die zichzelf
rechtvaardig vinden en anderen minachten,
vertelde Jezus de
volgende gelijkenis.
Twee mensen gingen
naar de tempel om te bidden,
de een was een
Farizeeër en de ander een tollenaar.
De Farizeeër stond
daar rechtop en bad bij zichzelf:
God, ik dank U dat
ik niet ben als de andere mensen,
die roofzuchtig of
onrechtvaardig of overspelig zijn,
en dat ik ook niet ben
als die tollenaar.
Ik vast tweemaal per
week
en draag een tiende
van al mijn inkomsten af.
De tollenaar echter
bleef op een afstand staan
en durfde niet eens
zijn blik naar de hemel te richten.
In plaats daarvan
sloeg hij zich op de borst en zei:
God, wees mij
zondaar genadig.
Ik zeg jullie,
hij ging naar huis
als iemand
die rechtvaardig is
in de ogen van God,
maar die ander niet.
Want wie zichzelf
verhoogt zal vernederd worden,
maar wie zichzelf
vernedert zal verhoogd worden.
---
Onze manier van bidden zegt veel over onze persoon: twee mensen gaan naar
de tempel, maar alleen de tollenaar is nederig genoeg om God te ontmoeten, de
andere is hooghartig. Hun gebed toont hoezeer
zij verschillen.
Onze sympathie is voor de tollenaar: Zo zijn ook wij, denken we, zo
nederig, zo bescheiden, en we zien onze hoogmoed niet: Ik ben toch niet zoals
die anderen!. Toch zijn we dikwijls de Farizeeër en, soms, op onze beste
dagen, wel eens de tollenaar.
De Farizeeër wil vooral beter zijn dan de anderen. Zelfs in zijn gebed ziet
hij alleen zichzelf, en streelt hij zijn eigenliefde, vol minachting voor alle
anderen, die zwakkelingen, die zoveel slechter zijn. Het is een dubieus gebed!
De tollenaar bidt heel anders: God, wees mij, zondaar, genadig! Wie oprecht
bidt, vergelijkt zich niet met anderen, maar wil bij God zijn, en dan word je
vanzelf bescheiden. Tegelijk word je dankbaar omdat God zo genadig is, en je
wordt mild voor de anderen, kleine mensen, zoals je zelf klein bent. Voor God,
die het volle Leven, de volle Vreugde belooft en geeft, sta je vol dank. Dat
besef van de gave van het leven maakt bescheiden over eigen kunnen en stemt je
ook mild tegenover andermans zwakheden.
Wie oprecht bidt erkent zijn eigen onmacht, niet om zich te wentelen in een
ziekelijk schuldcomplex, maar in de hoop dat zijn vriendschap met God de kracht
geeft om zijn leven te vernieuwen. Hoogmoed maakt eenzaam. Bescheidenheid
schept eenheid, met God en met de mensen. Dat neemt onze eigenwaarde niet weg,
maar we worden echtere mensen!
Je kan ook niet oprecht bidden als je niet echt menselijk leeft, als je
hard en minachtend staat tegenover anderen in plaats van liefdevol en genegen
voor hen te zorgen. En evenzeer, om echt menselijk te leven is het goed om
regelmatig te bidden, om regelmatig voor God te gaan staan, dankbaar voor het
Leven, dat je dag aan dag uit zijn hand ontvangt.
Een Schriftgeleerde
legde Jezus de volgende vraag voor:
'Wat is van alle
geboden het belangrijkste gebod?'
Jezus antwoordde:
Het voornaamste is:
Luister, Israël! De
Heer, onze God, is de enige Heer;
heb de Heer, uw God,
lief met heel uw hart en met heel uw ziel
en met heel uw
verstand en met heel uw kracht.
Het op een na
belangrijkste is dit:
Heb uw naaste lief
als uzelf.
Er zijn geen geboden
belangrijker dan deze.'
De Schriftgeleerde
zei tegen Hem:
'Inderdaad, meester,
wat U zegt is waar:
Hij alleen is God en
er is geen andere God dan Hij,
en Hem liefhebben met
heel ons hart
en met heel ons
inzicht en met heel onze kracht,
en onze naaste liefhebben
als onszelf
betekent veel meer
dan alle brandoffers en andere offers.'
---
Alweer bekende woorden. Zo vaak
gehoord, zo dikwijls al gezegd. Jezus vraagt een grondhouding, een diepe keuze
van ons hart, die ons dagelijkse leven richting geeft. Zo geeft Hij ons het
fundament van elke wet. Door te wijzen op het ENE gebod van de Liefde verschilt
Hij wezenlijk van de oude Joodse wet met zijn talloze geboden en verboden, en
ook van de hedendaagse praktijk in wet en recht. Juristen kunnen vitten over
punten, kommas en procedures. Soms gaat het om haarklieverijen die de grond
van de zaak wegmoffelen. Recht en wet dienen niet altijd de gerechtigheid, laat
staan goedheid en liefde, maar soms alleen eigen voordeel en gelijk.
Hoe anders is Jezus in zijn
rechtlijnigheid. Eén grondhouding van het hart, één gebod, één wet: de liefde.
Een liefde, die tegelijk op God gericht is en op de evenmens, belangeloos en
zelfvergeten. Dat is niet wereldvreemd of bovenmenselijk: God vraagt van ons
geen onmogelijke dingen. Godsdienst is geen soort van topsport om de eerste, de
grootste of de snelste te zijn in de liefde. Hij is zeer menselijk in zijn
vraag: dat wij, naar eigen best vermogen, proberen liefdevol te leven.
Zo laat Hij een grote vrijheid
aan ons eigen eerlijk oordeel, aan ons eigen geweten. Hij vraagt van ons dat
wij, in elke concrete situatie, zelf op een eerlijke manier uitmaken wat goed
en liefdevol is. De richtlijn is allesomvattend; zij geldt altijd en overal.
Maar de toepassing kan erg verschillen, omdat onze levens zo verschillend
kunnen zijn, van mens tot mens, van dag tot dag. Aan ons om in te zien wat hier
en nu goed en liefdevol is. Dit is geen alibi voor egoïsme; integendeel het
vraagt van ons dat wij in ons gewone leven vindingrijk zouden zijn, begaan met
de vraag: wat zou Jezus doen, hier en nu?
Vriendschap heeft geen geleerde volzinnen nodig
of schijngezichten of listige streken,
vriendschap geeft geen overbodige eerbetuigingen,
vriendschap trekt geen scheef gezicht.
Vriendschap volgt de weg van de natuur,
vriendschap schuwt de vleierij,
vriendschap onderscheidt waarheid van fictie en
spreekt de taal van het hart.
Vriendschap stelt geen eisen,
vriendschap minacht een klein geloof.
Het vervult zijn opdracht
bij woord en bij daad.
Vriendschap moedigt de zwakken en vermoeiden aan.
Het maakt hen die verlegen zijn sterk.
Het voorkomt fouten en verlicht de somberheid,
het effent ons levenspad.
Vriendschap, pure, onbaatzuchtige vriendschap,
gedurende onze ganse levensloop,
voedt, sterkt, verbreedt en verlengt
de relatie van mens tot mens.
Op deze 3de zondag van
de vasten lezen we in het evangelie van Lucas, in het 13de
hoofdstuk:
Hij vertelde deze
gelijkenis:
`Iemand had in zijn
wijngaard een vijgenboom staan.
Hij kwam kijken of er
vruchten aan zaten,
maar vond er geen.
Toen zei hij tegen de
wijngaardenier:
`Dit is nu al het derde
jaar dat ik kom kijken
of er aan deze vijgenboom
vruchten zitten,
en er geen vind.
Hak hem maar om.
Waarom zou hij de grond
nog verder in beslag nemen?''
De wijngaardenier
antwoordde:
`Mijnheer, laat hem dit
jaar nog staan,
zodat ik de grond
eromheen kan omspitten en bemesten.
Wie weet draagt hij dan
volgend jaar vrucht.
Zo niet, hak hem dan maar
om.'' '
Vandaag en volgende week gaat het over de manier waarop
God ons, zwakke mensen, opvoedt: de pedagogie van God. Twee grote kenmerken tekenen Gods handelwijze: geduld met mensen en bereidheid om te vergeven
Dit is geen aansporing tot laksheid, wel een aansporing om onszelf en anderen niet met schuldgevoelens te beladen, maar om onszelf en anderen, in mildheid, lief te hebben en nieuwe kansen te geven.
Mild
worden
is
de rijpste groei van de mens.
Het
is zacht worden in je woorden
in
de klank van je stem, in heel je zijn.
De
blik in je ogen wordt een warm aanvoelen
omdat
je in de mensen om je heen jezelf herkent.
Het
heeft niets te maken met zwakheid.
Het
zit veel dieper. Het is de kracht
die
je doet ontwaken en doet leven.
Mensen
die vanbinnen mild worden
beseffen
wie ze zijn.
Je
oordeelt niet meer over anderen.
Je
bent niet langer hard. Je wilt niet overal gelden
ten
koste van je medemensen.
Je
luistert omdat elke andere
een
voortdurend wonder is.
Je
geniet van zon en regen
en
van heel kleine dingen.
Dikwijls
zie je die mildheid
bij
mensen die veel geleden hebben.
Ze
horen en zien alles anders.
Wie
mild wordt heeft zichzelf overwonnen.
Een
dankbare zucht van bevrijding welt uit je op:
je
houdt van de mensen omdat je geleerd hebt
van
jezelf te houden niet zoals je zou willen zijn
Voor wie het misschien heel druk heeft en toch een
stukje monnik in zich onderkent en evenzeer voor wie het wat minder druk heeft even
opgevist:
De Dapperstraat
Natuur is voor tevredenen of legen
En dan: wat is natuur nog in dit land?
een stukje bos, ter grootte van een krant.
Een heuvel met wat villaatjes ertegen.
Geef mij de grauwe, stedelijke wegen.
De in kaden vastgeklonken waterkant,
De wolken, nooit zo schoon dan als ze, omrand
Door zolderramen langs de lucht bewegen.
Alles is veel voor wie niet veel
verwacht.
Het leven houdt zijn wonderen verborgen
Tot het ze, opeens, toont in hun hoge staat.
Dit heb ik bij mijzelve overdacht,
Verregend, op een miezerige morgen,
Domweg gelukkig in de Dapperstraat.
J.C. Bloem
----
Dank u voor de miserie!
Sommige verhalen zullen nooit vergaan. Zoals
dit van een oma die haar kleinzoon meenam naar het strand. Ze hadden een leuke
tijd totdat een hoge golf de jongen in de zee meetrok. Ze viel op haar knieën
en smeekte naar de hemel: Geef mij a.u.b. mijn kleinzoon terug, dat is al wat
ik vraag.
Een ogenblik later, dropte een aanspoelende
golf haar kleinzoon, ongedeerd, voor haar voeten op het strand. Hij was o.k. Maar
ze keek op naar de hemel en zei kwaad: Wanneer we hier aankwamen had hij een
hoedje op! We verwachten van haar dat ze dankbaar zou zijn voor het wondere
feit dat gebeurde. We zouden verwachten dat ze appreciatie zou tonen. Kunnen we
dank u zeggen als iets niet helemaal in orde is? Moeten we dit niet doen?
Een aantal jaren terug stal iemand de handtas
van mijn vrouw. Tijdens het druk in de weer zijn met verloren kaarten
herinnerde ik mij de woorden van de auteur Henry. Henry werd eveneens bestolen.
Toch kon hij woorden van dankbaarheid uiten in die situatie. Hij zei: Ik ben
dankbaar dat ik vroeger nooit werd bestolen; dat hij slechts mijn geldbeugel
nam en niet mijn leven; dat hij niet veel had kunnen nemen; en uiteindelijk dat
hij de dief was en niet ik.
Hij kon even goed zeggen: Dank u voor de
miserie!. Maar Henry voelde zich niet miserabel. Al met al, het is moeilijk om
zich miserabel te voelen als men bezig is met dankbaar te zijn.
Onlangs ontving ik in mijn
Postvak IN deze gedachte:
Je dient elke dag
een half uurtje te mediteren.
Behalve als je het héél druk hebt; dan een uurtje...
(Auteur
onbekend)
In de loop van de voorbije maand
november was er veel te doen rond de eerste president van Europa. Na lang palaveren
werd Herman Van Rompuy voor die hoge functie uitverkozen. Kort daarop, verklaarde
hij in een interview:
Er zit misschien een stukje monnik in mij,
maar het is ruim onvoldoende om er een
leven van te maken.
Voor wie het heel druk
heeft en toch een stukje monnik in zich onderkent en evenzeer voor wie het wat
minder druk heeft, kan deze tip misschien nuttig zijn. Een dagelijkse bezinning vind je
op:
Dagelijks krijg je daar een
Bijbelcitaat, de lezingen uit de liturgie van de dag, een waardevolle leestip
en een blog waarop je, als je dat verlangt een eigen overweging bij een en
ander kan neerschrijven. Daarnaast zijn er ook een aantal links naar andere
websites, die de moeite waard zijn. En tenslotte bestaat de mogelijkheid om
dagelijks een mailtje met het dagelijkse Bijbelcitaat in je Postvak IN te
krijgen.
Dit éne
weten wij en aan dit één
houden we ons vast in de duistere uren:
er is een Woord, dat eeuwiglijk zal duren,
en wie t verstaat, die is niet meer alleen.
(Henriëtte Roland Holst van der Schalck)
Hoe waar is toch het woord van
Paulus in de Brief aan de christenen van Rome, vijftiende hoofdstuk vers 4:
Woordspelletjes en woordspelingen
hebben mij altijd nogal geïnteresseerd. In een poging om dit getuigenis te
schrijven zocht ik dan ook naar één woord, dat een beetje als kapstok voor het
hele verhaal zou kunnen dienen. Achtereenvolgens kwamen verschillende woorden
naar voor. Arm was zo eentje, christen was een ander, maar meteen vond ik
dat laatste een tikkeltje verwaand eigenlijk. En meteen ook schoot mij een zin
uit een oud liedje te binnen, ik denk van de Nederlandse cabaretier Fons
Janssen: christen, tenminste probeert het te zijn. Met die correctie werd het
al wat juister.
Uiteindelijk koos ik voor:
onderweg. Eigenlijk zou ik nooit geneigd zijn om van een eigen spiritualiteit
te spreken, maar onderweg lijkt mij nog het meest geschikt. Wie onderweg
is, is er nog niet. Hij is niet af en zal nooit af zijn, zolang hij onderweg
is. Anderzijds heeft hij ook nooit gedaan, de weg loopt altijd verder. Hij
heeft al een heel pad achter zich, en hopelijk ook nog voor zich.
Belangrijk is daarbij dat je onderweg heel wat mensen ontmoet, heel wat leest,
heel wat ervaringen opdoet. Zo krijg je heel veel, je verandert voortdurend en
je kan ook wel wat aanreiken. Belangrijk is eveneens dat je onderweg wel eens
onvoorziene wendingen moet maken.
Het heeft weinig zin om alle
ontmoetingen op te sommen. Voor mijn ouders is dat anders. Die hebben toch wel
een heel grote rol gespeeld om de mens te worden, die ik nog steeds
onderweg nu ben. De liefde, de vrijheid en het vertrouwen, die ik van hen kreeg.
En daarmee verbonden, de kindertijd, met de weidsheid van de polder, de lucht
voor de longen en de ruimte voor de geest. Een kans en een voedingsbodem voor
openheid en ontvankelijkheid. De eerste kennismaking, toen reeds, met onrecht
en leugen, al kon ik daar als kind nog niet diezelfde grote woorden voor vinden.
Maar ervaringen van toen zetten al op weg in de richting van het evangelie en
een voorliefde voor kleinen en armen.
Onderweg waren er enkele
leraars. Anton van Wilderode mag hier genoemd worden, omdat hij schoonheid liet
ervaren als een weg naar God. Poëzie en kunst kunnen een vervoering geven, die
meer openbaart dan wat ogen zien en handen tasten.
Kwam de tijd van een levenskeuze.
Roeping werd gezegd, als je priester wilde worden. Een stemmetje heb ik nooit
gehoord. Er lang over nagedacht ook niet, maar plots was het zover. En dat
nadenken gebeurde later, stap voor stap, onderweg en gaandeweg. Het werd het
College voor Latijns Amerika in Leuven. Waarom?, dat ben ik ondertussen
vergeten. Wellicht had iemand erover verteld en had mij dat aangesproken. Een
foto, een film, een verhaal over kleine mensen daar en wat je voor hen kan
betekenen. Onderweg gekregen dus alweer. Zoals zoveel dat toen nog moest
komen, de studies en de boeken: een wereldwijde wereld, die plots in zicht kwam, en die onderweg weer
zoveel te bieden had. Zoveel mensen vooral, die geschreven of gesproken hun
verhaal vertelden, die een tijd lang samen onderweg waren en zoveel te bieden
hadden. Soms grote namen, maar vooral zoveel anderen, van wie de naam niet in
grote letters prijkt, maar allen reisgezellen onderweg.
Jaren van ascetisch leven, leren
bidden, psalmen, geestelijke lezing en luisterende meditatie. Uren kapel en uren
stilte. De woestijntijd van alleen met God, maar ook dat was niet echt
alleen, zovelen waren daar al voorgegaan en hadden bakens uitgezet. Vrienden,
sommigen voor een tijd, anderen voor het leven, maar altijd weer tochtgenoten,
die een ideaal hadden en deelden. Immer eenzelfde verhaal: je ontmoet, je
leert, je luistert en groeit, ongemerkt, dag na dag, maar altijd dankzij
anderen die delen God zij dank.
God zij dank. Omdat Hij ongezien
werkt. Langs paden die niet gepland waren. Brazilië was een droom. Echt
uitgekomen is hij nooit, niet omdat de roeping verstomd was, maar omdat er
onderweg telkens wel iets gebeurde, dat voorrang vroeg. Mijn zus werd
chronisch ziek, M.S., mijn ouders oud en hulpbehoevend, en een korte proeftijd
in een gezinstehuis voor kinderen werd, door een overlijden, een bezigheid voor
vele jaren.
Zo ging en gaat het voort tot op
vandaag. Leraar, pastoraal met gescheiden mensen, pastoor, aalmoezenier,
mislezer Telkens waren er mensen die deelden en mensen aan wie je zelf kon
delen. Dikwijls kwamen mensen op mijn weg, die op een of andere wijze in nood
verkeerden, arm waren, klein, uitgesloten. Vooral zij hebben mij veel
geboden, vooral zij hebben mij veel geleerd. Dikwijls ook waren er mensen die
in beeld kwamen en die een andere wending aan mijn leven gaven, omdat ze
onderweg gekwetst waren
Hoezeer de omstandigheden ook verschilden,
het verhaal bleef steeds gelijk, alleen de reisgezellen wisselden, maar altijd
onderweg, met tochtgenoten voor een tijd, die veel te bieden hadden en aan
wie ik soms ook iets mocht aanreiken.
Met mijn vriend van vele jaren,
Dom André uit Ruy Barbosa, hebben we hierover onlangs gepraat. Als je wat ouder
wordt kijk je wel eens achterom. Dom André vertelde dat hij in zijn leven
altijd gelukkig geweest was, bij elk werk dat hij deed in Brazilië, in de landbouwschool,
in de parochie bij de armen, en nu als bisschop. In een opwelling gaf ik mijn
samenvatting in deze woorden: ik ben nergens aangekomen, ik heb ook geen doel
bereikt, maar het was altijd de moeite, onderweg. En even later dacht ik aan dat liedje van Elly
en Rikkert uit de jaren 70: Er is geen weg naar Leven, Leven is de weg Er
is geen weg naar Liefde, Liefde is de weg.
Waar is God in dit alles? Een
vreemd beeld komt in mij op. Hij was en is het watermerk, nooit opvallend,
zelfs zelden zichtbaar. Alleen als ik mijn leven tegen het Licht houd. Dan was Hij er altijd, is Hij er nog en hoop ik
dat Hij er ook altijd blijven zal. Een watermerk met het gezicht van Jezus,
zoals ik enkele dagen geleden, in een gebed, schreef over een eucharistie, die
leven kan worden:
Op deze tweede vastenzondag lezen
we het evangelie van de gedaanteverandering:
Uit het evangelie volgens Lucas 9, 28b-36
In die tijd ging Jezus met
Petrus, Johannes en Jakobus de berg op om te bidden.
Terwijl Hij aan het bidden was, veranderde de aanblik van zijn gezicht en werd
zijn kleding stralend wit.
Opeens stonden er twee mannen met
Hem te praten: het waren Mozes en Elia, die in hemelse luister verschenen
waren. Ze spraken over het levenseinde dat Hij in Jeruzalem zou moeten
volbrengen.
Petrus en de beide anderen waren
in een diepe slaap gevallen; toen ze wakker schoten, zagen ze de luister die
Jezus omgaf en de twee mannen die bij Hem stonden.
Toen de mannen zich van Hem
wilden verwijderen, zei Petrus tegen Jezus: Meester, het is goed dat wij hier
zijn, laten we drie tenten opslaan, een voor U, een voor Mozes en een voor
Elia, maar hij wist niet wat hij zei.
Terwijl hij nog aan het spreken
was, kwam er een wolk aandrijven, die een schaduw over hen wierp; ze werden
bang toen de wolk hen omhulde.
Er klonk een stem uit de wolk,
die zei: Dit is mijn Zoon, mijn uitverkorene, luister naar Hem!
Toen de stem verstomd was, was
Jezus weer alleen. Ze zwegen over het voorval en vertelden in die tijd aan
niemand wat ze hadden gezien.
Homilie
De Tabor, het lijkt wel ontleend aan een boek met fantastische
vertellingen. En toch is het weer een heel herkenbaar stukje leven. De feiten
zijn verbluffend: zijn gezicht veranderde, zijn kleed werd stralend wit, Mozes
en Elia staan in hemelse luister bij Hem. Het is sensatie, maar de klemtoon
ligt niet daar. De komende kruisdood, daar spreken ze over. Tevoren had Jezus
dat ook al gedaan: DeMensenzoon moet veel lijden, Hij moet verworpen en
ter dood gebracht worden.Hij had er nog bij gezegd: Als iemand achter
Mij aan wil komen, moet Hij zijn kruis opnemen en Mij volgen.
Het succesverhaal is voorbij, geen massas meer, die achter Hem aanlopen.
Wel ruzie met oudsten, hogepriesters en farizeeën. Vol verwachtingen waren zij
Hem gevolgd, een onzekere toekomst tegemoet, enkel vertrouwend op zijn Woord.
Nu komt de ontnuchtering: waren zij niet op weg met iemand die altijd zou
verliezen?Het sprookje is uit, de mooie droom aan diggelen geslagen!
Eerst het geloof in de
verrijzenis zal weer hoop geven: Hij is gekruisigd, maar Hij leeft! En Hij
leidt ons naar een volkomen leven! Maar dat volkomen leven kan wel eens veraf
lijken, verborgen achter de einder, voor mensen onderweg.
Dan is de Tabor welgekomen, een berg in een egale vlakte. Een ogenblik van
licht in de vlakte van de dagen. Boven, op de berg, zien zij een glimp van wat
hen toen gelokt heeft. Die hoop van toen herleeft en wenkt weer.
Zo zijn ook wij onderweg, met eenzelfde Woord dat ons lokte, en geslingerd
tussen hoop en vrees. Soms kunnen angst en twijfel te groot lijken voor ons
kleine kunnen. Ons leven kan ons plat tegen de grond slaan. Eigen leed of de
massieve pijn van de wereld, zoveel kan ons doen wankelen, ook als wij tevoren
die grote genade van een rustig geloof mochten ervaren.
Weer is het verhaal hier niet af. Met OPEN OGEN kunnen andere ervaringen
ons deel zijn. Niemand heeft ooit God gezien. Maar soms kunnen wij iets van
Hem merken, iets dat de vervulling laat vermoeden van onze diepste hunker. Dat
gebeurt niet in lawaai en drukte, wel als het stil wordt in onszelf, als wij
aardse begeerten opzij schuiven, en ons openstellen voor God.
Als de ziele luistert, spreekt het al een taal dat leeft. Vergeten wij de
stilte niet, opdat wij die taal horen van al wat leeft. Opdat wij het vluchtige
schrijven van het schrijverke verstaan: wij schrijven, herschrijven en
schrijven nog den heiligen name van God.
Als je naar een foto kijkt,
zie je nooit de fotograaf.
En toch moet hij er zijn.
Ook al weet je meestal niet
wie hij is en wat hij wil,
zijn foto's kunnen veel vertellen.
Als je naar de wereld kijkt,
zie je nooit de schepper.
Meestal denk je niet meteen aan hem
die het allemaal heeft gemaakt.
En toch moet hij er zijn.
Want zoveel goede mensen en dingen
zijn beeld van hem
en kunnen veel vertellen
over wie hij is en wat hij wil.
Als je echt goed kijkt,
zie je hem dan toch?
Geloofd bent U,
mijn Heer, door onze Zuster Moeder Aarde,
die ons draagt
en voedt en velerlei vruchten voortbrengt
Het Zonnelied
van Franciscus van Assisi werd
gedicht enkele maanden voor zijn dood in 1226. De heilige, die vanuit een
luxueus leven op wonderbaarlijke wijze bekeerd werd en koos voor een leven als
meelijwekkende, straatarme bedelmonnik was op dat ogenblik al zeer lichamelijk
verzwakt en zo goed als blind. Met een innerlijk oog, dat beter ziet en dieper
schouwt, bezong hij toen in vreugdevolle dankbaarheid de ware weelde van Gods
schone schepping.
De voorbije eeuwen werd dit Zonnelied in vrijwel alle
talen vertaald en is één der Middeleeuwse pareltjes in de wereldliteratuur
geworden.
Moge dit lied van vreugde, rust en dank ons doordringen
om te leven in nederigeverwondering om het wonder van Gods Schone Schepping.
Allerhoogste, almachtige en goede Heer,
U zij lof, glorie en eer, en alle zegeningen.
U alleen, Allerhoogste, komen zij toe
en geen mens is waardig U zelfs maar te noemen.
Geloofd bent U, mijn Heer, met al uw schepselen,
en heel bijzonder Broeder
Zon,
die ons de dag geeft en ons verlicht
die schoon en stralend is, en met zijn grote pracht
Met
aswoensdag en het askruisje beginnen wij aan onze jaarlijkse vasten.
Wat
dit vasten zal inhouden, moet elk van ons in geweten bepalen. Dat hoeft niet
noodzakelijk te bestaan in uiterlijke praktijken. HERBRONNING en VERSTILLING
zijn wezenlijk. LUISTEREN naar wat God ons wil zeggen. Ons LATEN omvormen en
bekeren.
Vasten is eerder ondergaan dan presteren; eerder laten gebeuren, dan doen.
Toelaten dat het Woord van God in ons kan wonen. En dan dit Woord van God niet
angstvallig in onszelf besloten houden. Maar, stil geworden en veranderd door
dit Woord, op zachte en geduldige wijze leven, tussen de mensen die ons gegeven
zijn.
Vasten is een nederige ingesteldheid van het hart, dat deemoedig zijn eigen
kleinheid en tekorten erkent, en bereid is om zich te laten kneden tot een
mens, die eerlijk voor God staat. De lezingen van vandaag geven dit zeer mooi
weer:
Zo
spreekt God de Heer: 'Keer nu terug tot Mij met heel je hart en begin te
vasten, te treuren en te rouwen. Niet je kleren moet je scheuren, maar je hart.
Keer terug tot de Heer, jullie God, want Hij is genadig en liefdevol, geduldig
en trouw, en tot vergeving bereid.' (uit de profeet Joël)
Schep,
o God, een zuiver hart in mij,
vernieuw
mijn geest, maak mij standvastig,
verban
mij niet uit uw nabijheid,
neem
uw heilige geest niet van mij weg.
(Psalm
51)
Namens
Christus vragen wij: Laat u met
God verzoenen. (Sint-Paulus)
Jezus
zei tot zijn leerlingen:
'Let
op dat jullie de gerechtigheid niet beoefenen voor de ogen van de mensen,
alleen om door hen gezien te worden. (Matteüs)
Mogen wij, stil geworden, luisteren naar het Woord van God. En moge Jezus zelf in
ons aanwezig komen en door ons naar mensen toegaan.
Vorige woensdagavond terug thuisgekomen. Over
de reis is niet zoveel te vertellen. Een beetje moe, vooral door de vele uren
wachten in stations en vlieghavens. Bij de landing op Zaventem kwam de grote
verrassing. Geen warmte en geen zon meer, maar sneeuw en vrieskou.
Weer thuis herneemt het dagelijkse doen.
Volgende zondag is er eucharistie en preek. De lezingen zijn mooi. Een stukje
uit Jeremia over de noodzaak om OP GOD te VERTROUWEN:
Zo spreekt de Heer: `Vervloekt is hij die op mensen
vertrouwt, die steunt op een schepsel en zich afkeert van de Heer. Hij is een
kale struik in de steppe; nooit krijgt hij regen. Hij staat op dorre
woestijngrond in een onvruchtbaar, verlaten gebied.
Gezegend is hij die op de Heer vertrouwt, en zich
veilig weet bij Hem. Hij is een boom aan een rivier met wortels tot in het
water. Hij heeft geen last van de hitte, zijn bladeren blijven groen. Een tijd
van droogte deert hem niet, hij blijft vrucht dragen. (Jeremia 17,5-8)
Het evangelie geeft de zaligsprekingen, zoals
Lucas die weergeeft. Niet de gekende acht, die Matteüs heeft opgetekend, maar
slechts vier, die wel radicaler overkomen. De waardeschaal, die Jezus
voorhoudt, is strijdig met de waarden en het succes dat deze wereld predikt.
Tot vier keer toe wordt daarbij het woord GELUKKIG gebruikt. Jezus prijst die mensen gelukkig, die in
deze wereld doorgaans afgeschreven en uitgesloten worden.
Samen met de twaalf apostelen daalde Jezus af naar
een vlak terrein. Daar waren zijn leerlingen, in groten getale, en een grote
volksmenigte uit heel het Joodse land en Jeruzalem, en uit het kustgebied van
Tyrus en Sidon.
Hij richtte het oog op zijn leerlingen en zei:
`Gelukkig jullie, armen, voor jullie is het
koninkrijk van God.
Gelukkig jullie, die nu honger hebben, jullie zullen
volop te eten hebben.
Gelukkig jullie, die nu huilen, jullie zullen
lachen.
Gelukkig zijn jullie als de mensen je haten, als ze
je buitensluiten en beschimpen en je naam door het slijk halen omwille van de
Mensenzoon;
dans die dag van blijdschap, want, vergeet niet, in
de hemel wacht jullie een rijke beloning. Hetzelfde deden hun voorvaders immers
met de profeten.
Maar wee jullie, rijken, je hebt je troost al
binnen.
Wee jullie die nu voldaan zijn, je zult honger
hebben.
Wee die nu lachen, jullie zullen rouwen en huilen.
Wee als alle mensen lovend over je spreken.
Hetzelfde deden hun voorvaders immers met de valse profeten.(Lucas 6,17.20-26)
VERTROUWEN en GELUK. Twee kernwoorden om
even te laten sudderen. Dan gaat een lichtje op. Een van mijn lievelingsboeken
gaat daarover: De werkers van het elfde uur, van Bruce Marshall. Engelse
titel: To everyman a penny.
Zowat 60 jaar geleden schreef deze Schotse
auteur een boek over het leven van een onderpastoor, van vóór de 1ste
tot na de 2de Wereldoorlog. Abbé Gaston is in niets opvallend, niet
rijk en ook niet superslim. Maar hij is wel een heel goed mens: hij leeft mee,
hij trekt het zich allemaal aan, hij is niet onverschillig. En de jaren gaan
voorbij, vele jaren, en hij maakt geen promotie, hij blijft klein en zonder
aanzien, onderpastoorke in een voorstad van Parijs, waar weinig mensen naar de
kerk gaan en waar hij toch probeert, om het evangelie van Jezus door te geven.
Maar er is iets wat hij niet verstaat in het
evangelie, en dat is precies de parabel van de werkers van het elfde uur (Mt
20,1-16). Het lijkt hem oneerlijk: wie maar één uur werkte, krijgt evenveel als
wie twaalf uur gewerkt heeft en de hitte van de middagzon heeft gedragen. Geeft
Jezus een pluim aan de profiteurs?
En dan, na 40 jaar van bescheiden dienst gaat
hij op rust. Hij heeft geen carrière gemaakt, hij is geen bisschop, geen
kanunnik, geen deken, en zelfs geen pastoor geworden. En ondertussen is hij
halfblind en moeilijk te been. Veroordeeld om nog 5 of 10 jaar een murmelende
mis te lezen bij brave, maar oud geworden zusterkes, die door de wereld ook al
opzij gezet zijn.
Abbé Gaston gaat weg van zijn kamertje en van
zijn parochie. Hij heeft niet veel mee te nemen, het kan allemaal in een rieten
mandje, dat wat versleten is, maar hij kan geen ander kopen. En ook zijn kat
gaat mee, Sint-Joannes van het Kruis hij noemde zijn kat telkens naar de
heilige van de dag ook in een rieten
mandje. Zo neemt hij de metro:
De trein ratelde voort door de tunnel, maar de
abbé lette niet op de stations, want hij dacht na over Gods geheimen en hoe
weinig hij er van begreep.
Een ervan meende hij evenwel te begrijpen, en dat
was waarom de werkers in de wijngaard allemaal een tienling kregen, of ze nu de
hitte van de dag gedragen hadden of niet. Hij geloofde dat het was, omdat
zoveel van de arbeid zijn eigen beloning was, juist zoals zoveel van de wereld zijn
eigen straf was.
Abbé Gaston besefte plotseling dat hij als priester
zeer gelukkig geweest was. En zelfs nu, nu hij blind en kreupel was, nu hij
kilometers epistels en evangelies uit zijn hoofd moest leren, zelfs nu wist hij
dat hij gelukkig zou zijn, als inwonend kapelaan bij de zusters.
Abbé Gaston lachte bijna hardop toen zijn kat,
Sint-Joannes van het Kruis, begon te miauwen. Het is een poes, legde hij
onnodig uit aan de dikke vrouw aan de overkant.
De trein ratelde voor door de tunnel.
Abbé Gaston begon in stilte te bidden, voor zes
Trappisten, die in China vermoord waren, maar ook voor de rest van de wereld
bad de abbé: dat de Heer Jezus zich voorover mocht buigen en de wereld mocht
aanraken en gladstrijken.
Bruce Marshall: De werkers van het elfde
uur, p. 315
Geen les in economie dus, dit stukje evangelie.
Patroons en vakbonden hebben er geen boodschap aan. Het gaat over het Rijk van
God.
Alleen in gelijkenissen spreekt Jezus erover.
En dan blijkt dat dit Rijk helemaal niet gelijk is aan wat wij gewoonlijk onder
de hemel verstaan. Gods Rijk begint op aarde, ook als het niet op aarde
eindigt. Zijn Rijk is niet alleen voor later en ginder, het is ook voor hier en
nu.
Zo kunnen we verstaan dat de inzet voor dit
Rijk van God een diepe vreugde geeft aan de mens: Ik heb u dit alles verteld,
opdat uw vreugde volkomen zou worden, zegt Jezus bij het laatste avondmaal.
En zo wordt de parabel verstaanbaar: wie zich
inzet voor het Rijk van God, wie zijn streefdoel daar legt, vraagt niet om een
extra beloning: die is gelukkig bij wat hij doet.
Daarom een vijfde zaligspreking: Gelukkig wie op
zijn Woord vertrouwt.
Stilaan loopt mijn verblijf hier op zijn einde. Deze namiddag staat er nog een aangename viering op het programma. Lagoa de Rumo heeft Onze Lieve Vrouw als patroonheilige, en het feest wordt gevierd op de zondag na Lichtmis, vandaag dus. Allicht zal er geen tijd meer zijn om daar morgen een verslagje over te schrijven, dus eens kijken naar de ervaring van vorig jaar, want waarschijnlijk zal de viering vandaag wel erg in dezelfde lijn liggen. Hieronder dus, in de verleden tijd, wat we hopen ook deze namiddag te mogen beleven!
Nossa Senhora das candeias
Gisteren zijn we in de namiddag naar een povoado geweest, Lagoa de Rumo, om daar het feest van de patrones, Maria Lichtmis, te vieren. Hier heet dat Nossa Senhora das Candeias, Onze Lieve Vrouw van de kaarsen. Terloops: senhora wordt uitgesproken als senjoora. Het was een deugddoend moment van verpozing. Iets na halftwee reden we door, Frans, zuster Vitalina en ikzelf. Het was toen al snikheet, en dat zou er later in de namiddag, niet op verbeteren. Na een klein halfuurtje waren we ter plaatse. Je herkent dat daar niet echt als een povoado. Centraal gelegen is de fazenda van Dona Zilda, een vrouw van 72 jaar, die op de boerderij woont, samen met haar drie volwassen gehandicapte kinderen. Haar man is een tijd geleden gestorven. Een eindje van de fazenda staat een schooltje, dat eigenlijk maar 1 klaslokaal omvat, en dat bij gebedsdiensten en andere religieuze vieringen ook als kapelletje dienst doet, want een echt kerkje is er nog niet. Wel worden er al plannen in die richting overwogen, maar wanneer de uitvoering van deze plannen zal komen, is nog niet geweten, en dan kan dat hier nog een hele poos duren, wellicht zelfs jaren.
Toen wij aankwamen was er al heel wat beweging rond de fazenda van Dona Zilda en het schooltje. Van her en der waren trosjes mensen over de heuvels gekomen om het feest van de patrones mee te vieren. Deze namiddag was de bekroning van enkele dagen, die aan de eigenlijke feestviering, voorafgingen. De stuwende persoon in de plaatselijke gemeenschap is Magda, de juffrouw van het klasje, die in Mundo Novo zelf woont. Zij had de vorige dagen geleid, en ook de viering van deze namiddag voorbereid.
Met een kleine vertraging begon de processie, die voorafging aan de eucharistie. Een groepje vrouwen, kinderen en mannen, vertrok zingend en biddend vanuit het schooltje. Maar bij een processie is het ook passend dat iemand af en toe een vuurpijl afschiet, ook al is het gras rondom poederdroog en als gevolg van de dagenlange hitte ook erg rossig geworden. Ook elders verandert het groen van de weiden, dat er was na de regens in december, nu meer en meer in bruin en geel. Even was er, bij de processie, brandgevaar, toen de man, die de vuurpijlen afstak, een afgeschoten pijl, die nog lichtjes brandde, achteloos op de grond gooide. De vlammen werden zichtbaar en het brandje was vertrokken, waarop een jongen een struikje uitrukte en de vlammen begon te doven. Gevaarlijk, maar ze zijn het zo gewoon, en ze doen het zo. Voorop in de processie werd een beeldje van Onze Lieve Vrouw gedragen.
Een goed halfuurtje duurde de processie. Meer dan lang genoeg was dit bij die brandende zon over de glooiende heuvels. Nadien kwam de groep, die ondertussen nogal sterk aangegroeid was terug naar het schooltje voor de mis. Frans had, omdat het een feest was, zijn albe aangetrokken, maar hij heeft het volgende uur wel goed mogen zweten, want warm was het daar, in dat kleine, stampvolle lokaaltje. De viering was goed voorbereid door Magda, en het openingslied leek wel eindeloos: de mensen waren niet te stoppen in hun lofzang aan Nossa Senhora das Candeias.
Die stemming bleef er, ondanks de warmte, ook al verliep de hele viering nogal rommelig, en soms ook nogal verward, door het gemompel als Frans aan het woord was, voor een gebed of lezing, en ook voor de preek. Na de preek volgde een kinderzegen, want de kinderen waren zeer talrijk aanwezig: de jongste aanwezigen, die ik opgemerkt heb, telden vier maanden, vijf maanden en twee keer zes maanden. De anderen, die al iets meer zelfstandig waren, hadden bij het begin van de mis, vooraan plaats genomen, maar waren ondertussen al lang de drukte ontvlucht. Voor de kinderzegen werden ze dan terug naar binnen geroepen. Na wat duiding en een gebed trok Frans dan sprenkelend en kwispelend tussen de mensen, niet met een kwispel zoals bij ons, maar met een palmtakje dat hij even tevoren had afgeplukt. Meer dan bij ons vonden de mensen dit een welgekomen verfrissing, als hij zo heel langzaam tussen hen doorging, met zijn weldoende zegening! Het wijwater bracht hier echt verkwikking ... en de mensen monkelden.
Na de mis zijn we nog even bij Dona Zilda langs geweest, een Fanta gedronken en een stukje pudding en bolo gegeten, en dan terug naar huis, om daar wat te bekomen ... want er was s avonds nog een mis in Mundo Novo zelf.
Enkele foto van vorig jaar
Þ De toegang naar het schooltje, dat ook kapel is
Þ Het schooltje
Þ Beelden uit de processie
Þ Het brandhaardje geblust
Þ Nossa Senhora das Candeias
Þ De voorbereiding van de mis, met Magda en Frans
Þ Het kinderhoekje vooraan, met de schoenen in het lichtvakje van de zon!
---
Dank aan alle mensen, die de voorbije weken mee op reis gingen naar het binnenland van Bahia. Dank zeker voor de hartelijke kommentaar die ik mocht ontvangen. Dank in het bijzonder aan Kris van het dagelijks bijbelcitaat, die een rechtstreekse link vanuit de website Dagelijks Bijbelcitaat naar deze blog heeft aangebracht. De komende dagen staan in het teken van mijn terugreis, en dan zal deze blog waarschijnlijk niet bijgewerkt worden. Terug thuis kom ik nog wel terug! Tsjauw e obrigado, zeggen ze hier. Dank en tot de volgende keer.
Grondbezetting - deel 2 Bedreigingen, jagunços, fofocas
De fazendeiro stuurt nu jagunços om de bezetters te verjagen. Jagunços zijn bewapende mannen die ingehuurd worden om het vuile werk te doen. Dit gaat van bedreigingen tot fysiek geweld en soms zelfs doodslag. Na het werk verdwijnen ze spoorloos en worden zelden bestraft.
De eerste confrontatie met de jagunços breekt de weerstand al bij bij de Sem Terra. De beheerder en de advokaat van de fazendeiro rijden met een loeiende vrachtwagen het kamp binnen. Achterop vijf zwaar bewapende kerels. Enkele kinderen worden vastgegrepen en met automatische geweren bedreigd. Als jullie niet verdwijnen komen we hier vanavond terug om de boel plat te branden. Deze mormels hier gaan er dan eerst aan. De intimidatie kan moeilijk geweldadiger zijn: kinderen bedreigen met de loop van automatische geweren. Jagunços weten hoe ze mensen de stuipen op het lijf moeten jagen. Het zijn professionelen.
We gaan hier weg, het is hier afgelopen, reageren veel bezetters. Deze eenvoudige mensen werden al zo dikwijls vertrapt . Ze hebben nog nooit weerstand durven bieden. Ze moeten nog gehard worden in de strijd.
Er komt verdeeldheid in het kamp. Het is opnieuw Vando die uitkomst biedt. Dit heeft hij al vroeger meegemaakt. Kinderen bedreigen slaat altijd aan. De fazendeiro bluft maar want dit doet hij nooit. Hij is niet gek, hij is geen moordenaar, hij wil zelf ook niet de gevangenis in. Maar hij heeft ons toch willen vergiftigen laten sommigen horen.
Er gebeurt vast niks maar we gaan toch de politiecommisaris verwittigen. De Sem Terra van Utinga worden opgeroepen om de nacht in het kamp door te brengen. De nachtwacht aan het hek zal versterkt worden.
Met een delegatie trekken we naar de politiecommisaris: Domingos, Vando, de padre, de zusters Marta en Renata en de leiding van het boerensyndikaat, een tiental personen. Dat wordt niks zegt Domingos vooraf. De politiecommisaris is een een korte broek, een knul zonder enige opleiding die door de burgemeester werd benoemd om naar zijn pijpen te dansen. De burgemeester gebruikt hem om zijn politieke rivalen een hak te zetten. Er wordt vermoed dat hij het geld van de gemeentekas in zijn zakken laat verdwijnen. Mooie combinatie is dat.
Domingos blijkt gelijk te hebben. De politiecommisaris weet eerst van niets. Dan is hij niet bevoegd omdat de moeilijkheden zich op een privaat terrein voordoen. Dan is hij maar een ondergeschikte die afhangt van de eerste politiecommisaris van Ipirá. Dan heeft hij weer te weinig manschappen beschikbaar...
We drijven hem in het nauw. Hij is toch verantwoordelijk voor de veiligheid van de inwoners van Tapiramutá. Hij heeft toch een belangrijke opdracht in deze gemeente. Hij draagt toch een uniform. Hij is toch een van de enigen hier die een revolver mag bezitten om andere mensen te verdedigen. Mogen er hier jagunços met automatische geweren rondlopen in deze stad. Is dit wel toegelaten?
Ineens vliegt hij uit. Al die Sem Terra zijn dieven en luiaards, gemeen volk. Ze stelen zo maar de grond van andere mensen. Gans het dorp weet dat de padre en de zusters deze communisten steunen. Een schande is dit voor de katholieke kerk. Ik weiger mij met de zaak te bemoeien. Als de fazendeiro zijn eigendom wil verdedigen is dat zijn volste recht.
Hij wil dat we zijn bureau ontruimen. We ontruimen niks. De leider van het boerensyndicaat gaat in de aanval. Als hij niet optreedt verwittigt hij zijn instanties in Brasilia. De politiecommisaris wankelt. Brasilia is het hoogste gezag. Ik merk dat er een opening komt. De korte broek is bang voor hogere instanties. Ik ga ook bluffen: Ik spreek vijf talen en heb contact met de wereldpers. Als er vanacht iets verkeerd gebeurt verwittig ik alle kranten van Europa en de U.S.A. Morgen weet gans de wereld dat de commisaris van Tapiramutá zijn verantwoordelijkheid niet heeft durven nemen.
De politiecommisaris krijgt het warm en verandert weer van taktiek. Hij zal zijn overste van Ipirá raadplegen om te weten wat hem te doen staat. Hij is hier nog niet lang en de heren moeten verstaan dat dit voor hem een moeilijke beslissing is. Goed dan zegt de leider van het syndikaat Wij gaan ook telefoneren naar Ipirá om uw superieuren in te lichten over de toestand hier
Een kwartier later verschijnt de commisaris met zijn manschappen op de fazenda. Zeker, hij is bereid de zaak te onderzoeken, Ze mogen op hem rekenen. De jagunços dagen niet meer op bij de fazenda maar paraderen nu openlijk in de stad. Ze laten hun wapens zien. De bedoeling is duidelijk. Ze willen allerhande fofocas, wilde geruchten, verspreiden. En het machtsvertoon werkt. We krijgen allerhande kletsmajoors over de vloer die weten welke rampen er ons te wachten staan. Ze zullen een bom in de kerk gooien. De vrouw van Domingos zal gegijzeld worden. Vando wordt vannacht neergeknald. Ik heb het allemaal gehoord in de herberg.
Stilte na de storm
Na enkele dagen is het effect van de jagunços uitgedoofd. Er gebeurt immers niks. Heb ik toch gezegd grinnikt Vando. Het kamp groeit aan, nieuwe bezetters dagen op en nieuwe problemen dienen zich aan. De bezetters hebben bijna geen voedsel meer. En het wordt winter en koud!
Er wordt een collecte gehouden in verschillende parochies. Volta Grande stuurt enkele zakken advocados, vitaminerijk voedsel voor de kleintjes. Ibiaporá verzamelt 250 kilo voedsel voor de bezetters: olie, rijst, bonen, mais. Mundo Novo heeft voor kledij gezorgd. De centrale van de MST in Itaberaba brengt een vijftigtal dekens.
Het kamp is goed georganiseerd. Er ontstaan straten en iedere hut krijgt een huisnummer. In het midden van het kamp worden enkele grotere barakken gebouwd, een school, een feestzaal, een infirmerie. Er is een aanvraag ingediend bij de gemeente om een onderwijzer te sturen.
Een kapelletje gebouwd met takken en palmbladeren wordt de meest bezochte plaats van het kamp. Vrome handen hebben het beeldje van Nossa Senhora Aparecida, patrones van Brasil, met kleurige linten versierd. Iedere avond wordt de rozenkrans gebeden.
De bezetters vragen om hun kinderen te dopen. Met Witte Donderdag vieren we Eucharistie. De ruige mannen hebben met hun werkinstrumenten, hak, zeis en kapmes een altaartje in elkaar geknutseld. Neem en eet, neem en drink, gij allen, mijn leven gegeven voor deze wereld, waren toch zijn laatste woorden. Grond en water, leven voor iedereen is zijn verlangen. We zegenen de grond, dat deze aarde een nieuwe toekomst mag openen voor ons en onze kinderen. De Sem Terra komen één voor één wat aarde halen als aandenken van deze dag. Dit wordt onze grond, ons leven, onze toekomst. De bisschop komt het kamp ook bezoeken. Opnieuw bemoedigende woorden en abraços.
Het leed lijkt nu geleden. Iedereen weet ondertussen wel dat de strijd nog lang kan duren. De GRONDKAMER moet eerst het domein komen inspecteren om na te gaan of er wel een onteigening mogelijk is. De inspectie van de GRONDKAMER blijft uit. De regering laat alles aanslepen want er is een nieuw plan voor de landhervorming op komst.
Er zal een Grondbank opgericht worden. Grond zal gewoon als koopwaar verhandeld worden. De boerensyndicaten en alle sociale bewegingen zijn tegen het nieuwe landbouwplan. Ze vrezen nog meer grondspeculatie, nog meer corruptie en nog meer moeilijkheden voor de landbouwers. De Grondbank zal alleen de groten dienen en de sociale strijd verlammen. Wat met veel inspanningen veroverd werd dreigt nu opgeofferd te worden aan de neo-liberale wereldeconomie en de agro-industrie. De kleine landbouwers hebben geen toekomst meer.
Achter de schermen gebeurt er van alles. De fazendeiro heeft een klacht ingediend bij de rechtbank. Als de klacht aanvaard wordt zullen de Sem Terra van de fazenda verjaagd worden door de Polícia Militar. De leiding van de MST, de CPT, Comissie voor de landpastoraal van het bisdom, de syndicaten wenden hun invloed aan bij de GRONDKAMER om de inspectie van de fazenda te bespoedigen. Zal de GRONDKAMER oordelen dat het hier werkelijk om een onproductieve fazenda gaat of wordt alles weer op de lange baan geschoven? Hebben we voor niets gestreden ?
Despejo, verjaagd
De fazendeiro haalt het. De Sem Terra zullen verdreven worden, 'despejo'. Een dag vol spanning en verdriet.. Een despejo ligt altijd erg gevoelig. Gelukkig is de commandant van de militaire brigade een man van het volk zelf die dit werk tegen zijn zin verricht. Er wordt niemand mishandeld of gewond. De mensen krijgen een uur tijd om het terrein te verlaten en hun bezittingen bijeen te garen.
De Sem Terra bewaren hun kalmte. Vando weet opnieuw de mensen te bedaren. Al zingend verlaten ze de fazenda met kippen, schapen, en al hun schamele bezittingen, geblutste potten en pannen, versleten matrassen, wat lepels en vorken, kleine kinderen aan de hand, baby'tjes op de arm, jonge gezinnen wanhopig op zoek naar een plaats in dit onmetelijke land..
De fazendeiro en zijn jagunços worden door de commandant van het peleton op een veilige afstand gehouden. Hij kaffert zuster Renata en zuster Marta uit. Blijven jullie maar beter wat bidden in jullie kerk. Heel triestig, heel triestig.. treitert de advokaat met het donkere brilletje. Já, jongens, er is nog justitie in dit land
De Sem Terra bewaren hun kalmte en hun waardigheid. Ze zingen samen het Onze Vader, uw Rijk kome... Het beeldje van Nossa Senhora Aparecida gaat voorop. Al worden we vernederd en verdreven, Nossa Senhora gaat met ons mee. Zij werd ook verjaagd door een wrede dienaar van de macht. De schampere opmerkingen van de fazendeiro en zijn trawanten hebben nauwelijks effect. Deus é mais, God is sterker dan alle onrecht.
Nadat de Sem Terra de fazenda verlaten hebben geeft de commandant het terrein terug vrij aan de fazendeiro en zijn bewapende huurlingen. Ze steken onmiddellijk het kamp in brand. Het stro vat heel snel vuur en de 120 hutten gaan in een mum van tijd in de vlammen op. Alleen de geraamten van de hutten blijven rechtstaan, een desolaat zicht, al die halfverkoolde staken waar mensen twee maanden hebben gewoond en gestreden, gelachen en geweend. Het is een pijnlijk moment als ze hun toekomstplannen in rook zien opgaan en slechts hun kinderen overhouden als hun enig bezit, proles, kroost, proletariers.
De fazendeiro stelt voor om de Sem Terra met enkele gehuurde vrachtwagens naar Tapiramutá te voeren, toch een vriendelijk gebaar van deze man, gratis vervoer voor de armen. Dat lijkt zo, maar in werkelijkheid wil hij ze naar Xique Xique brengen, 500 km ver, om ze daar ergens neer te ploffen. De eigenaar van de gehuurde kamions weigert echter zo ver te rijden. We gaan te voet naar Palmeiral, oordeelt Vando, Daar zijn we welkom en het is maar een uur stappen
Met de parochie kopen we een rol zware plastiek om de mensen te beschermen tegen de regen. In Palmerial worden de Sem Terra goed ontvangen. Iedereen helpt om nieuwe hutten te bouwen. De kleintjes worden in het schooltje en het kerkje ondergebracht.
s Avonds wordt er een chula gezongen, het verhaal van de verlopen dag, heel pakkend, een soort klaagzang met voorzangers, herhaald door de menigte en begeleid door een enkele gitaar. De chula is een soort collectieve therapie en dient om de moed te herwinnen. Er is het samen verwerken van het verdriet. Terzelfdertijd wordt de draak gestoken met de fazendeiro en wordt de strijd opnieuw aangewakkerd, en het klinkt ontzettend mooi!
De tekst was ongeveer als volgt, já, wij zijn maar arme drommels, we kunnen noch lezen noch schrijven de smaak van biefstukken is ons onbekend maar we zijn geen stommeriken, we weten verdomd goed dat ze er ons onder willen krijgen, het fazendeirootje met zijn dikke buikje en zijn advokaatje met zijn gekleurd brilletje die zo graag de centen van zijn baasje ziet, en de knaapjes met de geweertjes mogen straks van baasje schieten in de lucht, pief poef paf en mogen drinken uit een flesje vol met rhum tot ze omvallen van hun eigen stank ...
Enkele tijd later wordt er vergaderd over de verdere acties. De Sem Terra willen heel beslist terug naar de fazenda. Soms zijn er drie tot vier bezettingen nodig vooraleer een fazenda onteigend wordt. De strijd kan jaren aanslepen.
Het is nu winter en koud. In Palmeiral slapen de mensen gewoon op de grond. Veel kinderen hebben griep. Iedereen is doodvermoeid. Voor de kleintjes kopen we honderd meter stof voor badhanddoeken in Jacobina. De zusters zetten zich samen met enkele vrijwilligers aan het naaien. Ieder kindje krijgt een badhanddoek dat dient als deken en als kleding. Het is een grappig zicht al die kinderen te zien rondlopen in rose, paarse en rode paterskleren, de handdoek bijeengehouden met wat gekleurde linten. Ze lachen midden hun miserie.
Gelukkig hebben de mannen daglonerswerk gevonden in de koffieoogst. Daarmee kunnen ze op de markt wat eten kopen. Zo loopt het leven in Palmeiral verder, de ene dag geen eten, de andere dag geen water, de volgende dag weer geen bescherming tegen de koude en de regen. Maar we leven en we strijden verder.
Deus é mais
God is sterker. Ze krijgen er ons niet onder. We zijn op weg naar het beloofde land.