als we vol verlangen uitzien naar iemand die het puin van deze wereld en de winter van onze kerk omvormt tot 'vrede en vreugde'. Maar ogenschijnlijk verandert er niets.
We kunnen niet zomaar wachten, met gekruiste armen, passief en gelaten, tot alles vanzelf wel goed komt. Ons wachten is 'verwachten', zoals een moeder in 'blijde verwachting' is van haar kindje. Het kindje komt in pijn en wee. De blijde verwachting weet van pijn, die komt. Ook Jezus komt niet zonder pijn: zijn geboorte verandert ons leven! Dat kan pijn doen!
Een joods verhaal spreekt van een bedelaar aan de poort van Rome. Hij wacht, en wacht. Die bedelaar is de Messias. ‘Op wie wacht hij dan?’ vraagt een jongen aan zijn opa. De oude man legt de hand op het kind en zegt: ‘Op jou, mijn jongen.'
Jezus doet zoals die opa. Hij wacht op ons. Het Rijk van God dat Hij belooft en wij verwachten geeft Hij ons in handen! Maar Hij toont de weg naar dat Rijk, die omgekeerde rangorde: ‘Wie groot wil zijn moet dienaar worden. Wie de eerste wil zijn moet slaaf van allen wezen.'
In die zin mogen wij uitzien naar ‘Hem, die komen zou’. De wereld zal niet meteen spectaculair veranderen. Maar misschien worden wijzelf anders. Als we geloven dat Jezus als het ware zijn hand op ons legt en zegt: het Rijk van God, dat wacht op jou.
(vrij naar Rob Moens, dominicaan, Genk)
Wij bidden om advent
dat elk van ons een weg mag vinden
in de verwarring van zoveel dagelijkse drukte
en zoveel lege woorden die zoveel gemis verbergen.
Wij bidden om een weg, die we kunnen gaan
met de zekerheid dat er een bestemming is
en dat we er ooit zullen komen.
Een ruige man wees ons die weg,
Johannes is zijn naam.
Zijn ogen stonden scherp op de woestijn gericht
waar de aardse horizon ten einde loopt
en de hemel in zicht komt.
Zijn woorden draaiden altijd rond bekering
en verandering van leven.
Misschien zou hij ons vandaag
wijzen op het echte doel van ons leven.
Misschien zou hij ons bezweren
om een stuk van onze overvloed achter te laten,
en wat minder oppervlakkig te gaan leven.
Om veel intenser te genieten
van de diepe vreugden van het hart en van de geest.
In de eeuwige stilte aan de binnenkant van Gods Leven werd besloten tot de Verlossing. In de verborgenheid van het stille kamertje van Nazareth kwam de kracht van de Heilige Geest over de Maagd die in eenzaamheid zat te bidden; zo kwam de menswording van de Heiland tot stand.
Verzameld rond de stil biddende Maagd wachtte de Kerk, die op het punt stond geboren te worden, de beloofde komst van de Heilige Geest af: deze moest haar inspireren tot innerlijke verlichting en tot activiteit die blijvend vrucht zou dragen.
In de nacht van de blindheid waarmee God Saulus had geslagen, wachtte hij het antwoord af op de vraag die hij had gesteld: ‘Heer, wat wilt u dat ik doe?’
In eenzaam gebed werd Petrus voorbereid op zijn zending onder de heidenen.
En zo gaat dat alle eeuwen door.
In de eenzame samenspraak van elke toegewijde ziel worden de gebeurtenissen voorbereid die in de kerkgeschiedenis zichtbaar worden, en welke het aanschijn der aarde vernieuwen.
De maagd, die alle van God afkomstige woorden in haar hart bewaarde, is het voorbeeld van die luisterende zielen; in hen wordt Jezus’ hogepriesterlijk gebed telkens weer vernieuwd…
In deze donkere dagen bidden wij U, Heer God, dat wij nooit de hoop verliezen; dat leegte en duisternis ons niet overweldigen.
Dat we niet vluchten in glitter en schone schijn. Dat wij, in deze adventstijd, wakend blijven uitzien naar de vervulling van uw beloften: uw komst in onze wereld, uw komst in de duisternis van ons bestaan, in de leegte van ons zo armzalig mensenhart.
Dat ons ongeneeslijk verlangen naar vrede en gerechtigheid U mag herkennen in al wat klein en kwetsbaar is, in het kind in de kribbe, in het kind voor wie in de herberg heen plaats was.
Dat wij nooit de hoop verliezen maar vol vertrouwen uitzien naar uw komst.
moeten jullie niet eindeloos voort prevelen ... .'
Eens stond de Baäl Sjem Tov met zijn leerlingen voor de deur van een synagoge. Hij ging naar binnen, maar kwam na korte tijd al weer naar buiten. 'Het is hier te vol, er is geen plaats voor mij; legde hij uit. Toen de leerlingen daarna zelf gingen kijken waren ze verbijsterd. Er stonden namelijk slechts drie mannen in een hoek van de verder lege synagoge. De Baäl Sjem Tov merkte hun verbazing en zei tot hen: 'Jullie hebben niet goed gekeken en geluisterd. Woorden die uitgesproken worden uit het hart, gebeden die werkelijk gemeend zijn en voortkomen uit een innerlijke worsteling stijgen op, hoger en hoger voor de troon van de Eeuwige.
Maar woorden die zo maar gebezigd worden en het hart niet raken blijven zwaar hangen in de ruimte. Er waren zoveel woorden in de synagoge; ik kon er niet meer bij.’
Christus Koning is bij Lucas geen koning in triomf, het is de lijdende mens Jezus, aan het kruis vermoord door de machten, die de duivel en het kwaad dienen. Het is de mens, die ten dode toe, vermorzeld wordt onder het juk van de zonde, die de wereld regeert. Die mens wordt in alle talen gehoond en bespot met de woorden: ‘Dit is de koning der joden’.
Gods wijsheid is zo anders dan de wijsheid van de wereld: in de persoon van Jezus wijst God de macht van het kwaad af, en kiest Hij ten volle de kant van alle slachtoffers die moeten lijden onder de heerschappij van de zonde en het kwaad in deze wereld.
Zusters en Broeders,
breng met vreugde dank aan de Vader.
Hij stelt u in staat om te delen in de erfenis
die alle heiligen wacht in het licht.
Hij heeft ons gered
uit de macht van de duisternis
en ons overgebracht
naar het rijk van zijn geliefde Zoon,
die ons de verlossing heeft gebracht,
de vergeving van onze zonden.
(Kolossenzen 1,12-14)
Toen Jezus aan het kruis hing,
stond het volk toe te kijken,
maar de overheidspersonen lachten Hem uit en zeiden:
‘Anderen heeft Hij gered;
laat Hij zichzelf eens redden
als Hij de Messias van God is, de uitverkorene!’
De soldaten brachten Hem zure wijn,
en ook zij voegden Hem spottend toe:
‘Als Gij de koning der Joden zijt, red dan Uzelf.’
Boven Hem stond als opschrift
in Griekse, Romeinse en Hebreeuwse letters:
‘DIT IS DE KONING DER JODEN.’
(Lucas 23,35-38)
‘MEER HERDER TOCH DAN KONING’
De eeuwen door vormden mensen zich een beeld van God. Die Godsbeelden zeggen dikwijls veel over onszelf, en weinig over God. Zo wordt God iemand die naar ons luistert, en die moet zorgen dat ons niets overkomt. Hij wordt de Almachtige, die onze kant kiest.
Wie iemand is, zien we soms aan zijn woorden, maar vooral aan zijn daden, zijn manier van leven. Woorden alleen kunnen zo misleidend, ja zelfs bedrieglijk zijn. Om God te leren kennen moeten wij naar Jezus kijken: wat Hij zei, wat Hij deed. In Hem zien we God zelf. Vandaag vieren we ChristusKoning . Maar wie of hoe is die Koning? Er is maar één antwoord: die Koning is de Lijdende Dienaar. Omdat Hij moest lijden onder het gewicht van het kwaad wordt Hij de koning van ons hart, en mogen wij Hem de Koning van het Heelal noemen. Want Hij heeft ons gered uit de macht van de duisternis en ons de verlossing gebracht uit de heerschappij van allen, die het kwade dienen.
In Jezus zien wij geen machtige heerser, maar de Lijdende Dienaar. Christus Koning is geen feest van triomf. Hij is een andere Koning: Hij wilde bevrijden, wie door het kwaad gebroken worden. Dáárom moest Hij lijden, ten dode toe vermorzeld en ook zelf gebroken worden.
Mochten wij dat eens opnemen in ons hart en als christenen totaal anders leven! Mochten wij, als minderheid, eens tegen de stroom ingaan. En net als Jezus, de ChristusKoning, niet gedreven worden door de wijsheid van deze wereld, maar bekommerd zijn om wie door deze wereld vervolgd worden. Slechts zo kunnen wij Hem volgen, die meer herder dan Koning is.
Het is aan ons: kiezen wij voor die Koning, die de goede Herder is? Kiezen wij voor de machten der aarde en de afgoden van onze tijd, of voor de Koning van het Koninkrijk van God? De Koning, die opkomt voor al wie verdrukt en verworpen werd en daarom ook zelf verdrukt en verworpen werd. En daarom ook nu en ook zelf, verworpen en verdrukt wordt.
De bladeren veranderen met de tijd zoals ook wij dat doen. We groeien en we leren van de dingen die we zien. Alles maakt een verschil, subtiel of groots. Het hart groeit sterker en de geest verruimt zich.
Het is waar, we worden beïnvloed door alles wat gezegd wordt. Door elke film die we hebben bekeken en door alle boeken die we hebben gelezen.
Maar net als de bladeren, zijn er geen twee dezelfde. Ieder blad is uniek zoals elke persoon binnenin. En net als de seizoenen, veranderen we steeds. Ieders leven is anders, net zoals de verhalen die we vertellen.
'k Heb Lieze weergezien. Zij stond stil in de regen. Toen ik haar riep, bewogen haar oren verrast; zij kwam naar mij toe; vertederd ging ik haar tegen, zij wreef met haar kop, ruw pakte ik haar manen vast.
Mijn paard, zei ik haar. Zijt gij nog altijd in leven? Weet gij nog wel hoe jong en hoe wild gij toen waart? En waar, vroeg zij mij, zijt gij tot nog toe gebleven, waar is het beter voor u, dan hier bij uw paard?
Ik ben niet thuis, gaf ik toe. Ik leef onder mensen, ik vermoed dat ik voor hen niet goed genoeg ben; ik doe wat ik kan, naar 't schijnt zal ik eerlang wensen: sta mij toe dat ik niets van de mensen meer ken.
Ontdekken en leren is goed; alles verleren is beter; 't geeft soms de rust die 'k nimmer gewon. Dan zal ik waarschijnlijk tot u weer kunnen keren, of zou 't spreekwoord geen waar zijn: na regen komt zon?
Is alles leugen wat wij ons wijs lieten maken, is er niets dan geklets en gescharrel om baat? Is er buiten geknoei en bedrogen geraken geen heil voor onze menselijke edele staat?
Waar gaat gij nog heen, druipend, alleen in de regen, zoekt gij nog iets dat eens een begoocheling bood? ... Er is maar één waarheid, wij gaan lachend haar tegen, ach Lieze, mijn beest, er is geen thuis dan de dood.
De grijsheid van veel dagen in de herfst, het einde van het jaar, de lange tijd, dat het donker is … het kan soms op ons gemoed werken.
Syrië, Irak, Afghanistan, het terrorisme in zoveel landen, de honger in de wereld, de rampen her en der… het laat ons niet onberoerd.
Laten wij ons evenwel niet afleiden door ontmoediging, of misschien ook door onbegrip van vrienden, die ongemerkt haast een andere weg in hun leven hebben gekozen.
Want het kan toch niet de bedoeling zijn om ons angstig te maken: het evangelie is en blijft een blijde boodschap, van hoop, vertrouwen en vreugde. Mogen wij dan ook hoopvolle mensen blijven – over onze twijfels heen – en ondanks alles wat gebeurt!
Zie: de dag gaat komen,
de dag die als een oven brandt.
Al de hoogmoedigen,
al wie boosheid bedrijft,
zij allen worden stoppels,
in brand gezet door de dag die gaat komen
Maar voor u, die mijn Naam vreest,
gaat de zon van de gerechtigheid op,
en met haar vleugels brengt zij genezing.
(Maleachi 3,19-20)
In die tijd zei Jezus:
‘Wat jullie hier zien
– er zullen dagen komen
waarop geen steen op de andere zal blijven;
alles zal worden afgebroken.’
Als jullie berichten horen over oorlog en opstand,
raak dan niet in paniek.
Die dingen moeten eerst gebeuren,
maar dat is nog niet meteen het einde.’
‘Het ene volk zal tegen het andere ten strijde trekken
en het ene koninkrijk zal de strijd aanbinden met het andere,
er zullen zware aardbevingen komen
en hongersnoden en epidemieën alom,
en er zullen aan de hemel
grote en verschrikkelijke tekenen verschijnen.
Maar eerst zullen jullie worden mishandeld en vervolgd
en uitgeleverd aan de synagogen,
jullie zullen worden opgesloten in de gevangenis
en worden voorgeleid aan koningen en gouverneurs
omwille van mijn naam.
Zelfs je ouders en broers, verwanten en vrienden
zullen je uitleveren,
sommigen van jullie zullen worden terechtgesteld,
en jullie zullen door iedereen worden gehaat
omwille van mijn naam.
Maar geen haar van je hoofd zal verloren gaan.
Red je leven door standvastigheid!’
(Uit Lucas 21,5-19)
‘DOOR STANDVASTIG TE ZIJN …’
Nu het liturgisch jaar op z’n einde begint te lopen, lijkt het wel of het ook met de wereld bijna gedaan is. Vreselijke rampen en verwoestingen komen op ons af, en daarna de definitieve ramp: de ondergang van de wereld.
Dat Lucas deze straffe woorden in zijn evangelie gebruikt is niet echt verwonderlijk. Enkele jaren vóór hij zijn evangelie schreef, was de tempel van Jeruzalem volledig verwoest. Veel van zijn lezers hadden de gruwelen zien gebeuren. Voor een jood kon deze vreselijke catastrofe niets anders betekenen dan het einde van het joodse volk, wat dan weer zoveel wil zeggen als het einde van de wereld. Lucas doet er in zijn evangelie nog enkele flinke schepjes bovenop. Oorlogen en opstanden, aardbevingen, hongersnood en epidemieën en de hemellichamen die van streek geraken. Daarna komt het einde, en ook dat zal allesbehalve plezierig zijn.
De tijdgenoten van Lucas en waarschijnlijk ook Jezus zelf geloofden dat het einde van de wereld niet lang meer zou uitblijven. Wij zijn daar nogal gerust in. Mochten alle voorspellingen van bijvoorbeeld de klimaatstrijders uitkomen, dan nog kunnen we onszelf sussen door te stellen dat wij de grote ondergang in elk geval niet zullen meemaken. En toch is er op korte tijd veel veranderd. Je merkt het aan zowat alle mensen. We zijn verontrust geworden door alles wat er pakweg de voorbije 20 jaar allemaal is gebeurd, allemaal is veranderd. Er zijn de terroristische dreigingen die al lang niet meer bij woorden blijven, er is de toestand in de Arabische wereld, de vluchtelingenstroom, de extreme verrechtsing, de angst en het onveiligheidsgevoel bij mensen, het succes van het individualisme, de groeiende haat tegenover hen die anders zijn,… enzovoort enzoverder. En al betekent zelfs dit alles nog niet dat het einde van de wereld nabij is, toch kunnen we stilaan met Urbanus zeggen dat de wereld danig om zeep is.
Maar er is meer. Dagelijks worden wel ergens mensen getroffen door een ramp die hun wereld compleet ineen doet storten. Ik moet ze u niet beschrijven. Een relatie die op de klippen loopt, de diagnose dat je ongeneeslijk ziek bent, een kind dat op weg naar school van de fiets wordt gereden, een jongere die uit het leven stapt,…
Catastrofen in de wereld en in je eigen leven, ze horen jammer genoeg bij het leven zelf. En telkens gaat het om een wereld die ineenstort. Er staan in het evangelie twee zinnen die ons kunnen helpen: ‘Laat u niet uit het veld slaan’. Raak niet in paniek, laat je niet van de wijs brengen. En ook: ‘Door standvastig te zijn zult ge uw leven winnen’. Je kunt je leven dus ook verliezen. Hierbij gaat het niet over het leven na de dood, de onsterfelijkheid die aanvangt na de rampen die het evangelie beschrijft. Hier gaat het om het leven hier en nu. Het leven als het ‘échte’ leven met die kwaliteit waarvan we geloven dat ze inherent is aan het echte menselijk leven.
Niet iedereen maakt van zijn leven iets dat de naam 'leven' ten volle verdient. Het gebeurt dat een menselijk leven stilaan verstikt in oppervlakkigheden, in verveling en onbenulligheid, of in zelfbeklag. Een leven dat helemaal op zichzelf gericht is en voorbijgaat aan de authentieke menselijke gevoelens van dienstvaardigheid en genegenheid. Een tijdje geleden zag ik een televisieprogramma over kanker. Het was een gesprek van kankerpatiënten, geleid door kankerpatiënten. Ze wisselden hun ervaringen uit, ze ondervroegen elkaar. Ik vroeg me daarbij af: hoe is het leven nog mogelijk als je met zekerheid weet en voelt dat je weldra zult sterven? Maar ze getuigden van een leven met hoogten en laagten, met angsten en met hoop. Wat ze vooral duidelijk wisten te maken was dat na dagen en weken van onzekerheid van angst en wanhoop, ze hun leven anders waren gaan zien. Er was bij hen een innerlijke ommekeer gebeurd. Ze vochten niet tegen de kanker, ze vochten voor het leven. Ze klampten zich vast aan wat hen uit de diepte van henzelf bleef oproepen om te blijven vechten. Ze hadden de kracht van de standvastigheid ontdekt.
De waarschuwingen van het evangelie over dreigende rampen en het einde van de wereld kunnen een heilzame boodschap zijn. Een boodschap die ons wakker schudt. Ze kan ons doen inzien dat een mens die standvastig en volhardend gebouwd heeft aan zijn echte menselijkheid, die niet gevlucht is voor de hardheid van het leven, tegen alle bedreigingen gewapend is. Elders in zijn evangelie citeert Lucas wat Jezus zei over iedereen die gehoor gaf aan zijn raad. Wie ernaar luistert en ernaar leeft, is als de man die zijn huis op de vaste rots bouwde. Maar wie hoort en niet doet, lijkt op iemand die zijn huis zomaar op het zand bouwde, zonder fundering, met alle gevolgen van dien (Lucas 6,49). Alleen door de standvastige trouw in de genegenheid, de toewijding aan medemensen en aan wat ons als opdracht is gegeven, bouwen we een leven op dat tegen de beukende stormen bestand is. Voor wie standvastig gelooft, hebben niet de catastrofe en de dreigende ondergang het laatste woord. Het laatste woord heeft de hoop dat God ons leven blijft schenken, het ware leven: ‘Door standvastig te zijn zult ge uw leven winnen’.
(Preek van de Week – Dominicanen)
HOOP IN BANGE DAGEN
Onze wereld wordt getekend door geweld en onderdrukking. De een wil de ander klein krijgen om zelf groot te lijken. Mensen doen elkaar de dood aan, omdat ze een andere overtuiging hebben. Ze kijken elkaar niet meer aan vanwege een andere kleur of geaardheid. Er heerst verdeeldheid alom. Vaak lijkt onze wereld op de dodelijke chaos van het begin.
Midden in die wereld leven wij. Ook wij worden bedreigd door ziekte en dood, door onenigheid en onverdraagzaamheid. We gunnen elkaar het licht in de ogen niet. Afgunst en jaloezie drijven ons voort. Soms is ons leven en dat van onze wereld een hopeloze puinhoop.
Te midden van dit alles roept het evangelie ons op om te blijven geloven in de toekomst. Bij de pakken gaan neerzitten, onszelf overgeven aan doemdenken, is uit den boze.
Het evangelie vraagt ons
dat wij het uithouden, dat we elkaar bij de hand nemen om zout en licht te zijn, om vuur en warmte te verspreiden. Het roept ons op om te blijven getuigen van de Geest die in ons leeft, een Geest van liefde, vrede en gerechtigheid.